DIGT Directieve technieken en gedragstherapeutische interventies Hanny van Heusden Jeanne Jonkers Marcel Doornbosch 6 dagen 1. 2. 3. 4. 5. 6. Gedragstherapie Sociale vaardigheids training Motivatie Cognitieve interventies Mediatie therapie en gezinsinterventies presentaties Dag 1 • kennismaking + inventariseren van doelen. • Gedragsverandering + over sequenties van gedrag. • SORC-schema en het hanteren hiervan. • concrete vragen stellen • probleemdefinitie, keuze doelgedrag, criteria. gedragstherapie Klassieke conditionering Gaat om associatief leren, Pavlov’s hond: SR worst speeksel CS - S R CS R bel bel worst speeksel speeksel gedragstherapie Operante conditionering Gaat om leren van de gevolgen van gedrag versterkers: doen gedrag toenemen verzwakkers: doen gedrag afnemen Antecedent A Behaviour B (klassieke c.) Consequence C (operante c.) ab C Versterkers: doen gedrag toenemen • Positieve versterkers (bekrachtigers) het probleemgedrag wordt gevolgd door iets positiefs – Bijvoorbeeld beloning: succes, aandacht, snoep • Negatieve versterkers: iets vervelends houdt op of neemt af – Bijvoorbeeld angst wordt minder ab C verzwakkers doen gedrag afnemen • ‘positieve’ verzwakkers het probleemgedrag wordt gevolgd door iets negatiefs – straf • Negatieve verzwakker (iets prettigs houdt op) – Ontbreken van bekrachtiging Bijvoorbeeld negeren beloningsschema Beloning geven Beloning weghalen Straf weghalen Straf geven Gedrag neemt toe Gedrag neemt af Aandachtspunten – Korte/lange termijn effect: Korte termijn winst = lange termijn verlies: agressief gedrag, verslaving, vermijdingsgedrag Bijvoorbeeld: een pester die wel angst inboezemt maar geen echte vrienden heeft – Analyseren van gedragsketens Zoals de reactie van de juf op het gedrag van het kind sorc S O R SITUATION ORGANISM RESPONSE CONSEQUENCE Wat gaat aan gedrag vooraf (stimuli) Wat je niet Gedrag dat ziet: gevoelens, centraal gedachten, etc. staat A antecedent B behaviour C Gevolg: verzwakkers/ versterkers C consequence sorc S O R C SITUATION ORGANISM RESPONSE CONSEQUENCE Kinderen zijn aan het voetballen en C wil meedoen ‘ze willen me vast niet’ ‘ik mag toch nooit meedoen’ bang Erbij gaan staan Zachtjes zeggen ‘ik wil ook’ Naar de juf lopen KT: de angst neemt af KT: aandacht van de juf LT: afname sociale contacten LT: generalisatie sociale angst sorc S O R C moeder Kind buikpijn ‘zielig’ Kind thuishouden Tevreden kind kind Naar school ‘ze gaan pesten’ (klagen over) buikpijn Lekker thuis Operante technieken Gedrag versterken Positieve versterking negatieve versterking Gedrag verzwakken DRP straf uitdoving isolatie Verzadiging boete overcorrectie Nieuw gedrag opbouwen Vormen (shaping) voordoen vormen van gedragsketens (modelling) (chaining) Wat en hoe vragen concreter = beter • Wat gebeurde er • Wat zei je • Wat deed de ander • Hoe zei je het • Hoe reageerde de ander • Waar stond je • Wanneer gebeurde het Gedragsveranderingsprogramma met ouders • -nagaan: om welk gedrag gaat het • -doelgedrag vaststellen • -observeren observeren • tellen (welk gedrag), • meten, • intervalmeting, hoe lang iets duurt etc. versterkers • Knuffel • Glimlach • Knipoog • “Ik vind het leuk dat je... • “het is aardig als je... • “heel mooi... TV kijken fietsen toetje kiezen zakgeld Logeren speelgoed functionele analyse • hoe is het gedrag geleerd, hoe blijft het in stand • behandelplan, welke versterkers, verzwakkers. Huiswerk/opdracht • Cladder Hans Zelfmodificatie 19-34 • Ringrose H.J. (1998) gedragstherapeutische groepstherapiee en sociale vaardigheidstraining bij kinderen. H 4 in "methoden en technieken van gedragstherapie bij kinderen en jeugdigen " onder redactie van P.J.M. Prins en J.D. Bosch. Uitgegeven bij Bohn Stafleu Van Lochem,. 89-110 • Bosch, J. Interventie V: Counseling in Mediatietherapie 81-92 • H 6 en H 4 uit Cladder • Opdracht :*formuleren en observeren van gedrag t.b.v. zelfmodificatieprogramma • Oefenen met wat- en hoe-vragen + SORC-schema Dag 2 • operante technieken: inleiding en oefening • literatuur en huiswerk • sociale vaardigheidstraining Sociaal vaardig gedrag ‘De meest aanvaarde definitie’ Voor je eigen belang opkomen zonder dat van anderen te schaden SOVA bij kinderen/jeugdigen • Aanleren van sociaal vaardig gedrag • Vergroten van zelfvertrouwen • Kunnen zien van meerdere gedragsmogelijkheden in moeilijke situaties • Veranderen van cognitieve stijl • Derde milieu? SOVA GEDRAG--------------------------------COGNITIES x Goldstein x Ringrose x meer verbale programma’s Spivack&Shure Technieken in sovatraining • Modelling • Gedrag opdelen in stapjes (leerpunten) • Gedragsoefening in rollenspel • Shaping, opbouwen van complex gedrag in eenvoudiger stapjes • Bekrachtiging • Feedback • Bespreken van cognities, aanleren van meer adequate zelfspraak Inleidende vaardigheden SOVA-training 1. Kennismaking, vragen stellen & luisteren 2. Gevoelens en iets aardigs zeggen over jezelf 3. Complimentjes geven/ontvangen 4. Nonverbaal gedrag Vaardigheden middengedeelte SOVAtraining Iets vragen aan een ander & reageren op weigering Onderhandelen & wat doe je als het niet lukt Invoegen (‘mag ik meedoen’) & reageren op afwijzing Iets weigeren (‘nee zeggen’) & wat doe je als de ander boos wordt Vaardigheden middengedeelte (vervolg) Als je last hebt van iemand (‘daar baal ik van’) & wat doe je als de ander boos wordt Excuus aanbieden (‘het spijt me’) & wat doe je als de ander boos blijft Reageren op pesten/plagen & wat doe je als ze niet stoppen Hoe ziet een zitting eruit (bijvoorbeeld) • Bijpraten ‘ei-rondje’ minuten • Klus bespreken / thermometer minuten • Thema minuten – Korte inleiding – Modelling: • 2x ‘onhandig’ • Leerpunten • 1 x ‘handig’ – oefenen d.m.v. rollenspel 10 10 40 werkblad1 Werkblad 1 Onderwerpen 1. Kennismaken 2. Vragen stellen en luisteren Vandaag hebben we geoefend in het stellen van vragen aan een ander kind en in het luisteren naar een ander. Omgekeerd heb je geoefend in het vertellen van iets over jezelf aan een ander. Vragen stellen is een goede manier om de ander beter te leren kennen. En door iets over jezelf te vertellen leert die ander jou weer beter kennen. Vaardigheden van de trainer • Gebruikt weinig tekst • Benoemt observeerbaar gedrag • Is directief en daarmee veilig • Richt de aandacht steeds op 1 aspect SOVA modelling EIGENSCHAPPEN GESCHIKT MODEL – Lijkt in gedrag op deelnemers – Is niet ‘perfect’, maar menselijk, laat ook aarzeling en twijfel zien – Leeftijdsgenoten zijn geschikter dan volwassenen Wat wordt voorgedaan? • Subassertief • Agressief • handig Vaardigheden in stapjes • Shaping – Kleine stukjes bekrachtigen – Bijvoorbeeld: nog een keer maar nu harder praten – Tot het totaal er goed uitziet – Principe is dat het altijd moet lukken, ook al is het maar en klein stukje. Stapjes (vervolg) • Losse stukjes oefenen – Een zinnetje, een houding, et cetera in een staande kring kort oefenen • Van makkelijk naar moeilijk – Voorbeeld: mag ik meedoen? • Makkelijk: je mag meedoen • Moeilijk: je mag niet meedoen, maar er is een reden • Moeilijkst: je wordt bot afgewezen Huiswerk/opdracht bijeenkomst “4!” • Jacobs, G c.s. (2001) Onderzoek van gedachten. H 7 in Uit de knoop. Houten Bohn. 111-129 • Jacobs, G c.s. (2001) Cognitieve interventies. H 8 in Uit de knoop. Houten Bohn. 133-168 • Braet, C. & Scholing, A (1998) cognitieve therapie bij kinderen en jeugdigen H 14 in "methoden en technieken van gedragstherapie bij kinderen en jeugdigen " onder redactie van P.J.M. Prins en J.D. Bosch. Uitgegeven bij Bohn Stafleu Van Lochem, 331-372:. • Denken+doen=durven )Bögels et al (2009) • /oefenen met so-va Dag 4 • literatuur en huiswerk in twee groepen • cognitieve gedragstherapie • zelfcontrole bij kinderen/jongeren met gedragsproblemen, problemen in impulscontrole. Rationele Therapie • Het zijn niet de dingen zelf waar we door van streek raken maar de manier waarop we over de dingen nadenken – Epictetus (50) – Ellis (1954, ) – Diekstra (1974) REBT en CBT • Rationeel emotieve gedragstherapie – filosofisch • Cognitieve gedragstherapie – praktisch cognities • Cognities komen voort uit hoe je behandeld bent • Deze cognities (ver)vormen je percepties • Internaliserende en externaliserende cognities • vragen om cognities op te sporen: – – – – Wat Wat Nou Wat maakt dat je dat zo voelt is daar zo erg aan en is het ergste wat er kan gebeuren Irrationele gedachten en denkfouten • Overdrijven – Alles altijd nooit niemand • Moeten • Zwart wit denken • Ik voel het dus het is waar Denkfouten • • • • • • • • • • selektief waarnemen zwart-wit denken generaliseren gedachten lezen emotioneel redeneren toekomst voorspellen personificatie moet denken lage frustratietolerantie toeval bestaat niet ABCDE • Activating event – objectieve beschrijving van de gebeurtenis • Beliefs – irrationele, spanning oproepende gedachte • Consequence – emotionele gevolgen (gevoelens) van de gedachte • Discussion – vragen om gedachten onder B aan werkelijkheid te toetsen • Evaluation – meer rationele gedachten die het gevolg zijn van de toetsing GGG (GG) • Gebeurtenis • Gedachte • Gevoel • Gedrag • Gevolg Werkblad GGGG-schema Gebeurtenis: Er gebeurde Gedachten: Gevoel: Ik voelde Gedrag: Ik deed Kleur het petje in met de kleur die past bij je reactie (rood = knokken: leeuw, blauw = wegkruipen: schildpad, bruin = aanpakken: pauw) emoties • Gezonde (geërgerd, bezorgd, verdrietig) • En ongezonde emoties (woedend, angstig, depressief) Helpende gedachte • Is te bewijzen waar • Genuanceerd • Helpt je je beter te voelen • Leidt niet tot ruzie • Helpt je je doel te bereiken Uitdaagvragen 1. Is de gedachte te bewijzen waar? 2. Wat pleit tegen de gedachte? 3. Stel dat het wel zo is, hoe erg is dat dan? 4. Helpt de gedachte je je beter te voelen? 5. Helpt de gedachte ruzie te voorkomen? Huiswerk/opdracht Lezen: • Drs. L. Taccoen 2000 Verandering en motivatie bij cliënten Bron: Psychopraxis, (02), nummer 9 • Schippers G. & Jonde de J (2002) Motiverende gespreksvoering Bron: Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 2002 (57), nummer • Hansen, Aletta M.D. (2001) Omgaan met kinderen en ouders. H2 in: Directieve therapie bij kinderen en adolescenten. Houten: Bohn 14-32 maken van een praktijkcasus. Oefenen van het geleerde, verslaglegging hiervan. Dag ‘3’ • literatuur en huiswerk opdracht bespreken • motiverende gesprekstechniek • motiveringstechnieken Motiveren • mo·ti·ve·ren -veerde, h gemotiveerd 1 met redenen omkleden 2 bemoedigen, energie geven: zijn medewerkers ~ • bekeren • e-motie(f) • types: – bezoekers, klagers en klanten (OT: de Shazer) Voorwaarden tot gedragsverandering 1. 2. 3. 4. Kennis van het probleem Last van het probleem Gevoel van eigenwaarde Gevoel van competentie Stadia van motivatie • Voorbeschouwing • Overpeinzing • Besluit • Actieve verandering • Bestendiging/terugval motiveringstechnieken Actief luisteren: reflecteren, empathie, samenvatten, structureren Selectief luisteren Bekrachtigen van tekenen van lijdensdruk, bewustzijn van probleem, gevoel van eigenwaarde, competentie Positief labelen van klachten/problemen motiveringstechnieken (vervolg) Positief benoemen van intenties van gedrag Meebewegen met de weerstand; ‘judo’. Onderbieden, provoceren Keuzes laten Informatie geven, feedback opdracht • Vertel iets waar je trots op bent • Onderzoek de betekenis voor de persoon: – Stel open vragen } 1:3 – Reflecties Huiswerk/opdracht • RET je kind Verhulst • Protocol kinderen ADHD Oord 2009 • Haan de E. (1998) gedragstherapie bij adolescenten Uitgegeven bij Bohn Stafleu Van Lochem, 219-231 • Lange, A (1998) gedragsgeoriënteerde gezinsbehandeling 1998 176-197 • H 8 uit Cladder • opdracht: voer een motiverend gesprek • Onderzoek eigen motivatie w.b. zelfmodificatieprogramma Dag 5 OUDERS EN GEZINNEN ADHD Marcel / Hanny DIGT 2010 DSM IV TR toets (6/9) Aandachtstekort (a)slaagt er vaak niet in voldoende aandacht te geven aan details of maakt achteloos fouten in schoolwerk, werk of bij andere activiteiten (b)heeft vaak moeite de aandacht bij taken of spel te houden (c)lijkt vaak niet te luisteren als hij/zij direct aangesproken wordt (d)volgt vaak aanwijzingen niet op en slaagt er vaak niet in schoolwerk, karweitjes af te maken of verplichtingen op het werk na te komen (niet het gevolg van oppositioneel gedrag of van het onvermogen om aanwijzigen te begrijpen) (e)heeft vaak moeite met het organiseren van taken en activiteiten (f)vermijdt vaak, heeft een afkeer van of is onwillig zich bezig te houden met taken die een langdurige aandacht (langdurige geestelijke inspanning) vereisen (zoals school- of huiswerk) (g)raakt vaak dingen kwijt die nodig zijn voor taken of bezigheden (bijvoorbeeld speelgoed, huiswerk, potloden, boeken of gereedschap) (h)wordt vaak gemakkelijk afgeleid door uitwendige prikkels (i)is vaak vergeetachtig bij dagelijkse bezigheden Hyperactiviteit (a)beweegt vaak onrustig met handen of voeten, of draait in zijn/haar stoel (b)staat vaak op in de klas of in andere situaties waar verwacht wordt dat men op zijn plaats blijft zitten (c)rent vaak rond of klimt overal op in situaties waarin dit ongepast is (bij adolescenten of volwassenen kan dit beperkt blijven tot subjectieve gevoelens van rusteloosheid) (d)kan moeilijk rustig spelen of zich bezighouden met ontspannende activiteiten (e)is vaak "in de weer" of "draaft maar door" (f)praat vaak aan een stuk door Impulsiviteit (g)gooit het antwoord er vaak al uit voordat de vragen afgemaakt zijn (h)heeft vaak moeite op zijn/haar beurt te wachten (i)verstoort vaak bezigheden van anderen of dringt zich op (bijvoorbeeld mengt zich zomaar in gesprekken of spelletjes) Vanaf het moment dat X kan lopen is hij druk, wild en impulsief. Ook slaat hij op school anderen kinderen als deze hem in de weg staan. Enkele weken geleden heeft hij op het schoolplein een meisje zonder duidelijke reden van het klimtoestel geduwd met als gevolg dat zij een gebroken arm en pink had. Kinderen op school zijn nu bang voor X. Ouders en leerkrachten zijn bang dat er nog meer ongelukken gebeuren. 1. In de klas maakt hij storende geluiden, is heel beweeglijk en laat verhaaltjes die in de kring worden verteld langs hem heen gaan. Hij heeft zijn aandacht bij andere dingen is erg detail gericht. Buiten kan hij extreem druk en impulsief zijn. Hij doet anderen met regelmaat pijn, een beloningsysteem heeft niet geholpen. Hij is erg bazig en dominant en kan een ander zo van de glijbaan duwen als diegene in de weg staat. Hij kan in taal wel laten blijken het soms zielig te vinden, maar de school ziet geen emotie. Ouders vertellen dat zij het idee hadden dat x niet was geschrokken toen hij dat meisje van het klimrek duwde en zij een gebroken arm en pink had. Hijzelf had wel de leerkracht geroepen dat zij was gevallen. Later was hij onder de indruk van moeders haar boosheid. Komt zelf niet terug op het gebeuren. x ziet goed verbanden en consequenties, maar hij kan er niet stil bij staan. Ouders zeggen op zich een goed contact te hebben met x maar soms wel vluchtig. Thuis speelt hij met autootjes die dan hard op elkaar moeten botsen. Kijkt tekenfilm en kan dan redelijk stilzitten. x is altijd vrolijk, ontzettend energiek en nooit moe. Hij doet stoer en wild. Hij slaapt zonder problemen in. Eten gaat goed. Hij kan in principe veel dingen zelfstandig, wassen aankleden ect. Maar heeft wel stimulering nodig anders doet hij wat anders. x ziet geen gevaar. achtergrond De meest voorkomende gedragsstoornis van de kinderleeftijd Een zeer reële (en prevalente) stoornis met aantoonbare neurochemische en, wat steeds duidelijker wordt, genetische oorzaken. controversieel SPECTULAIRE TOENAME ADHDMIDDELEN 10 genen Adaptief? ‘Just so’ stories: Geen voordeel bij jagen Vechten verzamelen Maar wel Een forse beperking in zelfregulatie en executieve functies (de onderkant van een normale verdeling): • Volition, planning, and purposive, goal-directed, or intentional action. • Inhibition and resistance to distraction. • Problem-solving and strategy development, selection, and monitoring. • Flexible shifting of actions to meet task demands. • Maintenance of persistence toward attaining a goal. • Self-awareness across time. Even een uitstapje Het IQ is ook normaal verdeeld Behalve als je Down-syndroom h En een verhoogde kans op drugmisbruik Waar MFD (ratten) tegen beschermt: Verminderde hersenactiviteit Behandeling Ritalin blokkeert DAT Stepped care Intake (?) Diagnostiek (6) Protocol (112) Aanvullend onderzoek (3 Behandeling (67) Afsluiten/ -haken (55) toekomst Methylfenidaat (1954) en gedragstherapie (1953) Dual channel Neurofeedback Trainer einde mediatietherapie Positie t.o.v. ouders Informatie overdracht Valkuilen Belonen Weerstand leerkrachten Positie t.o.v. ouders Ouders als deskundigen Hun theorie over de problemen Vermogen zich te verplaatsen in hun kind ‘naast de ouders’. Informatie overdracht Valkuilen Ouders hulpeloos, th alwetend Therapeut boos tegenoverdracht Belonen Er is altijd bekrachtiging KT vs LT Observatie en registratie gedrag Consequentie Niet in je broek poepen (neg) versus Naar de wc gaan (pos) Zakgeld Stickers Buitenspelen Wii Lief zijn (vaag) versus Opdracht uitvoeren (helder) X-box Nintendo toetje Weerstand Is een signaal Problemen met leraren Maar stel je voor; 30 kk in de klas, 2 met ADHD, en nog wat, beperkte tijd en te weinig bijscholing en onder druk: ‘een goede leraar heeft geen gedragsproblemen’. systeemtherapie • Structuur – Hiërarchie – Bondjes Coalitie vader en zoon • Communicatie • Tegenoverdracht • Inhoud: klachten, regels • Plan a • Plan c • Plan b: – Empatie – Zorg ouders – Uitnodiging tot brainstormen – simple-plan-b Diagnostiek ‘ontwerp’ (in 2-tallen) een diagnostisch/intake interview Huiswerk/opdracht • Haan de E (2001) behandeling van de dwangstoornis H 14 in Directieve therapie bij kinderen en adolescenten. Houten: Bohn 202-216 • Scholing, J & Ringrose J. (2001) behandeling van angstige kinderen. H 10 in Directieve therapie bij kinderen en adolescenten. Houten: Bohn 144-159 • voorbereiden van casuïstiek (helft deelnemers)/ zelfmodificatieprogramma’s voor laatste bijeenkomst Dag 6 • presentatie van de casussen – diagnostisch interview (2-tallen, 40 min) – Teambespreking (2 groepen, 1 uur) – Behandelvoorstel (2-tallen, cl=hv, 20 min) • presentatie van de zelfmodificatieprogramma’s