Nederland op zoek naar zich zelf Paul de Beer in: Paul Dekker, Vic Veldheer, Richard van den Brink (2008), lls kn krtr, 60 i-columns, Éditions Dix-sept Juillet, Den Haag, pp.124-125. ‘Zoek jezelf broeders, vind jezelf’, zongen de Positivo’s – alias Van Kooten en De Bie – in 1975, ‘wees en blijf alleen jezelf’. Het mag dan een persiflage zijn geweest, Van Kooten en De Bie typeerden hiermee de tijdgeest meer dan treffend. Op een meer serieuze manier deed John Jansen van Galen dat in 1979 in een themanummer van opinieweekblad Haagse Post over ‘het iktijdperk’. En in 1982 won de VVD onder leiding van Ed Nijpels de verkiezingen met de leus ‘Gewoon jezelf kunnen zijn’. Misschien wel de grootste verworvenheid van de jaren zestig was de overtuiging dat iedere burger de vrijheid heeft om zijn/haar leven naar eigen inzicht vorm te geven en in te richten. Waar het in de verzuilde samenleving van de jaren vijftig nog vanzelf sprak dat je het geloof, de politieke overtuiging en vaak ook het beroep van je ouders – lees: je vader – overnam, werden dit in de geïndividualiseerde samenleving eigen, vrije keuzen. En niet alleen geloof, partij en beroep, ook samenlevingsvorm en seksuele geaardheid werden steeds meer een individuele keuze. Het waren niet langer traditie, sociale klasse en religieuze achtergrond die je identiteit bepaalden, maar je eigen voorkeuren en je innerlijke overtuiging. Nederlanders hadden decennialang dan ook niets op met discussies over nationale identiteit, laat staan nationale trots of patriottisme – behalve natuurlijk als ‘Oranje’ deelnam aan een groot toernooi. Als we iets over onze nationale identiteit moesten zeggen, dan was het dat we zo tolerant waren, dat we open stonden voor mensen met een andere identiteit. Eigenlijk vonden we dat Nederland zich nog het meest van andere landen onderscheidde door het ontbreken van een uitgesproken identiteit. Maar leven met een puur individuele identiteit is toch ook niet alles. Wat is zo’n identiteit nu helemaal waard als zij op niets anders berust dan je eigen smaak en voorkeur? Dat is wel een erg smalle basis. Trouwens, waar komen je smaak en voorkeur dan vandaan? Gaat dit niet geheel voorbij aan het feit dat wij door en door sociale wezens zijn? Deze vragen knagen blijkbaar bij veel mensen, want we lijken de laatste jaren collectief in een identiteitscrisis beland. Massaal zijn de Nederlanders op zoek naar hun identiteit. Dit proces van wat ik identificering wil noemen, manifesteert zich op allerlei niveaus. 1 Op tv zien we reportages over geadopteerde kinderen die op zoek gaan naar hun roots in Sri Lanka of China. Kinderen die in de reageerbuis met donorzaad zijn verwekt willen de identiteit van hun biologische vader kennen, om te weten te komen wie zij werkelijk zijn. Boeken waarin de auteur zijn of haar familiegeschiedenis reconstrueert gaan als warme broodjes over de toonbank. Bedrijven zoeken in deze globaliserende wereld naar hun corporate identity en formuleren een ‘mission statement’ – wel in het Engels natuurlijk, want dat hoort langzamerhand ook bij onze identiteit. De kerken – die aloude bron van identiteit – herwinnen in onze geseculariseerde samenleving aan zelfvertrouwen, doordat zij mensen een houvast bieden dat zij elders niet vinden – al gaat het maar om de rituelen bij geboorte, huwelijk of overlijden. En op nationaal niveau is er natuurlijk de zoektocht naar onze nationale identiteit, nu ontwikkelingen als de Europese integratie, de komst van migranten uit een andere cultuur en de globalisering bij steeds meer mensen de vraag doen rijzen of ‘onze’ waarden en normen niet in het gedrang komen. De Commissie Van Oostrom stelde een cultuurhistorische canon samen. Er komt een nationaalhistorisch museum waarin we op zoek kunnen naar onze wortels. En de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid schreef een lijvig rapport over identificatie met Nederland – maar concludeerde dat er niet een eenduidige Nederlandse identiteit bestaat. Dat dit eerbiedwaardige instituut vervolgens een forse lading kritiek over zich heen kreeg, is tekenend voor hoe sterk de behoefte aan een duidelijke nationale identiteit is. Wie op zoek is naar zijn identiteit hoort liever niet dat die speurtocht vruchteloos zal blijven. Misschien geldt hier wel wat Eduard Bernstein ooit over het democratisch socialisme schreef: het doel betekent niets, de beweging alles. 2