Beginselen van overeenkomsten- of contractenrecht

advertisement
© NEVI
pag.: 1 van 2
code: INP-CON-kre-020-bl.doc versie 1
Beginselen van overeenkomsten- of contractenrecht
In dit artikel bespreken we de volgende beginselen van het contractenrecht:
contractvrijheid, contractvormvrijheid, verbindende kracht en het ontbreken van
derdenwerking.
Contractvrijheid
Contractvrijheid betekent dat partijen de vrijheid hebben om bij een overeenkomst hun
relaties te regelen op de in hun ogen best denkbare wijze, mits zij daarbij niet in strijd
komen met regels van het dwingend recht, de openbare orde en de goede zeden
(art. 3:40 BW). Contractvrijheid verschaft een natuurlijk of rechtspersoon de volgende drie
bevoegdheden:
• De persoon is vrij om te bepalen of hij al dan niet een overeenkomst gaat sluiten.
• De persoon is vrij om te bepalen met wie hij een overeenkomst wil sluiten.
• De persoon is vrij om de inhoud van een overeenkomst te bepalen.
Deze bevoegdheden wordt ook wel aangeduid met de term partijautonomie.
De contractvrijheid is geen absolute vrijheid. Het is een vrijheid die in beginsel geldt, maar
die beperkt kan worden. Zo zijn er wettelijke regelingen die de vrijheid beperken om
overeenkomsten aan te gaan als deze in strijd is met de wet, de openbare orde of de
goede zeden (art. 3:40 BW). Dit ziet toe op het aangaan van de overeenkomst, de inhoud
van de overeenkomst en de strekking van de overeenkomst. Ook bestaat de mogelijkheid
dat er een overeenkomst móét worden gesloten. Denk hierbij aan ondernemers die het
openbaar vervoer verzorgen of aan de openbare nutsbedrijven. In dwingendrechtelijke
bepalingen is hen de vrijheid ontnomen om het aangaan van een overeenkomst te
weigeren.
Contractvormvrijheid
Contractvormvrijheid wordt ook wel het beginsel van het consensualisme genoemd. Dit
beginsel houdt in dat de totstandkoming van de overeenkomst in het algemeen niet is
gebonden aan bepaalde vormvoorschriften. Voor de totstandkoming van de overeenkomst
is het voldoende dat er overeenstemmende wilsverklaringen zijn. De manier waarop de
overeenkomst tot stand komt is niet van belang, of dat nou mondeling of schriftelijk
gebeurt, met handgebaren of knikken met het hoofd, zoals op een veiling, of met handslag,
zoals op de veemarkt.
De meeste van de overeenkomsten die voor de inkooppraktijk belangrijk zijn, zijn
consensueel. Bijvoorbeeld de koopovereenkomst, de aannemingsovereenkomst, de
arbeidsovereenkomst en de overeenkomst van opdrachten.
© NEVI
pag.: 2 van 2
code: INP-CON-kre-020-bl.doc versie 1
Als de overeenkomst mondeling tot stand is gekomen, kunnen we met een probleem
worden geconfronteerd. Hoe kunnen we bewijzen wat inhoudelijk tussen partijen is overeengekomen? Als er geen getuigen aanwezig waren, dan wordt het vaak een kwestie van
‘welles nietes’. Het is daarom verstandig om overeenkomsten schriftelijk vast te leggen,
zeker als er grote belangen mee zijn gemoeid of als er ingewikkelde afspraken zijn
gemaakt. Let wel, zonder dit document is er evengoed een overeenkomst. Het document
heeft uitsluitend een bewijsrechtelijke functie.
Het naderhand schriftelijk vastleggen van de reeds mondeling rechtsgeldig tot stand
gekomen overeenkomst moeten we goed onderscheiden van het sluiten van de overeenkomst zelf. Als de overeenkomst mondeling rechtsgeldig tot stand is gekomen, zijn de
contractpartijen daaraan gebonden. Zij kunnen zich niet meer eenzijdig onttrekken aan de
overeenkomst.
Op het beginsel van consensualisme bestaat een paar uitzonderingen. In bepaalde
gevallen bepaalt de wet dat de overeenkomst alleen schriftelijk tot stand kan komen. Het
schriftelijke stuk is in die gevallen dus een bestaansvoorwaarde voor de overeenkomst.
Deze overeenkomsten worden ook wel formele overeenkomsten genoemd. Voorbeelden
van zulke overeenkomsten zijn de huurkoop (art. 7A:1576i BW), de verzekeringsovereenkomst (art. 7:925 e.v. BW) en de koop van onroerend goed door een particulier.
Deze overeenkomsten moeten schriftelijk worden gesloten. Gebeurt dit niet, dan bestaan
zij niet: zij zijn nietig (art. 3:39 BW).
Verbindende kracht van de overeenkomst
Met de verbindende kracht van de overeenkomst bedoelen we dat de contractpartijen zijn
gebonden aan datgene wat zij hebben afgesproken en dat zij de verplichtingen moeten
nakomen. Een contractpartij kan zich niet zo maar eenzijdig en zonder instemming van de
andere contractpartij onttrekken aan zijn verplichtingen. Als een contractpartij verzuimt zijn
verplichtingen correct na te komen, dan kan de schuldeiser desnoods via een gerechtelijke
procedure de nakoming afdwingen (art. 3:296 BW).
Geen derdenwerking
Met dit beginsel wordt tot uitdrukking gebracht dat krachtens de overeenkomst alleen
verbintenissen kunnen ontstaan voor de contractpartijen. Overeenkomsten kunnen geen
verplichtingen opleggen aan buitenstaanders ofwel derden, tenzij die derde de verbintenis
aanvaardt (art. 6: 253 BW).
Download