EUROPEES PARLEMENT 1999 2004 Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie VOORLOPIGE VERSIE 2000/2100(INI) 13 oktober 2000 WERKDOCUMENT over De toekomst van de biotechnologiesector (2000/2100(INI)) Werkdocument nr. 1: "Algemeen uitgangsconcept" Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie Rapporteur: John Purvis DT\419109NL.doc NL PE 286.122 NL DE TOEKOMST VAN DE BIOTECHNOLOGIESECTOR 1. Inleiding door de rapporteur Onze huidige welvaart, de hoge leeftijd die wij bereiken en mijn eigen overgewicht zijn ten dele te danken aan het talent van onze voorouders om de biowetenschappen en de biotechnologie op oordeelkundige wijze toe te passen in de geneeskunde en de gezondheidszorg, de voedselvoorziening en de landbouw, en in het bedrijfsleven. Het moderne tijdperk en de revolutie in de biowetenschappen gaan terug op ontdekkingen die in het midden van de 20e eeuw zijn gedaan, zoals de structuur van het DNA-molecuul, en deze ontwikkelingen houden daarmee gelijke tred of voltrekken zich zelfs in een nog sneller tempo dankzij de ontleding van het menselijk genoom. Naarmate de bestaande beperkingen en grenzen van de algemeen menselijke belevingswereld worden overschreden, begeven wij ons op terreinen waar een diepgaande publieke discussie zich opdringt. Daarbij doen zich zowel milieu- als ethische vraagstukken voor, waarbij vaak substantiële verschillen blijken op te treden tussen de respectieve lidstaten, tussen wetenschappers en leken, tussen diepreligieuzen en ongelovigen, tussen de zakenwereld en andere speciale belangengroepen. Al deze aspecten zijn uitgesproken relevant. Aan de ene kant wordt gepleit voor wet- en regelgeving en aan de andere kant voor niet-inmenging en beperking van bureaucratische regels. Ook worden er vergelijkingen getrokken met concurrerende landen waar het bedrijfsleven beter aan zijn trekken komt, zoals de VS, Japan, China, India, enz. Daarom wil ik bij de uitwerking van de ideeën voor dit verslag aan de commissie een kort en overzichtelijk werkdocument voorleggen waarin ik zal uiteenzetten langs welke lijnen ik deze problematiek wens te benaderen. Als uitgangspunt nemen wij mijns inziens het best de op de top van Lissabon in maart jl. geformuleerde doelstelling om "de meest concurrerende en dynamische economie van de wereld te worden". Dat lijkt alleszins een zeer lofwaardig streven, maar woorden kosten niets. Om dit doel te verwezenlijken, zouden wij ons dienen te richten op "de voorbereiding van de overgang naar een kenniseconomie en kennismaatschappij door een beter beleid op het gebied van de informatiemaatschappij en O &O, met het oog op concurrentievermogen en innovatie, en door voltooiing van de interne markt". De statistieken laten evenwel zien dat zich in Europa zelf een bijzonder markante ontwikkeling heeft voltrokken. Het aantal werknemers in de zogenaamde biotechsector is van 17.000 in 1995 aangegroeid tot 54.000 vorig jaar. De inkomsten stegen van 1,5 miljard € in 1995 tot ruim 5 miljard € in 1999. Dit alles ziet er dan ook zeer veelbelovend uit. Maar wanneer wij onszelf vergelijken met de Verenigde Staten, blijkt dat de inkomsten uit de sector over 1998 in Europa 3,7 miljard € beliepen, terwijl in de Verenigde Staten 15,7 miljard € aan rendement werd gehaald, wat 4,5 maal zoveel is. De uitgaven voor O & O beliepen 2,3 miljard € in de EU en 8,4 miljard in de VS, 3,5 keer zoveel. Het aantal werknemers in de biotechnologiesector kwam uit op 45.000 voor Europa en 153.000 voor de VS, 3,3 keer zoveel. PE 286.122 NL 2/7 DT\419109NL.doc Doel van dit verslag moet volgens mij dan ook zijn te trachten de rol van de biotechnologie bij de verwezenlijking van de in Lissabon geformuleerde doelstellingen te definiëren. De biowetenschappen vervullen in tal van sleutelindustrieën een sterk overheersende rol: zowel in de farmaceutische industrie als in de gezondheidszorg, in de levensmiddelensector, de milieusanering en bij het afvalbeheer. Tevens begint de biotechnologie zich te begeven op andere terreinen van bedrijvigheid, b.v. op dat van de bio-informatica, een tak van de informatietechnologie. Daarom ziet het er ook naar uit dat wij zullen moeten trachten de Europese biotechnologiesector en zijn potentieel te beoordelen aan de hand van een reeks criteria zoals: - zijn capaciteit om producten en diensten te verschaffen die de mensheid ten goede komen; zijn vermogen om bij te dragen tot de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen van de EU, o.a. bij de overgang naar een kenniseconomie; zijn positie in de internationale concurrentiecontext en op de arbeidsmarkt; veiligheid, ethische en milieunormen; zijn mogelijkheden als afzetgebied voor het Europees wetenschappelijk en biowetenschappelijk onderzoek. Hierbij staat mij grofweg het volgende tijdschema voor de geest: terugrekenend vanaf de vergaderperiode van februari 2001 zou daaraan in de tweede helft van januari 2001 de stemming in de commissie voorafgaan, dan de algemene behandeling in commissieverband in december, en tevens zou ik willen voorstellen in november een informele rondetafelbespreking te houden met vertegenwoordigers van alle betrokken partijen. In afwachting daarvan zal ik mijn odyssee doorheen Europa voortzetten, en daarbij gesprekken voeren met mensen uit de verschillende geledingen van de bedrijfstak, alsook met betrokkenen van buiten de sector om, bijvoorbeeld aan het milieu- en het ethische front. Ik ben informatie en standpunten aan het verzamelen uit zoveel mogelijk hoeken. Ik zou de collega's daarom ook willen vragen alle personen of organisaties die zich daartoe geroepen voelen, ertoe aan te sporen hun inzichten kenbaar te maken. Zij worden daartoe van harte uitgenodigd en een aantal onder hen zou eventueel aan de rondetafeldiscussie kunnen deelnemen. In dit stadium zou ik mijn collega's tevens willen aanmoedigen met suggesties te komen omtrent de vraag of ik het op te stellen verslag naar hun inzicht in zijn juiste perspectief heb geplaatst, en omtrent de te bereiken doelstellingen en de diverse bedrijfssectoren die erbij moeten worden betrokken; of wij ons al dan niet moeten mengen in de ethische en milieudiscussie dan wel of wij deze beter uit de weg gaan; hoe de rol van de overheid op de diverse niveaus hierbij moet worden ingevuld ten aanzien van overheidsaanbestedingen, handelsvraagstukken, fiscaliteit en wet- en regelgeving; wat er uiteindelijk in de resolutie moet komen te staan; of er ook personele en financiële of investeringskwesties bij de discussie moeten worden betrokken, enz. Ik ben mij ervan bewust dat een aantal van deze vraagstukken ook in andere parallelle, door ons te behandelen verslagen aan de orde zullen komen, bijvoorbeeld over e-commerce en IT, of in verslagen van de Economische en Monetaire Commissie over risicofinanciering en durfkapitaal. Wij zullen ons wellicht voornamelijk moeten concentreren op de aspecten die DT\419109NL.doc 3/7 PE 286.122 NL specifiek verband houden met de toekomst van de biotechnologiesector en doen er wellicht goed aan, al te veel overlapping met andere sectoren te voorkomen, mede gezien de door de parlementaire regels voorgeschreven lengte van verslagen en resoluties. Wij zullen derhalve selectief te werk moeten gaan. Wij bevinden ons nu nog in de allereerste fase van dit proces. Ik zou mijn collega's dan ook gaarne om commentaar en suggesties willen verzoeken en sta uiteraard ook open voor eventueel commentaar dat de Commissie in dit stadium van de discussie zou willen inbrengen. 2. Contextuele achtergrond De Europese Raad van Lissabon heeft op 23-24 maart 2000 de volgende formule als het nieuwe strategische doel gesteld voor het eerste decennium van de nieuwe eeuw: "De meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te worden die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang". Tevens werd overeengekomen dat, om dit doel te verwezenlijken, er een integrale strategie nodig is, die er o.a. speciaal op gericht is "de overgang naar een kenniseconomie en kennismaatschappij voor te bereiden door een beter beleid op het gebied van de informatiemaatschappij en O & O, alsmede door versnelling van het structurele hervormingsproces met het oog op concurrentievermogen en innovatie, en door voltooiing van de interne markt". In het verslag van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie over "De toekomst van de biotechnologiesector in Europa" zal worden getracht vast te stellen welk aandeel de biotechnologie bij de verwezenlijking van deze doelstellingen voor haar rekening dient te nemen. Het Europese bedrijfsleven is actief op tal van gebieden waar hoogontwikkelde technologieën op basis van de recente vorderingen in de biowetenschappen worden toegepast. Hieronder vallen o.a. farmaceutische bedrijven en aanverwante sectoren van gezondheidszorg, voedingsmiddelenproductie en andere terreinen zoals nieuwe milieusaneringstechnieken. Het gebruik van één enkele term ("biotechnologie") voor al deze activiteiten kan misleidend zijn, mede gelet op hun ongelijksoortige karakter, de verschillende doelstellingen waarop zij zich richten en de uiteenlopende methoden waarvan zij zich bedienen. Vele daarvan vinden echter hun gemeenschappelijke wetenschappelijke oorsprong in de moleculaire biologie, die in het midden van de 20e eeuw tot ontwikkeling kwam. Een ander belangrijk gemeenschappelijk kenmerk, waaraan in de publieke discussie vaak wordt voorbijgegaan, is dat veel van de nieuwe biologische wetenschappen en technologieën van nature convergeren met de informatietechnologie. Een en ander blijkt duidelijk uit het ontstaan van de bio-informatica als nieuwe wetenschap en uit de nieuwste gecomputeriseerde technieken die bij de ontwikkeling van geneesmiddelen worden ingezet. Alles in aanmerking genomen, is de term "biotechnologie" wellicht een te handzaam begrip om er zonder meer van af te stappen, maar zij dient wel met de nodige intellectuele omzichtigheid te worden gebruikt, in die zin dat moet worden beseft dat zij een veelvoud van sterk uiteenlopende wetenschappelijke en technische procedures, processen en producten bestrijkt. PE 286.122 NL 4/7 DT\419109NL.doc De revolutie in de biowetenschappen, die in het midden van de 20e eeuw is ingezet met ontdekkingen zoals de structuur van het DNA-molecuul, is uitgegroeid tot een belangrijke factor in de overgang naar een kenniseconomie, die zich thans in Europa en in andere delen van de wereld in versneld tempo voltrekt. De O & O-inspanningen die op deze terreinen worden geleverd, en het feit dat een aantal van deze technologieën een reëel perspectief bieden op industriële en andere praktische toepassingen, hebben daaromtrent een publieke discussie doen ontstaan. De punten die daarbij aan de orde kwamen, hebben betrekking op diverse zaken, gaande van volksgezondheid en milieuveiligheid tot ethische kwesties. Het brede karakter van de biotechnologiesector brengt met zich mee dat niet al deze punten van zorg even relevant zijn voor elk van de nieuwe technologieën. Ook wordt het algemene beeld van de Europese biotechnologiesector verder gediversifieerd door verschillen in zienswijze bij het publiek en in de wetgeving van de respectieve lidstaten. Dit verslag is geen poging om de publieke discussie over al deze punten tot een oplossing te brengen. Integendeel, er wordt van uitgegaan dat de discussie verder zal doorgaan - in de diverse publieke fora en ook bij het Europees Parlement zelf. De discussie, die zich over diverse niveaus en verschillende tijdstippen uitstrekt, zal aanleiding blijven geven tot initiatieven voor invoering van nieuwe wetgeving op zowel nationaal als Europees niveau over de verschillende aspecten van de sector. Het verslag gaat ervan uit dat deze discussie niet alleen een natuurlijk, maar ook een wenselijk proces is. Nu reeds blijkt echter dat de uitkomsten van dit proces niet overal gelijk zullen zijn. In sommige gevallen zal regulering plaatsvinden, en in andere niet. Wanneer er regulering plaatsvindt, kan deze verschillende vormen aannemen, gaande van een voorwaardelijk tolerante houding jegens bepaalde activiteiten tot een volledig verbod op andere punten. Daarom gaat het verslag uit van een tweede veronderstelling, namelijk dat de Europese biotechnologiesector als zodanig zal blijven bestaan, althans - om het nauwkeuriger uit te drukken - in de vorm van een scala aan bedrijven dat gebruik maakt van diverse technologieën die zijn gebaseerd op de nieuwste ontwikkelingen in de biowetenschappen. Op basis van deze uitgangspunten kan de opzet van het verslag worden gezien als een poging tot evaluatie van de vooruitzichten van de Europese biotechnologiesector aan de hand van een aantal relevante criteria. Alvorens aan de voorbereiding van het verslag zelf te beginnen, wil de rapporteur bij wijze van concept de volgende lijst van criteria definiëren als grondslag voor de discussie over de biotechnologiesector in de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie: 1. 2. 3. de vraag in hoeverre de sector in staat is de Europese bevolking producten en diensten te verschaffen die haar werkelijk ten goede komen; in hoeverre hij bijdraagt tot de verwezenlijking van de verklaarde beleidsdoelstellingen van de Europese Unie, b.v. bij de overgang naar een kenniseconomie en kennismaatschappij; zijn capaciteit om te zorgen voor welvaart en werkgelegenheid, met name in termen van internationale concurrentiepositie; DT\419109NL.doc 5/7 PE 286.122 NL 4. 5. 3. zijn vermogen om te functioneren overeenkomstig de voorgeschreven hoge gezondheids-, veiligheids-, sociale, ethische en milieunormen, met inbegrip van de criteria inzake openbaarheid en transparantie die noodzakelijk zijn voor het opmaken van risicoanalyses; zijn vermogen om een bestemming te geven aan de creativiteit en de kennis van de Europese researchgemeenschap op het gebied van de biowetenschappen. Planning en opzet van het verslag Volgens plan zou het verslag in het Europees Parlement plenair moeten worden behandeld tijdens de vergaderperiode van februari 2001. Dit betekent dat het in januari 2001 door de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie moet worden goedgekeurd. In november 2000 is de rapporteur voornemens in Brussel een informele rondetafeldiscussie te beleggen waarop een klein aantal deskundigen zal worden uitgenodigd. Hoewel dit evenement geen onderdeel zal uitmaken van een officiële commissievergadering, staat het de leden van de commissie zonder meer vrij eraan deel te nemen. Inmiddels heeft de rapporteur een conceptversie voor het verslag ontworpen. Zowel structureel als inhoudelijk kan deze versie nog worden aangepast om rekening te houden met de standpunten die de leden in de loop van de commissiediscussies naar voren brengen of met de op de rondetafelbespreking aangedragen ideeën: OPZET VAN HET VERSLAG - Industriesector en betrokken bedrijfstakken Ethische en milieuvraagstukken Intellectueel eigendom Wetenschap en onderzoek DOELSTELLINGEN - De beste voorwaarden creëren voor een succesvolle toekomst van de bedrijfstak Definiëren van de ethische en milieuvoorwaarden Vaststelling van regels inzake intellectueel eigendom Bevordering van het wetenschappelijk onderzoek in de EU Bijdragen aan de publieke discussie INDUSTRIESECTOR - - Versterking concurrentiepositie Europa (vergelijkende tabel) op medisch gebied in landbouw en voedselvoorziening bedrijfsleven Geografische spreiding Beperkingen en bureaucratische regels PE 286.122 NL 6/7 DT\419109NL.doc ETHISCHE EN MILIEUVRAAGSTUKKEN - Klonen van mensen/menselijke embryo's Dierproeven Religieuze standpunten Medisch potentieel/voedselvoorziening, enz. Milieu-effecten. DT\419109NL.doc 7/7 PE 286.122 NL