W3 Uittreksel 1.1 Verschillende soorten grenzen ► Grens is: scheidingslijn. ● Natuurlijke grens is grens die op natuurlijke wijze is ontstaan. ● Kunstmatige grens is grens die door mensen is bedacht. ● Harde of gesloten grens: grens die moeilijk te passeren is en vast ligt. ● Zachte of open grens: grens die makkelijk te passeren is en niet vast ligt. Verschillende soorten regio’s ● Bestuurlijke regio’s, zoals gemeenten of provincies. ● Economische regio’s, zoals de Randstad. ● Landschappelijke regio’s, zoals het waddengebied of het Limburgs heuvelland. ● Culturele regio’s, zoals de westerse wereld of de islamitische wereld. Grenzen veranderen ► Ontgrenzing: - als grenzen geheel verdwijnen - als grenzen vervagen. W7 Uittreksel 1.2 Binnen de grenzen ► Het gebied binnen de landsgrenzen heet territorium. Het bestaat uit: land, water en lucht. ● Exclusiviteit betekent: het alleenrecht op een gebied. ● Als de exclusiviteit wordt gerespecteerd door andere landen, dan is er sprake van soevereiniteit. Het Nederlandse territorium ► Nederland heeft een klein territorium dat afgrensbaar is. ● De territoriale wateren is de zee die tot dat land behoort en boven het continentaal plat ligt. In dit gebied is Nederland soeverein. Exclusieve economische zone ► Het VN-zeerecht-verdrag regelt de verdeling van de zee. ● Alle kuststaten hebben een exclusieve economische zone (EEZ). ■ Omdat de Noordzee klein is, zijn er internationale afspraken gemaakt. ● De zee is waardevol omdat je er kunt vissen en naar bodemschatten, zoals aardolie en aardgas, kunt zoeken. W8 Uittreksel 1.3 Identiteiten ► Identiteit is een combinatie van opvallende kenmerken zoals taal en tradities. ● Tussen Friezen en Limburgers zijn er overeenkomsten, maar er zijn ook duidelijk verschillen. De Nederlandse identiteit ► Identiteit van een land = nationale identiteit. ● Identiteit van een regio = regionale identiteit. ● Wanneer mensen hun eigen regio het allerbelangrijkst vinden, heet dat regionalisme. ● Binnen een regio zijn er ook nog mensen die alleen hun eigen woonplaats belangrijk vinden. Dit heet lokalisme. Tolerantie ► Je manier van leven heeft te maken met je identiteit. ● Als jouw identiteit afwijkt van die van anderen, kan dat leiden tot uitsluiting. ● Insluiting betekent: toetreden tot een groep met een andere identiteit. ● De mate van tolerantie bepaalt hoe makkelijk je je kunt aansluiten bij een groep. W12 Uittreksel 1.4 Allemaal andersdenkenden ► Nederland is een land van verschillen of pluriformiteit. ● De pluriformiteit is overal zichtbaar, bijvoorbeeld: sport, uitgaan, eten, huidskleur. Eenheid in verscheidenheid ► Sommige verschillen zijn verdwenen. ● Vroeger veel verschil tussen stad en platteland. De mentale verstedelijking heeft ervoor gezorgd dat dit verschil kleiner is geworden. ● De komst van de auto heeft de stedelijke levensstijl bevorderd. (Samen)leving? ► De samenleving verandert. ● Tegenwoordig is er minder sociale samenhang. Daardoor nemen de betrokkenheid en participatie af. ■ Steeds minder mensen gaan naar de kerk. Dit heet ontkerkelijking. ● Instanties zoals de gemeente / woningcorporaties / het Oranjefonds proberen de sociale samenhang te vergroten. Voorbeelden zijn: ■ gemeentesubsidies voor initiatieven van de bewoners, zoals het opknappen van de buurt. ■ om het contact met de buren te stimuleren, organiseert het Oranjefonds Burendag. W13 Uittreksel 1.5 Leefbaarheid ► Met het begrip leefbaarheid wordt aangegeven: de onderhoudstoestand en de sociale controle. Leefbaarheid is afhankelijk van verschillende factoren: kwaliteit van de woningen, schone, veilige woonomgeving, goede contacten met medebewoners, bereikbaarheid, verkeersdrukte, geluidoverlast, aanwezigheid van natuur, criminaliteit. Ieder zijn eigen wijk ► Integratie en segregatie zijn elkaars tegenovergestelde. Er bestaan twee soorten segregatie, namelijk: - maatschappelijke segregatie - ruimtelijke segregatie. Sociale ongelijkheid betekent dat mensen of bevolkingsgroepen ongelijke kansen krijgen.