H4 GS Invulopdracht 2.2 - 2.3 De uitkomst van de ………………………………. Oorlog tussen de stadstaten Athene en Sparta was dat ………………….. zich moest overgeven. ……………………… kwam als overwinnaar uit de bus, maar was dusdanig verzwakt dat het de andere stadstaten niet meer kon onderwerpen. Dat lukte koning …………………………………… van Macedonië wel. In 338 v. Chr. versloeg hij de Griekse legers en kreeg zo de macht in heel Griekenland. De periode van de zelfstandige Griekse stadstaten was daarmee voorbij. Toen hij doodging, volgde zijn zoon ……………………………………………………... hem op. Die stak met zijn legers over naar Klein- Azië, versloeg de Perzen en veroverde gebieden tot in Egypte en Mesopotamië. Ook veroverde hij Iran, Afghanistan en Pakistan. In …………………. v. Chr. stierf …………………………………… en zijn rijk viel uiteen in drie koninkrijken: een in Egypte, een in Azië en een in Macedonië en Griekenland. Deze rijken zouden later veroverd worden door de Romeinen. De overwinning van de Romeinen op de Egyptenaren betekende het einde van de Hellenistische periode. Volgens de Romeinse geschiedschrijvers bestond Rome toen al ruim 700 jaar. Over de vroegste tijd, de koningstijd, bestaan veel verhalen maar weinig is zeker. De laatste koning werd in ……………………. v. Chr. door de bevolking verjaagd en vanaf toen was Rome een ………………………………………... In de eeuwen daarna ontwikkelde Rome zich van een kleine stadstaat tot de belangrijkste macht op het Italiaanse schiereiland. Toen de Romeinen de steden in de Griekse kolonies in Zuid-Italië veroverden, kwamen ze voor het eerst intensief in contact met de rijke Griekse cultuur. Toen ze heel Italië in hun macht hadden, stuitten ze op ……………………………..: deze Noord- Afrikaanse grootmacht beheerste het hele westelijke Middellandse Zeegebied. Er werden drie oorlogen tussen …………………………….. en Rome uitgevochten tussen 264 en 146 v.Chr. (de Punische Oorlogen). In de tweede stak de veldheer Hannibal met olifanten de Alpen over en had ruim tien jaar heel Italië in zijn macht. De Romeinse senator Cato (234 - 149 v.Chr.) vond het gevaar van Carthago zo groot dat hij elke redevoering voor de Romeinse senaat eindigde met de zin:"Ceterum censeo Carthaginem esse delendam" (En overigens blijf ik van mening dat Carthago vernietigd moet worden). Cato kreeg uiteindelijk zijn zin in de Derde Punische Oorlog, waarbij …………………………….. inderdaad grondig verwoest werd. Vanaf toen begon een heel grote gebiedsuitbreiding: Rome zou de hellenistische rijken, bijna heel Spanje en Noord- Afrika veroveren. Er was sprake van een …………………………: een rijk. De veroveringen leverden zoveel op, dat de inwoners van Italië vanaf 167 v. Chr. geen belasting op grondbezit meer hoefden te betalen. Met de ……………………………………. kwam ook Griekse kunst naar Rome. In het begin namen de generaals de bronzen beelden en gouden en zilveren kunstvoorwerpen mee om er in hun triomftocht mee te pronken en ze daarna in een …………….………….. te zetten. Maar al gauw gebruikten ze de buitgemaakte kunstwerken om hun eigen huizen en tuinen te versieren. De Romeinen lieten de Griekse beelden in grote hoeveelheden namaken, meestal in ……………………………. Als ze het nuttig of nodig vonden pasten de Romeinen de Griekse kunst aan. De Romeinen wilden hun goden en leiders bijvoorbeeld niet ………………………… afbeelden. Ook de tempels pasten ze aan: Griekse tempels hebben rondom trappen en zijn aan alle kanten toegankelijk, maar Romeinse tempels …………………………………………………………………..en hebben alleen …………………………………….. een trap. Twee belangrijke Romeinse verbeteringen in de bouwkunst waren technisch: het …………………………… en de …………………………………………. Een goed gebouwde boog verdeelt de druk over de dragende muren. Omdat een boog daardoor veel gewicht kan dragen, kun je er een grote ruimte mee overkoepelen, zonder dat die vol moet staan met zuilen. Dit werd vergemakkelijkt door beton. De Romeinen pasten deze combinatie toe voor koepels, amfitheaters, aquaducten en zelfs platforms in zee waarop luxe villa’s werden gebouwd.