Inleidende context: regelgeving en subsidiëring Arbeidszorg is

advertisement
Inleidende context: regelgeving en subsidiëring
Arbeidszorg is ontstaan voor mensen die niet, niet meer of nog niet kunnen
functioneren in een gewoon of beschermd arbeidscircuit. Hieraan liggen meestal
persoonlijke of maatschappelijke redenen ten grondslag. Arbeidszorg waarborgt
het recht op arbeid voor iedereen en wil het algemeen welzijn van de
arbeidszorgmedewerker bevorderen door toegang te bieden tot de secundaire
functies van arbeid, zoals structuur in het leven, sociale contacten, voldoening,
kortom: een goede reden om ’s ochtends op te staan.
Doorheen de jaren is er enige regelgeving inclusief subsidiëring ontstaan: de
wijziging in het decreet sociale werkplaatsen, het meerbanenplan, de
doorstroomtrajecten arbeidszorg, provinciale reglementen, stedenfondsen, etc. Maar
een echt kader voor arbeidszorg, zowel naar regelgeving als naar subsidiering
toe, bestaat tot op de dag van vandaag niet.
Nochtans biedt arbeidszorg vandaag de dag activiteiten aan aan 5745
arbeidszorgmedewerkers, en dat in 141 verschillende initiatieven. Dit zijn cijfers van
2012, meer cijfers vindt u in uw informatiemap. Het gaat dus om een grote groep van
organisaties en mensen, vaak in een kwetsbare situatie. Goede regelgeving is dus
van groot belang.
De 3 ministers (werk; sociale economie; en welzijn, volksgezondheid en gezin)
hebben samen stappen gezet naar een gemeenschappelijk decreet: W². De
conceptnota hiervoor werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering in juni 2013. Op
basis van deze nota wordt het decreet momenteel uitgewerkt. Het W² decreet wordt
echter opgevat als een aanbouwdecreet:

Tijdens deze legislatuur wordt gewerkt aan de decretale verankering van de
activeringstrajecten en de trajecten maatschappelijke oriëntatie,

Pas in de volgende legislatuur kan het decreet worden aangevuld met een
juridisch kader voor een aanbod van “arbeidsmatige activiteiten onder
begeleiding in combinatie met de nodige welzijns- en zorgbegeleiding” (het
aanbod op trede 3 van de participatieladder).
Er is dus al een aanzet, maar er is ook nog veel werk te doen:

Het decreet moet deze legislatuur nog gestemd worden.

Via uitvoeringsbesluiten moet – in de volgende legislatuur – verdere
invulling gegeven worden aan de activeringstrajecten en de trajecten
maatschappelijke oriëntatie, de ondersteuningspakketten, de regionale W²platformen,...

En niet in het minst: tijdens de volgende legislatuur verwachten we dat er
inderdaad een stuk aan het decreet ‘aangebouwd’ wordt, met name een
juridisch – en ook financieel – kader voor trede 3.

Er moeten garanties ingebouwd worden dat arbeidszorgmedewerkers met
verschillende statuten een veilig inkomen kunnen blijven behouden. Hiervoor
zal De Vlaamse Regering gesprekken moeten aanknopen met de federale
overheid, alsook met de VVSG als vertegenwoordiger van de OCMW’s.
Dit laatste punt over de statuten is vandaag het centrale thema.
Hoofddeel: statuut van de arbeidszorgmedewerker
De uitkering die een arbeidszorgmedewerker geniet, is afhankelijk van de
persoonlijke situatie. Het kan gaan om een werkloosheidsuitkering, een ziekte- of
invaliditeitsuitkering, een tegemoetkoming voor personen met een handicap, of een
leefloon. Dit is niet noodzakelijk gekoppeld aan de sector waar het
arbeidszorginitiatief, waarbinnen de persoon actief is, zich situeert, noch aan de
problematiek van de persoon.
Afhankelijk van de instantie (RVA, RIZIV, OCMW, FOD sociale zekerheid, pensioen
op beroepsactieve leeftijd) waarvan zij een (inkomensvervangende) uitkering
ontvangen, wordt arbeidszorg op verschillende wijzen gedefinieerd en
gereglementeerd. Een algemeen geldend statuut arbeidszorg bestaat immers niet.
Zelfs binnen de genoemde uitkeringsstelsels is er geen duidelijk kader omtrent
arbeidszorg.
Dit probleem is even oud als arbeidszorg zelf. Bij de voorbereidingen van deze dag
vonden wij een knelpuntennota over het statuut van arbeidszorgmedewerkers, die
overeenkwam met de knelpunten die vandaag centraal staan. En die nota was van…
2002. Er is dan ook nog altijd sprake van een complexiteit aan problemen tussen
arbeidszorg en alle verschillende uitkeringsinstanties.
Een paar voorbeelden:
RVA:

30% van de arbeidszorgmedewerkers vallen binnen de RVA

Arbeidszorg wordt niet gezien als arbeid waardoor arbeidszorg op zich niet
geldt als uitzondering op de maatregel inzake degressiviteit van de
werkloosheidsuitkeringen.
FOD sociale zekerheid:

12% van de arbeidszorgmedewerkers

De term arbeidszorg is nog onvoldoende gekend/ erkend bij de FOD.
RIZIV:

31% van de arbeidszorgmedewerkers

Er is geen enkele algemene regeling omtrent arbeidszorg, bijgevolg zijn er ook
geen voorwaarden waar men aan moet voldoen Daardoor is het voor iemand
met een ziekte-uitkering moeilijk om uit te zoeken of ze al dan niet een
toestemming zullen krijgen om arbeidszorg te doen.

Het duale statuut van de arbeidsongeschiktheid (arbeidsgeschiktheid vs
arbeidsongeschiktheid) is een zwart-wit opdeling en komt geenszins overeen
met de arbeidsmogelijkheden van een individu.
OCMW: Leefloon

7% van de arbeidszorgmedewerkers

De OCMW-raad beslist autonoom op advies van de maatschappelijk werker
over de deelname aan arbeidszorg en stelt dus eigen voorwaarden.
Pensioen op beroepsactieve leeftijd

Arbeidszorgmedewerkers krijgen in vele arbeidszorginitiatieven een
stimulanspremie. Dit is niet hetzelfde als een onkostenvergoeding.
Betreffende de noodzaak van aangifte kan er dan ook onduidelijkheid
ontstaan bij de arbeidszorgmedewerker. De Rijksdienst van Pensioen kan dit
al dan niet definiëren als inkomen.
Samengevat: De combinatie ‘actief zijn binnen arbeidszorg’ en ‘leven van een
vervangingsinkomen’ brengt verschillende knelpunten met zich mee. Deze
knelpunten worden nog verscherpt door de tendens van activering. Met het oog op
de toekomst, waarin het W²-verhaal vorm krijgt, is het belangrijk dat voor volgende
knelpunten naar een oplossing wordt gezocht.
Voor dit stakeholdersforum heeft de ronde tafel arbeidszorg een vijf concrete
knelpunten op een rij gezet. U vindt een samenvatting in uw informatiemap. Ik
overloop ze graag met u:
Knelpunt 1: Door actief te zijn in arbeidszorg, maakt een
arbeidszorgmedewerker kosten.

Verplaatsingskosten, kinderopvang, …

Deze worden niet of niet altijd terugbetaald door het arbeidszorginitiatief

Het beschikbaar inkomen van de arbeidszorgmedewerker daalt en komt lager
te liggen dan dat van een uitkeringsgerechtigde persoon die geen arbeidszorg
verricht.

Wie neemt de verantwoordelijkheid om deze ongelijkheid op te heffen?
Knelpunt 2: Het ontbreekt aan modaliteiten die activering mogelijk maken voor
iedereen.

Iedereen die wil, moet in een activeringstraject kunnen stappen, en daar
ontbreken nu soms de modaliteiten voor (middelen).
Knelpunt 3: De brug tussen verschillende (vervangings-)inkomens ontbreekt.

De overstap van het ene naar het andere statuut, of naar werk, brengt vaak
onzekerheid mee over de gevolgen voor hun inkomen.

De vervangingsinkomens hebben elk hun eigen regelgeving, en een duidelijke
sluitende regelgeving rond de overgang van het ene naar het andere
vervangingsinkomen ontbreekt.

Er moet duidelijkheid en zekerheid, veiligheid gegeven worden wat betreft hun
inkomen. Ook voor de groep mensen die in de huidige context geen betaald
werk aankunnen, maar wel baat hebben bij arbeidszorg.
Knelpunt 4: Binnen elk vervangingsinkomen heeft arbeidszorg een weg
gevonden, maar het is geen weg op maat van arbeidszorg.

Rechten en plichten van AZM worden bepaald door het vervangingsinkomen,
en zijn niet specifiek gelinkt aan hun activiteit binnen arbeidszorg.

Geen enkele regelgeving is specifiek voor arbeidszorg ontworpen, of houdt
expliciet rekening met arbeidszorg, waardoor de aansluiting bij arbeidszorg
vaak niet passend is.

Is er nood aan een apart statuut voor de AZM of dienen er binnen elk statuut
regels op maat van arbeidszorg geïntegreerd te worden?
Knelpunt 5: Elk statuut zet druk.

Elk statuut zet druk om het uitkeringsstelsel te verlaten.

Herhaalde evaluatie en een impliciete druk om te gaan werken brengt heel
vaak stress mee voor mensen waarvan duidelijk is dat de stap naar werk niet
haalbaar is.

Er ontbreekt een statuut waarbinnen deze druk naar werk naar de
achtergrond verschuift.
Afronding: vooruitblik op volgende programmaonderdelen
Een warme oproep aan de politici hier aanwezig om in het debat een duidelijk
standpunt in te nemen over deze knelpunten, en een duidelijke visie te geven op
arbeidszorg.
Dat debat volgt na de pauze. Eerst willen we, naast het onderzoeksinstituut HIVA,
ook de mensen van het werkveld zelf aan het woord laten. Niemand heeft immers
een duidelijker beeld van de praktijk dan de mensen zelf. Achtereenvolgens komen
aan het woord:

Wendy Neyrinck, personeelsverantwoordelijke van de Kringloopwinkel
Brugse Poort

Simon Steel, arbeidszorgmedewerker die bij ons in de provincie VlaamsBrabant werkzaam is, samen met zijn jobcoach Hilde Moors, van MAGDA
Leuven.
Download