Evaluatierapport Arbeidszorg in sociale werkplaatsen

advertisement
Inleiding
In november 2001 werd het decreet inzake sociale werkplaatsen gewijzigd. Arbeidszorg
wordt als functie ondergebracht in sociale werkplaatsen. Sociale werkplaatsen die minstens
een erkenning hebben voor 10 voltijdse arbeidsplaatsen kunnen een beroep doen op een
omkaderingspremie voor de begeleiding van arbeidszorgmedewerkers.
In april 2002 konden de sociale werkplaatsen een eerste maal indienen op deze nieuwe
regelgeving.
Er werden vanuit 50 sociale werkplaatsen aanvragen ingediend. Momenteel zijn er 40
omkaderingsgesco’s arbeidszorg toegewezen.
We kunnen stellen dat deze regelgeving van het Ministerie van Werkgelegenheid een
enorme stap vooruit is in de erkenning en subsidiëring van de werkvorm. Arbeidszorg is
structureel verankerd in de Sociale werkplaatsen en kan daardoor verder professioneel
uitgebouwd worden.
Over de sectoren heen blijft SST ijveren voor verdere subsidiëring van
arbeidszorginitiatieven.
Regelgeving
Een arbeidszorgmedewerker is een persoon die omwille van persoonsgebonden redenen
niet of niet meer kan werken onder een arbeidscontract in het reguliere of beschermde
tewerkstellingscircuit en die toegeleid word via de geïntegreerde basisdienstverlening van de
LWW of VDAB om binnen een productieve en/of dienstverlenende setting arbeidsmatige
activiteiten uit te voeren die reëel kansen bieden tot sociale integratie en participatie in de
samenleving en daartoe met een sociale werkplaats een arbeidszorgovereenkomst heeft
afgesloten.
Een sociale werkplaats, erkend voor arbeidszorg verbindt zich ertoe
een arbeidszorgovereenkomst af te sluiten met elke arbeidszorgmedewerker die aan
de sociale werkplaats wordt toegewezen en werd toegeleid door de geïntegreerde
basisdienstverlening van de LWW of VDAB.
een verzekering aan te gaan voor de burgerlijke aansprakelijkheid van elke
arbeidszorgmedewerker voor schade toegebracht tijdens de arbeidsmatige
activiteiten uitgevoerd in de sociale werkplaats of op weg naar en van de sociale
werkplaats;
een verzekering aan te gaan voor de lichamelijke en materiële schade geleden door
elke arbeidszorgmedewerker tijdens de arbeidsmatige activiteiten uitgevoerd in de
sociale werkplaats of op weg naar en van de sociale werkplaats;
binnen de 3 maanden na het sluiten van de arbeidszorgovereenkomst in overleg met
de VDAB een individueel begeleidingsplan op maat van de arbeidszorgmedewerker
op te stellen, waarin een overzicht gegeven wordt van de inspanningen waartoe de
werkgever zich verplicht op vlak van de begeleiding;
de omkaderingspremie uitsluitend in te zetten voor de begeleiding van de
arbeidszorgmedewerkers;
externe doelgroepbewaking van de arbeidszorgmedewerker te aanvaarden;
zich in te schakelen in een regionaal netwerk van arbeidszorginitiatieven.
Voor gedetailleerde informatie over de regelgeving, de omkaderingspremie en de berekening
van de omkaderingspremie verwijzen wij naar de ‘Handleiding voor de werkgever, Sociale
werkplaatsen’, Vlaamse Administratie, Afdeling Tewerkstelling.
Bereik van de maatregel
ATB gaat uit van ongeveer 355 nieuwe aanmeldingen en intakes1. Bij het opstellen van de
cijfers hebben wij vastgesteld dat wij geen correcte cijfers kunnen geven van het aantal
aanmeldingen, omdat een groot deel zich niet aanmeld met een vraag naar arbeidszorg,
maar met een vraag naar werk.
Van deze laatste groep startten ongeveer 276 mensen in een arbeidszorgproject (86%). Dit
is 138% van het vooropgestelde objectief van 200 nieuwe arbeidszorgtrajecten per jaar.
In totaal hebben ongeveer 684 arbeidszorgmedewerkers meegewerkt in een sociale
Werkplaats (in Oost-Vlaanderen 76 extra buiten de sociale werkplaatsen via Provinciale
subsidies). Dit is 171% van het vooropgestelde objectief
Er haakten 185 mensen af in 2004 (27%) en er vonden 15 mensen werk (2%).
Intakes
Atb-contr
Zie profiel
Nieuw in
AZ in 2004
Lopende
2003
Totaal AZ
afgehaakt
AZ -> werk
Antwerpen
91
63
Limburg
43
43
O-Vlaand
93
49
Vl-Brabant
56
56
W-Vlaand
72
72
TOTAAL
355
314
63
43
49
49
72
276
40
58
40
107
163
408
103
46
7
101
29
0
89
10
0
156
31
2
235
69
6
684
185
15
In bijlage vind je de cijfers van de VDAB-uitbetalingsdienst. Deze cijfers geven een beeld van
de mensen actief in arbeidszorg (type 26) en het omkaderingspersoneel in arbeidszorg (type
27).
Doelgroep
Samen met VDAB, ATB en de sociale werkplaatsen (vertegenwoordigt door SST) werd een
doelgroepomschrijving opgemaakt.
Algemeen
Personen die omwille van persoonsgebonden redenen geen toegang (meer) hebben tot het
arbeidscircuit en als gevolg hiervan zich in een situatie van sociale uitsluiting bevinden of er dreigen in
terecht te komen.
Concreet: criteria voor opname in de doelgroep voor arbeidszorg
Cliënt moet zelf in arbeidszorg willen
Personen die in aanmerking komen voor arbeidszorg beschikken over onvoldoende arbeidsattitudes
en/of arbeidsvaardigheden om tewerkgesteld te kunnen worden in het normaal economisch circuit of
1
Wij hebben nog geen traditie om jaarverslagen te maken met betrekking tot de doelgroep
Arbeidszorg. Dit heeft tot gevolg dat er nog geen volledige afstemming is op het vlak van
interpreteren van cijfers. Wij kunnen dus niet garanderen dat alle cijfers éénvormig zijn.
Bijgevolg zijn deze cijfers eerder indicatief
in een beschermde tewerkstelling.
Onder onvoldoende arbeidsattitudes en -vaardigheden wordt verstaan:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
niet beschikken over een dagstructuur
hebben het moeilijk om afspraken na te leven
een opdracht gedurende een vooropgestelde periode niet kunnen volhouden
niet zelfstandig kunnen werken
geen 50% rendement halen
een betaalde tewerkstelling van meer dan 13 uur/week niet aankunnen
niet stressbestendig zijn
een laag arbeidsritme – tempo hebben
veelvuldig afwezig zijn
niet zelfstandig kunnen werken
nood aan structuur en begeleiding
onvoldoende nauwkeurig opdrachten kunnen uitvoeren
geen arbeidsattitudes hebben
…
Oorzaken voor het hebben van onvoldoende arbeidsattitudes en/of vaardigheden kunnen te wijten zijn
aan één of een cumulatie van persoonsgebonden redenen:
•
•
•
•
•
•
•
•
Gedragsstoornissen
Psychische problemen (depressie, angstaanvallen, concentratiestoornissen,
schizofrenie, psychose, manisch depressief, licht autisme,…)
Verslaving (alcohol, drugs, medicatie,…)
Fysieke beperkingen
Gebrek aan draagkracht
Licht mentale handicap
Problematische sociale context (familiale en sociale relaties,
instellingsverleden, financiële situatie,…)
…
Uitsluitingen
•
•
•
Bruggepensioneerden en gepensioneerden
Mensen die niet legaal in België mogen werken ( o.a. cat. wz 94 )
leerlingen deeltijds onderwijs (deze categorie mag ook niet tewerkgesteld zijn
in de Sociale werkplaats volgens AEW)
De doelgroep die wordt beoogd met deze maatregel, wordt ook bereikt.
ATB geeft volgende interpretatie aan de cijfers in bijlage.
De oorspronkelijke doelgroep die in het kader van de nieuwe regelgeving werd
geregulariseerd blijft vrij stabiel.
De doelgroep arbeidszorg is meer dan de globale ATB-doelgroep een mannengroep,
gemiddeld 71%. Het hoogste % in O-Vlaanderen en Vlaams Brabant, het laagste %
in West-Vlaanderen
Bij de nieuwe instroom van arbeidszorgmedewerkers stellen we vast dat deze groep
jonger is dan de oorspronkelijke doelgroep (meest in Limburg) en voor hen is
arbeidszorg bij voorbaat niet steeds finaliteit, de doelgroep is vooral minder oud, dwz
% veel minder arbeidszorgmedewerkers van +50 jaar (In Antwerpen is de doelgroep
het oudste).
Het aandeel van mensen met een psychische handicap daalt ten voordele van
andere beperkingen (vooral mentale en fysieke beperkingen) ook al blijft het % zeer
hoog (het dubbele) in vergelijking met de globale doelgroep personen met een
arbeidshandicap die binnen ATB begeleid wordt naar werk (Het hoogste % in
Antwerpen met 75%, het laagste in Oost-Vlaanderen met 41%).
We stellen een daling vast van het aantal mensen met een mutualiteitstatuut ten
voordele van werklozen (ook hier minder met oogpunt finaliteit). Hoogste %
mutualiteit in Antwerpen met 55% en hoogste % RVA in Limburg met 32%.
Ongeveer de helft (of meer) van de arbeidszorgmedewerkers heeft een Vlaams
Fondserkenning. Dit % stijgt (hoogste % in Limburg met 57% en laagste in WestVlaanderen met 26%).
Op het vlak van opleidingsniveau verdubbelt het aandeel van de doelgroep met een
BUSO-diploma ten nadele van lager onderwijs en hoger secundair onderwijs.
De provincie Limburg heeft in samenwerking met het Steunpunt Arbeidszorg Limburg een
studie gemaakt van het profiel van mensen in arbeidszorg2.
Men kan stellen dat de gemiddelde arbeidszorgmedewerker een alleenstaande man is,
ongehuwd zonder kinderen, tussen de 40 en 50 jaar oud, een diploma LSO of BUSO, woont
zelfstandig of bij familieleden en leeft van een invaliditeitsuitkering van het RIZIV.
De AZ medewerkers actief binnen de sociale werkplaatsen wijken af van het gemiddelde in
die zin dat de gemiddelde leeftijd lager ligt (36 jaar) en vaker hoger opgeleid zijn. 40 % leeft
van een werkloosheidsuitkering.
Uit de bevraging3 uitgevoerd door SST concluderen we dat de grootste groep in arbeidszorg
wordt doorverwezen via de psychiatrie. Dit is tevens de doelgroep met de zwaarste
problematiek. Deze doelgroep vraagt per definitie ook de meeste zorg en aandacht van de
arbeidszorgbegeleider. Deze mensen kunnen ook nergens anders tewerkgesteld worden en
zien in arbeidszorg wel degelijk een vangnet.
De grote meerderheid van de sociale werkplaatsen werken met wachtlijsten, de vraag naar
beschikbare plaatsen is zeer groot. In de provincie Vlaams Brabant, regio Halle en het
noorden van Antwerpen is er te weinig aanbod aan arbeidszorginitiatieven.
Indien we arbeidszorg plaatsen op het continuüm van tewerkstellingsbevorderende
maatregelen stellen we vast dat:
Mensen met een Vlaams Fondsnummer die niet terecht kunnen in een beschutte
werkplaats, terecht komen in arbeidszorg
Mensen die te goed zijn voor een dagcentrum terecht komen in arbeidszorg
Mensen die in de sociale werkplaats tewerkgesteld worden, maar die het werk niet
meer aankunnen terecht komen in arbeidszorg
Mensen die in arbeidszorg starten groeien door naar een sociale werkplaats op
voorwaarde dat er een plaats vrijkomt. Aan deze mensen wordt prioriteit gegeven
wanneer een plaats vrijkomt
De problematiek van arbeidszorgmedewerkers is zeer zwaar (cfr; cumulatie van
persoonsgebonden redenen). Sociale werkplaatsen merken in hun doelgroep een evolutie
naar nog zwaardere problematieken. De begeleiders merken op dat er nood is aan externe
therapeutische ondersteuning voor deze mensen.
Via doorverwijzing vanuit diensten die werken met kansengroepen zoals CAW’s,… bereiken
we een doelgroep die niet gekend is bij VDAB. Deze mensen hebben wel potentieel om te
werken en arbeidszorg kan een eerste stap zijn in een traject naar werk. Het profiel van deze
mensen is een ouder publiek, behoren tot de sociaal zwakkeren en zijn vaak zeer langdurig
werkzoekend. Een meerwaarde hier is dat deze mensen, eens gestart in arbeidszorg
2
3
Profiel van de Limburgse arbeidszorgmedewerker, december 2004
Bevraging SST: doorverwijzers
automatisch in traject komen bij VDAB en dus kunnen doorverwezen worden naar een
gepaste job in het beschermde of reguliere circuit.
Omwille van de regelgeving in combinatie met hun statuut worden asielzoekers niet
opgenomen in de arbeidszorginitiatieven. Toch krijgen sociale werkplaatsen zeer geregeld
de vraag van OCMW diensten om deze mensen op te vangen. We stellen vast dat deze
groep nergens terecht kan, en dat dit een maatschappelijk probleem is. Vaak komen deze
mensen dan terecht in het zwartwerk of het crimineel circuit.
Toeleiding
Arbeidszorgmedewerkers zijn een zeer complexe doelgroep. Het is niet altijd makkelijk in te
schatten tijdens een eerste gesprek of arbeidszorg de geschikte oplossing is. Vaak zuivert dit
zich uit in de praktijk.
Door de inschakeling van arbeidszorgmedewerkers in een trajectbegeleiding zitten mensen
sowieso in een traject en wordt opgevolgd of iemand op de juiste plaats zit.
De geïntegreerde basisdienstverlening van de LWW of VDAB is verantwoordelijk voor de
toeleiding. Concreet betekent dit de intake, screening en attestering van
arbeidszorgmedewerkers. Het overgrote deel van de toeleiding wordt uitgevoerd door ATB,
in enkele gevallen gebeurt de toeleiding door VDAB, derden, of OCMW. Dit heeft o.a. te
maken met werkafspraken tussen partners binnen de lokale werkwinkel.
Bij nader onderzoek van het luik toeleiding blijkt dat de ‘attestering’ van de
arbeidszorgmedewerkers altijd gebeurt door ATB, en op een vrij korte tijdsspanne. De
‘intake’ en ‘screening’ gebeurt in vele gevallen door de sociale werkplaats. Deze
samenwerking en taakverdeling tussen ATB en de sociale werkplaats is gegroeid vanuit de
prakrijk en loopt in de meeste gevallen zeer vlot.
Doorverwijzers
Een arbeidszorgmedewerker wordt naar arbeidszorg doorverwezen via diverse kanalen4:
ATB, VDAB, andere AZ initiatieven, psychiatrie, justitie, spontane aanmelding, of andere
(CAW, begeleid wonen, OCMW,…).
De grootste groep wordt doorverwezen vanuit de psychiatrie, de tweede grootste groep
wordt doorverwezen via ATB, op de derde plaats komen ‘andere’, daarna ‘spontane
aanmeldingen’, VDAB, andere AZ initiatieven, en justitie.
Niet alle kandidaat arbeidszorgmedewerkers zijn bekend met een ATB dienst, en worden
vaak rechtstreeks doorverwezen naar een arbeidszorginitiatief vanuit de hulpverlening,
psychiatrie,…. Het werken met meerdere doorverwijzers wordt als positief ervaren. Op die
manier bereikt met een doelgroep die nog niet vertrouwd is met VDAB of ATB.
We onderscheiden drie fases in de activering van AZ medewerkers: de fase van intake
waarbij een persoon gescreend wordt en beoordeeld wordt op een inschakeling in
arbeidszorg, een volgende fase waarbij de persoon ook effectief start in een
arbeidszorginitiatief (en geattesteerd door ATB) en een derde fase waarbij de
arbeidszorgmedewerker nog steeds actief is in het arbeidszorginitiatief.
4
Bevraging SST: doorverwijzers
Op basis van een cijfermatige bevraging bij sociale werkplaatsen5 kunnen we concluderen
dat 74 % van de mensen die gescreend worden, ook effectief starten. Van de mensen die
ook effectief gestart zijn, is 53 % nog actief op het moment van de bevraging.
Hieruit kunnen we concluderen dat de uitval vrij hoog is. Meerdere verklaringen zijn mogelijk:
een zeer zwakke doelgroep voor wie een tewerkstelling in arbeidszorg niet evident is, een té
oppervlakkige screening, een begeleiding die onvoldoende ondersteuning kan bieden,
doorstroming, morele dwang als voorwaarde voor…, arbeidszorg als tijdelijke
experimenteerruimte,…
We stellen vast dat mensen die zich spontaan aanmelden of via andere AZ initiatieven
worden doorverwezen minder snel afhaken. Dit kan te wijten zijn aan het feit dat deze
mensen intrinsiek gemotiveerd zijn, en ook weten wat hen te wachten staat. De hoge uitval
bij ATB kan te maken hebben met het feit dat mensen in een traject naar werk zitten, en
arbeidszorg als experimenteerruimte benutten om daarna door te groeien naar een
opleiding, werkervaring,…
Bij een aantal mensen stellen we vast dat er een morele dwang is vanuit de doorverwijzende
instantie ‘om het eens te proberen’. Deze morele druk kan voortkomen uit het feit dat een
dagactiviteit als voorwaarde gesteld wordt (justitie, beschut wonen).
Arbeidszorg in sociale werkplaatsen vervult ook meer en meer de rol van proeftuin voor
mensen die door ATB in begeleiding genomen worden: wat kan een persoon aan, wat zijn
zijn vaardigheden, hoe gedraagt een persoon zich op de werkvloer, attitudes,… Dit is zinvol
maar vraagt ook tijd en ruimte van de begeleiders in de sociale werkplaatsen.
VDAB verwijst relatief weinig door naar vacatures in arbeidszorg. Er is het aanvoelen dat het
systeem van doorverwijzing op vacatures vooral ten dienste staat van het systeem dat
gehanteerd wordt door VDAB. Het doorgeven van vacatures vraagt veel administratieve
inspanning van de sociale werkplaatsen.
Begeleiding
In elke sociale werkplaats wordt door ATB of de bevoegde trajectbegeleider minimum één
gesprek gevoerd met de arbeidszorgmedewerker die effectief gestart is in arbeidszorg. Dit
gesprek kan variëren van een puur administratief gesprek tot een gesprek waarbij de
doelstellingen en het stappenplan overlopen worden, en waaraan meerdere
evaluatiemomenten gekoppeld worden.
In verschillende provincies werden tewerkstellingen gerealiseerd naar de betrokken sociale
werkplaats of elders en stroomden mensen door naar een opleiding of trajectbegeleiding in
functie van verdere opleiding. Ook al zijn de aantallen laag, toch zijn ze betekenisvol en een
belangrijk signaal dat de arbeidszorgprojecten een veilige opstap kunnen betekenen naar
opleiding of werk. Deze evolutie wil ATB versterken en zo mogelijk ook uitbreiden. Dit
verondersteld een intensievere begeleiding door ATB en door sociale werkplaatsen en
betere afstemming op een mogelijk vervolgtraject.
SST heeft in opdracht van de arbeidszorginitiatieven een model van
arbeidszorgovereenkomst en een model van individueel begeleidingsplan ontwikkelt op maat
van de arbeidszorgmedewerkers. Deze modellen zijn beschikbaar op de website van SST.
Arbeidszorginitiatieven kunnen ook gebruik maken van het competentiebeheersinstrument
HeRMAN voor de begeleiding van arbeidszorgmedewerkers. Zij kunnen ook beroep doen op
ondersteuning vanuit SST voor de implementatie van competentiemanagement in de
organisatie.
5
Bevraging SST: doorverwijzers
SST organiseerde ook een basiscursussen ‘begeleiders op de werkvloer – arbeidszorg’ en
een infodag ‘(h)erkennen van psychiatrische stoornissen’.
Provincie Vlaams Brabant heeft twee initiatieven genomen m.b.t arbeidszorginitiatieven, een
bijscholing over omgaan met mensen met psychische beperkingen en een info- en
discussiedag over onduidelijkheden in de RIZIV-regelgeving.
In 2004 werden voor de arbeidszorgmedewerkers in Oost-vlaanderen vormingen “sociale
vaardigheden” en “klantvriendelijkheid” ingericht. Tot midden 2004 werd de vorming
georganiseerd door de provincie, daarna werd dit op politiek niveau tegengehouden. Er zijn
plannen voor samenwerking met of uitbesteding aan SST maar dit is nog niet verder
geconcretiseerd.
In Gent werd door GOCI van oktober tot december E-start georganiseerd, een
laagdrempelige informatica-opleiding. ATB verkoos om voor dit initiatief exclusief onder de
arbeidszorgmedewerkers te rekruteren. Het initiatief werd zeer positief geëvalueerd en zal in
2005 zowel in Gent als in het Waasland opnieuw georganiseerd worden.
De Provincie Vlaams Brabant heeft een experiment betoelaagd om mensen met ernstige
psychische beperkingen een aanbod te doen binnen één sociale werkplaats met
ondersteuning van een deskundige coach vanuit psychiatrie. Deze coach ondersteunde
zowel de acht arbeidszorgmedewerkers als de atelierbegeleiders op de werkvloer.
Financiering
Een sociale werkplaats kan aanspraak maken op een omkaderingspremie à rato van 1 VE
omkaderingspersoneelslid per 5 VE arbeidszorgmedewerkers. 30 uren arbeidsmatige
activiteit per week wordt gelijkgesteld met een VE arbeidszorgmedewerker. Er moet dus
minstens 150 uren arbeidszorg gepresteerd worden om op 1 VE begeleider beroep te
kunnen doen.
Weinig of geen arbeidszorgmedewerkers presteren 30 uren per week. Dit betekent dat 5 VE
heel wat meer ‘koppen’ vertegenwoordigen. Uit de bevraging leren we dat 30 uur
arbeidszorg wordt gepresteerd door gemiddeld 2.4 koppen. Indien we terugkeren naar ons
voorbeeld van 1 VE begeleider, kunnen we stellen dat deze begeleider in de praktijk 12
arbeidszorgmedewerkers begeleid. Meerdere mensen begeleiden betekent ook meerdere en
diverse problematieken, wat de druk op de begeleiding aanzienlijk verhoogt.
Op basis van de onkostenvergoeding concluderen we dat mensen die actief zijn in
arbeidszorg, gemiddeld 69 % effectief aanwezig zijn. De overheid gaat er van uit dat mensen
gemiddeld 78 % aanwezig zijn (30 uur wordt gelijkgesteld aan 38 uur).
Of anders gesteld: om 1 VE arbeidszorgmedewerker ( = 30 uur) in te vullen zullen 2.4
mensen aangeworven worden, die gemiddeld 26 uur effectief aanwezig zijn.
Gezien er slechts een omkaderingspremie wordt betaald in verhouding tot de werkelijk
verrichte arbeidsmatige activiteit vanwege arbeidszorgmedewerkers, betekent dit dat de
volledige omkadering niet zal uitbetaald worden. We weten dat iemand gemiddeld 26 uur
presteert i.p.v de vooropgestelde 30 uur. Men kan uiteraard nog meer koppen aanwerven ter
compensatie van het niet aanwezig zijn van de arbeidszorgmedewerker (69% t.o.v 78 %).
In dit geval wordt de volledige omkaderingspremie wel uitbetaald. Omgerekend naar ons
voorbeeld zal 1 VE begeleider 12 medewerkers in dienst nemen die gemiddeld 103.5 uur
presteren, wat onvoldoende is om een volledige omkaderingspremie betaald te krijgen.
Indien we een theoretische opsplitsing maken tussen arbeidsmatige begeleiding en
zorgbegeleiding, stellen we vast dat de zorgbegeleiding variabel is, afhankelijk van het aantal
koppen die je begeleid. De arbeidsmatige begeleiding is constant, vertrekkende vanuit een
bepaalde taaklast. Wat de zorgbegeleiding betreft wordt deze groter naarmate er meer
koppen in arbeidszorg actief zijn. De oorspronkelijke bedoeling binnen arbeidszorg was om
niet meer dan 4 personen te laten begeleiden door 1 omkaderingspersoneelslid, omwille van
de zware problematiek van deze groep van mensen. Men verwees hierbij ook naar de norm
van 1 op 5 bij sociale werkplaatsen. In de praktijk blijkt dat we zeer ver af staan van de
oorspronkelijke doelstelling. Sociale werkplaatsen geven aan dat door deze manier van
financiering het gevaar erin schuilt dat zij enkel de beteren zullen selecteren, wat opnieuw
een verdringingseffect creëert van de allerzwaksten in de samenleving.
Een begeleider heeft naast het effectief begeleiden van de arbeidszorgmedewerker ook nog
andere opdrachten zoals het voorbereiden en organiseren van de werkopdracht,
administratieve taken,… die op deze manier ook niet verrekend worden.
Wij vragen dan ook een omkaderingsfinanciering die afgestemd wordt op de geschetste
realiteit.
Statuut arbeidszorg
Er dient bijzondere aandacht te gaan naar het statuut arbeidszorg.
Er moet een toelating komen vanuit RVA voor vrijstelling, gekoppeld aan het attest
arbeidszorg, voor mensen die leven van een werkloosheidsuitkering.
Er moet een toelating komen van de medisch adviseur ‘toestemming lichte bezigheid’
voor mensen die een ziekte en/of invaliditeitsuitkering ontvangen.
Er zijn ook knelpunten op het niveau van de promotor:
Arbeidsinspectie: een erkenning van “de overeenkomst voor vrijwillige medewerkers
in arbeidszorg”.
Inspectie van Sociale Wetten: een globaal akkoord van de sociale inspectie via een
globale attestering voor arbeidszorgmedewerkers.
In de regelgeving wordt bepaald dat de arbeidszorgmedewerker verzekerd moet
worden door de sociale werkplaats voor eigen materiële schade. Dit is niet
verzekerbaar en gaat zelfs verder dan een werknemer in dienstverband. Er is nood
aan een verzekering op maat van arbeidszorgmedewerkers en aanbieders van
arbeidszorg.
Er is nood aan een regelgeving voor de vrijwilligersvergoeding van 1 per uur. In
principe kan met 38 uur actief zijn in arbeidszorg. Wie dit doet, komt boven het
maximum bedrag van de vrijwilligersvergoeding van 24.76 per dag en 991.57 per
jaar.
Er dient een gelijkschakeling te komen van het aantal uren tewerkstelling in
arbeidszorg. De RVA vrijstelling stelt dat men slechts 28 actief kan zijn in
arbeidszorg, het OCMW stelt vrij op 30 uur en de mutualiteiten kunnen een vrijstelling
voor onbeperkt aantal uren uitschrijven.
Deze knelpunten situeren zich zowel op Vlaams als op Federaal niveau, tussen
verschillende sectoren en departementen en vragen afstemming tussen de verschillende
niveaus en departementen.
Ondertussen werden in meerdere sectoren initiatieven genomen met betrekking tot
arbeidszorg. De regelgeving arbeidszorg binnen sociale werkplaatsen heeft als enorme
verdienste dat er éénvormigheid gekomen is in doelgroepafbakening, toeleidingsprocedures,
methodiek,… Deze regelgeving kan een aanzet zijn om ook andere arbeidszorginitiatieven te
organiseren en te structureren, over verschillende sectoren, overheden, en departementen
heen.
Download