Tekst preek Pijler gebed (4)

advertisement
PIJLERPREEK over Matt. 6: 1-18. Gebed, nr 4: “Leren bidden van Jezus”
“Leren bidden van Jezus” Dat is het onderwerp van deze themapreek. In het evangelie
staan tientallen verwijzingen naar onderwijs van Jezus over het gebed. We hebben daar ook
al het één en ander van besproken. Ook wordt zijn eigen gebedspraktijk vaak genoemd. Hij
trok zich geregeld terug op eenzame plaatsen om er te bidden (Lukas 5:16). Soms stond hij
daarvoor vroeg op (Mark. 1:35) en soms bad hij de gehele nacht (Lukas 6:12). Dat laatste
gebeurde met name als Jezus voor belangrijke beslissingen stond bv. net voordat hij de 12
discipelen koos en net voor zijn arrestatie toen hij bad in de tuin van Getsemane. In Lukas
22:39 lezen we dat hij zich daar “volgens zijn gewoonte” terugtrok.
Jezus beseft dat Hij niets kon doen los van Zijn Vader (Joh. 5: 19). Je ziet hem steeds bidden,
zelfs nog toen hij aan het kruis hing. Jezus leert ons dus niet alleen over het gebed; hij gaf
ook zelf het voorbeeld van constante afhankelijkheid van Zijn Vader.
De Bergrede in Matteüs 5, 6 en 7 vormt een samenvatting van het onderwijs van Jezus
over het Koninkrijk van God. Overal waar Hij kwam sprak Jezus over deze dingen en
Matteüs heeft daarin ook op een rijtje gezet wat Jezus zei over gebed.
Het gedeelte dat we lazen, 6: 1-18, gaat over heel het godsdienstige leven.
We moeten dan wel bedenken dat Jezus sprak in de situatie van zijn eigen tijd, de Joodse
cultuur in Israël aan het begin van de eerste eeuw.
De belangrijkste pilaren van de Joodse godsdienst waren:
- Geven en offeren
- Bidden, persoonlijk en gezamenlijk
- Vasten
Over deze drie pilaren van de Joodse godsdienst gaat onze tekst vandaag.
Er zit een heldere structuur, een lijn in dit bijbelgedeelte.
In vers 1 wordt een stelling neergezet, een uitgangspunt, dat in de volgende verzen vanuit
drie kanten wordt geïllustreerd. Die stelling is dat je het godsdienstige nooit moet doen voor
de mensen maar voor God, die het verborgene ziet en beloont.
Dat wordt dat geïllustreerd in vs 2-4, waar Jezus spreekt over geven, in vs 5-15 waar hij
spreekt over bidden en in vs 16-18 waar Hij spreekt over vasten.
De afsluiting is steeds dat de hemelse Vader, die in het verborgene ziet, je kan en zal belonen
en vergelden (in vs 4, vs 6b en vs 18b).
Dat waar het Jezus om gaat, het uitgangspunt, lezen we dus in vs 1. Lees 6:1. “Let op”,
zegt Jezus, “Pas op; wees voorzichtig bij het dienen van God.”
Want je kunt vroom-lijkende dingen toch doen met een verkeerde motivatie.
Het gaat Jezus er hier om te onderscheiden tussen mooie schijn en waarachtigheid.
Volgelingen van Jezus mogen niet onzichtbaar blijven; ze moeten hun licht laten schijnen
door Gods goedheid te laten zien. Jullie zijn het zout van de aarde en het licht in de wereld,
zei Jezus eerder in Matt 5.
Dat gaat over het getuigenis dat uitgaat van een Christelijke levensstijl.
Maar nu, in hfst 6, gaat het over de persoonlijke, intieme omgang met God:
Dat is de basis van ons Christelijk leven.
Daarbij legt Jezus de nadruk op onzichtbaarheid
Je goede werken mogen gezien worden; je omgang met de Here zelf niet.
Juist het geven, bidden en vasten moet in het verborgene gebeuren: vertrouwelijk.
Het is alleen bestemd voor Gods ogen.
Zelfs je linkerhand hoeft niet te weten wat je rechter doet, met andere woorden, je moet je er
ook in je eigen hart niet op beroemen en denken: “Wat ben ik toch eigenlijk een vroom
iemand bv. omdat ik net 1000 euro heb weggegeven.”
Laat het allemaal verborgen zijn en blijven – dat is waarachtige godsdienst.
Wat doe jij als er niemand kijkt? Hoe gedraag je je als gelovige ver van huis?
Ben je dan heel anders? Ziet een zondag er op vakantie ineens heel anders uit?
Toont u wel eens aan uzelf en aan de Here God, waar nu echt uw hart ligt?
Door te geven, door bidden of vasten kun je dat doen. Laat zien wie je Koning is!
Jezus moedigt ons hier aan tot echtheid, tot waarachtigheid in ons geloofsleven.
De les die de Here Jezus ons hier leert, is enorm belangrijk.
Hoe vaak hoor je niet van mensen die zich teleurgesteld en verbitterd afkeren van de kerk
omdat ze er zoveel halfslachtigheid en schijnheiligheid bespeuren?
Wat dat betreft gaan we op de biblebelt lang niet vrijuit. Er zijn heel wat mensen in onze
omgeving die zijn afgehaakt van het geloof omdat ze teleurgesteld zijn in kerkmensen.
Wat zou Jezus daar nu van denken? Dat hoeven we ons niet langer af te vragen.
Hij, het Hoofd van de Kerk, zegt het hier zwart op wit in de Bergrede:
“Als je je godsdienstigheid alleen doet voor de mensen, dan heb je je loon reeds.”
Dan moet je niet te verwachten dat het voor God veel betekent.
Maar doe je het wel écht voor God, dan zal Hij als je hemelse Vader dat belonen.
Het algemene principe dat Jezus hier leert, wordt van drie kanten toegelicht.
Allereerst gaat het daarbij in vers 2-4 over geven, over aalmoezen en offers.
Wij leven niet meer op straat waar arme bedelaars smeken om giften.
In Israël trof je de bedelaars juist aan in de omgeving van de tempel omdat ze wisten dat
mensen die uit de tempel kwamen sneller iets zouden geven.
Je kunt je voorstellen hoe sommigen dan een zondig geweten probeerden te sussen met een
gift. En hoe anderen expres en opzichtig iets gaven om gezien te worden.
Jezus laat hier als onze Koning zien dat we heel verkeerd kunnen geven.
Wat de Here zoekt is oprechtheid, waarachtigheid, eerlijkheid, toewijding uit liefde.
De Here zoekt nooit ons geld en goed;
Hij heeft dat niet nodig als de Eigenaar van alles.
Wat hij verlangt is de toewijding van ons hart en onbaatzuchtig bewijs daarvan. .
In de meeste godsdiensten worden van de aanhangers vrome plichten gevraagd omdat
men op die manier de gunst van de goden denkt te winnen.
Vaak handelen mensen zo uit angst voor die goden. Ze willen graag een goede oogst,
succes, vruchtbaarheid, gezondheid of andere zegeningen. En om dat te verkrijgen wordt er
geofferd en gebeden; je moet je zegen en redding bij de goden verdienen.
Zo’n verhouding wil onze hemelse Vader niet met ons.
Het is de relatie van slaven tot hun meester.
God verlangt juist een vertrouwelijk en spontane Vader-kind relatie.
Het geven van tijd of geld, het bidden en vasten: dat staat nergens in Gods geboden.
In vs 3 en 4 laat Jezus zien hoe we wel moeten geven: vrijwillig, onbaatzuchtig en in
het verborgene. Alleen bestemd voor Gods ogen.
Gods bedoeling is dat onze gaven een afspiegeling vormen van wat leeft in ons hart.
Dan gaat het niet slechts om geld maar om tijd, aandacht en toewijding voor Gods zaak.
Niet wát we precies geven maar hóe we geven, is wat telt voor onze Koning.
Een weduwe die met slechts een paar muntjes alles gaf dat ze had, was voor Jezus
belangrijker dan het grote geld van de rijken.
Christenen dienen te geven, schrijft Paulus: niet gedwongen, zuinigjes of met tegenzin
maar blijmoedig, regelmatig en gul. Want zo schenkt God ons eerst alles wat te hebben.
De Almachtige, die in het verborgene ziet, kan en zal de oprechte gever belonen. 1,2…
Het tweede terrein waarop Jezus zijn stelling toepast, is het bidden (vs 5-15).
Eerst wordt weer gezegd hoe het níet moet in vers 5 en 7: niet in het openbaar en ook niet
met veel woorden en spektakel om door de mensen gezien te worden.
Dan zegt Jezus ook hoe het wél moet in vs 6 en 8: persoonlijk in het verborgene, eenvoudig
en zonder eindeloze herhalingen. Zoek de RUST, zegt Jezus. Zoek een tijd en een plek waar
je geregeld mijn stem kunt verstaan. Hou je gebed kort en krachtig. God weet alles toch al
Hij gaf daarbij als voorbeeld het Onze Vader, niet als een voorbeeldgebed dat we oneindig
moeten herhalen. Jezus zei niet: ‘Herhaal steeds deze woorden’. Hij toont ons hoe we
moeten bidden. Het Onze Vader is een model voor onze gebeden maar geen blauwdruk.
Wat zijn dan de kenmerken van dit model?
Allereerst: Jezus niet begint bij zichzelf, bij mensen maar bij God.
De eerste beden zijn allemaal op de Here gericht. Concentreer je in je gebed eerst op Hem!
Dat leert Jezus ons hier: om in onze gebeden allereerst de lofprijzing tot God te zoeken, om
Hem te eren en te danken voor Zijn goedheid en trouw, voor Zijn plannen, Zijn Koninkrijk,
Zijn Naam, Zijn wil, Zijn eer.
Het is een goede gewoonte om voor je bidt te lezen uit de bijbel en daarbij aan te sluiten.
Zo raak je op de Here zelf gericht en begint je gebed met Zijn belangen.
Jezus leert ons dat we aan het begin en aan het eind van ons gebed gericht moeten zijn op de
Here: Ook het einde van het Onze Vader richt zich op God: “Want van U is het koninkrijk
en de kracht en de heerlijkheid tot in eeuwigheid”.
Het Onze Vader begint en eindigt met God Zelf.
Dat is de eerste vereiste voor een gepast, eerbiedig gebed: het moet vol zijn van de Here en
gericht zijn op Zijn eer.
Met het “Onze Vader”leert Jezus ons gebedslessen. Hij benadrukt dat Gods belangen
voorop dienen te staan. Hij leert ons ook God aan te spreken als “Onze Vader”.
Niet “Mijn Vader”, maar “Onze Vader”.
Wij leven in een tijd en cultuur waarin het eigenbelang, het individualisme meestal
belangrijker is dan het gemeenschappelijke.
Denk in je gebeden vanuit dat collectieve, het gemeenschappelijke.
Zie jezelf niet als een eiland, een geïsoleerde gelovige, maar zie jezelf als deel van het volk
van God, de wereldwijde gemeente van Christus.
Spreek God dus aan als Onze Vader en denk en leef vanuit die houding.
Jezus onderwijst ons in het Onze Vader ook waarvoor we vooral dienen te bidden.
Er komen namelijk in dit modelgebed van Jezus twee keer drie, dus totaal zes,
gebedsonderwerpen aan bod. Allemaal aspecten van een goed gebed.
Het Onze Vader dat Jezus gaf, leert ons dat we vooral deze zes dingen aan God
moeten vragen:
1. Dat Zijn Naam geëerd wordt.
2. Dat Zijn koninkrijk op aarde zich uitbreidt.
3. Dat Zijn wil geschiedt.
4. Dat Hij zal voorzien in al onze dagelijkse behoeften.
5. Dat Hij onze zonden vergeeft.
6. Dat Hij ons in verleidingen beschermt.
De eerste drie van deze beden zijn allen op Gods belangen zijn gericht.
De laatste drie horen ook bij elkaar omdat ze meer onze belangen verwoorden.
Jezus leert ons met het Onze Vader dus meer dan een kort gebed.
Hij geeft ons principes mee die ons leren hoe we moeten bidden.
Probeer er in uw gebeden rekening mee te houden:
Nader vrijmoedig tot God als Onze hemelse Vader, onze Koning.
Begin en eindig altijd met lofprijzing.
Richt je eerst op Gods belangen: Zijn Naam; Zijn Koninkrijk, Zijn plan.
Leg daarna alles voor Hem wat wij als Zijn volk nodig hebben:
- het materiële: ons dagelijks brood, denk dan ook aan Gods volk elders
- en het geestelijke: vergeving van zonden; bescherming tegen de Boze.
En sluit je gebed altijd af met dank en lof aan God. Zo leert Jezus ons bidden.
Vandaag kijken we in een spiegel die onze Heer ons voorhoudt.
Net als ons geven vormt ook ons gebed een graadmeter van ons geloof.
Dienen we onze gebedspraktijk bij te stellen in het licht van dit onderwijs van onze Heer?
Doe je dat, dan zal de Vader, die in het verborgene ziet, je daarvoor belonen.
Dat geldt ook voor het laatste terrein dat Jezus noemt in vs16-18, het vasten.
Dit is iets wat wij in onze gereformeerde traditie nauwelijks nog kennen.
Het vasten dat Jezus zoekt is je iets ontzeggen om zo God te eren.
Je kunt bv eens een avond vasten van tv kijken en dan naar een bijbelkring gaan.
Je kunt op zaterdagavond vasten van het bezoek aan de kroeg na 12 uur en in plaats daarvan
ervoor kiezen op zondagmorgen in de kerk te zitten.
Je kunt minder tijd besteden aan sport en hobby en je inzetten voor de kerk bv als pastoraal
werker, als jeugdwerker, in commissies of inde kerkenraad, in een muziekgroep of als koster.
Vasten is tijd en energie opzij zetten: Je doet het omdat je voelt dat Gods Geest het van je
vraagt. Je doet het uit liefde voor God, om Hem te kennen en Zijn wil te ontdekken.
En Hij die ook in het verborgene alles weet en ziet, Hij kan en zal het belonen – 4x genoemd.
We zagen hoe onze Heer en Koning aankijkt tegen onze godsdienstige plichten en
gewoonten. Pas op dat jullie het niet doen voor de ogen van mensen om gezien te worden.
Maar wanneer je geeft, bidt of actief bent in je gemeente doe het dan uit liefde tot Mij.
Je kunt allerlei vrome zaken ook doen vanuit een verkeerde motivatie.
Dat lijkt dan wel heel mooi maar is het uiteindelijk toch waardeloos.
Jezus leert ons hier te onderscheiden tussen valse schijn en waarachtigheid.
En steeds gaat het Hem in de Bergrede om ons hart, ons binnenste.
Vandaag vraagt Jezus u en mij weer; Klopt je hart echt voor mij, elke dag opnieuw?
Want daar, in ons hart, wil Hij de enige Heer en Koning zijn.
Zalig, gezegend zijn allen, die Zijn woorden niet alleen aanhoren maar het ook waarmaken.
Amen.
Download