Schema: 1. De fysische omstandigheden in het Middellandse-Zeegebied Geologie Kenmerken: Beperkte vegetatie Veel kleine eilandjes Binnenland zeer bergachtig i.v.m. de kust Weinig vlaktes Vrij vulkanisch Zeer grillige kustlijn Egeïsche ruimte: hoge bergketens, diepe zeekloven Op breuklijn tussen de Afrikaanse, Europese en Aziatische tectonische platen Kust: Grillige vorm Rotskusten van gebergte recht in zee Grondstoffen: weinig nuttige grondstoffen In geringe mate: Klei (keramiek) Marmer Zilver Lood Bijna geen ijzer, koper of tin Klimaat Middellands-Zeeklimaat: Koele, vochtige winters (het vriest er bijna nooit) Warme, droge zomers Athene niet representatief voor Griekse ruimte veel droger Landbouw en veeteelt Oikos: familiale landbouwondernemingen Landbouw: olijven: belangrijke grondstof (voedsel, olie, smeermiddel, lichaamsverzorging) Veeteelt: geiten en schapen zuivel productie (kaas) + kledij (zelden voor vlees) Verkeer Via binnenland: Lastig door bergachtige reliëf Via ezels Zeer traag Beperkte ladingen Via de zee: Niet mogelijk in winter en herfst (storm) Belangrijk voor handel Zeer gemakkelijk Snel Grote ladingen Invloed fysische omstandigheden op economisch en politiek domein Economisch Landbouw + voldoende neerslag - Beperkte landbouwoppervlakte Geen irrigatie nodig Kleine bedrijfjes (oikoi) + milde temperaturen: warme zomers, Tekorten: graan geen vorst landbouwgrond ideaal voor olijven, druiven en graan kolonisatie Handel + zee scheepsvaart - Bergen: moeilijk verplaatsen over + grondstoffen(marmer, klei) export land (bijna geen handel over land) - Tekort aan hout en ertsen import INTERNATIONALE HANDEL Politiek - Allemaal afzonderlijke stadstaten geen eenheid, grote rivaliteit Zwak bij buitenlandse aanval 2. De Middellandse-Zeeculturen rondom Hells en Rome in de oudheid Etrusken In Etrurië (Midden-Italië, tussen Arno en Tiber) Voor-Indo-Europese taal Autochtone Italische bevolkingsgroep Oorspronkelijk uit Lydië (Huidige Turkije) Politiek 6de eeuw v. Chr. Verovering richting N: Povlakte Verovering richting Z: Rome, Campanië Verovering richting W: Oost-Corsica Economie Sterk in landbouw en metaalbewerking Handel met Grieken: ijzererts keramiek, olijfolie en wijn ook handel met Kelten, Feniciërs en Carthagers Sociaal Vrouw speelt een belangrijkere rol dan bij Grieken Cultuur Vb. Sarcofaag van Cerveteri Terracotta Religie: o Terracottabeelden gebaseerd op Griekse beelden o Voorspellingskunst: Auspicium: vogelschouw Haruspicium: ingewanden kippen o Dodencultus: grafmonumenten, grafheuvels, graffresco’s Kunst: o Beeldhouwkunst: Tempels: invloed van Grieken Gebruik van koepels en bogen (had invloed op Romeinen) o Schilderkunst o Beeldhouwkunst: godenbeelden, gevleugelde paarden o Sierkunst: zwarte, glanzende keramiek imitatie zilver o Edelsmeedkunst 3. De Kretenzische cultuur (ca. 3200 v.C. – 1375 v.C.) Mythologisch Kreta Griekse oppergod Zeus wordt op Kretenzische berg Ida geboren. Hij wordt op Kreta verborgen voor zijn vraatzuchtige vader Cronus. Zeus ontvoerde, vermomd als stier, de koningsdochter Europa en nam ze mee naar Kreta. Ze kregen drie kinderen, waarvan de oudste, Minos, bij de Grieken bekend stond als een rechtvaardig koning. Eenmaal vervalste hij een offer voor Zeus. Die nam wraak door zijn vrouw verliefd te laten worden op een stier. Hieruit kwam de Minotaurus. Arthur Evans Brit Zoon van rijke ondernemer Legde onder meer het Paleis van Knossos bloot Gaf de Kretenzische cultuur de naam Minoïsche cultuur Verzoende mythe en archeologie (klopt niet) Kreta Periodes: Neolithicum (7000 – 3200 v. C.) Prepalatiale periode (3200 – 1950 v. C.) Palatiale periode (1950 – 1375 v. C.) o Proto-palatiaal (1950 – 1700 v. C.) o Neo-palatiaal (1700 – 1450 v. C.) o Laat-palatiaal (1450 – 1375 v. C.) Geografisch: 3 gebergten in het centrum van Kreta (vooral neerslag ten Westen van bergen) Aan de kust: vlaktes (akkerbouw, olijfteelt) Ligging: o ideaal voor handel o import: ertsen: koper (Cyprus), tin, goud (Egypte) linnen (Egypte) ivoor (Egypte), papyrus (Egypte) o export Paleiseconomie: o Knossos o Phaistos o Malia o Zakros Paleizencultuur Paleizen Dubbele bijlen motief: labrysmotief Thalassocratie: Kreta was een op zeemacht gebaseerde staatsmacht Kenmerken: Platte daken Steeds een groot centraal binnenplein Verschillende ingangen Zuilen: o Smal onderaan, breed bovenaan o Gladde schacht o Rond capitheel o Hout o Licht- en luchtkokers Hoekig gebouw Zeer ingewikkeld grondpland (labyrinth) Geen verdedigingsgordel (bescherming op zee) Verschillende niveaus (trappen) Riolerings- en waterwerken Functies: Economie: o Opslag graan in magazijnen o Distributie o Werkplaatsen Politiek: o Bestuur regio Religie: o Binnenplein Cultuur Religie: Potnia: terracotta vrouwen beeldjes Labrys: worden geassocieerd met stierenhoorns (stier speciaal voor Kreta) Kunst: Fresco’s Rhyton: rituele schenkkannen Schrift (doel: economisch): Aanvankelijk Egyptisch geïnspireerde hiërogliefen Lineair A: o Op kleitabletten o Horizontale regels o Niet ontcijferd Lineair B: o In Myceense periode o Ontcijferd Ondergang (onzeker): Vulkaanuitbarsting op Thera (Santorini) Aanvallen Myceners Interne problemen 4. Het ontstaan van de Griekse wereld en haar bewoners Heinrich Schliemann Rijke Duitse amateur-archeoloog Deed opgravingen a.d.h.v. de Ilias Vond de stad Troje Vond de stad Mycene en het gouden dodenmasker van Agamemnon Dacht dat Mycene hoofdstad was Myceense beschaving De Myceense beschaving Eerste fase 1575 v. C. Peloponnesus en in het zuiden van het Griekse vasteland Zeer rijk Hiërarchische gemeenschappen Tweede fase 1450 v. C. Paleizencultuur Militair-defensief karakter (Cyclopenmuren) Acropolis Koepelgraven Lineair B Politiek Acropolis: o Megaron: centrale ontvangstplaats met centrale haard, omgeven door 4 zuilen Bestuursgebouwen Gerechtsgebouwen op agora Cultuur Tempels: meerdere binnen een stad Theater Gymnasion (soort sportschool) Economisch Openbaar plein: agora (ook sociaal) Stoa (winkeltjes op agora) Ondergang In 1200 v. C.: inval van Doriërs vanuit Noord-Griekenland (niet bewezen) DARK AGES (1100 – 776 v. C.) Geen handel Schrift in onbruik 5. De Griekse beschaving: politiek verdeeld, maar cultureel één Politiek Verschillen Oikoi Polis: Gemeenschap van de bewoners Territorium Gemeenschappelijke belangen Verschillende kleine onafhankelijke gemeenschappen Oorzaken: natuurlijke elementen: bergen en zeeën Cultuur Grieken Barbaroi (stamelaars) Een Gemeenschap gro Acropolis (hoogste pun o Toevluchtsoord o Tempels o Agora: Bouleut Stoa (la Gymnas Grieks identiteitsgevoel Gemeenschappelijke et Gemeenschappelijke ta Gemeenschappelijke ze Gemeenschappelijke re Literatuur: Ilias Odyssee basisopvoeding genres: o Epiek (Hesiodus) o Lyriek (Sappho van Le o Dramatiek (Aischylos, 6. Religie bij de Grieken Kenmerken Behoefte aan duiding van de kosmos en de krachten die het alledaagse leven beheersen Behoefte om via offers deze krachten te beïnvloeden Polytheïsme Heterogeen samengestelde godenwereld Antropomorf karakter Het ontbreken van een duidelijk geformuleerd theologisch systeem en een formele organisatie geleid door een hiërarchisch gestructureerde priesterklasse Oorsprong Indo-Europese invloeden (Zeus = Thor) Voor-Indo-Europese invloeden (Athena = Minoïsche Potnia) Goden Olymische goden Zeus Oppergod Bliksem, donder, adelaar Wolkenverzamelaar Vereerd in Olympia, Nemea, Dodona Hera Godin van het huwelijk Scepter, lotusbloem, sluier, schaaltje Spelen voor jonge meisjes Vereerd in Olympia Poseidon Zeegod Drietand, stieren, paarden, dolfijnen Istmische spleen Vereerd in Corinthe, Athene,… Hades God van de onderwereld Hoorn des overvloeds: symbol van rijkdom (ertsen onder grond) Schaakt Persephone (dochter Demeter) ontstaan seizoenen Demeter Godin van de vruchtbaarheid Kolen Vereerd in Attica Athena Godin van oorlog, weefkunst, wijsheid en ambachten Schild, speer, helm, uil, slang, olijftak, vacht Geboren uit hoofd Zeus Vereerd in Athene Leto Vader Apollo en Artemis Pijl en boog Apollo God van de kunst Pijl, boog, lier, laurierkrans Vereerd in Delphi, Didyma Artemis Godin van de jacht Hert, zee, beer, leeuw, pijl, boog Vereerd in Ephese Hephaistos God smeedkunst en vuur Hamer, mankt Vereerd in Athene Hermes God van reizigers en dieven Vleugels aan voeten, reismantel, reishoed, staf Boodschapper Ares God van de oorlog Wapenuitrusting Onpopulair Aphrodite Godin van de liefde en schoonheid (Half)naakt Dionysos God van de wijn en theater Asklepios God van de geneeskunde Wijnranken, staf met slangen Vereerd in Epidaurus Cultus Offers in de tempel: vruchten, wijn, gebak, dieren (schapen en geiten) Orakels Bekendste: Delphi: gewijd aan Apollo Doel: M.b.v. offers advies aan de goden vragen Werkwijze: Offeren Apollopriesteres zat op de Pythia (driepikkel) Ze kwam in trance door dampen uit de grond Ze begon te mompelen Het gebrabbel werd vertaald door de prophetai (priesters) Festivals en spelen Panhelleense festivals: deelnemers vanuit de hele Griekse wereld Heilige vrede: tijdens de spelen mocht men geen oorlog voeren Heilige kransspelen: Olympische spelen: voor Zeus, in Olympia, olijfkrans Pythische spelen: voor Apollo, in Delphi, laurierkrans Isthmische spelen: voor Poseidon, in Isthmus, pijnboomkrans Nemeïsche spelen: voor Zeus, in Nemea, wilde selderijkrans Geen prijzen, winnaars kregen krans Disciplines: Stadionloop Pentathlon (discuswerpen, speerwerpen, verspringen, hardlopen, worstelen) Gevechtssporten (worstelen, boksen, pankrateion) Hoplietenloop (lopen met volle wapenuitrusting) Paardensporten (wagenmennen met vierspan, paardrijden) Naakt Einde: 392 n. C. : Christendom staatsgodsdienst 7. De Griekse kolonisatie (midden 8 ste – midden 6de eeuw v.C.) Algemeen: Waarom verhuizen mensen? Push Oorlog (pol) Vervolging (pol) Voedseltekort (eco) Pull Betere toekomst (eco) Vrije meningsuiting Kolonisatie: Moederpolis (stichtende polis) besluit een dochterpolis te stichten door voedseltekort Dochterpolis is onafhankelijk van moederpolis, maar onderhoudt nauwe banden Autochtone bevolking wordt verjaagd of langzaam onderdrukt door de Grieken Bij de Grieken: Waarom verhuizen mensen? Push Te weinig landbouwgrond + bevolkingsgroei Voedseltekort Tekort aan grondstoffen (geen ijzererts) Afzetmarkten voor olijfolie, wijn, keramiek Politiek Pull Vruchtbare landbouwgronden Ijzerertsen (belangrijk want ijzertijd) Naar: Westen: Zuid-Italië, Zuid-Frankrijk, Oost-Spanje Noordoosten: Kusten Zwarte Zee Zuiden: Libië Magna Graecia: letterlijk ‘Groot-Griekenland’, naam van de Romeinen voor de dominante Griekse aanwezigheid Gevolgen Cultureel: Verspreiding Grieks alfabet in Mediterrane wereld Verspreiding Griekse goden en tempels in de Mediterrane wereld Stedenaanleg Grieken nemen ideeën over, beginnen te twijfelen aan eigen geloof Griekse filosofie, wiskunde Economisch: Opbloei handel (export en import) Invloed op landbouw (overal druiven en olijven) Ontstaan geld (Lydië) Sociaal: Mensen met geld i.p.v. grond Handelaars willen politieke inspraak 8. De Grieken zijn niet gelijk De driedeling van de Atheense maatschappij Bevolkingsgroepen 1. Burgers 2. Metoiken 3. Slaven TOTAAL 40.000 (13,33%) 15.000 (5%) 110.000 (36,67%) + Gezin + Gezin 150.000 (50%) 40.000 (13,33%) 110.000 (36,67%) 300.000 (100%) 1. Burgers Voorwaarden Atheense burgerschap: Mannelijk Vader: Atheense burger Moeder: wettige dochter van Atheense burger Rechten en plichten: Bezit onroerend goed + kopen en verkopen Huwen met burgerdochter Erven van burgers Winst uit zilvermijnen Kwamen in aanmerking voor geld- en graanuitdelingen Deelname aan politieke leven Publieke functies (in tempel, rechtbank of bestuursorgaan) 2. Metoiken Wie? Geïmmigreerde niet-Atheners: Xenoi (vreemdelingen) Meestal in haven van Piraeus en in ambachtelijke zones Athene gevestigd Handwerkslieden, handelaars, zeelui Rechten en plichten: Geen burgerechten Mochten in polis verblijven Bezit roerend goed + kopen en verkopen Metoik ion: hoofdelijke belasting voor bezit roerend goed Legerdienst 3. Slaven Hoe slaaf? Andere Grieken in oorlogen/ krijgsgevangenen Piraterij Slavenhandel Wie? Doulos (Griekse benaming) Niet-Grieken (barbaroi: stamelaars): inferieur t.o.v. Grieken Verloren hun identiteit Soms ook Grieken: Schuldslavernij vanzelfsprekend Rechten en plichten: Totaal rechtloos Beschermd als bezit van eigenaar Openbare functies Geranten winkels of werkplaatsen Huishoudelijke taken Opvoeding (pedagogus) Boerderijen In mijnen Mannen Vrouwen Vrouw: Minderwaardig wezen; ondergeschikte, dienende rol Primaire rol: voortbrengster van wettelijke, mannelijke erfgenamen Huishouden Vader bruid beslist met wie ze trouwt Seksualiteit: Binnen huwelijk: voortbrengen wettelijke, mannelijke erfgenamen Buiten huwelijk: o Hetaeren: prostituees o Pederastia: volwassen man zocht seksueel plezier bij jongeling 9. Sparta, een polis geleid door een militaire oligarchie Geografisch Ingesloten door bergen Vruchtbaar dal Sociale structuur Maatschappij Groepen Homoioi Wie Echte Spartanen, “de gelijken” Elite Periokoi Mensen die uit de omgeving komen Heloten Staatsslaven uit veroverde gebieden Rechten Krijgen grond die voor hen bewerkt wordt Politieke rechten Geen politieke rechten Vrijheid Bezittingen Huwelijk Plichten Fulltime soldaat Aantal 10.000 50-60.000 Militaire dienst (in nood) Handel Landbouw Ambachtslieden Werktuigen/ wapens maken Landbouw (deel afstaan) Ten dienste van de polis Kenmerken Discipline Strijd Zeer harde opvoeding Laconiek (~Laconië): spitse opmerkingen Conservatisme Collectivisme Opvoeding: o Selectie door Raad van Ouderen o Ouders hebben er niets over te zeggen o Vrouwen: kweekmachines o Jongens tot 7 jaar bij moeder, dan in kazernes o Trainen op gehoorzaamheid, uithoudingsvermogen, strijd o Vanaf 12 jaar: Weinig eten zelf eten zoeken Weinig kledij goede weerstand 100.000 Politieke structuur Oligarchie 5 Eforen Twee koningen Gerousia Leger Volksvergadering Legende: : Verkiezing : Veto 5 Eforen: Uitvoerende macht Spartanen + 30 jaar Leiding Controle koningen en ambtenaren 1 jaar aan de macht Gerousia: Wetgevende en rechterlijke macht De Raad van Ouderen 28 Spartanen + 60 jaar Voor het leven Stelde wetten op en legde ze voor aan de volksvergadering Opperste rechtbank Volksvergadering: Alle mannelijke Spartanen + 30 jaar Wetten goed- of afkeuren Benoemen de 5 eforen Twee koningen: Militair Opperbevel leger Ceremoniële functie 10. Athene, een directe maar beperkte democratie Evolutie van de Atheense politiek De koningen (14de eeuw v.C.) Kenmerken: Tijdens de Myceense beschaving Zetelde op de Acropolis In 8ste eeuw v.C. al voorbij De aristocratische democratie (7de eeuw v.C.) Aristocratische oligarchie Areopaag 9 Archonten Ekklesia Areopaag: Uitvoerende, rechterlijke en militaire macht Belangrijkste bestuurlijke beslissingen Beslist over oorlog en vrede Opperste rechtbank Ekklesia: Volksvergadering Wetgevende macht Kwam zelden samen Weinig inspraak Geen politieke macht 9 Archonten: Dagelijks bestuur Organisatie publieke leven in de polis Openbare werken Organiseren rechtbanken Leiden religieuze feesten In 621 v.C.: Draco liet eerste Atheense wetten op schrift stellen en publiekelijk uithangen Overtreding = strenge straf (~draconische maatregel) Timocratie (594 v.C.) Archont Solon schaf de schuldslavernij af Kenmerken: Politieke rechten afhankelijk van het vermogen Vier vermogensklassen: o Hoogste klasse: grootgrondbezitters + ondernemers o Tweede klasse: grote boeren + succesvolle handelaars o Derde klasse: kleine boeren, handelaars en ambachtslieden o Vierde klasse: dagloners Timocratie Boulè Areopaag Archonten Schatmeester Volksvergadering Volksrechtbank Volk van Athene Legende: : verkiezing Areopaag: Aristocratische grootgrondbezitters Alle belangrijke bestuurlijke beslissingen Beslist over oorlog en vrede Opperste rechtbank Volksvergadering: Kwam zelden samen Konden enkel beslissingen toejuichen of afkeuren Archonten: 9 leden Dagelijks bestuur (openbare werken, organistatie, rechtbanken,…) Verkozen voor 1 jaar Boulè: Raad der 400 Uitvoerende macht Tirannie (561 v.C.) Aristocratische individuen grepen de macht met een leger huurlingen of sympathiserende burgers. Voorbeeld: Pisistratus Democratie (508 v.C.) Vernieuwingen door archont Cleisthenes: Politieke macht bij het volk (relatief) DEMOCRATIE Prytanie 9 Archonten 10 Strategen + 10 Regimenten Areopaag Volksvergadering Legende: : verkiezing Volksvergadering: Minstens met 6000 leden Vrije debatten Stemmen van volksdecreten/ wetsontwerpen Benoemen strategen Beslissen over oorlog en vrede Volksrechtbank: Elke burger ouder dan 30 jaar 6000 leden (600/ phyle) Rechterlijke macht ten nadele van areopaag Boulè: Raad der 500 (50/phyle) Dagelijks bestuur (in praktijk uitbesteed aan Prytanie) Voorbereidingen volksvergadering Uitvoering wetten volksvergadering Beheer schatkist Controlefunctie op andere machten 10 Strategen: Bevel over het leger Kunnen herverkozen worden 1 per phyle Machtigste functie Raad der 500 Volksrechtbank Prytanie: Dagelijks bestuur 50 leden Kenmerken Atheense democratie: Directe democratie Beperkte democratie: o Slecht 15% van de bevolking participeert o Mannelijk en + 18 jaar Geen georganiseerde partijvorming Areopaag behandelt moordzaken Overlapping wetgevende en rechterlijke macht Geen stemplicht Loterij Verkozen voor 1 jaar 1 niveau (niet federaal/regionaal/…) Systeem tegen machtsmisbruik: Schervengerecht (ostracisme) 11. De Grieken in oorlog De Perzische oorlogen De eerste Perzische oorlog (490 v.C.) Athene vs. Perzen in Marathon Athene wint, ondanks numerieke minderheid De tweede Perzische oorlog (480 v.C.) 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Perzen zwaar vernederd tijden PO1 Via brug over Hellespont naar Grieks schiereiland Griekse poleis verenigd (ook Sparta deed mee) Spartanen (onder leiding van Leonidas) wonnen tijd bij de slag bij de Thermopylen De Atheners trokken zich terug op het eiland Salamis Dankzij een tactisch manoeuvre op zee wonnen de Atheners De oorlog werd beslist in een veldslag in Plateae in 479 v.C. Gevolg: De Delisch-Attische Zeebond en de Atheense hegemonie Bescherming tegen buitenlandse dreiging: militair samenwerkingsverbond van verschillende poleis Delisch-Attische Zeebond (478 v.C.) Probleem: Athene gebruikte het geld uit schatkist bond om stad te verfraaien CONFLICT! De Peloponnesische oorlogen (431-404 v.C.) Sparta: landleger Athene: zeeleger Oorzaak: conflict om Corinthe (belangrijke handelskolonie) Athene Sparta Sparta wint Gevolgen: Democratie in Athene afgeschaft Oligarchie geïnstalleerd Delisch-Attische Zeebond ontbonden Athene had geen vloot meer 12. De Hellenistische rijken Philippus II en het einde van de Griekse onafhankelijke poleis Philippus II: Koning van Macedonië Doel: één Griekse wereld tegen de vijandige Perzen 338 v.C.: Slag bij Chaeroneia = Overwinning van Macedonië op de Grieken Politieke en militaire controle over de meeste Griekse poleis Corinthische bond: alle poleis (uitgezonderd Sparta) werden samengebracht met Philippus II aan het hoofd als hegemon (leider). De poleis behielden wel een vorm van zelfbestuur. Oligarchie werd gepromoot, democratie uitgehold De veroveringen van Alexander de Grote 336 v.C.: Moord op Philippus II wordt opgevolgd door Alexander 334 v.C.: Alexander vertrekt met grootste Grieks leger ooit naar de Hellespont Sterkte: Macedonische falanx (lange lansen, boogschutters en ruiterij) Leger: Beroepsleger, offensief, Griekse huursoldaten, kern Macedonisch Slag bij Issus (334-333 v.C.): Darius III (Perzië) slaat op de vlucht en Alexander had controle over Klein-Azië Verovering kusten Levant (332 v.C.): Inheemse bevolking bood veel weerstand Verovering Egypte (332 v.C.): Alexander als bevrijder, werd de nieuwe farao Slag bij Gaugamela (331 v.C.): Darius III werd definitief verslagen, Alexander kwam op Darius troon Verovering tot in huidige India en Pakistan (326 v.C.): Leger was het beu en wou terugkeren Dood van Alexander de Grote (323 v.C.) Alexanders politiek In praktijk: Hij nam de bestaande bestuursvormen in de verschillende veroverde gebieden over Identificeerde zichzelf als een godheid (Egyptische invloed) Macedonische elite kwam aan de leiding in de veroverde steden Na dood Alexander Rijk werd verdeeld Diadochen (‘de opvolgers’): 3 topgeneraals van Alexander verdeelden het rijk in 3 delen Seleuciden: Perzië Antigoniden: Macedonië en Griekse wereld Ptolemeeën: Egypte Het hellenisme Def: Griekse beschaving die zich, na osmose met andere culturen in Europa, NoordAfrika en West-Azië, voordeed. Acculturatieproces Voorbeeld: nieuwe steden Alexander hadden allemaal een dambordmotief Bouw van bibliotheken (Alexandrijnse bibliotheek) en het Museion (academie voor wetenschappers) 13. De Griekse kunst: deel 1: de bouwkunst Tempels Kenmerken: Huis van een godheid Vorm is gebaseerd op een woonhuis: het megaron (Mycene) Geen bijkomsten Klein (Groot in het Hellenisme) Kamer met godenbeeld (naos) Voorhal (pronaos) Zuilen Algemene vorm: rechthoekig, soms rond Griekse tempels: Grondplan: rechthoekig, symmetrisch Materiaal: natuursteen, kalk, marmer, hout, leem Inplanting: op heuvel, losstaand, binnen een omheining Decoratie: sober, eenvoudig, op zuilen, fronton Bouwsysteem: architraafbouw (dragende balken), zadeldak Vergelijking Grieken Grieken Eentonige materialen Open Architraafbouw (beperkte grootte) Religieus Beetje politiek Architecten (juiste verhoudingen) Sober Bouwstijlen: Dorische bouwstijl Ionische bouwstijl Corinthische bouwstijl Rome Rome Variatie in materialen Gesloten Architraafbouw (beperkte grootte) Gewelfbouw, koepels (Veel groter) Beetje religieus Politiek Ingenieurs (functioneel) Pracht en praal Andere gebouwen Grieks theater: Verbonden aan de god Dionysus Orchestra (dansvloer voor het koor) Skène (decor) Zitplaatsen (in halve cirkel) Stadia: Stadion: langwerpige renbaan (ca. 200 m lang) 14. De Griekse kunst: deel 2: de beeldende kunsten Beelden Archaïsche beelden (tweede helft 7 de eeuw v.C. tot 480 v.C.) Kouros: naakte jongeling Korè: gekleed meisje Kenmerken kouros: Egyptische invloed: frontaal, onbeweeglijk rechtop met linkervoet vooruit, armengestrekt naast lichaam met gebalde vuisten Niet steeds naakt Hoekig Proporties en anatomie is niet correct Kenmerken korè: Aaneengesloten benen Gewaad met onnatuurlijke plooienval, niet van lichaam te zien In het begin steeds stereotype glimlach, rond 5de eeuw verdwijnt die Klassieke beelden (480-336 v.C.) Kenmerken: In verhouding Beheerste beweging Zeer gedetailleerd (men speelt met licht en schaduw) Geen emoties, heel sereen Frontaliteit verdwenen 3D Steeds jeugdige schoonheid, idealisering Lichte ‘S’-lijn Hellenistische beelden (336-1 ste eeuw v.C.) Kenmerken: Realisme i.p.v. idealisering Alle aspecten van de mens: kinderen, ouderen, lelijk, dronkaards Individuele gelaatsuitdrukkingen werden benadrukt Gevoelsexpressie Geen beheerste dynamiek, zeer wild Vrouwenbeelden: naakt, gekleed, sensueel, erotisch Vazenschilderkunst Geometrische stijl (1100-700 v.C.) Kenmerken: Geometrische patronen: zigzaglijnen, meanders (kronkels), cirkels Mensen en dieren in hoekige vormen Kleur: zwart Oriëntaliserende stijl (700- begin 6 de eeuw v.C.) Kenmerken: Invloed oosterse beschavingen Thema’s: bloemen en fabeldieren Kleur: zwart en purper Attische zwartfigurige stijl (6 de eeuw v.C.) Kenmerken: Zwarte figuren op een rode achtergrond Geen verf, maar chemische reactie om zwarte figuren te bekomen Wit en purper worden achteraf bijgeschilderd Monumentale figuren Attische roodfigurige stijl (540- 4 de eeuw v.C.) Kenmerken: Chemische reactie om achtergrond te bekomen Betere details Niet enkel mythologisch, ook uit dagelijks leven 15. Rome: een bescheiden begin aan de Tiber De fysische omstandigheden op het Italiaanse schiereiland Geografische ligging: Zeeën (van W naar O): Tyrrheense Zee, Ionische Zee, Adriatische Zee Bergen: Apennijnen vormen ruggengraat van schiereiland Vlaktes: Povlakte (zeer vruchtbaar) in Gallia Cisalpina (ten zuiden van de Alpen), Arnovallei, Campanië. Klimaat: Middellandse-Zeeklimaat Stichtingssage Stamboom: Anchises X Venus Aeneas Julus 15 generaties Numitor Aemilius Rhea Silvia X Mars Romulus Remus Verhaal: Aeneas, een van de weinige Trojanen die de Trojaanse oorlog overleefde, kon vluchten met zijn vader en zijn zoontje. Na veel zwerftochten belanden ze op de kust van Latium. Aeneas trouwde er met de lokale kroonprinses en stichtte voor haar een stad. Die stad barstte uit zijn voegen en Aenaes zoon, Ascanius (Julus in Latijn) stichtte een nieuwe stad: Alba Longa. Numitor en Aemilius streden 15 generaties later om de macht in Alba Longa. De rechtmatige koning Numitor werd door zijn broer Aemilius van de troon gestoten in de gevangenis opgesloten. Om te verkomen dat zijn dochter nog opvolgers zou voort brengen, maakt hij van haar, Rhea Silvia, een Vestaalse maagd. Rhea Silvia werd echter zwanger van Mars en bracht een tweeling op de wereld: Romulus en Remus. Aemilius beval de baby’s in de Tiber te gooien. De soldaat kon dit niet doen en zette ze in een mandje op de rivier. Verder spoelde het aan en werd gevoed door een wolvin. Een herder vond de tweeling en voedde ze op. Toen de tweeling later hun afkomst te weten kwamen, trokken ze naar Alba Longa en vermoordden Aemilius. Numitor werd terug op de troon gezet. Romulus en Remus wilden dan zelf een stad stichten, maar ze waren het oneens over de locatie. Romulus wou de Palatijn, Remus de Aventijn. Ze besloten dan maar een auspicium (vogelschouw) te houden. Romulus zag meer gieren dan zijn broer en won. Rome werd gesticht op 21 april 753 v.C. Toen Remus Romulus uitlachte met zijn rituelen, sloeg Romulus Remus dood. 16. Rome onder de koningen De sociale orde Conservatieve sociale structuur (private sfeer): Basis: familia (vrouw, kinderen, hele patrimonium, inclusief de slaven) Leider: pater familias (oudste man in de mannelijke afstammingslijn) heerste als een autocraat over zijn familie. Hij was koning en priester Vrouw was steeds ondergeschikt aan pater familias van haar man Romeinse naamgeving: meerdere namen Man Praenomen (voornaam) Publius Nomen (gens/clan) Cornelius Cognomen (familietak) Scipio Agnomen (verdiensten) Africanus Vrouw / Cornelia / / Res Publica: Het publieke leven Sociale elite: patriciërs (elite van erfelijke grootgrondbezitters): namen alle belangrijke politieke en religieuze beslissingen De rest: plebejers of plebs (kleine boeren, handelaars, ambachtslui): vrij, hadden niks te zeggen) Patronus voor de cliens: de plebs sloten zich aan bij een patriciër. De clientes konden rekenen op materiële steun en juridische bijstand, de patronus verzekerde zich zo van steun bij zijn politieke carrière en van prestige. Slaven: kwamen steeds meer op, tijdens het einde van de republiek 1/3 van de bevolking. Konden vrijgelatenen worden (persoonlijk vrij, geen burgerrechten) De politieke orde Koning (in regia) advies Senaat (in curia) Verkiezing koning Volksvergadering (in comitium) Romeinse koningen: Opperpriester Opperrechter Opperbevelhebber (in de regia) Eerste: Numa Pompilius Laatste: Tarquinius Superbus Senaat: Raadgevende vergadering Bestond aanvankelijk uit oudste patres familias van eerbiedwaardige patricische families (in de curia) Volksvergadering: Overige patres familias van de patricische famies die niet in de senaat zetelden Koos nieuwe koning Besliste over oorlog en vrede (op het comitium) 17. De Romeinse Republiek Afschaffing monarchie 509 v.C.: Tarquinius Superbus werd verdreven omdat hij en zijn familie de macht misbruikten. De Republiek Senaat Censor Consul Praetor Aediel Quaestor Comitia tribute Comitia centuriata Het Romeinse volk Politiek systeem: volgens precieze volgorde: cursus honorum Quaestor: Na legerdienst + 25 jaar Eerst 4 leden, uiteindelijk 10 leden Beheer schatkist Controle betalingen en inkomsten belastingen Hielden administratie bij Vetorecht t.o.v. directe collega’s Aediel: 4 leden Verantwoordelijk voor de openbare ruimte: aanleg en onderhoud openbare gebouwen, organisatie van markten en festiviteiten (goed voor populariteit met oog op verdere carrière) Praetor: Eerst 2 leden, uiteindelijk 10 leden De hoogste juridische gezagsdragers Voorzitters rechtbanken Na ambtstermijn Propraetor (bestuur provincie) Consul: 2 leden Verkozen voor 1 jaar Vanaf 40 jaar Om beurt steeds een maand actief Vetorecht t.o.v. elkaar en lagere magistraten Hoogste bestuurders Opperbevel over het leger Droegen de toga praetexta (purper) en werden begeleid door 12 lictoren met fasces Werd in geval van grote externe dreiging vervangen door één dictator (voor max. 6 maanden) Na de ambtstermijn kon men het bestuur over een provincie krijgen (Proconsul) Censor: 2 leden Werden aangesteld om de 5 jaar Hielden de burgerbevolking en hun vermogen bij Hielden toezicht op zedelijk gedrag Kunnen burgers uit de politiek en het openbare leven sluiten Stellen de Senaat samen Pontifex Maximus: Opperpriester Bepaalde de kalender Zeer veel invloed Men moest geen bepaalde etappes vooraf afgelegd hebben Senaat: Raadgevend orgaan Heel prominente rol Leden werden voor het leven benoemd Eerst 300 leden, later 900 leden Vooral patriciërs door hoge financiële eisen bij cursus honorum Macht binnen senaat bij nobiles (ambtsadel, kleine kring van aloude Romeinse families) Macht over financiën, binnenlandse veiligheid, openbare werken en buitenlandse politiek Senatus Populusque Romanus (SPQR) Volksvergaderingen Comitia centuriata: Samenstelling leger Belangrijke beslissingen Bevolking werd in 5 klassen verdeeld (armste klasse, proletariërs, mocht niet stemmen) Verkiezen praetor, consul en censor Comitia tributa: Stemde over oorlog en vrede Goed- en afkeuren van de door de consuls en Senaat voorbereide wetten Stemming in het openbaar, op het comitium Er werd gestemd per tribus (geografische kiesomschrijvingen) Verkiezen quaestor en aediel Volksvergaderingen: beperkte inspraak Veranderde door Lex Hortensia (beslissingen rechtsgeldig zonder toestemming Senaat) Opmars plebejers Na een staking van de plebejers (“Uitwijking naar de heilige berg”) verkregen ze 2 volkstribunen, later 10. Volkstribunen: Controle beslissingen Senaat: mocht niet botsen met belangen van het volk = Vetorecht op de Senaat 18. Rome wordt de machtigste staat in het Middellandse Zeegebied Bellum iustum: Rechtvaardige oorlog, gericht tegen mogelijke agressors en met de eigen veiligheid als prioritair doel. Werd gebruikt om het grootschalig Romeins imperialisme te verantwoorden. Oorlog voor prestige: succes in de oorlog garandeerde de start van een succesvolle politieke carrière. Een grote overwinning van een legeraanvoerder werd beloond met een triomftocht door het centrum van Rome. Rome wordt meester in Italië De vroege veroveringen Steden en plattelandsnederzettingen in Latium erkennen Romeinse suprematie: Latijnse bond (5de eeuw v.C.) Vijanden: Etrusken: Rome verovert Veii (400 v.C.) Strooptochten van Sabijnen, Aequi, Volsci Kelten: met veel moeite verslagen door afkoopsom (390 v.C.) Heropleving Latijnse bond (4de eeuw v.C.): Bouw van een stadsmuur rond de zeven heuvels Uitschakeling van Etrusken, Umbriërs en de Samnieten (verdeelde volkeren, makkelijk aan te vallen) Verdere uitbreiding (3de eeuw v.C.) Controle over centraal-Italië Verovering Griekse steden in het zuiden (voltooid in 275 v.C.) Divide et impera Politieke situatie: Geen eengemaakte staat met een homogeen bestuurlijke en juridische organisatie Veroverde gebieden kregen speciale statuten, afhankelijk van medewerking: o Ingelijfden: bevolking had zich hevig verzet, goederen werden in beslag genomen en de bevolking werden slaven. o Bondgenoot: bevolking heeft zich vrijwillig overgegeven, ze behielden een vorm van zelfbestuur en waren grotendeels vrijgesteld van belastingen. Moesten wel troepen leveren. o Bevoorrechte steden: in de onmiddellijke omgeving van Rome, kregen het volledig Romeins burgerrecht. Divide et impera (Verdeel en heers): steden streefden naar promotie en vreesden degradatie, de steden waren onderling verdeeld Controle veroverde gebieden Grote mobiliteit via heirbanen: o Via Appia: Rome - Noord-Campanië o Via Aurelia: Rome - Tyrrheense kust o Via Flaminia: Rome - Adriatische kust Rome was het centrum van het wegennet (Alle wegen leiden naar Rome) Kolonies: o Officiële stichtingen van nieuwe nederzettingen door de Romeinse staat in veroverd gebied. o Inwoners waren volwaardige Romeinse burgers. o Actieve kernen van romanisering Punische oorlogen Rome werd een grote macht in de Mediterrane wereld: Geen problemen met diadochenrijken Problemen met Carthago/ Feniciërs (rijke handelsstaat, domineerden Noord-Afrika, West-Sicilië, Sardinië en Zuid-Spaanse kust) Botsing onvermijdelijk De Eerste Punische Oorlog (264-241 v.C.) Oorzaak: Concurrentie in de Mediterrane wereld Aanleiding: Mamertijnen vroegen hulp aan Rome tegen de Carthagers (goedgekeurd door volksvergadering Oorlog: Rome sterk op het land, Carthagers sterk op zee Gevolgen: Sicilië werd een Romeinse provincie De Twee Punische Oorlog (218-201 v.C.) Oorzaak: Carthagers werden onderworpen aan een zware en vernederende oorlogsschatting en waren de controle over een groot deel van de westelijke Middellandse Zee kwijt. Aanleiding: Carthago kwam oprukken langs de Spaanse kust Oorlog: Carthago: onder leiding van Hannibal, 50.000 infanteristen, 9.000 ruiters en olifanten Rome: onder leiding van Scipio, 70.000 man Hannibal kwam met een leger van 60.000 man en olifanten over de Pyreneeën en de Alpen naar Italië. Rome was verrast en verloor meermaals, waaronder in Cannae. Rome lag plat, maar Hannibal verkoos eerst Zuid-Italië te plunderen. Scipio verplaatste de oorlog naar Carthago. Hannibal moest snel terugkeren. Carthago werd definitief verslagen in de slag bij Zama (202 v.C.). Gevolgen: Carthago moest een nefast vredesverdrag tekenen. Ze moesten zware schattingen betalen en hun vloot uitleveren. Tenslotte moesten ze ook hun Spaanse gebieden aan de Romeinen overdragen. De Derde Punische Oorlog(149-146 v.C.) Oorzaak: Carthago herstelde zeer snel en beconcurreerden de Romeinse graanmarkt met hun goedkoop graan. Aanleiding: In de Senaat werd opgeroepen Carthago te vernietigen Oorlog: Carthago werd volledig verwoest en afgebroken Gevolgen: Het Carthaags territorium werd een Romeinse provincie ‘Mare Nostrum’ Rome had alle gebieden rond de Middellandse Zee veroverd: Mare Nostrum (onze zee) Veroveringen: Macedonië en Griekenland Klein-Azië Syrië Egypte Gallië … 19. De veroveringen veranderen de Romeinse samenleving Sociaal Burgers hadden steeds langer diensplicht Gevolgen voor landbouweconomie: boeren lieten hun land jaren achter Landbouwbedrijfjes verwoest/in moeilijkheden, oorlogsbuit compenseerde verlies niet Economisch Gevolgen oorlog: Groeiende oorlogsinspanningen steeds hogere belastingen Goedkoop graan uit veroverde gebieden (oneerlijke concurrentie voor Romeinse boeren) Kleine bedrijfjes gingen failliet, grote bedrijven (latifundia) namen slaven in dienst om kosten te drukken Mattheuseffect: de rijken worden rijker, de armen worden armer Plattelandsvlucht: arme boeren trokken massaal naar de stad Bevolkingsaantal Rome steeg tot 1 miljoen inwoners Opkomst van de geldadel of equites Politiek Verovering leed tot schaalvergroting op twee vlakken: 1. Het te besturen territorium werd fors uitgebreid 2. Inwoners van veroverde gebieden kregen Romeins burgerrecht Macht bij magistraten en minder bij de Senaat. Volksvergaderingen wonnen macht: moesten tevreden gehouden worden (panem- etcircenses/ brood en spelen) Tiberius Gracchus Politieker uit de hoogste aristocratische kringen Volkstribuun Stelde in 133 v.C. de akkerwet voor: limiet op omvang grondbezit per familie (werden vergoed). De overige gronden werden verdeeld onder de armen/proletariërs Passeerde de Senaat en richtte zich onmiddellijk tot de volksvergadering Tiberius Gracchus werd gelyncht en vermoord in 133 v.C. Gaius Gracchus (153-121 v.C.) Wou hervormingen van zijn broer verwezelijken Werd fysiek geliquideerd Opsplitsing politiek landschap Optimates Populares (heel beperkte groep van aristocratisch families) (de volksmassa werd expliciet ingeschakeld/ ze probeerden in de gunst van het volk te komen) Zetelen in de Senaat Lieten zich door de Volksvergadering verkiezen voor de hogere magistraatsfuncties en schakelden steeds meer de Volksvergadering in als wetgevende macht Spanningen en politiek geweld: politiekers omringden zich met knokploegen 20. De burgeroorlogen luiden het einde van de republiek in De spanningen tussen optimates en populares stegen ten top: Burgeroorlogen Eerste burgeroorlog Hoofdrolspelers Gaius Marius (157-86 v.C.): Oorspronkelijk handelaar en belastingsinner: behoorde tot geldadel of equites Prestige via militaire prestaties Werd 4 opeenvolgende jaren als consul verkozen (ongebruikelijk) Invoering belangrijke legerhervorming: beroepsleger (betaald), soldaten moesten uniform niet zelf financieren (proletariërs kwamen in aanmerking), 25 jaar in dienst Drijfveer van soldaten verandert: vochten voor aanvoerder, niet voor Rome Leed politieke nederlaag tegen de optimates en moest plaats maken voor Sulla Lucius Cornelius Sulla (138-78 v.C.): Stamde af van een patricische familie Behoorde tot de optimates Veel militair prestige door prestaties in de Bondgenotenoorlog Werd in 88 v.C. consul Werd opgedragen om leger aan te voeren tegen Mithridates van Pontus (Noor-KleinAzië), maar werd vlak voor zijn vertrek vervangen door Marius Eerste Romeinse burgeroorlog (88-82 v.C.) Verloop: 1. Sulla kreeg bevel over leger terug en vertrok naar het oosten, Marius verzamelde een leger en nam wraak op de Sulla’s aanhangers 2. Marius stierf in 86 v.C. 3. Sulla kwam terug en nam wraak op Marius’ aanhangers d.m.v. proscriptielijsten (lijsten met vogelvrijverklaarden, werden zonder proces terecht gesteld en hun goederen werden in beslag genomen) 4. Sulla benoemde zichzelf tot dictator voor de rest van zijn leven (normaal max. 6 maanden) 5. De macht van de Volksvergadering en de magistraten werd teruggeschroefd, de macht van de Senaat werd vergroot 6. Sulla stierf in 79 v.C. Tweede burgeroorlog Hoofdrolspelers Gnaeus Pompejus (106-48 v.C.): Optimates Verleende militaire steun aan Sulla Hielp de slavenopstand van Spartacus te onderdrukken Werd in 70 v.C. consul Verleende meer macht aan de volksvergadering en volkstribunen (populair bij het volk) Zuiverde de Middellandse Zee van zeerovers als generaal Gaius Julius Caesar (100-44 v.C.): Populares (maakten heropleving mee door de hervormingen van Pompejus) Kwam uit een verarmd patricische geslacht en koos voor het volk i.p.v. de optimates Was razend populair bij het volk Marcus Licinius Crassus (115-53 v.C.): Optimates Succesvol generaal tegen Spartacus Schatrijk zakenman Vertegenwoordiger equites-stand Het eerste triumviraat: Gnaeus Pompejus, Gaius Julius Caesar en Marcus Licinius Crassus Onderhandse afspraak tot machtsverdeling (niet officieel bekrachtigt door de Senaat) Ze wisselen om beurten elkaar af Namen de hoogste magistraatfuncties op en realiseren in onderling overleg hun belangrijkste politieke agendapunten Controleren elkaar op te grote individuele ambities Tweede Romeinse burgeroorlog (49-48 v.C.) Verloop: 1. Caesar verovert volledig Gallië 2. Pompejus en Crassus willen ook meer land (geld): Pompejus krijgt Spanje, Crassus Syrië 3. Crassus sterft in 53 v.C. 4. Pompejus werd consul zonder collega 5. Caesar stak met zijn leger de Rubico (grensrivier tussen zijn gebied en Rome) over en trok op naar Rome. 6. Mensen werden gedwongen om een kant te kiezen 7. Pompejus verzamelde zijn troepen in Griekenland 8. Caesar werd alleenheerser in Rome en liet zich als dictator voor tien jaar benoemen 9. In 48 v.C. werd de definitieve slag beslist: Pompejus sneuvelt In 44 v.C. werd Julius Caesar ervan verdacht dat hij de monarchie terug wilde herinstalleren. De Senaat kwam hier tegenop en streefde naar een herstel van de republiek. Op 15 maart vermoorde de senatoren Caesar op de trappen van het Senaatsgebouw. Derde burgeroorlog Hoofdrolspelers Marcus Antonius (82-30 v.C.): Strijdmakker van Julius Caesar Ervaren krijgsman Consul op het moment van de moord op J.C. en kreeg al de macht Was voorzitter van de Senaat, leidde Caesars begrafenis en zorgde voor de uitvoering van zijn testament Marcus Aemilius Lepidus (gestorven in 12 v.C.): Voormalig consul onder Caesar Had het bevel over Caesars legioenen en provincies Gaius Octavius (63 v.C. – 14 n.C.): Neef van Julius Caesar Werd door Caesar geadopteerd via zijn testament nieuwe naam: Gaius Julius Caesar (Octavianus) Kreeg het grootste deel van de erfenis Werd gesteund door Caesars aanhangers Het tweede triumviraat: Marcus Antonius, Lepidus en Octavianus Bekrachtigt door de Senaat Voerden een genadeloze repressie tegen tegenstanders en de moordenaars van Caesar Octavianus: Westen van het Romeinse Rijk, Marcus Antonius: het oosten en Lepidus Africa, Italië was van de Senaat Verloop: 1. Lepidus kreeg een functie als Pontifex Maximus en verliet het triumviraat 2. Octavianus zette d.m.v. negatieve propaganda het volk op tegen Marcus Antonius: hij zou, samen met Cleopatra, het Romeinse Rijk verkwanselen en aansluiten bij Egypte 3. De Senaat en Volksvergadering verklaarden de oorlog aan Egypte/ Cleopatra 4. In de slag bij Actium versloeg Octavianus Marcus Antonius definitief 5. Marcus Antonius en Cleopatra pleegden zelfmoord 6. 30 v.C.: Egypte was voor Octavianus 7. 27 v.C.: Octavianus vond dat zijn taak voltooid was en deed afstand van zijn bijzondere bevoegdheden werd geëerd door de Senaat en kreeg de titel Augustus (de verhevene) 21. Augustus regeert als princeps over het Romeinse Rijk Propaganda van Augustus: Res Gestae Divi Augusti (13 n.C.): Politiek testament Inhuren dichters: Vergilius en Horatius (werden gesponsord door Maecenas) Augustus zorgde voor rust en rijkdom in het Romeinse Rijk. Hij investeerde in de stad. De uitholling van de Republiek Functies van Octavianus Octavianus kreeg de titel Augustus als erkentelijkheid voor zijn prestaties. Deze naam (de verhevene) deed uitstralen dat hij geen gewone sterveling meer was. Augustus deed er alles aan om niet als god te worden vereerd (schrik om verdacht te worden van oosters despotisme). In 2 v.C. kreeg hij van de Senaat een tweede eretitel: Pater Patriae (de vader des vaderlands) Hij kreeg ook de titel van imperator (bevelhebber van het leger). Hij was ook proconsul over de grensprovincies (met legioenen) Octavianus kreeg ook de titel princeps (de eerste burger). Hierdoor had hij het eerste en laatste woord in de Senaat (bepaalde de politieke agenda). De macht van de Senaat was nihil, maar Octavianus hield de schijn op. Hij was ook consul Was permanent de pontifex maximus (bepalen van de kalender) Censor: ongunstig gezinde senatoren uit de Senaat weren Volkstribuun: had vetorecht op alle beslissingen van de Senaat en hoge magristraten, kon de volksvergadering totaal neutraliseren Alleenheerser/ Caesar. Regeringsvorm: Principaat Bescherming: Normaal mochten legioenen de hoofdstad niet betreden, Augustus vormde de 12 lictoren om naar de Praetoriaanse Wacht (elitelegioen van 4.500 man) Opvolging: Stelde zijn stiefzoon, Tiberius, aan als medeconsul. Hierdoor kon hij probleemloos overnemen als Augustus stierf De Pax Romana Ara Pacis: Het altaar voor de vrede Gebouwd in 9 v.C. Op het Marsveld Vierde het herstel van de vrede door Augustus na de burgeroorlogen Propaganda Pax Romana: Twee eeuwen vrede in het Romeinse Rijk Gedwongen/gewapende vrede via Praetoriaanse Wacht Resulteerde in een economische bloei Rust zorgde voor romanisering inde provincies 22. Bloei en verval van het Romeinse Rijk Bloeiperiode (1ste-2de eeuw n.C.) Bestuur Principaat: Stabiel regime Reële macht in handen van bestuursorganen en administratieve diensten rondom de keizer Het warenniet langer verkozen die onderworpen waren aan het spel van de traditionele politiek, maar een professioneel korps van bestuurders dat ook los van de persoon van de keizer bleef functioneren (verzekerd van bestuur bij keizercrisis) De keizers Geen Koninklijke dynastie 1. 2. 3. 4. 5. Probleem: regeling opvolging keizer Augustus Tiberius (werd door Augustus al klaargestoomd) Caligula Claudius (aangesteld door Praetoriaanse Wacht) Nero Dynastieke keizers 6. Chaos nadat legioenen zich begonnen mengen in de verkiezingsstrijd 7. Vespasianus 8. Titus 9. Domitianus 10. Trajanus 11. Hadrianus 12. Marcus Aurelius Flavische dynastie Adoptiekeizers De grenzen Veroveringen: Claudius: verovering van Britannia Vespasianus en Titus onderdrukten de opstand in Judea (Triomfboog van Titus) Stroomversnelling Joodse diaspora Domitianus: verovering stuk Germania buiten de natuurlijke grenzen: limes (kunstmatige grensversterking) Trajanus: verovering van Dacië Hadrianus: bouw muur in Noord-Britannië (Muur van Hadrianus) Ontbinding Crisis na Marcus Aurelius (einde 2de eeuw): druk van Parthen, Germanen, Goten, Alemannen en Franken Keizers waren niet meer in staat om de verdediging van de grenzen te organiseren 25 keizers op een halve eeuw tijd (24 vermoord) Soldatenkeizers: legioenen schoven hun kandidaat naar voor en gingen met elkaar in de clinch Extra verdedigingsgordel: Muur van Aurelianus (271) Keizer Diocletianus (284-305): Grondige hervorming Meer legioenen aan de grenzen Herstelling grensinfrastructuur Hervorming belastingsinning Hervorming administratieve organisatie Titel van keizer niet princeps, maar dominus Nieuwe bestuursvorm: Dominaat (284-476): de keizer was de definitieve alleenheerser, liets zich vereren als een god en liet zich omringen met een hofceremonieel naar oosters model In het begin: wreedaardige dictatuur (vooral hard t.o.v. christenen) Opvolging: keizer kiest een medekeizer die controle heeft over een deel van het rijk. Die stellen ook beide een mederegent aan: 4 deelrijken = tetrarchie (voedingsbodem nieuwe burgeroorlogen) Keizer Constantijn de Grote (306-337): Versloeg zijn medekeizer en werd terug alleenheerser Vestigde zich in Byzantion en liet de naam veranderen in Constantinopel 313: de christenen kregen godsdienstvrijheid 395: Splitsing van het Oost- en West-Romeinse Rijk (door keizer Theodosius): Oost-Romeinse Rijk: o Rond Constantinopel o Christelijk keizerrijk o Hield stand tot 1453 o Druk werd afgeleid naar het westen West-Romeinse Rijk: o Werden in de 5de eeuw onder de voet gelopen door Germaanse stammen o 476: val West-Romeinse Rijk o Laatste keizer: Romulus Augustulus 23. Religie bij de Romeinen Traditionele Romeinse religie: De hele wereld is bezield; elk object, elke gebeurtenis, elk moment wordt bepaald door een eigen bovennatuurlijke kracht die de mens door gepaste riten gunstig probeert te stemmen Oorspronkelijk animisme, later antropomorfe goden (invloed Grieken en Etrusken, polytheïsme) Ritualistisch: punctueel uitvoeren van voorgeschreven riten op de juiste plaats en tijd De private religie Sociale aangelegenheid ( binnen de familia, beroepsgroepen, wijken, legioenen,…) Elk individu had eigen beschermgeest Elk huis heeft een huisaltaar (lararium) waar men wijn offerde Elke familie heeft beschermgeesten: Lares en Penates o Lares: bescherming huis en territorium, dansende jonge mannen met offerschaal en hoorn o Penates: bescherming huisvoorraden, haard en hielden kwade geesten op afstand De publieke religie Religie op niveau van de Republiek Trias: Centrale beschermers Jupiter (waken over staat en wetten) = Zeus Juno (Etruskische oorsprong, beschermde vrouwen en vruchtbaarheid, verdediging) = Hera Minerva (Etruskische oorsprong, bescherming stad, ambachtslieden, handwerkers) = Athena Vereerd op het Capitool God Vesta Mars Venus Neptunus Diana Vulcanus Ceres Pluto Bacchus Mercurius Janus Apollo Aesculapius Kenmerken Griekse versie Bescherming van de voorraden van de Republiek Haardgodin Vereerd in de Vestatempel, met zes Vestaalse maagden (voor 30 jaar) Ares Oorspronkelijk aard- en vegetatiegod Bewaken akkers en vee Evolueerde naar militaire beschermer van Rome Liefde Aphrodite Water Poseidon Maan Artemis Vuur Hephaistos Beschermen Demeter graanvoorraden Onderwereld Hades Drank Dionysus Handel en reizigers Hermes begin en einde, bewaker van deuren een poorten, twee gezichten (verleden,toekomst) Orakels, geneeskunde Geneeskunde Apollo Aesclepius Cultus: Offers: religieus + sociaal Dierenoffers Festivals o Lupercalia: vruchtbaarheidsfeest o Saturnalia: carnaval waarbij slaaf en meester van plaats wisselen voor een dag o Lustrum: groot wijdingsfeest om de 5 jaar o Vaak in combinatie met spelen Raadplegen van de goden (vb. bij wetten, verkiezingen,…) o Auspicium: vogelschouw, Etruskisch o Haruspicium: vogels opensnijden, Etruskisch o Orakels Leiding bij Pontifex Maximus, hogepriester Religieuze vernieuwing aan het eind van de Republiek en in de Keizertijd Nieuwe religies door: Grootschalige veroveringen (2de-3de eeuw) Migraties Opkomst van mysteriegodsdiensten: nieuwe religies, geheim tintje, inwijdingsritueel Voorbeelden: Cybele/ Magna Mater: vruchtbaarheidsgodin, voor vrouwen, exotisch Isiscultus: gemaskerde priesters, Egyptisch, o.a. Vespasianus was een aanhanger Mithrascultus: verspreide zich onder soldaten, Perzische zonnegod Keizercultus: Eerste: Julius Caesar werd na zijn dood uitgeroepen tot Divus Caesar (vergoddelijkte Caesar) Augustus’ genius werd tijdens zijn leven al vereerd (oosters). Na zijn dood Divus Augustus Vanaf nu alle keizers vereerd tijdens leven De ontwikkeling van het christendom in het Romeinse Rijk Verloop: 1. 1ste eeuw n.C: nieuwe Joodse sekte in Jeruzalem, volgelingen van Jezus Christus 2. Het aantal christenen steeg enorm en migreerden naar Rome 3. Nero acht hen verantwoordelijk voor brand in Rome (64 n.C.) 4. Eerste vervolgingen: a. Paulus (apostel, verkondigde in Griekenland en Klein-Azië) b. Petrus (apostel, eerste paus) 5. Paulus en Petrus stierven marteldood, christendom steeds populairder 6. Duizenden christenen stierven de marteldood, Kerk organiseerde zich ondergronds 7. Constantijn de Grote (4de eeuw) keurde de volledige godsdienstvrijheid van Rome goed 8. Theodosius maakte van het christendom een staatsgodsdienst (392)