Klimaatverandering:

advertisement
1
Samenvatting studieboek VWO
Klimaatvraagstukken
1 Klimaat in het verleden
De hoofdvraag van dit hoofdstuk is: wat zijn de oorzaken van enkele grote
klimaatveranderingen die de aarde heeft gekend?
§ 1.1 Manieren om klimaten uit verleden te reconstrueren
Hoe worden klimaatsveranderingen uit het verleden gereconstrueerd?
Paleoklimatologie
Methoden
Proxy-indicatoren:
- Isotopen
- 14
C methode
- Geomorfologie
Palynologie
Dendrochronologie
Historische bronnen
De wetenschap die inzicht probeert te krijgen in de vroegere klimaten op aarde en de
mechanismen die veranderingen in klimaat hebben veroorzaakt, heet
Paleoklimatologie.
Die wetenschap maakt gebruik van verschillende methoden, waarvan de uitkomsten
niet altijd helemaal nauwkeurig zijn. De wetenschappers werken vaak met proxyindicatoren; die zeggen bij benadering iets over het klimaat in het verleden. De
gebruikte methoden zijn:
 Kijken naar isotopen (dat zijn atomen met dezelfde chemische eigenschappen,
maar met verschillende atoomgewichten) van bepaalde elementen die in boringen
zijn gevonden. De bekendste verhouding is die in zuurstof van 16O - 18O. Door de
verhouding tussen 16O en 18O in kalkhoudende fossielen te meten, is vast te
stellen hoe warmere en koudere perioden elkaar hebben afgewisseld. 16O zit
vooral in ijskristallen, 18O vooral in zeewater waaruit verdamping heeft
plaatsgevonden.
 De 14C-methode bepaalt de ouderdom van organisch materiaal door te kijken
naar de mate waarin het radioactief koolstofisotoop 14C in dood materiaal is
afgenomen. Dat gebeurt namelijk volgens een bekende tijdschaal.
 De geomorfologie legt zich toe op het beschrijven en verklaren van de vormen in
het landschap, zoals rivierdalen en stuwwallen. Hun aanwezigheid zegt iets over
het klimaat dat er heerste in de tijd dat zij ontstonden. Dat klimaat is ook af te
leiden uit de fysische en chemische samenstelling van oude bodems.
Methoden die geschikt zijn voor onderzoek over het klimaat in een minder ver verleden
zijn:
 Palynologie: dat is de analyse van pollen (stuifmeelkorrels) die voor alle bomen
en planten anders zijn. Deze analyse laat zien hoe de vegetatie veranderde en
dus hoe het klimaat zich ontwikkelde.
 Dendrochronologie: het onderzoek naar de dikte van jaarringen van bomen. Die
jaarringen geven aan onder welke omstandigheden, vooral de hoeveelheid
neerslag, een boom is opgegroeid.
 Historische bronnen
§ 1.2 Het verre verleden
Welke grote klimaatveranderingen heeft de aarde gekend?
Precambrium
Een paar grote klimaatveranderingen die de aarde heeft gekend op een rij:
► Over het klimaat in het Precambrium (5 miljard tot 600 miljoen jaar BP) is weinig
De Geo voor de tweede fase - vwo
Samenvatting Klimaatvraagstukken
2
weinig bekend
Perm
Pangea
lage zeespiegelstand
lage temperatuur
Nederland:
zoutsteenlaag
Krijt, warme periode
Pangea brak open
Ook veel CO2 in de
atmosfeer
Actualiteitsprincipe
Abrupte
klimaatverandering
naw door inslag
meteoriet
Afkoeling,
vernietiging
voedselketens
bekend. Op basis van onderzoek van sedimentgesteente is het alleen mogelijk om
uitspraken te doen over de gemiddelde temperaturen voor de gehele aarde. Die moet
minimaal 0 en maximaal 800 graden Celsius zijn geweest.
● Er waren perioden met vergletsjering. Dit was een gevolg van de bewegingen van
het toenmalige continent nabij de polen.
Perm
►Van het klimaat in het Perm (299 – 251 miljoen jaar BP) is meer bekend door
fossielen- en gesteenteonderzoek en reconstructie van plaattektonische bewegingen.
Continentverschuivingen en de zeespiegelbewegingen die daarvan het gevolg waren,
zijn van invloed geweest op het klimaat.
In het Perm lagen de continenten aan elkaar in het oercontinent Pangea. Er waren
grote en diepe oceaanbekkens, waardoor de zeespiegelstand laag was. Daardoor
stond veel gesteente bloot aan verwering en erosie. Rivieren namen dat
afbraakmateriaal mee naar de oceaan, waar de flora en fauna voedingsstoffen kregen
en gingen groeien. Dat proces onttrok veel CO2 aan de atmosfeer. Een laag CO2gehalte leidde tot vermindering van het broeikaseffect waardoor de aarde afkoelde en
ijskappen groeiden. Daardoor daalde de zeespiegel nog verder.
● In het Perm lag Nederland ter hoogte van huidige Sahara in een laagvlakte.
Regelmatig overstroomde de zee dit gebied. Na terugtrekking van de zee bleef iedere
keer veel zout achter, waardoor zich in de Nederlandse bodem nu een zoutsteenlaag
bevindt.
De periode van 145,5 tot 65,5 miljoen BP heet ook wel de broeikasaarde.
►De periode van Krijt is de warmste periode uit het Mesozoïcum.
● Het Pangea, het oercontinent, fungeerde als een afdeklaag van de aardmantel.
Daardoor kon de aarde een deel van zijn interne warmte niet kwijt. Daarop keerden de
convectiestroom en brak het Pangea open. De continenten dreven uit elkaar.
● Door grote hoeveelheid magma uit vulkaanuitbarstingen was er minder ruimte voor
water, de oceanen werden minder diep. Smeltwater van ijskappen verdween ook in de
oceaan. Hierdoor stond de zeespiegel 300 meter hoger dan in het Perm. Uit het
magma kwam veel CO2 vrij,dat versterkte het broeikaseffect.
● Het klimaat op aarde was tropisch tot subtropisch van de evenaar tot de polen.
● Het CO2-gehalte is op aarde nooit meer zo hoog geweest was als in het Krijt. Dat
maakt deze periode voor de huidige tijd zo interessant. Op basis van inzicht in het Krijt
kunnen uitspraken voor het heden worden gedaan, en omgekeerd. Het
actualiteitsprincipe gaat er vanuit dat het heden de sleutel is tot het verheden, dat
processen in het verleden op dezelfde manier verliepen als nu het geval is.
Meteorietinslag?
● Er is veel discussie over wat er gebeurde op de grens van het Krijt en het Tertiair.
Zeker is dat een abrupte klimaatverandering plaatsvond, waardoor 70% van de
bestaande flora en fauna uitstierf. Aan het eind van de jaren zeventig van de vorige
eeuw ontstond de theorie van een grote meteorietinslag, omdat sommige
kleisedimenten in mariene sedimenten veel iridium bleken te bevatten. Iridium is
zeldzaam op aarde maar komt relatief veel voor in meteorieten.
● Later kwamen er meer aanwijzingen: er werden buitenaardse mineralen gevonden
en er zat veel koolstof in sedimenten, wat veroorzaakt kan zijn door grote branden die
na de inslag op aarde moeten hebben gewoed. De inslag bracht veel stikstofoxiden in
de atmosfeer, waardoor de ozonlaag dunner werd. Ook kwam er veel fijn stof in de
lucht wat het zonlicht blokkeerde. Het koelde flink af op aarde en ook het proces van
fotosynthese werd verstoord. Hele voedselketens werden zo vernietigd.
De Geo voor de tweede fase - vwo
Samenvatting Klimaatvraagstukken
3
§ 1.3 Het Kwartair (2,5 miljoen geleden tot heden)
Wat zijn de drijvende krachten achter deze klimaatveranderingen?
Afwisseling glacialen
en interglacialen
Meerdere oorzaken
Conditionele factoren
Temperatuur
verandert door
variaties in stand
aarde ten opzichte
van de zon
Drie cycli
- Excenticiteit
- Scheefstelling
- Precessie
Veranderingen in cycli
oorzaak variaties in
instraling aarde
Meer oorzaken:
positieve en negatieve
terugkoppeling
- Variaties in CO2
- Zeestromen
- Andere uitstraling
zon
- Vulkaanuitbarsting
►Kenmerkend voor het Kwartair is de afwisseling van glacialen en interglacialen.
De variatie in koude en warme perioden is niet toe te schrijven aan één oorzaak. Het
gaat om een complex samenspel van meerdere factoren die zich afspelen op
verschillende tijdschalen.
● Voor een ijstijd moeten randvoorwaarden kloppen: de conditionele factoren. De
belangrijkste factor is het schuiven van continenten. Een ander voorwaarde is dat er
veel land is bij de polen want ijskappen ontstaan alleen op continenten.
●De temperatuurschommelingen van het Pleistoceen zijn geen rechtstreeks gevolg
van de verschuiving van continenten. Variaties in de baan van de aarde om de zon en
in de stand van de aardas zijn dat wel. Deze variaties zijn sturende mechanismen in
het ontstaan van ijstijden. Zij beïnvloeden de verdeling van de zonnestraling over
zomer en winter en continenten en oceanen.
Milankovitch
►De intensiteit van zonnestraling op aarde hangt samen met het seizoen, maar ook
met de veranderende positie van de aarde in haar baan om de zon. De
wetenschapper Milankovitch onderzocht dit. Hij stelt drie cycli verantwoordelijk voor de
klimatologische variaties:
 excentriciteit: de ellipsvormige baan van de aarde rond de zon wisselt met een
periode van 100.000 tot 400.000 jaar.
 scheefstelling: de hoek van de aardas ten opzichte van de baan van de aarde
om de zon wisselt in een periode van 41.000 jaar.
 precessie: een schommeling van de aardas (periode van 19.000 – 230.000 jaar)
met als gevolg dat winter en zomer op een ander punt van de baan van de aarde
om de zon worden bereikt.
► De veranderingen in deze drie grootheden veroorzaken de variaties in de
hoeveelheid instraling die de aarde ontvangt. Kleine schommelingen kunnen leiden tot
mondiale temperatuurstijging of -daling van 5%, broeikasgassen spelen daar ook een
rol in. Hoe het precies werkt is nog niet duidelijk.
● Niet alleen de variaties in de instraling zijn verantwoordelijk voor de ijstijden in het
Pleistoceen. Het klimaat wordt ook bepaald door winden, neerslag, verdamping en
zeestromen. Er treden ook positieve en negatieve terugkoppelingsmechanismen op.
■ In het Pleistoceen varieerde ook het gehalte aan CO2 (en CH4) in de atmosfeer. Een
laag CO2-gehalte leidt tot lagere temperaturen (= positieve terugkoppeling).
■ De invloed van zeestromen is in ‘Systeem aarde’ besproken. Het huidige zeestroompatroon bestond niet in de laatste ijstijd, waardoor er geen warmte werd aangevoerd
naar onze breedtegraad. Waarom de zeestromen veranderden is niet bekend.
■ Ook kan de temperatuur op aarde wisselen omdat de uitstraling van de zon wisselt.
Het aantal zonnevlekken is niet constant: is hun aantal laag, dan is de zon minder
warm aan het oppervlak en is het op aarde ook minder warm. Deze theorie is
overigens niet bewezen.
■ Tot slot heeft de vulkanische activiteit invloed op de temperatuur. Grote uitbarstingen
brengen stofdeeltjes in de lucht die in de dampkring blijven zweven. Deze deeltjes
weerkaatsen het zonlicht waardoor het licht de aarde niet bereikt en die koeler wordt.
De Geo voor de tweede fase - vwo
Samenvatting Klimaatvraagstukken
4
2 Macht over het klimaat
De hoofdvraag van dit hoofdstuk is: Welke gevolgen kan de klimaatverandering in de
eenentwintigste eeuw hebben voor natuur en mens?
§ 2.1 Niets nieuws onder de zon of alarmfase I?
Welke onzekerheden bestaan er in onze kennis over oorzaken en gevolgen van het
versterkte broeikaseffect?
Onzekerheid:
wat komt door mens,
wat door natuur?
Voorbeeld:
smeltende gletsjers
Rol van de tijdschaal
IPPC: de mens is de
hoofdschuldige
Hockeystickcurve
►Het vraagstuk van klimaatverandering is complex. In onze kennis over oorzaken en
gevolgen van het versterkte broeikaseffect zitten nogal wat onzekerheden. Wat is
veroorzaakt door de mens en wat door natuurlijke factoren als het gaat om
temperatuurstijging, afname van ijsbedekking, zeespiegelstijging en de toename van
extremen in het weer?
● Een goed voorbeeld van de complexiteit van het vraagstuk is het smelten van
gletsjers. Wereldwijd smelten bijna alle gletsjers. Daaraan lijkt niet alleen de mens
schuldig, ze slinken ook door natuurlijke processen. Het smelten gebeurt al langer.
● Dus het is belangrijk om bij onderzoek naar het broeikaseffect oog te hebben voor
de tijdschaal. Zo lijkt een ander neerslagpatroon na 1880 de oorzaak van het smelten
van de ijskap op de Kilimanjaro. Een andere oorzaak kan zijn: de invloed van de
wisselende zonneactiviteit, die zorgde na 1850 voor een temperatuurstijging op aarde.
● De berichtgeving in de media is over de oorzaken van klimaatverandering niet altijd
zorgvuldig.
Hockeystick of honkbalknuppel?
►Honderden internationale deskundigen, verenigt in het Intergovernmental Panel on
Climate Change (IPCC), hebben hun kennis over het klimaatverandering gebundeld.
Zij kijken onder andere naar ecosystemen en de bedreiging van biodiversiteit.
● Het IPCC denkt dat de mens hoofdschuldige is. Het belangrijkste bewijs is een
beroemde grafiek die laat zien dat de temperatuur daalde sinds het jaar 1000 en
vanaf 1900 snel stijgt, dus na de industriële revolutie. Dit heet de ‘hockeystickcurve’.
● Klimaatsceptici hebben kritiek op de betrouwbaarheid van de hockeystickprognose.
● De uitleg van de klimaatontwikkelingen heeft grote economische gevolgen.
Maatregelen om de uitstoot CO2 te beperken, zoals in het Kyoto-protocol
afgesproken, kosten veel geld.
§ 2.2 De rol van maatschappelijke en natuurlijke factoren bij
toekomstige klimaatveranderingen
Welke maatschappelijke en natuurlijke factoren bepalen klimaatveranderingen
in de eenentwintigste eeuw?
Beleid is lastig:
oorzaken en gevolgen
complex
Biogeografische zone
Verdrinking
Verzilting
Verdroging
Diverse schaalniveaus en dimensies
►Er is onzekerheid over de oorzaken van klimaatverandering en het is niet
eenvoudig de gevaren ervan in te schatten. Dat maakt het lastig om beleid te maken:
het probleem kent diverse schaalniveaus en dimensies en de belangen van partijen,
bijvoorbeeld consumenten en producenten of verschillende landen, lopen uiteen. Dat
maakt ook veel overleg noodzakelijk.
Klimaatverandering is in het nieuws: de verspreiding van organismen op aarde in
biogeografische zones verandert, landbouwgrond wordt onbruikbaar door
verdrinking en zeespiegelstijging leidt tot verzilting en verdroging.
De Geo voor de tweede fase - vwo
Samenvatting Klimaatvraagstukken
5
Voorbeeld: Kiribati
►Een voorbeeld ter illustratie: de eilandengroep Kiribati in de Grote Oceaan is
laaggelegen en dus kwetsbaar voor zeespiegelstijging.
● Wat betekent die stijging voor de grootte van het eiland, de visstand, het grondwater
(de drinkwatervoorraad)? Stijgt de zee hier eigenlijk wel? Sommige cijfers wijzen
anders uit.
● In elk geval zorgt El Niño voor gevaar: de zeespiegel is tijdelijk hoger, er is meer
regen en hoge golfslag en door het warmere water verzwakt het koraal dat normaal
de kust goed beschermd tegen golven. Wat is dan goed beleid?.
Menselijke factoren
klimaatverandering:
►Het klimaat verandert door menselijke en natuurlijke factoren. De menselijke of
maatschappelijke factoren zijn:
- Landbouw stoot veel
broeikasgas uit
● De opkomst van de landbouw
De opkomst van de landbouw zorgde voor een sterke stijging van hoeveelheid
methaan, een sterk broeikasgas, in de lucht. Vooral de ‘natte’ landbouw als de
rijstteelt, die in Azië flink groeide, en geïrrigeerde gebieden brengen veel methaan
in de atmosfeer. Deze stijging kan de oorzaak zijn dat de aarde minder afkoelde
dan te verwachten was op basis van de Milankovic cyclus.
►De landbouw stoot ook lachgas uit, dat komt vrij door allerlei
bodembewerkingen. Lachgas heeft een driehonderd keer sterkere
opwarmingscapaciteit dan CO2, ook omdat het maar langzaam afbreekt.
- Verstedelijking
- Groei van het
energieverbruik, ook
door de opkomst van
ontwikkelingslanden
Broeikasgassen
Welvaart of milieu?
WRR: aanpassing en
realisme
IPPC: scenario’s
- Forecasting
● Verstedelijking
In grote steden is de temperatuur hoger dan op het platteland. De hoeveelheid
asfalt en beton zorgt voor een snelle afvoer van water en voor minder
verdamping. Steen houdt warmte langer vast, waardoor straling van de zon meer
omgezet wordt in voelbare warmte. Er kaats minder straling terug. Ook de mens
zelf produceert warmte.
● Energiegebruik en demografie
Sinds 1800 groeide de wereldbevolking van 1 naar 6 miljard mensen en vond de
industriële revolutie plaats. Hierdoor nam de verbranding van fossiele
brandstoffen fors toe en steeg het CO2-gehalte in de lucht.
● De vraag naar fossiele brandstoffen zal tot 2030 met 50% stijgen, waarvan
tweederde door de opkomst van nieuwe industrielanden als China, Brazilië en
India. Per hoofd van de bevolking blijven de westerse landen veruit de grootste
uitstoters van broeikasgassen. Groei van de ontwikkelingslanden betekent
vooruitgang, maar ook zwaardere belasting van het milieu. Een lastige keuze.
● Oplossing kan komen van energiebesparing, gebruik van duurzame
energiebronnen, ondergrondse opslag van CO2.
De WRR, de raad die de Nederlandse regering adviseert over beleidsvragen, zegt
dat gekozen moet worden voor ‘aanpassing en realisme’.
● Aanpassing is het op tijd nemen van slimme maatregelen voor wanneer de
zeespiegel stijgt. Denk aan meer ruimte voor waterberging en het bouwen op
hoog gelegen plaatsen.
● Realisme wil zeggen ervan uitgaan dat kolen nog lang de belangrijkste
brandstof op aarde zullen zijn. Investeer daarom in schone kolentechnologie, help
ook andere (ontwikkelings)landen daarbij. Ga ook ontbossing en uitstoot van
methaan tegen.
Wat het zwaarst telt; meerdere dimensies in het klimaatdebat
►Het IPCC heeft scenario’s gemaakt. Dat zijn verwachtingen over de hoe de
toekomst er uitziet door de klimaatverandering. Deze zijn gemaakt op basis van
wetenschappelijke uitgangspunten en keuzes: hoe zwaar telt wat? Dit kijken naar
de toekomst heet forecasting. Die scenario’s vormen de basis voor nieuw beleid.
Ook het KNMI heeft vier scenario’s opgesteld. Er is nog veel onzekerheid, er moet
nog veel onderzoek gedaan worden.
Ander onderzoek kijkt vanuit de toekomst terug, backcasting. Wat zijn de
De Geo voor de tweede fase - vwo
Samenvatting Klimaatvraagstukken
6
- Backcasting
mogelijkheden om de milieugebruiksruimte te reduceren met nieuwe technieken?
Natuurlijke factoren:
Natuurlijke klimaatfactoren
► Natuurlijke factoren die effect hebben op het klimaat zijn:
● Vulkanisme
Grote vulkaanuitbarstingen brengen stofdeeltjes in de lucht, die kaatsen het
zonlicht terug waardoor de temperatuur op aarde daalt. Deze onregelmatige
effecten die klimaat van buitenaf beïnvloeden, zijn externe variabelen.
● Zeestromen
Veranderingen in zeestromen leiden tot verstoring van de normale temperatuuren neerslagpatronen. Een bekend voorbeeld van zo’n veranderende stroom is El
Niño die zich eens per vijf jaar herhaalt. Dit is een interne variabele.
● Zonneactiviteit
Hoe meer donkere vlekken er op de zon te zien zijn (die zijn minder heet), hoe
actiever de zon is. Dat heeft invloed op ons klimaat. De zonnevlekken lijken de
huidige temperatuurstijging niet te verklaren.
De menselijke factor is vanaf de tweede helft van de twintigste eeuw de
belangrijkste factor geworden voor klimaatverandering.
- Vulkanisme
(externe variabele)
- Zeestromen
(interne variabele)
- Zonneactiviteit
Menselijke factor
steeds belangrijker
Onderzoeksthema’s:
- snelheid van
veranderingen
- terugkoppeling
positief
negatief
- CO2-kringloop
► Er is nog veel onderzoek nodig om meer duidelijkheid over de gevolgen van
klimaatwisselingen te krijgen. Belangrijk voor onderzoek is:
● Hoe snel gaan de veranderingen? Uit onderzoek in het poolijs blijkt dat er in het
verleden plotselinge (dat wil zeggen binnen tientallen jaren)
klimaatsveranderingen zijn geweest.
● Een verandering kan een keten van gevolgen hebben. Als die het proces
versterken is sprake van positieve terugkoppeling. Een voorbeeld is het ontdooien
van permafrostgebied wat veel extra methaan de lucht in brengt.
● Het verminderen van een effect heet negatieve terugkoppeling. Een voorbeeld
is het water van gesmolten poolijs dat een warme golfstroom in de oceaan
tegenhoudt, waardoor de temperatuur in sommige regio’s juist daalt.
● Hoe werkt de koolstofkringloop in de praktijk? Een deel van de uitgestoten CO 2
is ‘kwijt’. Die lijkt opgenomen door de oceaan en bodem.
§ 2.3 De gevolgen van klimaatveranderingen voor natuurlijke en
maatschappelijke systemen
Welke gevolgenheeft het klimaatvraagstuk voor natuur en samenleving?
Adaptatievermogen
bepaalt gevolgen
Economisch sterke
landen best in staat
tot aanpassen
Gevolgen verschillen
per regio, zijn positief
en negatief
Neerslagvariabiliteit
Aanpassing hangt
ook af van souplesse
maatschappij
De Inuit en de Vikingen van Groenland
► De gevolgen van klimaatverandering voor samenlevingen hing in het verleden
af van de manier waarop zij hun levenswijze aanpasten aan de veranderingen
(het adaptatievermogen, een culturele factor). Zo ving de Inuit de toenemende
koude in het verleden op met andere jachtmethoden en warmere kleding.
● Door de huidige opwarming smelt het zee-ijs, wat hun traditionele jacht zeer
belemmert. Dit vraagt om heel andere aanpassingen. Landen met grotere
mogelijkheden op technologisch en economisch gebied, lijken het beste in staat
om zich aan te passen.
● De schadelijke gevolgen van de klimaatveranderingen zijn regionaal
verschillend. In Europa kan de opwarming zowel positieve als negatieve effecten
hebben. Positief zijn: meer opbrengsten van de landbouw en bosbouw.
►Negatief zijn: minder sneeuwval in de Alpen en daarmee minder skitoerisme,
watertekort door droogte in landen rond de Middellandse zee, en meer
schommelingen in de neerslag (neerslagvariabiliteit) wat leidt tot heviger
regenval en daarmee tot overstromingen.
► In Nederland zal vooral de strijd tegen het stijgende zeewater,
kustverdediging, en overstromende rivieren centraal staan.
● Hoe succesvol een samenleving met een klimaatverandering om kan gaan,
hangt ook af van de bestuurlijke souplesse en leiderschap in de samenleving en
de mogelijkheden voor burgers om bij de leiders aan te dringen op maatregelen.
De Geo voor de tweede fase - vwo
Samenvatting Klimaatvraagstukken
7
3 Klimaatverandering en beleid
De hoofdvraag van dit hoofdstuk is: Welk beleid is nodig om klimaatveranderingen in
goede banen te leiden?
§ 3.1 Maatregelen om schadelijke effecten van broeikasgassen
te beperken
Welke maatregelen worden genomen om de schadelijke effecten van
broeikasgassen terug te dringen?
Hoge CO2-uitstoot blijft
Brongerichte
maatregelen
Symptoombestrijding
Handel in CO2
emissierechten
Transportbesparing
Duurzame
energiebronnen
- zonnenergie,
- aardwarmte
(warmtepompen)
►Fossiele brandstoffen leveren wereldwijd nog altijd het grootste deel van de
energie. De verbranding zorgt voor een verhoogde CO2-uitstoot, waardoor het
versterkte broeikaseffect ontstaat met schadelijke gevolgen voor mens en milieu.
● Om deze schade te beperken kunnen brongerichte maatregelen worden
genomen. Dat is een structurele aanpak omdat het de oorzaak van het probleem
aanpakt. Een ander manier is symptoombestrijding: het bestrijden van de
effecten. Dat is een kortetermijnoplossing.
Enkele belangrijke maatregelen om het broeikaseffect te beperken zijn:
► Handel in emissierechten
● Bedrijven hebben een recht om een bepaalde hoeveelheid CO2 uit te stoten, het
zogenoemde emissieplafond. De uitstoot van methaan en lachgas (■ schadelijker
dan CO2) wordt omgerekend naar uitstoot van CO2 omdat dat makkelijker
verrekend. De rechten zijn verhandelbaar.
● Wie onder de norm blijft verkoopt emissierechten, wie er boven komt koopt
rechten van anderen.
● Vooral energiebedrijven en grote industrieën halen de emissiereductie niet.
►Transportbesparing. Transport van goederen is een belangrijke economische
sector die het milieu sterk belast. Dat is te beperken door het transport efficiënter te
organiseren door:
● De afstanden klein te houden tussen leveranciers en afnemers. Bewerking van
goederen in de regio zelf is een vorm van regionale specialisatie.
● Vermindering van volume en gewicht van goederen.
■ Digitale communicatie.
● Optimaal gebruikmaken van retourstromen: het beter benutten van lege
laadruimtes van vrachtwagens bijvoorbeeld.
► Duurzame energie. Duurzame energiebronnen worden door de natuur in relatief
korte tijd aangemaakt. Er zijn verschillende soorten.
► Bronnen die direct warmte afgeven zijn zonne-energie en aardwarmte.
● Zonne-energie wordt maar beperkt gebruikt omdat de kosten voor het maken van
zonnepanelen en -collectoren hoog zijn.
● Ook heeft niet elk gebied voldoende zonne-uren.
► Aardwarmte is warmte die uit de korst van de aarde wordt gehaald. Die warmte is
er in overvloed.
● Dat geldt ook voor warmte uit lucht of water, die warmte heeft een relatief lage
temperatuur, maar die kan door warmtepompen worden verhoogd.
● Warmtepompen worden steeds vaker toegepast voor woningen en
tuinbouwkassen.
►Met andere bronnen kan ook elektriciteit opgewekt worden, bijvoorbeeld met
De Geo voor de tweede fase - vwo
Samenvatting Klimaatvraagstukken
8
- windenergie
- verbranding en
vergisting
Duurzame energie niet
altijd milieuvriendelijk
windenergie. Dat is alleen rendabel in gebieden met gunstige windomstandigheden
■ zoals in Nederland.
● Nadelen van windenergie: de kosten van windturbines zijn hoog, het landschap
wordt visueel aangetast en bedrijven vinden het risico nog te groot.
►Bio-eniergie is een verzamelnaam voor energie die vrijkomt door verbranding of
vergisting van organisch materiaal.
● Een voorbeeld is de verbranding van hout. Dat is pas duurzaam als nieuw hout
wordt aangeplant.
● Andere vormen zijn verbranding van afval en
● Het winnen van gas uit mest via biogasinstallaties.
● Ook uit rottend GFT afval kan energie opgewerkt worden. Bio-energie is relatief
goedkoop, maar niet geheel schoon omdat bij verbranding vaak schadelijke stoffen
vrijkomen. Het roept soms ook ander problemen op, zoals bij het gebruik van
palmolie als brandstof. De vraag hiernaar stijgt fors, maar voor de productie wordt
bestaand regenwoud gekapt.
► Duurzame energiewinning is dus niet per definitie milieuvriendelijk.
§ 3.2 Nederland en Bangladesh, twee laaggelegen kustgebieden
Op welk schaalniveau zijn deze maatregelen het meest effectief?
Zeespiegelstijging:
situatie verschilt per
land
Nederland: grotere
overstromingskans
Dijkaanleg
Verzwaring en
verhoging van dijken
Beleid sinds 1995:
ruimte voor de rivier:
- ontruiming
- overloopgebieden
- nevengeulen
- herinrichting gebieden
langs rivieren
Bangladesh:
► Laaggelegen kustgebieden moeten maatregelen treffen tegen de dreiging van de
stijgende zeespiegel. De situatie in deze gebieden kan nogal verschillen. We
vergelijken Nederland en Bangladesh.
Nederland
►Voor Nederland is berekend dat als de zeespiegel flink stijgt en dit een hogere
kans op overstromingen geeft. De stijgende zoutwaterspiegel leidt in de
kustgebieden tot nadelige gevolgen voor de drinkwatervoorziening en voor de
landbouw omdat de landbouwgrond verzilt. De overheid investeert veel geld in
maatregelen die deze gevolgen beperken.
● Belangrijkste maatregel is dijkaanleg bij de kust en rond rivieren en kanalen. Dat
is al eeuwen aan de gang.
● Andere maatregelen zijn dijkverzwaring en dijkverhoging, die moeten vooral in
het rivierengebied het achterland voor overstromingen behoeden. In de
kustgebieden wordt vaker zandsuppletie toepast om de kustlijn te behouden.
►Na 1995 is het beleid voor rivieren veranderd. Geen dijkverhoging of –verzwaring,
maar ruimte geven aan het rivierwater om meer veiligheid te bieden tegen
overstromingen én de ruimtelijke kwaliteit van het riviergebeid te verhogen.
►Om ontruiming van gebieden bij hoog water tegen te gaan, worden concrete
maatregelen genomen:
● Het aanwijzen van overloopgebieden waar, als het nodig is, het rivierwater in kan
stromen.
● Het graven van nevengeulen in uiterwaarden, wat de doorstroom bevordert.
● Het herinrichten van het riviergebied zodat meer ruimte wordt gegeven aan de
rivier. Dat betekent dat functieverandering plaatsvindt: woongebieden worden
bijvoorbeeld aangewezen als natuurgebied.
Bangladesh
► Bangladesh is net als Nederland een laaggelegen en dichtbevolkt land.
● Jaarlijks komen er veel overstromingen voor. Het land heeft nauwelijks financiële
De Geo voor de tweede fase - vwo
Samenvatting Klimaatvraagstukken
9
overstromingen veroorzaken grote schade
Wie betaalt?
middelen om maatregelen te nemen.
● De klimaatverandering is grotendeels veroorzaakt door kernlanden, terwijl de
gevolgen veel groter zijn en harder aankomen voor perifere landen als Bangladesh.
De overstromingen in Bangladesh zullen jaarlijks groter worden door een hogere
afvoer van rivierwater, grotere verschillen in het debiet van rivieren en een
toenemende kans op tropische stormen. Dat leidt weer tot veel slachtoffers en grote
schade aan de landbouwgrond.
● De vraag is wie er op moet draaien voor de kosten. De rijke landen zullen de
arme landen moeten helpen om maatregelen te kunnen nemen.
Bij moesson
wateroverlast in een
derde van het land
► In Bangladesh is er in de zomer een natte moesson. In een derde van het land
zorgt dit voor wateroverlast. De bijkomende tropische stormen kunnen leiden tot
enorme vloedgolven langs de kust. Bij een stijgende zeespiegel krijgt het land nog
meer water te verwerken.
Voor maatregelen is
nauwelijks geld
Veel mensen wonen noodgedwongen in de rivierdelta. Door het kappen van bomen
en het ontbreken van drainage verdwijnen bij overstromingen hele stukken land.
Duizenden doden en veel daklozen zijn het gevolg. Maatregelen ontbreken omdat
er geen geld is, noodhulp is moeilijk omdat getroffen gebieden onbereikbaar zijn.
Steeds vaker
oplossingen toegespitst
op het gebied
Eerst legde men in Bangladesh polders aan om te voorkomen dat land door
rivierwater overstroomde. De rivier zette echter vruchtbaar slib af, waardoor de
landbouw groeide en de welvaart steeg. Na de inpoldering zette het water geen
sediment meer af op het land, maar in de weinige kanalen en rivieren, die ondiep
werden en voor nieuwe overstromingen zorgden. Ook klonken de polders in,
waardoor het overstroomde water niet meer weg kon en ging rotten. De opbrengst
van het land verminderde sterk. Tegenwoordig wordt meer gekeken naar de
specifieke situaties in de dorpen. Met de aanleg van een sluizen bijvoorbeeld krijgen
de bewoners meer invloed op het water.
3.3 Beleid en belangen
Welke maatregelen worden genomen in laaggelegen kustgebieden om de gevolgen
van klimaatverandering tegen te gaan?
Internationale
conferenties: verdragen
om CO2 terug te dringen
Aanpak is lastig
1997: Kyotoverdrag
Reductiedoel per land
Aantal grote landen
tekenden niet
Wereldwijd
► Tussen landen zijn afspraken gemaakt om over de aanpak van de
klimaatverandering, onder andere in klimaatconferenties en -verdragen. De aanpak
is lastig omdat de belangen per land verschillen.
● De technisch en economisch ontwikkelde landen, zijn vaak het meest
verantwoordelijk voor de uitstoot van CO2, en het beste in staat om efficiënte
maatregelen te nemen en te investeren in milieubeleid, maar doen dat niet altijd.
● Arme landen willen ook economisch groeien, groei stellen zij vaak vóór het milieu.
■ China en India zijn grote groeiers.
Kyoto
►In de klimaatconferentie van Kyoto in 1997 ondertekenden 150 landen een
belangrijk verdrag met afspraken om broeikasgassen terug te dringen.
● Per land of gebied is een reductiedoelstelling voor broeikasgassen vastgesteld,
de aanpak van de reductie bepalen de landen zelf. Enkele grote landen waaronder
de Verenigde Staten, Australië, China en India ondertekenden het verdrag niet.
Europees beleid
► De EU landen ondertekenden het verdrag van Kyoto gezamenlijk.
De Geo voor de tweede fase - vwo
Samenvatting Klimaatvraagstukken
10
EU: 8% minder uitstoot
‘Oude’ lidstaten helpen
nieuwe; vorm van
emissiehandel
Aanpak per land
verschilt
Maatregelen passend bij
situatie
Tolheffing
Nederlands beleid:
duurzame energie en
afremmen automobiliteit
Meerdere ministeries
Zoeken naar balans in
mobiliteit afremmen en
noodzakelijk transport
voor economie
● De EU moet tussen 2008 en 2012 de uitstoot van broeikasgas hebben
verminderd met gemiddeld 8% van ten opzichte van het niveau van 1990.
● De rijke landen mogen gemiddeld minder uitstoten dan armere landen.
● De afspraken gelden alleen voor de vijftien landen die voor 1 mei 2004 EU-lid
waren. De nieuwe EU-lidstaten krijgen financiële hulp van de EU om de CO2uitstoot te beperken. Daar zit een dubbelbelang in, want een land dat hulp geeft kan
zelf een hoger uitstootrecht verkrijgen. Het is een vorm van emissiehandel.
► Tussen de EU landen onderling bestaan flinke verschillen in aanpak. Die hangt
af van de economische en politieke belangen en de sociaal-culturele achtergrond
van een land. Zo hebben de Scandinavische landen altijd een vooruitstrevend
milieubeleid gevoerd.
► De verschillen in beleid zijn niet altijd nadelig. Iedereen kan doen wat goed past
bij de situatie van het eigen land. Zonne-energie is vooral rendabel in landen met
veel zonuren, in bosrijke gebieden zal vooral energie uit hout kunnen worden
gewonnen en vlakke, open gebieden zijn meer geschikt voor windenergie.
► Een belangrijke beperkende maatregel die steeds meer landen invoeren is
tolheffing. Dat is een vorm van rekeningrijden die de mobiliteit en daarmee de
uitstoot van CO2 vermindert.
Nederlands beleid
► Het Nederlandse beleid kent twee belangrijke pijlers: het stimuleren van
duurzaam energieverbruik en het afremmen van automobiliteit. Er zijn
verschillende ministeries bij betrokken.
● Het ministerie van Verkeer, Ruimtelijke ordening en Milieu (VROM) coördineert
het klimaatbeleid en heeft beleid uitgezet voor het bevorderen van
energiebesparing, het verminderen van automobiliteit, het stimuleren van het
gebruik van openbaar vervoer en voor het compact bouwen in stedelijke gebieden.
● Het ministerie van Economische Zaken houdt zich bezig met energie-efficiëntere
productie en de toepassing van duurzame energie in industrie.
● Het ministerie van Verkeer en Waterstaat is (mede)verantwoordelijk voor het
afremmen van mobiliteit.
■ Gemeenten hebben vaak een voorbeeldfunctie, bijvoorbeeld door de dienstauto’s
op alternatieve brandstof te laten rijden. Het is niet te verwachten dat het gebruik
van auto’s wereldwijd zal afnemen.
► Transport is nodig voor de economische ontwikkeling van bedrijven.
● Tussen het afremmen van mobiliteit en het gebruik van auto’s moet een balans
worden gezocht. Dat vergt onderzoek naar alternatieve brandstoffen en het maken
van beleid gericht op ‘schone’ energie.
De Geo voor de tweede fase - vwo
Samenvatting Klimaatvraagstukken
Download