HC 1 Cultuurgeschiedenis

advertisement
HC 1 Cultuurgeschiedenis
Termen van cultuur: subdiscipline of benaderingswijze?
Wat is cultuur eigenlijk? Het woord wordt in veel verschillende betekenissen gebruikt. In
de krant is de cultuurpagina meestal gerelateerd aan kunst (boeken, muziek, theater etc.).
Als we het hebben over de incacultuur heeft het woord echter een heel andere betekenis,
net zoals bijvoorbeeld bedrijfscultuur weer anders is en er meer op omgangsvormen
geduid word. Er zijn talloze voorbeelden te noemen. Hierdoor wordt het begrip vaag en
valt ‘cultuur’ soms samen met samenleving.
Er zijn tenminste 5 betekenissen van het woord cultuur:
1. Humanistisch (individueel): 15e/16e eeuw, het doorgeven van de antieke cultuur
van de oudheid in de renaissance. De humanisten streefden naar het verwerven
van zoveel mogelijk kennis, de mens wordt als het ware een doel op zich. Een
mens werd geacht zich zoveel mogelijk individueel te ontwikkelen. Dit zien we
later ook in de 19e eeuw nog terug in Duitsland (Bildung).
2. Civilisatorisch (collectief): Als een groep mensen zich zo een aantal idealen
heeft aangeleerd, hebben zij onderling een gemeenschappelijke cultuur. Er is een
grote groep mensen met dezelfde eigenschappen. Dit daagt uit tot het verbeteren
van de eigen cultuur en vergelijking met andere culturen en zodoende de
verspreiding ervan naar andere (mindere) culturen.
3. Holistisch (historische samenhang): 19e eeuw. Terugkijkend op het verleden
een historische samenhang zien. Het constateren achteraf dat een groep mensen
dezelfde cultuur heeft. Verschijnselen uit het verleden worden zo onder een
noemer geplaatst.
4. Sociaal-wetenschappelijk (geheel van menselijke activiteiten): vanaf 1870.
Cultuur is uitgebreider, het geheel van activiteiten. Vooral bij niet-westerse
samenlevingen aangezien de eigen cultuur zelden als een geheel wordt gezien. De
eigen cultuur wordt gebracht naar mensen met een mindere cultuur
5. Communicatief en representatief (levensstijl, groepsgedrag): de tegenwoordig
meest gegeven betekenis. De manier van doen in groepen mensen die niet
gesloten zijn zoals een bedrijfscultuur of een voetbalkantine-cultuur. De cultuur
wordt hier gezien als de manier van communicatie en hoe mensen zich gedragen.
Dit is dus een versnippering van het begrip cultuur.
Als object van de geschiedschrijving kan cultuur het volgende betekenen:


Het totaal van bestudeerde onderwerpen: in een periode als samenhangend
geheel. Er worden in het verleden verbanden aangelegd en dit is dus
holistisch.
Een bepaalde laag van menselijke activiteiten: geen totaal van activiteiten,
maar een aantal bijv. kunst, of vrije tijd en bijv. niet politiek of
economisch. Specifieke onderwerpen dus.

Een historisch proces: cultuur zelf is een historisch proces. De
ontwikkeling van de cultuur zelf wordt beschreven van bijvoorbeeld de
oudheid tot nu. Dit kan leiden tot cultuurkritiek of cultuurpessimisme (de
eigen cultuur als slechter zien en het gevoel dat het alleen maar minder
wordt). Cultuurgeschiedenis kun je zien als het gezichtspunt van waaruit
de geschiedenis wordt bekeken. Het kijken naar het geheel vanuit cultureel
oogpunt
Varianten:
- Beschaving:
glad en soepel, zonder ruwheid. Term komt uit houtbewerking.
Alle ruwheden waaraan je je zou kunnen bezeren zijn
weggeschaafd, de ruwheden van mensen waaraan je aanstoot zou
kunnen nemen zijn weggeschaafd.
- Civilisatie:
omgangsvormen die passen bij een stadsbewoner. Hoe men in de
stad met elkaar omhoort te gaan.
Cicero: ‘cultura animi’:
het bewerken van de geest als een akker, het opkweken van
de geestvermogens.
Termen van cultuurgeschiedenis:

Stijl: periodiseringsbegrip, maar ook kenmerkende manier van doen van
een collectief. ‘stilus’: Latijn voor gepunt stukje hout wat men gebruikte
om mee te schrijven. Iedereen heeft een andere manier van schrijven.
Iedereen heeft een eigen stijl, maar ook periodes kunnen een eigen stijl
hebben, die vaak naar de stijl van de kunst genoemd zijn (Barok etc). Het
kan echter gebruikt worden voor een groep mensen als geheel.

Tijdgeest: opvatting van de geschiedenis in gesloten perioden, de
drijvende kracht die een tijdvak maakt tot wat het is. Soms wordt het
begrip tijdgeest verpersoonlijkt tot een handelende instantie (dynamische
opvatting), maar dat is fout. Historici constateren achteraf een tijdgeest in
een bepaalde periode, het is niet een soort ‘spook’ dat persoonlijk voor
bepaalde dingen verantwoordelijk is. De tijdgeest handelt niet zelfstandig
en mag derhalve niet als afdoende verklaring voor een bepaald fenomeen
gegeven worden. Het is louter een manier van denken en van doen
(statische opvatting).

Mentaliteit: Collectieve beleving en voorstellingen, geloof en bijgeloof,
expliciete en impliciete normen en waarden. Het begrip mentaliteit heeft
vaak een negatieve bijklank, waarbij de spreker een ongunstig oordeel
heeft over een ‘bepaalde mentaliteit’. Na jaren ’60 vaak gebruikt als een
synoniem voor cultuur. Het heeft een objectievere klank dan cultuur met al
haar idealen. Het heeft minder betekenissen dan het begrip cultuur.
Mentaliteitsgeschiedenis behandelt vooral collectieve gedachten.

Representatie: I De rol van de taal, tekst en beeld in de voorstelling van
de werkelijkheid. II De manier waarop door voorstelling, verbeelding en
betekenisgeving de werkelijkheid vorm krijgt. Begrip jaren ‘70/’80. Het
sleutelwoord hierbij is vertegenwoordiging. Een representatie van iemand
(een afbeelding), kon ook de persoon vervangen. Op feesten en dergelijke
werd er bijvoorbeeld een foto van een overledene bijgezet zodat deze toch
aanwezig was in die foto. Een representatie kan ook iets zichtbaar maken
wat er niet is.
 Identiteit: De culturele eigenschappen en tradities die een individu of
collectief maken tot wat het is. Dit komt tot stand door representatie.
Entitas = hetgeen dat iemand maakt tot wat hij is. Wat iemand van zichzelf
denkt en hoe hij zich voor doet. Identiteit krijgt gestalte door symbolen,
en hecht zich aan historische objecten (identiteit ontlenen aan Big Ben,
Akropolis). Er is niet één identiteit: Je kunt een identiteit hebben als vader
en als lid van de rotary.
 Beschavingsoffensief: Opzettelijke pogingen tot ‘verheffing’ van
bepaalde bevolkingsgroepen, uitgaande van vooropgezette normen en
waarden.  Voorbeelden zijn de verlichting en in zekere zin ook het
socialisme. Men wil de grote massa beschaving bij brengen.
 Gender: Cultureel bepaalde opvattingen over geslachtsverschil en de
sociale rol van de geslachten. (Zie verschil West-Europa en Islam).
N.B. Cultuur staat in tegenstelling tot natuur. Cultuur is hetgeen ons van dieren
onderscheid. Wij zijn in staat een voorstelling van verleden en toekomst te maken en
daarop te reageren, dieren niet.
Download