Burgerlijk Recht HC 10 - Oldenhuis 04-03-2015 Wanneer is een overeenkomst nietig? Een overeenkomst in nietig als de wil niet overeenstemt met de verklaring, art. 3:33 BW, de rechtshandeling niet in de voorgeschreven vorm is verricht, art. 3:39 BW, de rechtshandeling in strijd is met de wet, de openbare orde of de goede zeden, art. 3:40 BW, of de rechtshandeling verricht is door een handelingsonbevoegde, art. 3:43 BW. Vernietigen overeenkomst Als we spreken over het vernietigen van een overeenkomst is die overeenkomst in beginsel rechtsgeldig. Om een overeenkomst te kunnen vernietigen moet er in eerste instantie sprake zijn van een handelingsonbekwame, iemand met een geestelijke stoornis die een overeenkomst sluit, of er moet sprake zijn van wilsgebreken. Er zijn vier verschillende soorten wilsgebreken: bedreiging, art. 3:44 lid 1 BW, bedrog, art. 3:44 lid 3 BW, misbruik van omstandigheden, art. 3:44 lid 4 en dwaling, art. 6:228 BW, maar dat is van een totaal andere orde. Verdere algemene opmerkingen staan in art. 3:44 lid 5 BW. Als het gaat om wilsgebreken door een derde staat de vertrouwensleer voorop. Een voorbeeld: stel A bedreigd B om te zorgen dat B een overeenkomst sluit met C. C weet niet dat B bedreigd is. In art. 3:35 BW staat het opgewekte vertrouwen beschreven. Een vernietigbare rechtshandeling kan door een buitenrechtelijke verklaring of door een rechterlijke uitspraak vernietigd worden, art. 3:49 BW. Dit wordt ook wel buiten rechte of in rechte genoemd. Vernietiging heeft terugwerkende kracht, art 3:53 lid 1 BW. Stel V verkoopt en levert een auto aan K op 1 maart. K vernietigt de overeenkomst op grond van dwaling, ex. art. 6:228 BW, op 10 maart. Wie was de eigenaar van de auto op 2 maart? En op 11 maart? Op beide vragen is het antwoord dat V de eigenaar was van de auto omdat vernietiging terugwerkende kracht heeft. Dwaling Dwaling is de afwezigheid van de juiste voorstelling van zaken, art. 6:228 BW. Bij dwaling is er een constante gemotiveerde belangenafweging. Relevante vragen om te stellen zijn: Waren partijen deskundig of was slechts één van hen dat, was eigenschap zichtbaar en wat diende verkoper van de bedoelingen van de koper te weten? De positieve vereisten voor dwaling staan beschreven in lid 1 en deze houden in dat er een causaal verband of dwaling moet zijn omtrent de essentiële eigenschap bij het sluiten van de overeenkomst, de essentiële eigenschap moet kenbaar zijn gemaakt en één van de drie dwalingsgevallen van lid 1 moet het geval zijn. De negatieve vereisten, beschreven in lid 2, zijn dat er geen sprake is van dwaling als het gaat om een uitsluitend toekomstige omstandigheid en de dwaling dient in de in lid 2 genoemde gevallen voor rekening van de dwalende te blijven. Kenbaar maken van de essentiële eigenschap Onder het kenbaar maken van de essentiële eigenschap wordt verstaan dat de wederpartij begreep of moest begrijpen dat de omstandigheden waaromtrent werd gedwaald van doorslaggevende betekenis waren. Dit valt te zien als een uitwerking van het vertrouwensbeginsel dat staat beschreven in art. 3:35 BW. Drie gevallen van dwaling Er is sprake van dwaling in drie gevallen en die staan in lid 1 van art. 6:228 BW: indien de dwaling te wijten is aan de inlichting van de wederpartij (sub a), indien er sprake is van een schending van de spreekplicht (sub b) of als er wederzijdse dwaling is (sub c). Het arrest Booy/Wisman gaat over dwaling volgens sub a en het arrest Van Geest/Nederlof gaat over dwaling volgens sub b. De Hoge Raad heeft bepaald dat je in beginsel mag afgaan op de mededelingen van de wederpartij, maar wie onderhandelt over een overeenkomst moet voorkomen dat hij de overeenkomst sluit onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken. Het is niet van belang of de mededeling te goede trouw is gedaan. Stel een koper en een verkoper hebben een schilderij laten onderzoeken door deskundigen en dachten beiden dat het om een Vermeer ging, maar dit bleek niet het geval te zijn, dan is er sprake van wederzijdse dwaling. Wie iets verkoopt, loopt de kans dat iemand anders er meer voor vangt, maar dit is géén dwaling. Het aanvragen van een kentekenplaat is geen toekomst gebeuren, zo is bepaald in het arrest Kraanmobiel. Dwaling en wanprestatie Dwaling en wanprestatie liggen soms dicht tegen elkaar aan. Een voorbeeld: stel V en K sluiten een koopovereenkomst wat betreft een auto. De auto blijkt achteraf een veel hogere kilometerstand te hebben dan dat K wist. Er zijn twee opties mogelijk: 1. K beroept zich op bedrog, de titel van de overeenkomst wordt uitgewist en V is altijd eigenaar gebleven. 2. K beroept zich op wanprestatie en wenst ontbinding van de overeenkomst. Dwaling kan een einde maken aan een huurovereenkomst en huurbescherming. Bij dwaling moet je alle vereisten, ook die van lid 2, afgaan. Handelingsonbekwaamheid In art. 3:32 lid 2 BW staat het rechtsgevolg van handelingsonbekwaamheid beschreven, namelijk dat een rechtshandeling van een onbekwame vernietigbaar is. In art. 1:234 BW staat dat een minderjarige handelingsonbekwaam is, en in art. 1:381 BW staat dat een onder curatele gestelde handelingsonbekwaam is. Een meerzijdige rechtshandeling met een handelingsonbekwame is vernietigbaar en een eenzijdige rechtshandeling nietig. Er is geen sprake van bescherming ex art. 3:35 BW. Handelingsonbekwaamheid is iets anders dan feitelijke onbekwaamheid door een geestelijke stoornis. Opgewekt vertrouwen wordt beschermd, dat is feitelijke onbekwaamheid. Bij handelingsonbekwaamheid geldt art. 3:35 BW niet omdat een minderjarige of een onder curatele gestelde in de openbare registers te vinden is en dus is er geen bescherming want het is kenbaar gemaakt. Nietigheid Nietigheid staat in art. 3:40 BW. Er staat beschreven dat drie aspecten van een rechtshandeling nietig kunnen worden bevonden: het verrichten van de rechtshandeling zelf, haar inhoud, dat wil zeggen de prestaties waartoe zij verplicht en haar strekking, dat wil zeggen de kenbare gevolgen en motieven, de bedoeling. Motieven zijn iets anders dan de strekking. Burgerlijk Recht HC 11 – Uitleg, redelijkheid en billijkheid De uitleg van de redelijkheid en billijkheid en de wijziging van omstandigheden 09-03-1015 Overeenkomsten en rechtsgevolgen De rechtsgevolgen van een overeenkomst staan in art. 6:248 lid 1 BW. Het gaat om overeenkomsten die partijen hebben gesloten en die naar aard van de overeenkomst voortvloeien uit de wet, de gewoonte of de redelijkheid en billijkheid (vanaf nu de R&B). De R&B kan een positieve en negatieve strekking hebben. De partijafspraak staat bij een overeenkomst voorop, bij een leemte komen we pas uit bij de gewoonte en de R&B. Wat zijn partijen overeengekomen? Om vast te stellen wat partijen zijn overeengekomen moet uitgelegd worden wat de gemaakte afspraken zijn. Er kunnen stilzwijgende of uitdrukkelijke uitspraken gemaakt zijn en schriftelijke of mondelinge afspraken. Een (schriftelijke) overeenkomst kan later nog zijn aangevuld met mondelinge afspraken, of iemand heeft zich er niet aan gehouden. Dat maakt het uitleggen van de afspraken en de bewijslast moeilijker. De rechter en het Haviltex arrest De invloed van de rechter is beperkt, de rechter mag niet aan de haal met de overeenkomst en moet volgens de wet recht spreken. De gedachte is dat de objectieve uitleg een grammaticale uitleg is. De uitleg door de rechter moet wel naar R&B geschieden, soms is de R&B zelfs nodig omdat puur grammaticale uitleg soms onredelijk is. De uitlegmaatstaf is de Haviltexnorm, die voortvloeit uit het arrest Ernes-Haviltex. In het arrest koopt Haviltex een machine van Ernes voor fl. 35.000 waarvan zij fl. 20.000 direct betaalt en de rest door nadien 10% van de winst te betalen. Het beding in de overeenkomst was dat de koper tot 1976 het recht heeft om de machine terug te geven voor fl.20.000. Haviltex deelt mede van dit beding gebruik te willen maken en vordert betaling. Ernes vordert afgifte machine en de betaling van het restant van de koopsom. Een belangrijk geschilpunt is of er sprake is van een ontbindingsbeding of een terugkoopbeding. Teruggeven is namelijk niet iets juridisch. Ontbinden houdt in dat de prestaties worden teruggedraaid, art. 6:265 e.v. BW. Want bij een ontbindingsbeding hoeft Haviltex het restant van de koopprijs niet te betalen en bij een terugkoopbeding dient Haviltex het restant van de koopprijs wel te betalen. Haviltexnorm De Haviltexnorm is opgesteld door de Hoge Raad: ‘’De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhoudingen van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract.’’ Er moet dus niet alleen gekeken worden naar de overeenkomst maar ook naar de omstandigheden die relevant zijn voor de vraag of partijen mochten vertrouwen op een bepaalde uitleg. Deze omstandigheden zijn niet limitatief. Het gaat om de volgende omstandigheden: de maatschappelijke kring waartoe partijenbehoren, de rechtskennis die van de zodanige partijen kan worden verwacht en de aannemelijkheid van de gevolgen van een bepaalde uitleg. De Haviltexnorm is opgesteld voor gewone contracten. CAO-norm Naast de Haviltexnorm is er nog een norm opgesteld, voor bijzondere contracten. Deze norm houdt in dat onder bepaalde omstandigheden beslissend gewicht mag worden toegekend aan de taalkundige uitleg. Het moet dan gaan om een betwiste clausule die onderdeel is van een schriftelijk, gedetailleerd en uitgebreid contact, de betwiste clausule moet grondig behandeld zijn, de partijen zijn grote ondernemingen en zij moeten deskundige ingeschakeld hebben. Eén norm Het lijkt alsof er twee normen zijn, maar er is eigenlijk maar sprake van één norm: Bij de uitleg van een schriftelijk contract zijn alle omstandigheden van het concrete geval beslissend, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid eisen. De uitleg mag dus niet uitsluitend taalkundig plaatsvinden. Soms staan er in een overeenkomst uitlegbepalingen aan de hand waarvan de overeenkomst beter te begrijpen is, zoals dat voor de uitleg de Engelse versie van een overeenkomst beslissend is. Redelijkheid en billijkheid De R&B is niet de mening van de rechter zelf. De rechter stelt de R&B vast met behulp van de algemeen erkende rechtsbeginselen, de in Nederland heersende rechtsovertuigingen en de maatschappelijke en persoonlijke belangen van de partijen, art. 3:12 BW. Dit alles moet meer een blikrichting voor de rechter creeëren zodat hij wel een objectief oordeel kan nemen. Leemte in de overeenkomst Art. 6:248 lid 1 BW gaat over het opvullen van een leemte in een overeenkomst. Er staat dat een overeenkomst ook rechtgevolgen heeft die voortvloeien uit de wet, de gewoonte en de R&B en niet alleen rechtsgevolgen die door de partijen zijn overeengekomen. Lid 2 gaat over wanneer er een beperkende werking van een overeenkomst intreedt en het contractueel beding niet van toepassing is. Het beding is dan wel aanwezig, maar je mag het niet gebruiken in de concrete omstandigheden van het geval. Uit de R&B kan dus voortvloeien dat een contract op te zeggen is. Een algemene regel voor opzeggen zul je niet vinden, dat is allemaal jurisprudentie. Stel je hebt geen afspraken gemaakt over het opzeggen van een overeenkomst en je hebt een duurovereenkomst gesloten. Hoe kom je hier dan vanaf? Dit lukt meestal wel, maar je moet wel rekening houden met andermans belangen. Er kan dus een uitspraak gedaan worden als ‘naar maatstaven van R&B onaanvaardbaar’. Deze maatstaven zijn een poging om de R&B te concretiseren maar het blijft lastig om de uitkomst van een belangenafweging te concretiseren. Onaanvaardbaarheid Van onaanvaardbaarheid is in het algemeen sprake bij opzet of bewuste roekeloosheid. In een arrest waarbij vele varkens stikten omdat een electricien een alarm uitzette dat afgaat als de ventilatoren stoppen, heeft de Hoge Raad besloten dat er geen sprake was van opzet of bewuste roekeloosheid van de electricien dus hij kon zich met succes beroepen op het exoneratiebeding. De Hoge Raad vindt alle omstandigheden echter van belang; hoe verwijtbaar was het verzuim, wat zijn de gevolgen en was de schade door de verzekering gedekt? De rechter heeft de bevoegdheid om een bepaald geding af te wijzen. Maar hier geldt wel een hele hoge drempel voor, het geding moet namelijk onaanvaardbaar zijn. Iedere rechter mag de wet buiten toepassing laten. De bevoegdheden verschillen per rechtsgebied. In het belastingrecht of strafrecht is de tekst van de wet doorslaggevend, bijvoorbeeld het analogieverbod in het strafrecht. In het civiele recht is de arm van de R&B groot. Maar je mag nog steeds niet beter worden van onrechtmatig gedrag. Wijziging van omstandigheden Als het gaat om wijziging van omstandigheden moet er opnieuw naar het contract gekeken worden. Als er een burgeroorlog uitbreekt waardoor een huurder niet in zijn huis kan wonen, moet hij wel huur betalen. De verhuurder kan namelijk evenmin iets aan de uitbraak van de burgeroorlog doen, zie sheets van de power point van dit college. Zo is bepaald in het arrest Paradine vs. Jane. In het arrest Krell vs. Henry gaat het om iemand die een flat heeft gehuurd om naar de kroning van Edward VII te kijken. Maar de kroning gaat niet door. De flat hoeft dan ook niet meer betaald te worden. De hoofdregel van het omschreven geding is dat de overeenkomst niet meer geldt als de omstandigheden drastisch veranderen. Over het wijzigen van omstandigheden zijn verschillende denkwijzen. Sommigen zien het zo dat alles in beweging is en dat het contract moet meebewegen met de omstandigheden. Anderen hebben weer een totaal tegengestelde visie, namelijk dat het contract een rots in de branding is terwijl de wereld in verandering is, en dat het contract juist gesloten wordt om een fundament aan te brengen. Het probleem is dus dat het standpunt dat de wereld verandert tegenover het standpunt dat partijen een overeenkomst juist sluiten om zekerheid te krijgen staat. Onvoorziene omstandigheden De rechter kan een overeenkomst geheel of gedeeltelijk ontbinden op grond van onvoorziene omstandigheden, art. 6:258 BW. Er moet dan echter sprake zijn van onvoorziene omstandigheden, de wederpartij mag een ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst naar maatstaven van R&B niet verwachten en een partij moet de rechter verzoeken om de overeenkomst te wijzigen of ontbinden. Er is sprake van onvoorzien als het gaat om een leemte in de overeenkomst; partijen hebben geen regeling getroffen in hun overeenkomst. Het is belangrijk je te realiseren dat onvoorzien niet hetzelfde is als onvoorzienbaar! En omstandigheden moeten, om beroep te kunnen doen op onvoorziene omstandigheden, dateren van na de sluiten van de overeenkomst. Art. 6:258 BW heeft een verhouding met art. 6:228 BW, over dwaling. Echter bij dwaling gaat het om omstandigheden die er waren op het moment van sluiting van de overeenkomst. Rechters hanteren een grote terughoudendheid als het gaat om de toepassing van art. 6:258 BW. Het woord onaanvaarbaar staat nergens maar dat is wel een maatstaf die vele rechters hanteren. In lid 2 van art. 6:258 staat dat prijswijzigingen en veranderingen in de waarde van de valuta niet gelden als onvoorzien. De rechter mag een boete matigen als de boete veel hoger is dan de schade. Burgerlijk recht HC 12 – Wanprestatie 11-03-2015 Bij niet nakomen overeenkomst Als je een overeenkomst met iemand sluit, maar diegene komt niet na dan heb je vier opties: nakoming, ontbinding van de overeenkomst of schadevergoeding vorderen of de overeenkomst opschorten. Je hoeft niet één van deze opties te kiezen, het zijn geen uitsluitende mogelijkheden. Nakoming Als iemand niet nakomt kun je nakoming vorderen bij de rechter, art. 3:296 BW. Dan wordt de andere partij niet alleen verplicht tot de verplichtingen uit de overeenkomst, maar ook tot het beëindigen van de onrechtmatige toestand. De rechter kan iemand bijvoorbeeld aan een dwangsom verbinden als iemand niet nakomt. Soms is de onrechtmatige gedraging van groot maatschappelijk belang en kan deze worden geduld of kan deze niet worden verboden, bijvoorbeeld in het geval van geld lenen. Het recht op schadevergoeding blijft dan wel behouden. Het artikel van nakoming ziet op alle verplichtingen. Het is de algemene basis voor alle vorderingen, geboden en verboden. Bij een rechtshandeling waarbij geld geleend wordt, kan geen nakoming gevorderd worden, net zomin als dat een vordering tot nakoming toegewezen kan worden bij een creatieve, persoonlijke prestatie, zoals het schilderen van een portret of iets dergelijks. Nakoming kan ook niet gevorderd worden voorafgaand aan een bepaald tijdstip dat afgesproken is. Schadevergoeding In art. 6:74 lid 1 en 2 BW staan de vereisten voor het vorderen van schadevergoeding. Deze vereisten zijn cumulatief. Het gaat om vereisten die eigenlijk overeenkomen met die van de onrechtmatige daad; toerekening, tekortkoming, causaal verband en schade. De schuldenaar wordt verplicht iedere tekortkoming in de nakoming waardoor de schuldeiser schade lijdt te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldernaar niet kan worden toegerekend. In lid 2 staat wat er valt te gebeuren als de tekortkoming blijvend onmogelijk is. De schuldernaar kan dan in verzuim worden gesteld, art. 6:81 e.v. BW. Bij nakoming is er geen sprake van de vereisten van toerekening, causaal verband en schuld. Tekortkoming Tekortkoming houdt in het in enig opzicht ten achterblijven bij hetgene de verbintenis vergt. Het kan gaan om niet nakomen, niet tijdig nakomen, gedeeltelijk nakomen of onjuist nakomen. Er geldt wel dat verondersteld wordt dat de verbintenis opeisbaar is. Toerekenbaarheid De toerekenbaarheid staat beschreven in art. 6:75 BW. Er zijn vier wegen die leiden naar toerekenbaarheid: schuld (verwijtbaarheid), de wet, de rechtshandeling of de verkeersopvatting. In de wet is de toerekenbaarheid als het gaat om hulppersonen geregeld in art. 6:76 BW en als het gaat om hulpzaken in art. 6:77 BW. Iemand kan aansprakelijk zijn zonder dat hem of haar een persoonlijk verwijt te maken valt. Bij hulpzaken moet je denken aan alle middelen en zaken die iemand inzet om de verbintenis na te komen. Ook op deze regel is weer een uitzondering en die staat in de bepaling zelf. Bij hulpzaken is het arrest Vliegtuigvleugel van belang, waarin een kleine hijskraan een vliegtuig optilde en er iets in de hijskraan knapte waardoor het vliegtuig beschadigd raakte. Aansprakelijkheid werkgever Redenen om de werkgever aansprakelijk te stellen voor fouten van de werknemens zijn dat een bedrijf/werkgever voordeel heeft van de werknemers, dus moeten zij ook het nadeel dragen (profijtbeginsel: zowel voordeel als nadeel dragen), en als werkgever heb je de controle; je kunt onderzoek doen naar wie je aanneemt dus draag je ook de verantwoordelijkheid. Art. 6:109 BW gaat over de matiging van schadevergoeding als iemand echt in financiele problemen zou komen als hij alle schadevergoeding zou moeten betalen. Bij de toerekening krachtens de rechtshandeling kan er twee kanten op geredeneerd worden: er kan een uitbereiding plaatsvinden van de toerekenbare factoren of een beperking. Ingebrekestelling Als een prestatie blijvend onmogelijk is bestaat er meteen het recht op schadevergoeding, art. 6:74 lid 2 BW. Is dit niet het geval, dan dient de schuldenaar eerst schriftelijk te worden aangemaand. Dit noem je ook wel een ingebrekestelling, art. 6:82 lid 1 BW. Er dient voldaan te zijn aan het vereiste schriftelijk, en er dient een redelijke termijn te worden gesteld, waarbinnen de overeenkomst nog steeds kan worden nagekomen. In lid 2 staat de aansprakelijkheidsstelling beschreven, daarvoor moet een schriftelijke mededeling gedaan zijn. Verzuim Indien verzuim is vereist, hoe treedt verzuim dan in? Er zijn twee mogelijkheden voor verzuim: art. 6:82 BW, de ingebrekestelling, of art. 6:83 BW, van rechtswege, dit is een uitzondering op art. 6:82 BW. In sub a van art. 6:83 BW staat dat verzuim van rechtswege intreedt als de fatale termijn van de overeenkomst verstreken is, zonder dat de overeenkomst is nagekomen, in sub b staat dat dat verzuim van rechtswege intreedt bij de verplichting tot schadevergoeding uit wanprestatie of onrechtmatige daad, en in sub c staat dat bij de mededeling van de schuldenaar, art. 6:82 lid 2 BW, verzuim van rechtswege ook kan intreden. Schadevergoeding Art. 6:74 BW is de grondslag van schadevergoeding, maar gaat over iedere tekortkoming van nakoming uit een verbintenis (dus niet alleen uit een overeenkomst). Als je schade lijdt door gederfde rente bij niet nakoming of verzuim, krijg je niet meer vergoed dan de wettelijke rente, art. 6:119/199a BW. Je hebt geen recht op vertragingsschade bij de betaling van een geldsom, omdat iedereen geld kan lenen. Dit staat in het fixatiestelsel van art. 6:119/199a. Een beroep op art. 6:2 lid 2 is slechts in uitzonderingsgevallen mogelijk. Ontbinding De vereisten voor ontbinding staan in art. 6:265 BW en zijn alleen van toepassing op een wederkerige overeenkomst, art. 6:261 BW. De vereisten in lid 1 zijn cumulatief; er moet sprake zijn van tekortkoming tenzij de tekortkoming de ontbinding niet rechtvaardigd. In lid 2 staat de uitzondering, namelijk dat als de tekortkoming tijdelijk of blijvend onmogelijk is, dan is de schuldenaar direct in verzuim. Mag een schuldeiser kiezen voor ontbinding als een alternatief niet wezenlijk nadeliger is voor hem? Ja, dit mag. In art. 6:265 BW staat bepaald dat iedere tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst het recht op ontbinding geeft, het hoeft niet per definitie om een ernstige tekortkoming te gaan. De Hoge Raad heeft bepaald dat toerekening geen vereiste is voor ontbinding. Vernietiging heeft terugwerkende kracht, ontbinding niet. Soms is het mogelijk om aan de ongedaanmaking te voldoen bij het ontbinden van de overeenkomst en soms niet. Is het laatste geval is de schuldenaar schadeplichtig op grond van art. 6:74 e.v. BW. Als de ongedaanmaking naar haar aard onmogelijk is kan de situatie opgelost worden via art. 6:272 BW en moet de schuldenaar de waarde vergoeden. Opschorten Bij opschorten zijn twee bepalingen van belang, namelijk art. 6:52 BW, waarin de opschortingsbevoegdheid staat, en art. 6:262 BW. Burgerlijk recht HC 13 – Onrechtmatige daad 16-03-2015 Onrechtmatige daad Als de ene de ander schade toebrengt en er is geen contractuele band, dan spreek je van een onrechtmatige daad. Vaak wordt degene met het meeste geld aangesproken; wat de Engelsen ‘deep pocket defendent’ noemen. Onrechtmatige daad staat beschreven in art. 6:162 BW. De kwalitatieve aansprakelijkheden staan in art. 6:169, 6:170 en 6:179 BW. Er wordt bij onrechtmatige daad niet getoetst aan de toerekening. Wel aan of er sprake is van een onrechtmatige daad, een causaal verband en of er schade is. Een verborgen vereiste is het relativiteitsvereiste, art. 6:163 BW. Aansprakelijkheid Bij gedragingen van kinderen is een kind onder de 14 jaar niet aansprakelijk, de ouders wel. Dit is bedoeld zodat kinderen niet hun leven beginnen met een grote financiële last. In sommige landen is schuld een belangrijk vereiste voor aansprakelijkheid, in Nederland niet. Met toerekening wordt gekeken of iets meer in de risicosfeer van de een of de ander ligt. In het arrest van de Meppelse ree heeft de Hoge Raad beslist dat er kan worden toegerekend. Vroeger was dit gebeurd op grond van schuld, nu gebeurt het op grond van verkeersopvattingen. Onrechtmatigheid Voor de onrechtmatigheid, art. 1:162 lid 2 BW, zijn er drie gronden, en als er aan één voldaan is, is dat voldoende. Deze drie gronden zijn dat er een inbreuk gemaakt moet zijn op een recht, het moet in strijd met een wettelijke plicht zijn of er moet een ongeschreven zorgvuldigheidsnorm geschonden worden. In het arrest Nijhof is bepaald dat je geen inbreuk kunt maken op iemand anders zijn eigendomsrecht door niets te doen. De rechtsplicht wordt gelijkgesteld aan de wetsplicht. Molengraaf en Eyssel waren het hier niet mee eens. Zji waren voorstander van een ruime onrechtmatigheidsleer. Molengraaff betoonde zich in 1887 voorstander van aansprakelijkheid wegens oneerlijke concurrentie en Eyssel vond juist dat een ruime opvatting onrechtmatigheid was. Arrest Linderbaum/Cohen In het arrest Lindebaum/Cohen is bepaald dat een schending van goede zeden/onzorgvuldigheid ook kan leiden tot aansprakelijkheid. Het ging hier om de situatie dat Cohen een medewerker van Lindebaum omkocht om zo inzicht in de bedrijfsgeheimen van Lindebaum te krijgen. Kelderluik arrest In het arrest Coca-Cola/Duchateau, ook wel bekend als het Kelderluikarrest wordt de werkgever aangesproken. De voorwaarde voor de aansprakelijkheid van de werkgever is dat de werknemer een onrechtmatige daad heeft gepleegd. Bij de ongeschreven zorgculdigheidsnorm zijn vier factoren van belang: ten eerste de kans dat anderen niet goed opletten, ten tweede de kans dat daardoor een ongeval ontstaat, ten derde de ernst van de gevolgen en als laatste hoe bezwaarlijk het was om voorzorgmaatregelen te nemen. Er is sprake van een onzorgvuldigheid indien de kosten van de veiligheidsmaatregel kleiner zijn dan de waarschijnlijke schade, zo is in Engeland de norm. Veel landen hanteren dit. Andere arresten In het arrest Haringkar is bepaald dat de kans op joyriding dusdanig groot was dat De Stoet zijn auto niet onbeschermd met de sleutels nog in het contact had moeten achterlaten. In het arrest Natronloog ging het om een chemische vloeistof die voor het personeel onbekend was, maar desondanks hadden ze deze bij het grofvuil gezet. Door een samenloop van omstandigheden kreeg een vuilnisman dit uiteindelijk in zijn oog. Het Hof oordeelde dat het personeel niet wist dat het om natronloog ging, maar de Hoge Raad bepaalde dat iemand die een voor hem onbekende vloeistof bij het grofvuil zet, onzorgvuldig handelt. In het arrest Jetblast ging het erom dat de term ‘jetblast’ niet voor iedereen bekend was, en veel mensen het gevaar dan niet zouden herkennen op het bord. Er is dus een afbeelding bijgezet. In het arrest Jansen/Jansen gaat het om twee zusjes waarbij de een de ander helpt verhuizen, maar bij het tillen van een meubelstuk gaat het mis, het ene zusje moet als gevolg daarvan haar arm laten amputeren en klaagt het andere zusje aan. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat zij niet aansprakelijk is. In het arrest Taxus laat een buurman zijn afgeknipte taxus vlakbij de grensafscheiding liggen waarbij sommige takken door het gaas heen steken, waardoor paarden van de buurman ervan eten en sterven. De Hoge Raad stelt dat de man die de taxus vlakbij de grensafscheiding had laten liggen niet aansprakelijk was omdat de giftigheid van taxus niet algemeen bekend is. Toerekening en onrechtmatigheid Toerekening en onrechtmatigheid liggen soms dicht bij elkaar. Vroeger was het hoofdbestanddeel de toerekening, nu is dat de onrechtmatigheid. Wordt er aangenomen dat er sprake is van een onrechtmatigheid, dan zit de toerekening daar meestal bij. In Amerika gaat dergelijke zaken helemaal via het aansprakelijkheidsrecht. De relatviteitsleer komt oorspronkelijk uit Duitsland. Relativiteitsvereiste Is een vijfde vereiste voor onrechtmatigheid de relativiteit, art. 6:163 BW? Relativiteit jegens iemand staat in art. 6:162 lid 1 BW en houdt in dat de geschonden norm moet strekken tot de bescherming van het belang waarin de benadeelde is getroffen. Bij de schending van de ongeschreven zorgvuldigheidsnorm en de inbreuk op een subjectief recht wordt de relativiteit automatisch al meegenomen. Bij de schending van een wettelijke plicht is het relativiteitsvereiste een aparte toets. Verkeersnormen strekken ervoor dat mensen binnen hun fysieke entiteit geen schade berokkenen. Als er een causaal verband bestaat wordt de condicio sine qua non-test toegepast. Schade Schade staat omschreven in art. 6:95 e.v. BW. Er zijn twee soorten: vermogensschade en immateriële schade. Daarnaast zijn er nog twee fases te onderscheiden. Ten eerste is er de vestigingsfase waarbij wordt vastgesteld of er een grondslag voor de aansprakelijkheid is, zoals art. 6:74 BW, onrechtmatige daad, zaakwaarneming, onverschuldigde betaling of ongerechtvaardigde verrijking. Daarnaast is er nog de omvangsfase, waarbij er wordt gekeken naar wat de omvang van de schade is en of er wellicht sprake kan zijn van eigen schuld, op grond van art. 6:101 BW. Kwalitatieve aansprakelijkheden Enkele kwalitatieve aansprakelijkheden: art. 6:169 BW, aansprakelijkheid van ouders, art 6:170 BW, aansprakelijkheid voor een ondergeschikte en art. 6:179 BW aansprakelijkheid voor dieren. Bij een kind van veertien jaar of jonger zijn alleen de ouders aansprakelijk, bij een ‘doen’. Bij een kind dat ouder is dan veertien maar niet ouder dan zestien zijn de ouders aansprakelijk tenzij hun geen verwijt treft. Aansprakelijkheid van ondergeschikten Wat de aansprakelijkheid voor ondergeschrikten betreft moet er sprake zijn van een fout, oftewel een toerekenbare onrechtmatige daad, dit moet van een ondergeschikte zijn waarover de werkgever zeggenschap had en er moet een kansvergroting zijn op de fout door een opdracht, er moet dus een functioneel verband zijn. Uiteindelijk is de werkgever aansprakelijk, tenzij het gaat om roekeloosheid of grove schuld van de werknemer. Risicoaansprakelijkheid voor dieren De aangesprokene is de bezitter en het dier heeft de schade zelf aangericht. Ook hier geldt natuurlijk een tenzij-formule; zou de bezitter aansprakelijk zijn geweest als hij het dier in zijn macht had gehad? Het gebrek aan verwijtbaarheid kan de tenzij-formule niet activeren, art. 6:179 BW is immers een risicoaansprakelijkheid. Op grond van art. 6:181 BW rust de aansprakelijkheid op degene die het bedrijf uitoefent waar het dier regelmatig in wordt gebruikt. Burgerlijk recht HC 14 – Schadevergoeding 18-03-2015 Er is een grondslag vereist voor een vermogensverschuiving. Verbintenissenrecht Het verbintenissenrecht is een open systeem. De bronnen van verbintenissen zijn: de overeenkomst, onrechtmatige daad, zaakwaarneming, onverschuldigde betaling en ongerechtvaardigde verrijking. Zaakwaarneming De kern van zaakwaarneming is dat er kosten gemaakt worden bij het helpen die later worden terugbetaald door de belanghebbende. Want wie goed doet, goed ontmoet! Het is echter niet gewenst dat mensen zich gaan opdringen, je probeert dus de bemoeizuchtigen buiten te houden en de padvinders te stimuleren met de regelingen. Zaakwaarneming dient ten eerste willens en wetens te gebeuren. Hiermee wordt bedoeld dat je een ander helpt, maar niet met voorbedachten rade. Er moet sprake zijn van onbedoelde voordelen voor anderen en je moet kosten maken ten behoeve van goederen van anderen. Daarnaast moet zaakwaarneming geschieden op redelijke grond. Je moet hierbij dus wel de autonomie van anderen waarderen. Hoe persoonlijker de keuze, des te minder is er sprake van redelijke grond. Er moet dus ook gekeken worden naar de proportionaliteit; of de zaakwaarnemer niet verder gaat dan nodig is om andermans belangen te behartigen. Als laatste moet het bij zaakwaarneming nog gaan om het belang van een ander. In een zaak betalen pleegkinderen de belastingschuld van hun vader om hun schilderijen aan het bodembeslag van de fiscus te onttrekken. Is hier sprake van zaakwaarneming? Ja, zo besliste de Hoge Raad. In het arrest Wernsen/Amsterdam wordt de woning van Wernsen ontruimd door de gemeente Amsterdam wegens achterstalige huur. De rechtbank en het Hof beslissen dat het ophalen van de boedel geen zaakwaarneming is maar het opslaan in de loods ervan wel. Vindersloon Als het gaat om vindersloon is de regel dat als een vinder speurt en daarmee zijn eigen belang behartigt, staat dat de toepasselijkheid van de regeling van het toekennen van een vindersloon niet in de weg. Geen zaakwaarneming Er is geen sprake van zaakwaarneming bij bewaarneming, art. 7:600 e.v.BW, als er op grond van volmacht wordt gehandeld, art. 3:60 BW, of als het gaat om een ouder/kind-relatie of een curator/curandus-relatie. Verplichtingen zaakwaarnemer Zaakwaarneming kan door een feitelijke handeling of door een rechthandeling, art. 6:201 BW. De zaakwaarnemer heeft wel een paar verplichtingen: de zorgvuldigheidsplicht, de voortzettingsplicht, maar je hoeft jezelf niet in levensgevaar te brengen, en de verantwoordingsplicht. Wat niet vereist is, is dat de identiteit van de belanghebbende bekend is, dat de zaakwaarnemer of de belanghebbende meerderjarig is, dat de zaakwaarneming slaagt en dat de belanghebbende blij is door de zaakwaarneming. Onverschuldigde betaling Bij een onverschuldigde betaling krijgt er iemand voordeel en daarvoor is geen grondslag. De vereisten hiervoor staan geregeld in art. 6:203 BW: dat A aan B een prestatie verricht, wat een soort betaling is, en dat de rechtsgrond daarvoor ontbreekt. Voorbeelden van een rechtsgrond zijn een overeenkomst en de wet, bijvoorbeeld de onrechtmatige daad of de zaakwaarneming. Onverschuldigde betaling geeft geen recht op schadevergoeding maar het geeft wel recht op het terugdraaien van een prestatie. Er zijn drie soorten prestaties; de teruggave van het goed, art. 6:203 lid 1 BW, de terugbetaling, art. 6:203 lid 2 BW, en de ongedaanmaking, art 6:203 lid 3 BW. Het kan echter het geval zijn dat de teruggave van een zaak onmogelijk is, bijvoorbeeld doordat de zaak door brand teloor is gegaan, de zaak is overgedragen aan derde of doordat de zaak is verwerkt en niet meer individualiseerbaar is, zoals wanneer een gouden horloge omgesmolten is. Dit geeft wel recht op schadevergoeding op grond van art. 6:74 BW, tenzij de tekortkoming niet aan de ontvanger valt toe te rekenen. De ongedaanmaking kan ook onmogelijk zijn wegens aard van de prestatie, bijvoorbeeld bij verstekeling, reparatie of advies. In art. 6:210 lid 2 BW staat de vergoedingswaarde van de prestatie, mits de ontvanger is verrijkt, de prestatie aan hem toe te rekenen is en de ontvanger de tegenprestatie had toegezegd. Een waardering op geld van een prestatie is lastig, bijvoorbeeld chantage. In art. 6:211 BW staat de afwijzing van de vordering tot terugdraaien beschreven. Ongerechtvaardigde verrijking Dit staat in art. 6:212 BW. Ongerechtvaardigd wil niet zeggen dat het ongegrond is. Het leerstuk van de ongerechtvaardigde verrijking is erkend door de Hoge Raad maar het is moeilijk om er een lijn in te trekken. Ongerechtvaardigde verrijking strekt tot schadevergoeding, art. 6:212 lid 1 BW, als er sprake is van een verrijking van één van de twee, als gevolg van de verarming van de ander (causaal verband), als de verrijking ongerechtvaardigd is en voor zover dit redelijk is. Je kunt niet meer vorderen dan de maximale verrijking of de maximale verarming. De vraag rijst wat verrijking nou precies is. Stel dat de waarde van een huis niet omhooggaat als iemand er aan verbouwd heeft en de ander daar niet voor heeft betaald. Kan verrijking ook bestaan uit uitbesparing van kosten? Schade Schade kan ingedeeld worden onder voordeelstoerekening of onder eigen schuld. Dit is een indeling voor schade. Een andere indeling maak je door onderscheid te maken tussen materiële schade, art. 6:96 BW, en immateriële schade, art. 6:106 BW. Immateriële schade wordt vergoed door smartengeld. In Nederland zijn we terughoudend in het toekennen van smartengeld, en het is vaak ook niet veel. Wat is het gevolg van eigen schuld? Wij kennen twee toetsen aan eigen schuld, art. 6:101 BW, namelijk de causale toets en de billijkheidstoets. Eigen schuld moet je ruim zien. De Hoge Raad heeft een paar algemene regels opgesteld: Kinderen jonger dan 14 jaar hebben geen eigen schuld, behoudens opzet of daaraan grenzende roekeloosheid. Dit is gebaseerd op de billijkheidscorrectie. Als er een ongeval plaatsvindt met een automobilist, is vijftig procent van de schade sowieso voor de automobilist. Voordeelstoerekening Bij voordeelstoerekening moet het gaan om een voordeel dat een automatisch gevolg is. Het mislopen van een hypothetisch voordeel is niet van toepassing.