BREUKEN VEREENVOUDIGEN Breuken Gelijke breuken Als je jong bent, leer je tellen: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, … . Je weet dat elk getal bij een aantal van iets hoort: één blokje, twee blokjes, drie blokjes, … . Als je aan blokjes denkt is het logisch dat je van één naar twee gaat, en van twee naar drie. Toch zitten er tussen 1 en 2 nog heel veel andere getallen: de breuken. Wanneer zijn twee breuken hetzelfde? Eerder zag je dat 5/10 = 1/2 en 4/16 = 1/4. Hoe kun je zien dat ze gelijk zijn? Dat is eenvoudig zul je zeggen. De teller van 5/10 is 5 en de noemer van 5/10 is 10: de teller en noemer kun je door 5 delen. Dus 5/10 = 1/2. Net zo is de teller van 4/16 gelijk aan 4, en de noemer is 16: beide zijn te delen door 4, en dus 4/16 = 1/2. Zo kun je voor alle breuken nagaan of ze gelijk zijn… Kun je een rij van 100 getallen geven, allemaal groter dan 1 en kleiner dan 2, zodat elk volgende getal groter is dan de vorige? Kun je ook 1000 van zulke getallen vinden? Is 3/14 gelijk aan 12/56? Is 14/27 gelijk aan 182/351? Is 127/211 gelijk aan 2921/4853? Breuken ontstaan als je iets moet delen met een aantal mensen. Zo kun je 5 taarten delen met 9 mensen: als je het eerlijk doet krijgt iedereen 5/9 taart. Als 5 taarten deelt met 10 mensen krijgt iedereen 5/10 taart. Als je de 10 mensen in groepjes van 2 verdeelt, kun je ieder groepje 1 taart geven: hieraan zie je dat iedereen 1/2 (een halve) taart krijgt. Je ziet zo dat 5/10 = 1/2. Zoals je merkt wordt dit al snel behoorlijk ingewikkeld: hoe vind je het getal waardoor je de teller en noemer van 182/351 kunt delen zodat je 14/27 krijgt. Misschien heb je ontdekt dat je “vals” kunt spelen: je kunt 182 door 14 delen, en 351 door 27. Dit levert twee keer 13. Dus de teller en noemer kun je delen door 13, zodat 182/351 = 14/27 ! Dan heb je deze regel ontdekt: Een ander voorbeeld is 4 koekjes delen met 16 kinderen. Iedereen krijgt dan 4/16 koekje. Je kunt hier 4 groepen van 4 kinderen maken, en elke groep 1 koekje geven. Zo zie je dat 4/16 = 1/4. Vermenigvuldig de teller van de eerste breuk met de noemer van de tweede, en de noemer van de eerste met de teller van de tweede. Als dit twee keer hetzelfde antwoord geeft, zijn de twee breuken gelijk. Breuken vereenvoudigen Als voorbeeld nemen we weer voor de eerste breuk 182/351 en voor de tweede breuk 14/27. De teller van de eerste is 182 en de noemer de tweede is 27. Dus het eerste getal is 182 x 27 = 4914. De noemer van de eerste breuk is 351 en de teller van de tweede is 14. Het tweede getal is 351 X 14 = 4914. Omdat de twee getallen gelijk zijn, zijn de breuken gelijk. Gebruik nu de regel (en een rekenmachine) om na te gaan of 127/211 gelijk is aan 2921/4853. Vereenvoudigen Je weet nu hoe je kunt nagaan of twee breuken gelijk zijn. Wat we nog graag willen is een breuk zo eenvoudig mogelijk schrijven. Daarmee bedoelen we dat de teller en noemer zo klein mogelijk zijn. Hierboven heb je gezien hoe je dat kunt doen: zoek het grootste getal waardoor de teller en noemer te delen zijn. De teller en noemer zitten allebei in de tafel van dit getal: we zoeken dus het grootste getal met teller en noemer in de tafel. De volgende methode vindt dit getal. Het eerste getal wordt de noemer, en het tweede de teller. 1. Deel het eerste getal door de tweede. Onthoud de rest van de deling. 2. Als de rest 0 is, is het tweede getal het resultaat. 3. Als de rest niet 0 is, wordt het tweede getal de eerste, en de rest het tweede getal. Ga naar stap 1. Als voorbeeld nemen we de breuk 12/56. Het eerste getal is 56, het tweede 12. We volgen de stappen van de methode één voor één. Je moet steeds opnieuw bij stap 1 beginnen, totdat de rest 0 is. 1. Deel 56 door 12. Dit is 4 met rest 8. 2. De rest is niet 0. 3. De eerste wordt 12 en de tweede 8. Ga naar stap 1. 1. Deel 12 door 8. Dit is 1 met rest 4. 2. De rest is niet 0. 3. De eerste wordt 8 en de tweede 4. Ga naar stap 1. 1. Deel 8 door 4, dit is 2 met rest 0. 2. De rest is 0, en het resultaat is 4 (de laatste rest). De grootste tafel waar 12 en 56 inzitten is de tafel van 4. Daarom kan 12/56 vereenvoudigd worden tot 3/14. Vereenvoudig de volgende breuken door de methode te gebruiken: 21/28 215/344 23/35 De methode wordt het algoritme van Euclides genoemd. Euclides van Alexandrië was een Grieks wiskundige die ruim 2200 jaar geleden leefde. Zolang is deze methode dus al bekend. Het grootste tafel waar de teller en noemer inzitten heet ook wel de “grootste gemene deler” van de teller en noemer. De methode berekent de grootste gemene deler van de twee begingetallen.