Vernieuwing van beleidsvisie: de vitale en volwassen arbeidsrelatie Visiedocument voor managers, directieleden en gemeentesecretarissen WEBDOCUMENTEN VERZUIMBEHEERSING NR. 1A Sector Gemeenten 13 juni 2012 Inhoudsopgave 1 Vernieuwd inzetbaarheidsbeleid 3 2 De visie en het model: de volwassen arbeidsrelatie 4 3 Inhoudelijke verbeteringen 6 VERNIEUWING VAN BELEIDSVISIE: DE VITALE EN VOLWASSEN ARBEIDSRELATIE WEBDOCUMENTEN VERZUIMBEHEERSING 1A 2 1 Vernieuwd inzetbaarheidsbeleid Verzuim- of inzetbaarheidsbeleid wordt en blijft pas succesvol als het gedragen wordt door een aansprekende en inspirerende boodschap. Zo’n boodschap moet enerzijds wijzen naar een te bereiken opbrengst voor mens en organisatie, en anderzijds ook tot actie leiden of dwingen. Volgens actuele leiderschapsmodellen is er een boodschap ‘van boven’ nodig, maar dan aangevuld met een verticale dialoog tussen top en werkvloer en een horizontale dialoog tussen leidinggevenden en hrm. Tegelijkertijd zijn er ook beheersmatige eisen. Een vernieuwing van verzuim- of inzetbaarheidsbeleid (hierna te noemen: inzetbaarheidsbeleid) is van bovenaf niet al te moeilijk, als er niet te veel concurrentie is van andere projecten. Maar voor een echt goed resultaat is er tijd nodig, gemiddeld anderhalf tot twee jaar. In die tijd kan een stappenplan doorlopen worden waarin, op basis van een centrale boodschap, het inzetbaarheidsbeleid kan worden ontwikkeld. Achtereenvolgens komen daarbij aan de orde: een goed gecommuniceerde startboodschap een meting van de stand van zaken en een inventarisatie van benodigde middelen inzet van die middelen de start van een monitorsysteem het vieren van successen de verdieping van het beleid voor bijzondere problemen en uiteindelijk de incorporatie van de visie in een blijvende arbeidscultuur. VERNIEUWING VAN BELEIDSVISIE: DE VITALE EN VOLWASSEN ARBEIDSRELATIE WEBDOCUMENTEN VERZUIMBEHEERSING 1A 3 2 De visie en het model: de volwassen arbeidsrelatie In het kort Gemeenten zijn op vele manieren bezig zichzelf opnieuw uit te vinden, zowel in hun relatie met de burger (in hun visie op taken en thema’s), als bij de interne organisatie. Ook het verzuimbeleid wordt bij veel gemeenten heroverwogen. Het nadeel van een traditioneel verzuimbeleid is dat het pas start als een werknemer zich ziek meldt, en dat het los staat van de visies en energie die het dagelijks werk beheersen. Zodra echter de boodschap doorkomt dat op verzuim dezelfde eisen en wederzijdse verwachtingen van kracht zijn als op het werk, heeft een goed inzetbaarheidsbeleid een beter draagvlak en wordt het een krachtig instrument om de doelen van mens en organisatie te ondersteunen. De visie die nodig is, is eigenlijk niets anders dan een positieve formulering van de arbeidsverhouding: een organisatie moet goed werk aanbieden en een medewerker moet bereid zijn zich goed in te zetten. Het gaat kort gezegd om een boodschap die weinig uitleg nodig heeft omdat iedereen al lang weet waar het om draait: De organisatie heeft haar mensen hard nodig en heeft verwachtingen van hen. Mensen hebben goed werk nodig omdat het structuur, prestatie, waardering en inkomen oplevert. De organisatie en de afzonderlijke medewerkers hebben daarbij op elkaar aansluitende en deels overlappende belangen. Zowel medewerkers als organisatie hebben er belang bij dat ze door eigen inzet hun prestatiekracht, waardering en verdienvermogen in stand houden. Er kunnen en moeten wederzijdse verwachtingen bestaan over ieders inzet en betrokkenheid, ook bij het oplossen van werkproblemen of arbeidsinzetbaarheidsproblemen. Gedragsmodel De afgelopen jaren stond in verzuimbeleid het ‘gedragsmodel’ centraal. Onder het motto ‘ziekte overkomt je, maar verzuim is een keuze’ kreeg de leidinggevende de taak om een verzuimmelding niet zonder meer te accepteren, maar door te vragen naar de beperkingen en mogelijkheden. Op basis van een verplichte actieve inzet van de werknemer werden er effectieve re-integratieplannen gemaakt. Daar was en is niets mis mee, dus dat hoeft niet te veranderen. Maar het heeft wel zijn beperkingen: Het model treedt pas in werking na een ziekmelding. Tegenwoordig is er ook behoefte aan preventiemogelijkheden. Naast aandacht voor verzuim is er tegenwoordig ook aandacht voor (duurzame) inzetbaarheid, motivatie en met plezier presteren. Daarom is er een integratie nodig van de visie op verzuim en de visie op inzetbaarheid. In het beleid op basis van het gedragsmodel staat de leidinggevende centraal. Dat heeft een periode goed gewerkt, maar inmiddels is duidelijk dat twee andere actoren doorslaggevend zijn voor succes: de medewerkers zelf en het hogere management. VERNIEUWING VAN BELEIDSVISIE: DE VITALE EN VOLWASSEN ARBEIDSRELATIE WEBDOCUMENTEN VERZUIMBEHEERSING 1A 4 ’Sturen op gedrag’ versus ‘de volwassen arbeidsrelatie’ Bij sturen op gedrag staat ‘moeten’ centraal. De leidinggevende wordt geacht de medewerker te overtuigen andere keuzes te maken bij aangenomen arbeidsongeschiktheid, en niet of korter te verzuimen. Bij de volwassen arbeidsrelatie staan ‘willen’ en ‘kunnen’ centraal: de medewerkers kennen zelf hun krachten en willen en kunnen werken aan hun (blijvende of te herwinnen) arbeidsvermogen. Een tweede verschil is dat sturen op gedrag pas geldt als er verzuim dreigt bij een kleine groep, terwijl het sturen op een volwassen arbeidsrelatie het plezier in werk en prestatie het hele jaar door op de agenda houdt. Een nieuwe rolverdeling De beleidscirkel (opzet, monitoring, bijstelling, vernieuwing) moet zowel van bovenaf als van onderaf worden versterkt. In de eerste plaats blijkt telkens dat de visie en betrokkenheid van het hoger management (wethouder, gemeentesecretaris enzovoort) doorslaggevend zijn voor daling van verzuim en voor regie op inzetbaarheid. Om die betrokkenheid te realiseren, moet de beleidsvisie anders geformuleerd worden. Daarnaast moet er een afgesproken beleidssysteem zijn waarin het gebruikelijke monitoren van verzuimcijfers wordt versterkt door een actieve, stimulerende, corrigerende of waarderende dialoog tussen hoger management en leidinggevenden. In de tweede plaats wordt het voor leidinggevenden een stuk makkelijker als ook de eigen verantwoordelijkheid en de kennis die nodig is om adequaat te handelen bij de medewerkers zelf wordt versterkt. In de derde plaats is er aandacht nodig voor meer gedeelde kennis en competenties bij P&O. Te vaak wordt het beleid (en soms ook de beleidsuitvoering) overgelaten aan een of twee trekkers bij P&O. Daarmee kan een bepaalde mate van succes worden behaald, maar het blijft dan vaak op een bepaald niveau steken. Om meer te bereiken zijn er twee vernieuwingen nodig: 1) meer eigen kennis en onderlinge samenwerking bij de personeelsadviseurs en 2) meer samenwerking tussen de trekkers van verzuimbeleid, arbobeleid en vitaliteitsbeleid. In heel veel gemeenten is er daarom behoefte aan vernieuwing van de beleidsvisie, een nieuwe beleidscirkel en aan vernieuwing van samenwerking, gedeelde kennis en competenties. Het nieuwe model bouwt voort op het gedragsmodel, maar gaat ervan uit dat de zorg voor werk, preventie en verzuim geïntegreerd zijn, en dat de verdeling van verantwoordelijkheden hierbij meer in een balans wordt gebracht tussen management, leidinggevende en medewerker. Zowel werk als verzuim zijn in dat nieuwe model vitaal en effectief. De passende werktitel is: de vitale en volwassen arbeidsrelatie. VERNIEUWING VAN BELEIDSVISIE: DE VITALE EN VOLWASSEN ARBEIDSRELATIE WEBDOCUMENTEN VERZUIMBEHEERSING 1A 5 3 Inhoudelijke verbeteringen Procedurele verbeteringen In gemeenten worden bij verzuimbeleid de termijnen van de Wet verbetering poortwachter gehanteerd. Dat werkte een aantal jaren geleden goed, omdat er daarmee meer aandacht kwam voor de aanpak van langdurig verzuim. Maar ook daarbij is een grens bereikt. Tegenwoordig is er meer succes mogelijk bij met name frequent kort verzuim, door gerichte actie bij het verzuim tot zes weken en door adequate en veel vroegere prognosticering en actie bij dreigend langdurig verzuim. Groepsgerichte verbeteringen Op verschillende groepen heeft ‘normaal’ beleid te weinig effect. Voorbeelden hiervan zijn al enige jaren bekend: Ongeveer 15% van de medewerkers is betrokken bij 65% of meer van het totale verzuim. Op sommige afdelingen blijft het verzuimbeleid maar niet goed lukken. Een heel andere groep wordt gevonden bij metingen zoals een PMO en/of een WAI. In de regel blijkt dat er bij zo’n 20% van de medewerkers reden is tot actie of activering omdat er problemen kunnen zijn bij hun duurzame inzetbaarheid. Met sommige groepen heeft de gemeente meer ambities. Voorbeelden daarvan zijn duurzame inzetbaarheid bij oudere medewerkers in de buitendienst, oudere beleidsmedewerkers of het werken met plezier en beter resultaat bij sommige werksoorten. Een tijdelijk probleem is de onzekerheid bij outsourcing en/of bezuiniging op personeel. ‘Meer met minder’ of ‘anders werken’ vraagt om een heel andere aanpak. Er moet een mix van aandacht zijn voor motivatie, loopbaanbeleid, preventie en aanpak van verzuim. Verbetering in monitoring, bijstelling en stimulering Veel gemeenten worstelen met het monitoren van de verzuimcijfers. Een algemeen probleem is dat er te veel details worden verzameld en gecommuniceerd. Daar kan verandering in komen. Opmerkelijk is daarnaast ook het tegenovergestelde: het verzuim van bijzondere groepen (frequentie, duur, werksoort of leeftijd) wordt niet apart geregistreerd. Om niet te veel ineens te willen, is er een keuze gemaakt voor frequent en langdurig verzuim. Aangezien 15% van de medewerkers betrokken is bij 65 tot 85% van het verzuim, kan registratie rond deze groep informatie opleveren voor passende preventieve maatregelen. VERNIEUWING VAN BELEIDSVISIE: DE VITALE EN VOLWASSEN ARBEIDSRELATIE WEBDOCUMENTEN VERZUIMBEHEERSING 1A 6 Verschuiving van competenties Een nieuw verzuimbeleid in de vorm van een inzetbaarheidsbeleid vraagt om kennis en gesprekmethoden om de medewerkers ‘in hun energie’ te zetten. De uitdaging is om bij leidinggevenden en medewerkers zelf een actieve houding en een actief bewustzijn te creëren gericht op inzet, prestatie, waardering en duurzaamheid. VERNIEUWING VAN BELEIDSVISIE: DE VITALE EN VOLWASSEN ARBEIDSRELATIE WEBDOCUMENTEN VERZUIMBEHEERSING 1A 7 Opdrachtgever Stichting A+O fonds Gemeenten Postbus 11560 2501 AN Den Haag 070 763 00 32 www.aeno.nl [email protected] Auteur Vincent Vrooland Uitgave © Stichting Arbeidsmarkt- en opleidingsfonds Gemeenten, Den Haag juni 2012 Stichting A+O fonds Gemeenten bevordert en ondersteunt vernieuwende activiteiten op het gebied van arbeidsmarkt en HRM-beleid. Actuele informatie over de verschillende projecten treft u aan op www.aeno.nl. Hoewel aan deze uitgave de grootst mogelijke zorg is besteed, kunnen de samenstellers niet aansprakelijk gesteld worden voor eventuele onjuistheden, noch kunnen aan de inhoud rechten worden ontleend. VERNIEUWING VAN BELEIDSVISIE: DE VITALE EN VOLWASSEN ARBEIDSRELATIE WEBDOCUMENTEN VERZUIMBEHEERSING 1A 8