Prejudiciële hofzaak C-67/14 Alimanovic Termijnen: Motivering departement: 1 april 2014 (Concept-) schriftelijke opmerkingen: 18 april 2014 Schriftelijke opmerkingen: 18 mei 2014 Trefwoorden: gelijke behandeling; vrij verkeer personen/werknemers Onderwerp:- Europees Verdrag betreffende sociale en medische bijstand (EVSMB); - VWEU artikel 18 (gelijke behandeling); een 45 (vrij verkeer werknemers) - Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels; - Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen; - Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van (enz) Nazifa (moeder, geboren 1966 in Bosnië), haar kinderen Sonita (1994), Valentina (1998) en Valentino (1999) Alimanovic hebben de ZWE nationaliteit maar zijn in 2010 naar DUI teruggekeerd waar de kinderen geboren zijn. Nazifa ontvangt dan kinderbijslag voor de drie kinderen. De oudste twee hebben af en toe een baantje, maar sinds mei 2011 lukt dat niet meer. Alle leden van het gezin ontvangen daarnaast tot eind mei 2012 uitkeringen tot levensonderhoud (basisuitkering voor werkzoekenden op grond van het Wetboek sociale zekerheid). Moeder en oudste dochter ontvangen vervolgens werkloosheidsgeld en de jongste twee een uitkering voor niet-arbeidsgeschikten. De uitkerende instantie (Jobcenter, verweerder in de procedure) gaat er daarbij vanuit dat verzoekers vanwege hun ZWE nationaliteit niet onder de wettelijke uitsluitingsregeling vallen van buitenlanders die enkel een verblijfsrecht hebben om werk te zoeken. De uitkeringen worden stopgezet na mei 2012 waarbij verweerder zich beroept op het voorbehoud dat DUI in november 2011 heeft gemaakt bij het EVSMB om niet langer staatsburgers van andere verdragsstaten op dezelfde voet en onder dezelfde voorwaarden uitkeringen toe te kennen als de eigen staatsburgers. Dit besluit tot stopzetting wordt door de rechter in eerste aanleg nietig verklaard op de grond dat er in de rechtspositionele situatie van verzoekers geen wijziging is opgetreden en Vo. 883/2004 elke ongelijke behandeling verbiedt. Verweerder stelt in beroep dat eerdergenoemde uitsluitingsregeling niet in strijd is met het Unierecht aangezien deze uitkeringen als ‘sociale bijstand’ in de zin van RL 2004/38 moeten worden beschouwd. De verwijzende DUI rechter (Bundessozialgericht) stelt vast dat verzoekers aan alle voorwaarden voor toekenning van uitkeringen tot levensonderhoud voldoen en daarvan aanvankelijk niet waren uitgesloten. De vraag is of na het voorbehoud van DUI in het EVSMB nog het geval is. Hij legt het HvJEU de volgende vragen voor: 1) Is het in artikel 4 van verordening nr. 883/2004 neergelegde beginsel van gelijke behandeling – met uitzondering van de uitsluiting van de export van uitkeringen overeenkomstig artikel 70, lid 4, van verordening nr. 883/2004 – ook van toepassing op bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties als bedoeld in artikel 70, leden 1 en 2, van verordening nr. 883/2004? 2) Ingeval de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, kan dan – en zo ja in welke mate – het in artikel 4 van verordening nr. 883/2004 neergelegde beginsel van gelijke behandeling worden beperkt door nationale wettelijke bepalingen tot omzetting van artikel 24, lid 2, van richtlijn 2004/38, volgens welke de toegang tot dergelijke prestaties zonder uitzondering is uitgesloten wanneer een Unieburger in een andere lidstaat slechts een verblijfsrecht als werkzoekende geniet? 3) Verzet artikel 45, lid 2, VWEU, juncto artikel 18 VWEU, zich tegen een nationale bepaling volgens welke Unieburgers die zich als werkzoekenden op de uitoefening van hun recht van vrij verkeer kunnen beroepen, een sociale uitkering ter waarborging van de bestaanszekerheid, die tevens de toegang tot de arbeidsmarkt vergemakkelijkt, zonder uitzondering wordt ontzegd zolang zij het verblijfsrecht uitsluitend genieten om werk te zoeken en ongeacht het bestaan van een band met de gastlidstaat? Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Specifiek beleidsterrein: SZW mede VenJ mc 18-03-2014