Dit rekenblad is van Rekenen Optelsommen Uit het hoofd: 123 + 234 = 123 + 200 = 323 + 30 = 353 + 4 = 357 Onder elkaar: 345 + 678 = 111 345 678+ 1023 Aftreksommen Uit het hoofd: 789 – 234 = 789 – 200 = 589 – 30 = 559 – 4 = 755 Onder elkaar: 678 – 289 = 16 5 6 18 678 289389 Keersommen Uit het hoofd: 6 x 8 = 8 + 8 + 8 + 8 + 8 + 8 = 48 5 x 8 = 40 + 8 = 48 Onder elkaar: 27 x 34 = 2 2 27 34 x 108 810 918 4x7= 28 8 opschrijven 2 onthouden(schrijf je boven de 2) 4x2=8 + 2 die je hebt onthouden (de 2 streep je door) en schrijf 10 op. 0 opschrijven op de 2e regel. Je gaat naar het tiental. 3x7= 21 1 opschrijven 2 onthouden(schrijf je boven de 2) 3x2= 6 + 2 die je hebt onthouden (de 2 streep je door) en schrijf 8 op. Deelsommen Uit het hoofd: 72 : 9 = Hoe vaak past 9 in 72; 8 x 9 = 72, dus 72 : 9 = 8 Onder elkaar: Je zet het getal wat je moet gaan delen tussen 2 schuine strepen. Voor de linkerstreep komt het getal waardoor je gaat delen en achter de rechterstreep komt je antwoord. Je neemt steeds een klein stuk van het geheel (je begint linkers) en dat deel je. Het antwoord komt dan rechts te staan. Het antwoord van de keersom komt onder het getal te staan die je hebt gedeeld. Je trekt het van elkaar af. Dit rekenblad is van Voeg je nu het volgende getal van boven toe, dat ga je delen. Deze stappen herhaal je tot je alles getallen hebt gehad. Staartdeling: 64698: 82= 789 ↓↓ 82/64698\789 574729 656738 7380 Verhoudingstabel Wat ik onder doe, doe ik boven ook. Wat ik boven doe, doe ik onder ook. Ik mag altijd keer en deelsommen doen. Optel- en aftreksommen mag ik alleen met de getallen in dezelfde rij doen. Vraag: Bij elke drie Diddl’s wordt er een Diddlina gemaakt. Hoeveel Diddlina’s worden er gemaakt als er 6 Diddl’s zijn, enzovoorts. Diddlina Diddl 1 3 2 6 20 60 400 1200 Procenten Om de percentage van iets te berekenen, moet je het totaal tot honderd brengen. Vraag: 12 van de 60 Mimihopsen hebben 2 strikken in de oren. Hoe veel procent is dat? 2 strikken 12 2 20 Mimihopsen 60 10 100 Breuken 1 2 2 betekent 1 van de 2. 5 betekent 2 van de 5. Bij optellen en aftrekken van breuken moeten de onderste (noemer) hetzelfde zijn, de bovenste (teller) cijfers tel je op of trek je af, dus: 2 2 4 5+5=5 Als de teller groter is dan de noemer, dan zitten er hele in. (bij een hele zijn de noemer en teller hetzelfde) Trek de noemer van de teller af dan heb je een hele, voorbeeld: 6 1 5=15 Ook kunnen vaak breuken anders geschreven zijn, maar wel evenveel zijn: 1 2 4 8 2 = 4 = 8 = 16 enzovoorts Het werkt hetzelfde als een verhoudingstabel, wat je onder doet, doe je boven ook. Dit rekenblad is van Dat geldt ook voor het vereenvoudigen van de breuk. Je deelt de teller en de noemer door hetzelfde getal. Voorbeeld: 4 2 4 1 12 2 10 = 5 12 = 3 18 = 3 Optellen (en aftrekken) van ongelijke breuken 1 2 5 4 9 2 + 5 = 10 + 10 = 10 De noemers moeten dezelfde naam hebben om op te tellen. Om tot hetzelfde getal te komen moet je de tafels gebruiken. In de tafel van 2 en 5 zit het antwoord 10, dus de noemer wordt 10. Alles wat je met de noemer van de breuk doet, doe je ook met de teller van die breuk. De noemer 2 doen we keer 5 om 10 te krijgen, dus de teller 1 doen we ook keer 5, dat is 5. De noemer 5 doen we 2 keer om 10 te krijgen en dus de teller 2 ook 2 keer, dat is 4. Dan krijg je een breukensom die je kunt optellen. Je telt alleen de tellers op, de noemer blijft hetzelfde. Dit alles geldt ook voor aftrekken, dan trek je de tellers van elkaar af. Keersommen van breuken 2 3 6 1 3 x 4 = 12 = 6 Bij keersommen van breuken doe je teller keer teller en noemer keer noemer. Daarna kijk je of er helen in zitten en of hij vereenvoudigd kan worden. Deelsommen van breuken 2 1 2 2 4 1 3:2=3x1=3=13 Delen met een breuk is keer het omgekeerde! Je draait het 2e getal om en de deelsom wordt een keersom (uitleg keersom, zie hierboven). Een trucje dat goed werkt. Daarna kijk je weer of er helen in zitten en of de breuk vereenvoudigd kan worden. Metriek stelsel km-hm-dam-m-dm-cm-mm kl-hl-dal-l-dl-cl-ml kg-hg-dag-g-dg-cg-mg Dit rekenblad is van hm² = hectare dam² = are m² = centiare m³ = kiloliter dm³ = liter cm³ = milliliter Als je maten gaat omzetten: Als de maat groter wordt, wordt het getal kleiner. Wordt de maat kleiner, dan wordt het getal groter.