Waar/Vals : Getallen 1. De complexe getallen (1 + i), (1 − i) en (−1 + i) vormen in het complexe vlak de hoekpunten van een gelijkzijdige driehoek. 2. Een niet-ledige verzameling reële getallen die naar onderen begrensd is, bezit een minimum. 3. Als ξ het supremum is van een niet-ledige verzameling reële getallen, dan is ξ − een bovengrens van deze verzameling voor alle > 0. 4. Tussen twee verschillende reële getallen liggen oneindig veel rationale getallen. 5. De verzameling van de complexe getallen voldoet aan het volledigheidsaxioma. 6. Er bestaat slechts één reëel getal, namelijk (−1) waarvan de derdemacht gelijk is aan (−1). 7. Als ζ het infimum is van een niet-ledige verzameling reële getallen, dan is ζ − een ondergrens van deze verzameling voor alle > 0. 8. Een niet-ledige verzameling reële getallen die naar onderen begrensd is, bezit een minimum. 9. Een niet-ledige verzameling reële getallen die naar boven begrensd is, bezit een maximum. 10. Voor de verzameling S = {1/n : n ∈ N} geldt sup S = max S en inf S = min S. 11. Tussen twee verschillende reële getallen ligt ten hoogste een eindig aantal rationale getallen. 12. Een complex getal en zijn toegevoegde hebben dezelfde modulus. 13. Als een niet-ledige verzameling reële getallen zowel een maximum als een supremum bezit dan is het supremum groter dan het maximum. 14. Als een niet-ledige verzameling reële getallen een supremum bezit dan is deze verzameling begrensd. 15. De modulus van een reëel getal valt samen met zijn absolute waarde. 16. Voor de verzameling S = {1/x : x ∈ R+ } geldt inf S = min S. 17. Het volledigheidsaxioma van de reële getallen houdt in dat een begrensde verzameling van reële getallen een supremum en een infimum bezit. 18. De verzameling van de complexe getallen met de bewerkingen optelling en vermenigvuldiging is een veld. 19. Als ξ het infimum is van een niet-ledige verzameling reële getallen, dan is voor alle > 0, ξ + een ondergrens van deze verzameling. 20. De bewering “voor elk reëel getal bestaat een natuurlijk getal dat groter is dan dit reëel getal” kan niet bewezen worden en dient aan het axiomastelsel voor de reële getallen toegevoegd. 21. Een zuiver imaginair getal heeft een negatieve modulus. 22. Als een niet-ledige verzameling van de reële getallen een infimum en een supremum bezit, dan is steeds het infimum strikt kleiner dan het supremum. 23. Voor de verzameling S = {−1/x : x ∈ R+ } geldt sup S = max S. 24. Als ξ het infimum is van een niet-ledige verzameling reële getallen, dan is voor alle > 0, ξ − een ondergrens van deze verzameling. 25. Als de modulus van een complex getal nul is, dan is ook dit complex getal nul. 1 26. Een niet-ledige verzameling reële getallen die naar beneden begrensd is, bezit een infimum. 27. Als een verzameling van reële getallen een minimum en een maximum bezit, dan heeft deze verzameling zowel een infimum als een supremum. 28. De uitspraak “Q is dicht in R” impliceert dat tussen twee verschillende reële getallen een rationaal getal ligt. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. Vals Vals Vals Waar Vals Waar Waar Vals Vals Vals 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. Vals Waar Vals Vals Waar Vals Waar Waar Vals Vals 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. Vals Vals Vals Waar Waar Waar Waar Waar 2