Uitspraak RECHTBANK MAASTRICHT Sector Kanton Locatie Heerlen zaaknr: 411017 ej 11-17 conc: JS beschikking van de kantonrechter op een voorwaardelijk verzoek ex artikel 7:685 BW d.d. 8 februari 2011 inzake de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar Engels recht N.U. LOGISTICS LTD., gevestigd en kantoorhoudende te [plaats], hierna aan te duiden als Logistics, verzoekster, gemachtigde: mr. A.L. Stegeman te Heerlen contra: [verweerder], wonende te [adres], hierna aan te duiden als [verweerder], verweerder, gemachtigde: mr. M.S.R. Dijkstra te Enschede. Het procesverloop Op 14 januari 2011 is ter griffie een verzoekschrift ontvangen om de tussen partijen bestaande arbeidsovereen-komst, voor zover vereist, wegens gewichtige redenen te ontbinden. De inhoud daarvan, alsmede van de overige stukken waaronder de aantekeningen van de mondelinge behande-ling op 25 januari 2011, wordt hier herhaald en ingelast. Het verzoek Logistics verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder], voor zover vereist, te ontbinden, wegens een gewichti-ge reden, in verband met een verandering in de omstandigheden, waaraan zij een verstoorde arbeidsverhouding en een gebrek aan vertrouwen in [verweerder] ten grondslag legt. [verweerder] is op [datum] voor bepaalde tijd bij Logistics in dienst getreden als chauffeur en was laatstelijk bij Logistics werkzaam, na verlenging van de overeenkomst voor bepaalde tot 30 september 2011, tegen een salaris van € 1.857,60 bruto per maand, exclusief vakantiebijslag, onkostenvergoedingen en overige emolumen-ten. Logistics geeft in haar verzoek aan dat [verweerder] sedert de datum van indiensttreding klaagt over de afstand tussen zijn woonplaats en de plaats waar het kantoor van Logistics is gevestigd en waar de vrachtwagen wordt gestald. Verder klaagt [verweerder] over de beloning, zijn slechte financiële situatie, over de ritten die hij moet rijden, over de files, over de vrachtwagen en over de opdrachtgevers. Begin 2010 heeft [verweerder] aangegeven zijn dienstverband na de zomer, voortijdig, te willen beëindigen. In de zomer van 2010 is [verweerder] hierop teruggekomen en heeft hij aangegeven voor Logistics te willen blijven werken, hetgeen heeft geresulteerd in een verlenging van de ar-beidsovereenkomst onder de voorwaarde dat [verweerder] diende op te houden met het voor privégebruik aanwenden van een voor bedrijfsmatige onkosten verstrekte creditcard alsmede het voor privédoeleinden gebruik van de bedrijfstelefoon. [verweerder] bleef echter klagen en is ook na de verlenging van de arbeidsovereenkomst de bedrijfscreditcard voor privé-opnamen blijven gebruiken. Verder heeft hij ook de bedrijfstelefoon voor privédoeleinden gebruikt, de goede naam en goodwill van Logistics in diskrediet gebracht en een onjuiste voorstelling van zaken gegeven over de beëindiging van het dienstverband en de financiële afwikkeling door te stellen dat hij zonder dringende reden op staande voet is ontslagen, terwijl hij zelf het dienstverband heeft beëindigd. Het verweer [verweerder] weerspreekt het voorwaardelijk verzoek van Logistics gemotiveerd, zoals weergegeven in de door haar bij gelegenheid van de mondelinge behandeling overgelegde pleitnota, waarop, voor zover nodig, hierna zal worden ingegaan. De beoordeling Tussen partijen staat vast dat [verweerder], geboren op [geboortedatum], woonachtig is te [plaats] ([land]), dat Logis-tics is gevestigd te [plaats] ([land]) en dat [verweerder] sedert [datum] als internationaal chauffeur voor Logistics werkzaamheden verricht in geheel Europa. Nu één van partijen buiten Nederland woonachtig is, is de kantonrechter van oordeel dat allereerst dient te wor-den beoordeeld of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt. Op grond van artikel 20 van de EG-Verordening nr. 44/2001 (EEX-Verordening) van 22 december 2000 kan een werkgever zijn vordering - aan welke term een algemene betekenis toekomt zodat daaronder ook een verzoek als het onderhavige is te vatten - met betrekking tot individuele verbintenissen uit arbeidsovereenkomst slechts brengen voor de gerechten van de lidstaat waar de werknemer woonplaats heeft. Hiervan kan, voor zover hier van belang, slechts worden afgeweken indien partijen dat na het ontstaan van het geschil overeenkomen (artikel 21 EEX-Verordening). In het onderhavige geval is zulks niet geschied. [verweerder] is echter in rechte verschenen zonder de bevoegdheid van de kantonrechter te Heerlen te betwisten. De kantonrechter is van oordeel dat in het onderhavige geval sprake is van een stilzwijgende forumkeuze als bedoeld in artikel 24 EEX-Verordening, zodat door de verschijning van [verweerder] de kantonrechter te Heerlen bevoegd is om van het onderhavige geschil kennis te nemen. Op grond van het bepaalde in artikel 8 leden 2 en 3 van de EG-Verordening nr. 593/2008 van 17 juni 2008 inza-ke het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I), wordt de individuele arbeidsovereenkomst bij gebreke van een door partijen gedane rechtskeuze be-heerst door het recht van het land waar of van waaruit de arbeid gewoonlijk wordt verricht of, indien het toepas-selijk recht niet dienovereenkomstig kan worden vastgesteld, door het recht van het land waar de vestiging van de werkgever die de werknemer in dienst heeft zich bevindt. Een rechtskeuze hebben partijen niet gemaakt. De plaats waar de arbeid wordt verricht, biedt vanwege het internationale karakter daarvan ([verweerder] is immers inter-nationaal chauffeur die zijn werkzaamheden in geheel Europa uitvoert) onvoldoende aanknopingspunten. Het land van waaruit [verweerder] zijn werkzaamheden verricht is Nederland en bovendien is daar ook de vestigingsplaats van de werkgever, zijnde Logistics, gelegen. Gelet hierop is Nederlands recht van toepassing. De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het onderhavige verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod. Logistics legt een vertrouwensbreuk in de arbeidsrelatie tussen partijen ten grondslag aan het voorwaardelijke ontbindingsverzoek en vraagt de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden voor het geval dat deze over-eenkomst op of omstreeks 15 november 2010 dan wel op 18 november 2010 niet reeds rechtsgeldig is beëin-digd. [verweerder] betwist zelf ontslag te hebben genomen en stelt dat [directeur], directeur van Logistics, op 18 november 2010 de arbeidsovereenkomst heeft beëindigd. [verweerder] voert aan dat Logistics in de periode van april tot en met november 2010 zeer nalatig is geweest met de loonbetalingen en dat de betalingsachterstand op 15 november 2010 was opgelopen tot € 4.975,05 netto, waar-door [verweerder] zich genoodzaakt zag Logistics te sommeren om tot betaling van zijn loon en onkosten over te gaan. [directeur] heeft hierop gereageerd met de mededeling dat [verweerder] zijn ritten moest afmaken en bij terugkeer op 18 november 2010 zijn auto, de papieren, de sleutels en de creditcard moest inleveren, aldus [verweerder]. Logistics stelt dit aan [verweerder] te hebben medegedeeld nadat [verweerder] zou hebben gezegd ermee te willen ophou-den en het dienstverband wilde beëindigen. [verweerder] betwist dit en stelt dat op geen enkele wijze is gebleken dat hij onvoorwaardelijk heeft ingestemd met de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst en dat hij niet op de eventuele gevolgen daarvan is gewezen. Met inachtneming van het vorenstaande is de kantonrechter van oordeel dat de onderhavige procedure zich in beginsel niet leent voor een uitgebreid feitenonderzoek, waaronder het horen van getuigen. Dit brengt met zich dat niet kan worden nagegaan wat er allemaal precies is voorgevallen op of omstreeks 15 november 2010 en 18 november 2010. De kantonrechter zal zich aan de hand van de gedingstukken en de toelichting van partijen ter zitting een oor-deel moeten vormen. Wel is ten processe komen vast te staan dat [verweerder] in zijn woonplaats [plaats], althans in de [plaats], in voornoemde periode een aanvraag voor een werkloosheidsuitkering heeft ingediend en dat hij sedert 22 no-vember 2010 daadwerkelijk “Arbeitslosengeld” ontvangt. [verweerder] stelt verder weliswaar meteen weer aan de slag te willen bij Logistics, doch Logistics geeft aan dat de arbeidsverhouding door toedoen van [verweerder] zodanig verstoord is geraakt dat van een vruchtbare samenwerking in de toekomst geen sprake meer kan zijn, temeer nu [verweerder] na verlenging van de arbeidsovereenkomst is blij-ven klagen en de creditcard en bedrijfstelefoon voor privédoeleinden is blijven gebruiken. Gelet op het vorenstaande is de kantonrechter van oordeel dat vanwege de over en weer gemaakte verwijten ten processe voldoende aannemelijk is geworden dat de vertrouwensrelatie tussen Logistics en [verweerder] verstoord is geraakt zodat het weinig zinvol is de arbeidsverhouding tussen partijen voort te zetten. De kantonrechter acht de door Logistics aan het adres van [verweerder] gemaakte verwijten echter niet dan wel onvoldoende aannemelijk ge-maakt. Mede door het ontbreken van verificatoire bescheiden omtrent het vorenstaande en/of het ontbreken van door beide partijen ondertekende gespreksverslagen waarin de gestelde gedragingen van [verweerder] dan wel de tussen partijen in dit kader gemaakte afspraken zijn vastgelegd, is de mate van verwijtbaarheid aan de zijde van [verweerder] niet dan wel in onvoldoende mate vast te stellen. De kantonrechter zal derhalve de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk ontbinden wegens verandering in de omstandigheden, waarbij het, gezien de omstandigheden waarin [verweerder] is komen te verkeren, billijk voorkomt aan [verweerder] een vergoeding toe te kennen. Gelet op het vorenstaande, de leeftijd van [verweerder], de duur van het dienstverband, de hoogte van het salaris en verdere omstandigheden zoals uit de processtukken en het verhandelde ter zitting is gebleken, wordt een vergoe-ding van € 3.000,00 bruto passend geacht. De kantonrechter laat in dit verband niet meewegen de stelling van [verweerder] dat hij vanaf 1 juli 2008 in dienst was van N.U. Transporte GmbH en dat Logistics als rechtsopvolger dient te worden beschouwd. Logistics heeft zulks immers gemotiveerd betwist en in dit licht bezien is deze stel-ling van [verweerder] in deze procedure onvoldoende aannemelijk geworden. De door [verweerder] verzochte vergoeding van € 20.000,00 acht de kantonrechter buitenproportioneel. De kantonrechter stelt partijen in kennis van het voornemen de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 maart 2011 voorwaardelijk te ontbinden met toekenning van een vergoeding aan [verweerder] van € 3.000,00 bruto ten laste van Logistics, in die zin dat deze vergoeding opeisbaar is op het moment dat in rechte komt vast te staan dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen na 15 november 2010 respectievelijk 18 november 2010 is blijven doorlo-pen. Logistics zal overeenkomstig de wet de gelegenheid worden geboden haar verzoek desgewenst in te trekken. Indien zij daartoe overgaat, zal zij worden veroordeeld in de proceskosten, indien zij niet daartoe overgaat, zul-len de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt. Beschikt: De kantonrechter: stelt Logistics in de gelegenheid uiterlijk 22 februari 2011 het verzoek in te trekken; voor het geval het verzoek niet tijdig wordt ingetrokken: ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 maart 2011, voor het geval deze nog is blij-ven doorlopen na 15 november 2010 respectievelijk 18 november 2010; kent aan [verweerder] ten laste van Logistics een vergoeding toe van € 3.000,00 bruto, opeisbaar vanaf het moment dat in rechte is komen vast te staan dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen na 15 november 2010 respectie-velijk 18 november 2010 is blijven doorlopen, en veroordeelt Logistics voor dat geval tot betaling van deze vergoeding aan [verweerder]; compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt; en voor het geval het verzoek tijdig wordt ingetrokken: veroordeelt Logistics in de proceskosten aan de zijde van [verweerder], tot de uitspraak van deze beschikking begroot op € 400,00 aan salaris gemachtigde. Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. P.H. Brandts, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.