E/ECE/324 E/ECE/TRANS/505 } Rev. 2/Add. 103 22 januari 1998 OVEREENKOMST OVER HET AANNEMEN VAN UNIFORME TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN VOOR RIJDENDE VOERTUIGEN, INSTALLATIES OF DELEN DAARVAN DIE KUNNEN WORDEN BEVESTIGD AAN, EN/OF GEPLAATST OP, RIJDENDE VOERTUIGEN EN DE VOORWAARDEN VOOR WEDERZIJDSE ERKENNING VAN DE GOEDKEURINGEN DIE OP BASIS VAN DEZE VOORSCHRIFTEN ZIJN VERLEEND */ (Versie 2, inclusief de wijzigingen die op 16 oktober 1995 van kracht zijn geworden) -----------Addendum 103: reglement nummer 104 Ingangsdatum: 15 januari 1998 UNIFORME BEPALINGEN OVER DE GOEDKEURING VAN RETROREFLECTIEVE MARKERINGEN VOOR ZWARE EN LANGE VOERTUIGEN EN HUN AANHANGERS ------------ VERENIGDE NATIES -----------*/ Vorige titel van de overeenkomst: Overeenkomst over het aannemen van uniforme voorwaarden voor de goedkeuring en de wederzijdse erkenning van goedkeuringen voor motorvoertuiginstallaties en delen daarvan, zoals overeengekomen in Genève op 20 maart 1958. GE.98- E/ECE/324 } Versie 2/Add. 103 E/ECE/TRANS/505 Reglement nummer 104 pagina 2 Reglement nummer 104 UNIFORME BEPALINGEN OVER DE GOEDKEURING VAN RETROREFLECTIEVE MARKERINGEN VOOR ZWARE EN LANGE VOERTUIGEN EN HUN AANHANGERS INHOUD REGLEMENT Pagina 1. Toepassingsgebied ........................................................................................5 2. Definities .........................................................................................................5 3. Aanvraag tot goedkeuring ..............................................................................7 4. Handelsnamen en andere markeringen.........................................................8 5. Goedkeuring ...................................................................................................8 6. Algemene specificaties...................................................................................9 7. Speciale specificaties ...................................................................................10 8. Aanpassingen aan en verlenging van de goedkeuring voor retroreflecterende markeringsmaterialen.............................................10 9. Overeenstemming van de productie ............................................................11 10. Straffen voor niet-overeenstemming van de productie................................11 11. Permanent gestaakte productie ...................................................................12 12. Namen en adressen van technische diensten die goedkeuringstests mogen uitvoeren en van de administratieve afdelingen...........................................................12 BIJLAGEN Bijlage 1 - Het CIE-coördinatensysteem; Goniometermechanisme op basis van het CIEhoekensysteem Bijlage 2 - Communicatieformulier over het verlenen, verlengen, afwijzen en intrekken van de goedkeuring en het definitief staken van de productie van retroreflectieve markeringen voor zware en lange voertuigen en hun aanhangers conform reglement nummer 104 Bijlage 3 - Uitvoeringsvorm van het goedkeuringsmerkteken Bijlage 4 - Testprocedure Bijlage 5 - Specificatie van de markeringsafmetingen INHOUD (vervolg) Bijlage 6 Bijlage 7 Bijlage 8 Bijlage 9 - Colorimetrische specificaties Fotometrische specificaties Bestendigheid tegen externe invloeden Richtlijnen voor de vorm van de markering en bevestigingseisen Aanhangsel 1 - Voorbeelden van retroreflecterende markeringen met stroken Aanhangsel 2 - Voorbeelden van retroreflecterende contourmarkeringen (met opvallende markeringen en grafische voorstellingen ----- 1. TOEPASSINGSGEBIED Deze bepalingen gaan over de goedkeuring van retroreflectieve markeringen die worden gebruikt ter verbetering van de zichtbaarheid en de herkenbaarheid van zware en lange voertuigen en hun aanhangers. 2. DEFINITIES 2.1 Voor deze bepalingen gelden de volgende definities: 2.1.1 “Markering” wil zeggen: een rechthoekige strook of een reeks van dergelijke stroken die bedoeld zijn om zodanig te worden geplaatst dat deze de gehele lengte en breedte van een motorvoertuig inclusief de aanhanger aangeven wanneer men er vanaf de zijkant (zijkantmarkering) of vanaf de achterkant (achterkantmarkering) naar kijkt. 2.1.2 “Contourmarkering” wil zeggen: een reeks stroken die bedoeld zijn om zodanig te worden geplaatst dat deze de voertuigcontour aangeven aan de zijkant (zijkantmarkering) of aan de achterkant (achterkantmarkering). 2.1.3 “Opvallende markeringen, grafische voorstellingen” wil zeggen: aanvullende, gekleurde markeringen die bedoeld zijn om binnen de contourmarkering te worden geplaatst, en die een aanzienlijk lagere retroreflectiecoëfficiënt hebben dan de retroreflectiecoëfficiënt van de materialen zoals gedefinieerd in de paragrafen 2.1.1 en 2.1.2. 2.1.4 “Monster” wil zeggen: een deel of het geheel van het retroreflectieve materiaal bedoeld om te worden gebruikt om de markeringen zoals gedefinieerd in de paragrafen 2.1.1, 2.1.2 en 2.1.3 te realiseren. 2.2 “Retroreflectie” wil zeggen: de reflectie waarbij een lichtstroom wordt teruggestuurd in richtingen die vrijwel gelijk zijn aan de oorspronkelijke richting van de lichtstroom, en dat over een groot bereik van lichtstroomrichtingen. 2.2.1 “Retroreflectief markeringsmateriaal” wil zeggen: een oppervlak dat, of een inrichting die, indien gericht verlicht, een relatief groot deel van het invallende gerichte licht retroreflecteert. 2.3 Geometrische definities (zie bijlage 1, figuur 1) 2.3.1 “Referentiepunt” wil zeggen: een punt op, of in de nabijheid van, een retroreflectief oppervlak dat als middelpunt van de inrichting wordt beschouwd ten behoeve van het specificeren van de prestaties ervan; 2.3.2 “Verlichtingsas (symbool I)” wil zeggen: een deel van de lijn tussen het referentiepunt en de lichtbron. 2.3.3 “Waarnemingsas (symbool O)” wil zeggen: een deel van de lijn tussen het referentiepunt en de sensor van de lichtsterktemeter; 2.3.4 “Waarnemingshoek (symbool á)” wil zeggen: de hoek tussen de verlichtingsas en de waarnemingsas. De waarnemingshoek is altijd positief en is bij retroreflectie altijd beperkt tot kleine hoeken; 2.3.5 “Halve waarnemingsvlak” wil zeggen: het halve vlak dat begint op de verlichtingsas en de waarnemingsas bevat; 2.3.6 “Referentieas (symbool R)” wil zeggen: een bepaald deel van een lijn die door het referentiepunt gaat en die de hoekpositie van de retroreflectieve inrichting aangeeft; 2.3.7 “Invalshoek (symbool â)” wil zeggen: de hoek tussen de verlichtingsas en de referentieas. De invalshoek is doorgaans niet groter dan 90° maar zijn bereik is, voor de volledigheid, 0° < â < 180°. Om deze richting eenduidig te kunnen aangeven, bestaat deze hoek uit twee componenten, â1 en â2; 2.3.8 “Rotatiehoek (symbool å)” wil zeggen: de hoek die met een passend symbool de oriëntatie van het retroreflectieve materiaal aangeeft voor wat betreft de rotatie om de referentieas; 2.3.9 “Eerste as (symbool 1)” wil zeggen: de as door het referentiepunt en loodrecht op het halve waarnemingsvlak; 2.3.10 “Eerste component van de invalshoek (symbool â1)” wil zeggen: de hoek tussen de verlichtingsas en het vlak met daarin de referentieas en de eerste as; bereik: -180° < â1 < 180°; 2.3.11 “Tweede component van de invalshoek (symbool â 2)” wil zeggen: de hoek tussen het vlak van het halve waarnemingsvlak en de referentieas; bereik: -90° < â2 < 90°; 2.3.12 “Tweede as (symbool 2)” wil zeggen: de as door het referentiepunt die loodrecht op zowel de eerste as als de referentieas staat. De positieve richting van de tweede as ligt in het halve waarnemingsvlak als -90° < â1 < 90° zoals in bijlage 1, figuur 1 is getekend; 2.4 Definitie van fotometrische termen 2.4.1 “Retroreflectiecoëfficiënt (symbool R’)” wil zeggen: de lichtsterktecoëfficiënt R van een vlak retroreflectief oppervlak gedeeld door diens oppervlak A (R’ = R/A) De retroreflectiecoëfficiënt R’ wordt uitgedrukt in candela per m² per lx (cd.m -2.lx-1) (R’= I/(E1.A)) (Luminantie / verlichting); 2.4.2 “Hoekdiameter van het retroreflector-monster (symbool ç 1)” wil zeggen: de onderspannen hoek van de grootste afmeting van het retroreflectieve monster, hetzij in het midden van de verlichtingsbron of in het midden van de ontvanger (â1=â2=0°); 2.4.3 “Hoekdiameter van de ontvanger (symbool ç 2)” wil zeggen: de onderspannen hoek van de grootste afmeting van de ontvanger gezien vanuit het referentiepunt (â1=â2=0°); 2.4.4 “Luminantiefactor (symbool â)” wil zeggen: de verhouding tussen de luminantie van het lichaam en de luminantie van een ideale diffuser onder dezelfde verlichtingsvoorwaarden en dezelfde waarnemingsomstandigheden. 2.5 Goniometerbeschrijving In figuur 2 van bijlage 1 is een goniometer (hoekmeter) getekend die kan worden gebruikt voor retroreflectiemetingen in de CIE-geometrie. In deze tekening is de sensor van de lichtsterktemeter (O) als voorbeeld verticaal boven de bron (I) getekend. De eerste as is vast en horizontaal en staat loodrecht op het halve waarnemingsvlak. Elke opstelling is geschikt die equivalent is aan de hier getekende opstelling. 2.6 Definitie van “type” Markeringsmaterialen die tot verschillende typen materialen zullen worden gerekend moeten met elkaar op essentiële punten verschillen, zoals: 2.6.1 De handelsnaam of het handelsmerk; 2.6.2 De kenmerken van het retroreflecterende materiaal; 2.6.3 Die delen die de eigenschappen van het retroreflecterende materiaal of de retroreflecterende inrichting beïnvloeden. 3 AANVRAAG VOOR GOEDKEURING 3.1 De aanvraag voor goedkeuring van retroreflecterend markeringsmateriaal dient te worden ingediend door de eigenaar van de handelsnaam of het handelsmerk, of door diens rechtsgeldige vertegenwoordiger, en dient te worden vergezeld van: 3.1.1 Tekeningen, in drievoud, met voldoende detaillering om het type te kunnen identificeren. De tekeningen dienen op geometrische wijze te tonen in welke richting de markeringsmaterialen op een voertuig zullen worden aangebracht. Ook dienen ze de positie te tonen voor het goedkeuringsnummer en het identificatiesymbool ten opzichte van de cirkel van het goedkeuringsmerkteken; 3.1.2 Een korte beschrijving met technische specificaties van de retroreflecterende markeringsmaterialen; 3.1.3 Monsters van het retroreflecterend markeringsmateriaal, volgens de specificaties van bijlage 4; 4 HANDELSNAMEN EN ANDERE MERKTEKENS 4.1 Alle ter goedkeuring voorgelegde markeringsmaterialen dienen te zijn voorzien van: 4.1.1 De handelsnaam of het handelsmerk van de aanvrager; 4.1.2 Oriëntatiemerktekens “TOP” (BOVEN) op alle markeringsmaterialen waarvan het retroreflecterend systeem niet richtingsonafhankelijk is, op een onderlinge afstand van ten hoogste 0,5 m op stroken, 100 x 100 mm² op oppervlakken. 4.2 De merktekens moeten duidelijk leesbaar op de buitenzijde van het markeringsmateriaal zijn aangebracht en moeten onuitwisbaar zijn. 5 GOEDKEURING 5.1 Indien het retroreflecterend markeringsmateriaal dat conform paragraaf 4 ter goedkeuring is ingediend, voldoet aan de vereisten van dit reglement, zal er goedkeuring worden verleend aan dit type markeringsmateriaal. 5.2 Elk goedgekeurd type krijgt een goedkeuringsnummer toegewezen. De eerste twee cijfers hiervan (op dit moment 00 voor het originele reglement) geven de wijzigingsversie aan met inbegrip van de meest recente technische wijzigingen op het reglement ten tijde van het verlenen van de goedkeuring. Eén en dezelfde contractpartij mag niet hetzelfde nummer toewijzen aan een ander type retroreflecterend markeringsmateriaal. 5.3 Kennisgeving van goedkeuring, afwijzing of verlenging van goedkeuring van een type markeringsmateriaal onder dit reglement, zal aan de partijen van de overeenkomst uit 1958 worden meegedeeld die dit reglement toepassen door middel van een communicatievorm in overeenstemming met het model in bijlage 2 van dit reglement. 5.4 Elk conform dit reglement typegoedgekeurd markeringsmateriaal dient te zijn voorzien, in aanvulling op de merktekens zoals beschreven in paragraaf 4.1, van een duidelijk leesbaar en onuitwisbaar internationaal goedkeuringsmerkteken bestaande uit: 5.4.1 Een cirkel om de letter “E”, gevolgd door het identificatienummer van het land dat de goedkeuring heeft verleend. 1/ 5.4.2 Het nummer van dit reglement, gevolgd door de letter “R”, een liggend streepje en het goedkeuringsnummer volgens paragraaf 5.2. 5.4.3 De volgende aanvullende symbolen die de materiaalklasse aanduiden: 5.4.3.1 “C” voor materiaal voor contour-/strookmarkeringen; 5.4.3.2 “D” voor materiaal voor opvallende markeringen/grafische voorstellingen met een beperkt oppervlak; 5.4.3.3 “E” voor materiaal voor opvallende markeringen/grafische voorstellingen met een groter oppervlak. 5.4.3.4 “D/E” voor materialen die zijn bedoeld als ondergrond of achtergrond voor het afdrukken van opvallende markeringen of grafische voorstellingen voor geheel gekleurde logo’s en markeringen van klasse “E”, en bij een dusdanig gebruik aan de eisen voor materialen van klasse “D” voldoen.” 5.5 De goedkeuringsmerktekens dienen zichtbaar en duidelijk leesbaar op de buitenzijde van het markeringsmateriaal te zijn aangebracht, en dienen onuitwisbaar te zijn en een onderlinge afstand te hebben van ten hoogste 0,5 m op stroken, en 100x100 mm² op oppervlakken. 5.6 Bijlage 3 van dit reglement geeft een voorbeeld van een uitvoeringsvorm van dit goedkeuringsmerkteken. 6 ALGEMENE SPECIFICATIES 6.1 Retroreflecterend markeringsmateriaal dient zodanig te zijn geconstrueerd dat het voldoende functioneert en bij normaal gebruik voldoende zal blijven functioneren. Daarnaast mogen er geen ontwerp- of productiefouten in voorkomen die een nadelige invloed hebben op de effectieve werking of op de levensduur ervan. 6.2 Retroreflecterend markeringsmateriaal en de onderdelen daarvan mogen niet eenvoudig uit elkaar te nemen zijn. 1/ 1 voor Duitsland, 2 voor Frankrijk, 3 voor Italië, 4 voor Nederland, 5 voor Zweden, 6 voor België, 7 voor Hongarije, 8 voor de Tsjechische Republiek, 9 voor Spanje, 10 voor Joegoslavië, 11 voor Groot-Brittannië, 12 voor Oostenrijk, 13 voor Luxemburg, 14 voor Zwitserland, 15 (vacant), 16 voor Noorwegen, 17 voor Finland, 18 voor Denemarken, 19 voor Roemenië, 20 voor Polen, 21 voor Portugal, 22 voor de Russische Federatie, 23 voor Griekenland, 24 voor Ierland, 25 voor Kroatië, 26 voor Slovenië, 27 voor Slowakije, 28 voor Wit-Rusland, 29 voor Estland, 30 (vacant), 31 voor Bosnië-Herzegovina, 32 voor Letland, 33 (vacant), 34 voor Bulgarije, 35-36 (vacant), 37 voor Turkije, 38-39 (vacant), 40 voor de voormalige Joegoslavische republiek Macedonië, 41 (vacant), 42 voor de Europese Gemeenschap (door de lidstaten verleende goedkeuringen worden aangeduid met hun ECEsymbool), 43 voor Japan, 44 (vacant), 45 voor Australië en 46 voor Oekraïne. Aanvullende nummers zullen aan eventuele andere landen worden toegewezen in volgorde van ratificatie of erkenning van de overeenkomst over het aannemen van uniforme technische voorschriften voor rijdende voertuigen, installaties of delen daarvan die kunnen worden bevestigd aan, en/of geplaatst op, rijdende voertuigen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van de goedkeuringen die op basis van deze voorschriften zijn verleend, en de aldus toegewezen nummers zullen door de secretaris-generaal van de Verenigde Naties worden meegedeeld aan de contractpartijen van de overeenkomst. 6.3 De bevestigingswijze van het markeringsmateriaal dient duurzaam en stabiel te zijn. 6.4 Het uitwendige oppervlak van de retroreflecterende markeringsmaterialen dient eenvoudig te reinigen te zijn. Een ruw oppervlak is daarom ook niet toegestaan en eventuele uitstekende delen mogen een eenvoudige reiniging niet hinderen. 7 SPECIALE SPECIFICATIES 7.1 De retroreflecterende markeringsmaterialen dienen ook te voldoen aan de voorwaarden voor wat betreft vorm en afmetingen, en aan de eisen voor wat betreft kleur, lichtsterkte en fysieke en mechanische eigenschappen zoals deze in de bijlagen 5 tot en met 8 van dit reglement staan beschreven. 7.2 Reclame, bestaande uit retroreflecterende logo’s, opvallende markeringen of letters/lettertekens, dient bescheiden te zijn. Deze reclame mag bestaan uit markeringsmaterialen van klasse “D” als het totale retroreflecterende oppervlak kleiner is dan 2 m²; voor grotere retroreflecterende oppervlakken dan 2 m² dient klasse “E” te worden gebruikt. 2/ 7.2.1 Markeringsmateriaal uit klasse “D” mag een maximale retroreflectiecoëfficiënt hebben die kleiner is dan, of gelijk is aan, de waarde uit tabel 2 van bijlage 7, en moet zijn bedoeld voor gebruik in opvallende markeringen of grafische voorstellingen. 7.2.2 Markeringsmateriaal uit klasse “E” mag een maximale retroreflectiecoëfficiënt hebben die kleiner is dan, of gelijk is aan, 33 procent van de waarde uit tabel 2 van bijlage 7. 7.2.3 Witte retroreflecterende markeringsmaterialen die bij gebruik als ondergrond of achtergrond dienen voor het afdrukken van geheel gekleurde logo’s en markeringen van klasse “E”, zonder dat hierbij onbedekte oppervlakken resteren, kunnen aan de eisen voor klasse “D” volgens tabel 2 in bijlage 7 voldoen en moeten als klasse “D/E” worden gemarkeerd.” 7.3 Afhankelijk van de aard van het retroreflecteren markeringsmateriaal, mogen de bevoegde autoriteiten aan laboratoria toestemming geven om bepaalde overbodige tests niet uit te voeren, op voorwaarde dat deze weglatingen worden genoemd onder “Opmerkingen” op het goedkeuringsformulier. 8 AANPASSINGEN AAN EN VERLENGING VAN DE GOEDKEURING VOOR RETROREFLECTIEVE MARKERINGSMATERIALEN 8.1 Alle aanpassingen aan het retroreflecterende markeringsmateriaal dienen te worden gemeld aan de administratieafdeling van de instelling die de typegoedkeuring heeft verleend. Deze afdeling kan vervolgens: 8.1.1 besluiten dat de doorgevoerde aanpassingen geen significant nadelig effect zullen hebben en dat dit type inrichting nog steeds voldoet aan alle vereisten; 8.1.2 of om een aanvullend testrapport verzoeken van de technische dienst die verantwoordelijk is voor het uitvoeren van deze tests. 2/ Niets in dit reglement belet nationale overheden om het gebruik van retroreflecterende reclame, logo’s, opvallende markeringen en letters/lettertekens zoals gedefinieerd in paragraaf 2.1.3 van dit reglement te verbieden. 8.2 Bevestiging of weigering van de goedkeuring, met specificaties van de aanpassingen, zal volgens de procedure in de hierboven staande paragraaf 5.3 worden meegedeeld aan de partijen van de overeenkomst die dit reglement toepassen. 8.3 De bevoegde autoriteit voor het verlenen van de verlenging van de goedkeuring dient alle communicatieformulieren die voor een dergelijke verlenging nodig zijn van een serienummer te voorzien. 9. OVEREENSTEMMING VAN DE PRODUCTIE De overeenstemming van de productieprocedures dient te voldoen aan de volgende voorwaarden zoals genoemd in bijlage 2 van de overeenkomst (E/ECE/324-E/ECE/TRANS/505/Rev. 2): 9.1 Elk retroreflecterend markeringsmateriaal met goedkeuring volgens dit reglement, dient te worden vervaardigd in overeenstemming met het goedgekeurde type conform de hierboven staande paragrafen 6 en 7. 9.2 De overeenstemming van productie zal niet worden aangevochten als de gemiddelde waarde van lichtsterktemetingen aan vijf willekeurige monsters niet meer dan 20 procent afwijkt van de voorgeschreven waarden volgens bijlage 7 van dit reglement. 9.3 De overeenstemming van productie zal niet worden aangevochten als de gemiddelde waarde van de kleureigenschappen van vijf willekeurige monsters voldoet aan de specificaties volgens bijlage 6 van dit reglement, één ander te beoordelen aan de hand van visuele inspecties. 9.4 De autoriteit die de typegoedkeuring heeft verleend, mag te allen tijde de toegepaste overeenstemmingscontrolemethoden in alle productiefaciliteiten controleren. De normale frequentie van deze controles is eens per twee jaar. 10 STRAFFEN VOOR NIET-OVEREENSTEMMING VAN DE PRODUCTIE 10.1 De conform dit reglement verleende goedkeuring voor een bepaald type retroreflectief markeringsmateriaal kan worden ingetrokken als niet aan de bovenstaande vereisten wordt voldaan of als een retroreflectief markeringsmateriaal met daarop het goedkeuringsmerkteken niet in overeenstemming is met zijn typegoedkeuring. 10.2 Als een contractpartij van deze overeenkomst die dit reglement toepast een eerder verleende goedkeuring intrekt, dienen de overige contractpartijen die dit reglement toepassen hier onmiddellijk van op de hoogte te worden gesteld, door middel van een communicatieformulier volgens het model in bijlage 2 van dit reglement. 11. PERMANENT GESTAAKTE PRODUCTIE Indien de houder van een goedkeuring de productie van een volgens dit reglement goedgekeurd retroreflectief markeringsmateriaal volledig staakt, zal hij of zij de autoriteit die de goedkeuring heeft verleend hiervan op de hoogte stellen. Na ontvangst van het betreffende bericht zal die autoriteit de overige partijen die dit reglement toepassen hierover informeren door middel van een communicatieformulier volgens het model in bijlage 2 van dit reglement. 12. NAMEN EN ADRESSEN VAN TECHNISCHE DIENSTEN DIE GOEDKEURINGSTESTS MOGEN UITVOEREN EN VAN DE ADMINISTRATIEVE AFDELINGEN De contractpartijen van de overeenkomst die dit reglement toepassen, zullen aan het secretariaat van de Verenigde Naties de namen en adressen doorgeven van de technische diensten die verantwoordelijk zijn voor het uitvoeren van de goedkeuringstests en de namen en adressen van de administratieve afdelingen die de goedkeuring verlenen en waar formulieren voor goedkeuring, verlenging, afwijzing en intrekking van de goedkeuring, of buitenlandse formulieren voor permanent gestaakte productie naar toe moeten worden gestuurd. ---------- <<koptekst>> Bijlage 1 Bijlage 1 Figuur 1 HET CIE-COÖRDINATENSYSTEEM 1: 2: I: O: R: á: â1, â2: å: Eerste as Tweede as Verlichtingsas Waarnemingsas Referentieas Waarnemingshoek Invalshoeken Rotatiehoek Het CIE-hoekensysteem voor het specificeren en meten van retroreflectieve markeringsmaterialen. De eerste as staat loodrecht op het vlak met daarin de waarnemingsas en de verlichtingsas. De tweede as staat loodrecht op zowel de eerste as als op de referentieas. Alle getekende assen, hoeken en rotatierichtingen zijn positief. Opmerkingen: (a) De vaste hoofdas is de verlichtingsas. (b) De eerste as is vast loodrecht op het vlak met daarin de waarnemingsas en de verlichtingsas. (c) De referentieas is vast ten opzichte van het retroreflectieve materiaal en beweegt mee met â1 en â2. <<koptekst>> Bijlage 1 Figuur 2 GONIOMETERMECHANISME OP BASIS VAN HET CIE-HOEKENSYSTEEM 1: 2: I: O: R: P: á: â1, â2: å: Eerste as Tweede as Verlichtingsas Waarnemingsas Referentieas Retroreflectief materiaal Waarnemingshoek Invalshoeken Rotatiehoek Weergave van een goniometermechanisme (hoekmeter) op basis van het CIEhoekensysteem voor het specificeren en meten van retroreflectieve materialen. Alle getekende hoeken en rotatierichtingen zijn positief. <<koptekst>> Bijlage 2 Bijlage 2 COMMUNICATIEFORMULIER (Maximumformaat: A4 (210 x 297 mm)) uitgegeven door: Naam van de administrerende instantie: ............... ............... ............... betreffende: 2/ GOEDKEURING VERLEEND GOEDKEURING VERLENGD GOEDKEURING GEWEIGERD GOEDKEURING INGETROKKEN PERMANENT GESTAAKTE PRODUCTIE voor retroreflectieve markeringsmaterialen ten behoeve van zware en lange voertuigen en hun aanhangers, conform reglement nummer 104 Goedkeuringsnummer: . . . . . . . . . . 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. Verlengingsnummer: . . . . . . . . . . . Handelsnaamkenmerk van het markeringsmateriaal: Klasse van het markeringsmateriaal: C/D/E 2/ Naam en adres van de fabrikant: Indien van toepassing, naam en adres van de wettelijke vertegenwoordiger van de fabrikant: Datum waarop het markeringsmateriaal is ingediend voor de goedkeuringstests: Technische dienst verantwoordelijk voor het uitvoeren van de goedkeuringstest: Datum van het testrapport opgesteld door de technische dienst: Aantal door de technische dienst opgesteld testrapporten: Opmerkingen: Goedkeuring verleend/geweigerd/verlengd/ingetrokken 2/ Reden(en) voor de verlenging (indien van toepassing): Plaats: Datum: Handtekening: Naam: Bijgevoegd is een lijst van documenten die het goedkeuringsdossier vormen, deze zijn in het bezit van de bevoegde autoriteit die de goedkeuring heeft verleend; op aanvraag is een kopie van dit dossier verkrijgbaar. 1/ Naam van het administrerende land. 2/ Doorhalen wat niet van toepassing is. <<koptekst>> Bijlage 3 Bijlage 3 UITVOERINGSVORM VAN HET GOEDKEURINGSMERKTEKEN a = min. 12 mm Het retroreflecterende markeringsmateriaal waarop het hierboven staande goedkeuringsmerkteken is aangebracht, is goedgekeurd in Duitsland (E1) onder goedkeuringsnummer 0001148. De eerste twee cijfers van het goedkeuringsnummer geven aan dat de goedkeuring is verleend conform de originele eisen van reglement nummer 104. Het “C”-symbool geeft de klasse aan van het retroreflecterende materiaal als zijnde bedoeld voor contour-/strookmarkeringen. Een “D”-symbool duidt materiaal aan dat is bedoeld voor opvallende markeringen/grafische voorstellingen van een beperkt formaat, en een “E”symbool duidt materiaal aan dat is bedoeld voor opvallende markeringen/grafische voorstellingen van een groter formaat. Let op: Het goedkeuringsnummer en het materiaalsymbool moeten op korte afstand van de cirkel staan, boven of onder de letter “E” of hier links of rechts van. De cijfers van het goedkeuringsnummer moeten alle aan één kant van de letter “E” staan en een gelijke oriëntatie hebben. Het goedkeuringsnummer en het materiaalsymbool moeten diametraal tegenover elkaar worden geplaatst. Gebruik van Romeinse cijfers als goedkeuringsnummer moet worden vermeden om verwarring met andere aanduidingen te voorkomen. --------- <<koptekst>> Bijlage 4 Bijlage 4 TESTPROCEDURE TESTMONSTERS 1. Er dienen vijf testmonsters bestaande uit stroken of vlakken retroreflecterende markeringsmateriaal aan het testlaboratorium te worden geleverd. De stroken moeten minimaal 3 meter lang zijn; de vlakken moeten een minimaal oppervlak van 500x500 mm² hebben. 2. De testmonsters dienen representatief te zijn voor het huidige productieproces, en moeten zijn vervaardigd in overeenstemming met de aanbevelingen van de fabrikant(en) van de retroreflecterende markeringsmaterialen. 1/ 3. Na controle op de algemene specificaties (paragraaf 6 van het reglement) en op de specificaties voor vorm en afmetingen (bijlage 5), zullen de monsters worden onderworpen aan een hittebestendigheidtest zoals beschreven in bijlage 8 van dit reglement, voorafgaand aan de testen volgens de bijlagen 6 en 7. 4. Aan vijf monsters worden lichtsterkte- en kleurmetingen gedaan. De gemiddelde waarden hiervan zullen worden gehanteerd. 5. Voor de overige tests dienen monsters te worden gebruikt die niet in één van de eerdere tests zijn gebruikt. -------1/ Testmonsters van retroreflecterende markeringsmaterialen worden aangebracht op afgekante en ontvette aluminium platen van 2 mm dikte, en zullen voorafgaande aan de test gedurende 24 uur op 23°C ± 2°C bij 50% ± 5% relatieve luchtvochtigheid worden gehouden. <<koptekst>> Bijlage 5 Bijlage 5 SPECIFICATIE VAN DE MARKERINGSAFMETINGEN 1. ZIJKANT- EN ACHTERKANTMARKERING MET STROKEN 1.1 Algemeen De markeringen dienen te bestaan uit stroken retroreflecterend materiaal. 1.2 Afmetingen 1.2.1 De breedte van markeringsmateriaal voor de zijkant en/of achterkant dient 50 mm +10/-0 mm te zijn. 1.2.2 De minimale lengte van een element van retroreflecterend markeringsmateriaal dient zodanig te zijn dat ten minste één goedkeuringsmerkteken zichtbaar is. -------- <<koptekst>> Bijlage 6 Bijlage 6 COLORIMETRISCHE SPECIFICATIES 1. Retroreflecterende markeringsmaterialen (klasse C) dienen wit, geel of rood van kleur te zijn. Retroreflecterende opvallende markeringen en/of grafische voorstellingen (klasse D en E) mogen elke kleur zijn.” 2. Bij metingen met behulp van een spectrofotometer volgens de voorwaarden van CIE-document nummer 15 (1971) en een D65 CIE-standaardverlichting onder een hoek van 45° met de normaal en waargenomen in de richting van de normaal (45°/0° geometrie), dient de kleur van het materiaal in nieuwe toestand zich te bevinden in het kleurcoördinatengebied zoals dat in tabel 1 staat vermeld, en dient het materiaal over een minimale luminantiefactor â te beschikken. Tabel 1 Kleurcoördinaten Kleur Luminantiefactor â [1] geel wit rood 3. Bij een CIE-standaardverlichting A onder een invalshoek van â 1 = â2 = 0° of, indien dit een kleurloze oppervlaktereflectie produceert, een hoek van â 1 = 0°, â2 = +5°, en gemeten onder een waarnemingshoek á van 20’, dient de kleur van het materiaal in nieuwe toestand zich te bevinden in het kleurcoördinatengebied zoals dat in tabel 2 staat vermeld. Tabel 2 Kleurcoördinaten Kleur geel wit rood Let op: Aangezien de kleurweergave bij nacht van retroreflecterende markeringsmaterialen op dit moment wordt onderzocht door CIE TC 2.19, zijn de hierboven staande limieten slechts voorlopig en zullen op een later moment worden herzien nadat de werkzaamheden van CIE TC 2.19 zijn afgerond. -------- <<koptekst>> Bijlage 7 Bijlage 7 FOTOMETRISCHE SPECIFICATIES 1. Bij een CIE-standaardverlichting A en gemeten volgens de aanbevelingen in CIEpublicatienummer 54, 1982, dient de retroreflectiecoëfficiënt R’ in candela per m² per lux (cd.m -2.lux-1) van de retroreflecterende oppervlakken in nieuwe toestand ten minste de waarden te hebben die in tabel 1 staan vermeld voor gele en witte materialen en ten minste de waarden te hebben die in tabel 2 staan vermeld voor rode materialen. 1.1 Minimumwaarden voor de retroreflectiecoëfficiënt Lichtsterktespecificaties voor retroreflecterende markeringen van klasse C: TABEL 1 Minimumwaarden voor de retroreflectiecoëfficiënt R’ [cd.m -2.lx-1] Waarnemingshoek á [°] Invalshoek â [°] Kleur geel wit TABEL 2 Minimumwaarden voor de retroreflectiecoëfficiënt R’ [cd.m -2.lux-1] Waarnemingshoek á [°] Invalshoek â [°] Kleur rood 1.2 Maximumwaarden voor de retroreflectiecoëfficiënt Lichtsterktespecificaties voor opvallende markeringen of grafische voorstellingen van klasse D: TABEL 2 Maximumwaarden voor de retroreflectiecoëfficiënt R’ [cd.m -2.lx-1] Waarnemingshoek á [°] Invalshoek â [°] Alle kleuren Let op: Als het monster is voorzien van een oriëntatiemerkteken, dan gelden de gespecificeerde waarden alleen voor deze oriëntatie. Monsters zonder oriëntatiemerkteken moeten zowel onder 0° als onder 90° worden gemeten, --------- <<koptekst>> Bijlage 8 Bijlage 8 WEERSTAND TEGEN EXTERNE INVLOEDEN 1. Weerstand tegen verwering. 1.1 Procedure - Voor elke test worden twee exemplaren van een monster (zie paragraaf 2.1.4 van dit reglement) gebruikt. Het ene exemplaar wordt opgeborgen in een donkere en droge houder om later als “niet-blootgesteld referentie-exemplaar” te kunnen dienen. Het tweede exemplaar zal worden onderworpen aan een lichtbron conform ISOnorm 105 - B02 - 1978, hoofdstuk 4.3.1; het retroreflecterende materiaal dient hieraan te worden blootgesteld tot de blauwnorm nummer 7 is vervaagd tot nummer 4 op de grijsschaal. Na de test zal het exemplaar worden gewassen in een sterk verdunde, milde zeepoplossing, worden gedroogd en onderzocht op overeenstemming met de vereisten conform de paragrafen 1.2 tot en met 1.4. 1.2 Visuele inspectie van het uiterlijk Het oppervlak van het blootgestelde exemplaar mag geen tekenen van barsten, schilferen, scheuren, blaarvorming, ontlaging, vervorming, verkalking, vlekvorming of corrosie vertonen. 1.3 Kleurvastheid De kleur van het blootgestelde exemplaar dient nog steeds te voldoen aan de vereisten conform de tabellen 1 en 2 uit bijlage 6. 1.4 Effect op de retroreflectiecoëfficiënt van het retroreflecterende materiaal: 1.4.1 Voor deze controle zal alleen worden gemeten onder een waarnemingshoek van á = 20’ en een invalshoek van â 2 = 5° met behulp van de methode die in bijlage 7 staat beschreven. 1.4.2 De retroreflectiecoëfficiënt van het blootgestelde exemplaar in droge toestand mag niet minder zijn dan 80% van de waarden die in de tabellen 1 en 2 van bijlage 7 staan. 2. Corrosieweerstand 2.1 Een exemplaar van het monster zal gedurende 48 uur aan de inwerking van een zoutdamp worden blootgesteld, verdeeld over twee perioden van blootstelling van 24 uur, met daartussen een periode van 2 uur waarin het exemplaar kan drogen. De zoutdamp zal worden geproduceerd door bij een temperatuur van 35 ± 2°C een zoutoplossing te vernevelen bestaande uit 5 gewichtsdelen natriumchloride opgelost in 95 gewichtsdelen gedestilleerd water met niet meer dan 0,02 procent onzuiverheden. 2.2 Direct na afloop van de test mag het monster geen tekenen van corrosie vertonen die de werking van de markering nadelig zouden kunnen beïnvloeden. 2.2.1 De retroreflectiecoëfficiënt R’ van de retroreflecterende oppervlakken mag, bij meting na een herstelperiode van 48 uur zoals deze staat beschreven in paragraaf 1 van bijlage 7, bij een invalshoek van â2 = 5° en een waarnemingshoek van á = 20’, niet minder zijn dan de waarden die in tabel 1 van bijlage 7 staan, of meer dan de waarden die in tabel 2 van bijlage 7 staan. Voorafgaand aan de meting dient het oppervlak te worden gereinigd van eventuele zoutneerslag uit de zoutdamp. 3. Brandstofbestendigheid Een deel van een monster met een lengte van niet minder dan 300 mm, zal één minuut lang worden ondergedompeld in een mengsel van 70 volumeprocent n-heptaan en 30 volumeprocent tolueen. Na het verwijderen van het monster uit de oplossing zal het oppervlak met een zachte doek worden gedroogd en mogen er geen veranderingen zichtbaar zijn die de werking ervan nadelig zouden kunnen beïnvloeden. 4. Hittebestendigheid 4.1 Een deel van een monster met een lengte van niet minder dan 300 mm, zal gedurende 12 uur (voor spuitgietretroreflectoren geldt 48 uur) in een droge atmosfeer op een temperatuur van 65 ± 2°C worden gehouden, waarna het monster 1 uur lang mag afkoelen bij 23 ± 2°C. Vervolgens dient het monster 12 uur lang in een omgeving van -20 ± 2°C te worden gehouden. 4.2 Na een herstelperiode van 4 uur zal het monster onder normale laboratoriumomstandigheden worden onderzocht. 4.3 Na afloop van deze test mogen er geen tekenen van barstvorming in of vervorming van het oppervlak zichtbaar zijn, dit geldt in het bijzonder voor het oppervlak van de optische delen. 5. Reinigingsmiddelenbestendigheid Een testmonster dat is besmeurd met een mengsel van reinigingsmiddel, smeerolie en grafiet, moet eenvoudig te reinigen zijn met behulp van een mild alifatisch oplosmiddel als n-heptaan, gevolgd door het wassen met een neutrale zeep, zonder schade te veroorzaken aan de retroreflecterende materiaaloppervlakken. 6. Stabiliteit van de fotometrische eigenschappen 6.1 De autoriteit die de goedkeuring heeft verleend, heeft het recht om de stabiliteit van de optische eigenschappen van een retroreflecterend materiaal in gebruik te controleren (wanneer deze in gebruik zijn als markering of als opvallende markeringen/grafische voorstellingen). 6.2 De administratieve afdelingen van de contractpartijen die de toestemming hebben verleend, mogen dezelfde controles uitvoeren. Als voor een bepaald type retroreflectief materiaal “systematische fouten bij gebruik” optreden, zullen de geteste materiaalmonsters ter beoordeling worden voorgelegd aan de autoriteit die de goedkeuring heeft verleend. 6.3 Zijn er geen andere criteria, dan dienen “systematische fouten bij gebruik” voor een bepaald type retroreflecterend materiaal te worden vastgesteld aan de hand van paragraaf 6 van dit reglement. 7 Bestendigheid tegen het binnendringen van water 7.1 Een monster van de retroreflecterende markering zal gedurende 10 minuten worden ondergedompeld in water bij een temperatuur van 50 ± 5°C, waarbij het hoogste punt van de bovenzijde van het retroreflecterend oppervlak zich 20 mm onder het wateroppervlak dient te bevinden. Deze test zal worden herhaald nadat het monster 180° is gedraaid, zodat het retroreflecterend oppervlak nu onder zit en de achterzijde zich circa 20 mm onder water bevindt. De monster(s) zullen vervolgens op dezelfde manier in water met een temperatuur van 25 ± 5°C worden ondergedompeld. 7.2 Er mag geen water het reflecterende oppervlak van het monster binnendringen. Is er bij een visuele controle duidelijk water aanwezig, dan is de retroreflecterende markering niet voor deze test geslaagd. 7.3 Is er bij een visuele controle geen water aanwezig, of is er twijfel, dan zal de retroreflectiecoëfficiënt R’ worden gemeten conform bijlage 7, waarbij het monster eerst voorzichtig dient te worden geschud om het overtollige water van de buitenkant te verwijderen. ------ <<koptekst>> Bijlage 9 Bijlage 9 RICHTLIJNEN VOOR DE VORM VAN DE MARKERING EN BEVESTIGINGSEISEN 1/ 1. ZIJKANT- EN ACHTERKANTMARKERING MET STROKEN. 1.1 Retroreflecterende markeringsmaterialen die op voertuigen zijn aangebracht kunnen bestaan uit één of meer elementen die bij voorkeur ononderbroken parallel of zo goed mogelijk parallel aan de grond moeten lopen. Hetzelfde geldt voor trekkers, opleggers en andere voertuigcombinaties. Het combineren van wel en niet conform dit reglement gemarkeerde voertuigen en aanhangers is af te raden. 1.1.1 De markeringen die op de achterkant van de voertuigen zijn aangebracht mogen rood van kleur zijn. 1.1.2 De markeringen die op de zijkanten van de voertuigen zijn aangebracht dienen wit of geel van kleur te zijn. 1.2 De aangebrachte markeringen dienen zo goed mogelijk de gehele lengte en breedte van het voertuig aan te geven. “Geheel” wil in dit geval zeggen: ten minste 80 procent van de lengte en/of de breedte. 1.3 Bij gebruik van niet-doorlopende stroken dient de afstand tussen de afzonderlijke elementen zo klein mogelijk te zijn met een maximum van 50 procent van de lengte van het kortste element. 1.4 Retroreflecterende markeringsmaterialen dienen minimaal op een hoogte van 250 mm boven de grond en op een maximale hoogte van 1500 mm te zijn aangebracht. Een hoogte tot 2100 mm is echter acceptabel als er technische redenen zijn waarom de maximumhoogte van 1500 mm niet kan worden aangehouden. 1.5 De afstand tussen de op de achterkant van een voertuig aangebrachte retroreflecterende markeringsmaterialen en alle verplichte remlichten, moet groter zijn dan 200 mm. 2. CONTOURMARKERING 2.1 De aangebrachte contourmarkeringen dienen aan de zijkanten en aan de achterkant zo goed mogelijk de algemene vorm van het voertuig aan te geven. 2.1.1 De contourmarkeringen die op de achterkant van de voertuigen zijn aangebracht mogen rood van kleur zijn. 2.1.2 De contourmarkeringen die op de zijkanten van de voertuigen zijn aangebracht dienen wit of geel van kleur te zijn. 2.2 Bij gebruik van niet-doorlopende stroken dient de afstand tussen de afzonderlijke elementen zo klein mogelijk te zijn met een maximum van 50 procent van de lengte van het kortste element. 2.3 2.4 Het onderste deel van de retroreflecterende markeringsmaterialen dient minimaal op een hoogte van 250 mm boven de grond en op een maximale hoogte van 1500 mm te zijn aangebracht. De afstand tussen de op de achterkant van een voertuig aangebrachte retroreflecterende markeringsmaterialen en alle verplichte remlichten, moet groter zijn dan 200 mm. 1/ Niets in deze bijlage belet nationale overheden om andere eisen te stellen dan in deze richtlijn staan aangegeven. <<koptekst>> Bijlage 9 3. OPVALLENDE MARKERINGEN EN GRAFISCHE VOOSTELLINGEN (RECLAME) 3.1 Retroreflecterende opvallende markeringen en/of grafische voorstellingen mogen alleen worden aangebracht binnen de contourmarkering op de zijkant van een voertuig, op voorwaarde dat deze de werking van de contourmarkering en van de wettelijk verplichte verlichting en lichtsignalen niet hinderen. In vergelijking met de contourmarkering moeten de opvallende markeringen en/of grafische voorstellingen bescheiden zijn, zoals hieronder in paragraaf 3.2 nader is aangeduid. 3.2 Aan het begrip “bescheiden” is voldaan als: 3.2.1 Het aantal letters/lettertekens kleiner is dan 15; 3.2.2 De letters/lettertekens tussen de 300 en 1000 mm hoog zijn; 3.2.3 Het gehele retroreflecterende oppervlak niet groter is dan 2,0 m²; 3.2.4 Er geen ingewikkelde concepten zijn afgebeeld, zoals adressen en telefoonnummers. 4. VOORBEELDEN VAN RETROREFLECTERENDE MARKERINGEN De aanhangsels 1 en 2 tonen voorbeelden van retroreflecterende markeringen. --------- <<koptekst>> Bijlage 9 - Aanhangsel 1 Bijlage 9 - Aanhangsel 1 VOORBEELDEN VAN RETROREFLECTERENDE MARKERINGEN MET STROKEN Voorbeeld A Voorbeeld B <<koptekst>> Bijlage 9 - Aanhangsel 1 Bijlage 9 - Aanhangsel 1 (vervolg) VOORBEELDEN VAN RETROREFLECTERENDE MARKERINGEN MET STROKEN Voorbeeld C Voorbeeld D <<koptekst>> Bijlage 9 - Aanhangsel 1 Bijlage 9 - Aanhangsel 1 (vervolg) VOORBEELDEN VAN RETROREFLECTERENDE MARKERINGEN MET STROKEN Voorbeeld E kabel <<koptekst>> Bijlage 9 - Aanhangsel 2 Bijlage 9 - Aanhangsel 2 VOORBEELDEN VAN RETROREFLECTERENDE CONTOURMARKERINGEN (MET OPVALLENDE MARKERINGEN EN GRAFISCHE VOORSTELLINGEN) Voorbeeld A Voorbeeld B <<koptekst>> Bijlage 9 - Aanhangsel 2 Bijlage 9 - Aanhangsel 2 (vervolg) VOORBEELDEN VAN RETROREFLECTERENDE CONTOURMARKERINGEN (MET OPVALLENDE MARKERINGEN EN GRAFISCHE VOORSTELLINGEN) Voorbeeld C Voorbeeld D --------