Samenvatting blok 5 TAAL de driemaster het fantasieverhaal handenwringend de nachtmerrie het ooglid samendrommen het spoedgeval de steenbok de waaghals de wachtkamer geliefd het geroezemoes het geschenk de midwinter de midzomer het najaar het voorjaar de voormiddag het voorvoegsel het achtervoegsel deugdzaam levendig onaangenaam schaapachtig de sterveling volgzaam de woesteling zorgzaam de zwakkeling groep 7 een schip met 3 masten verzonnen verhaal, niet echt gebeurd zich geen raad wetend een enge droom stukje wat beweegt als je knippert met je ogen naar elkaar toe dringen snel medische hulp nodig hebben een soort bok iemand die veel durft kamer om te wachten bij bv dokter veel mensen vinden je lief gemompel van veel mensen tegelijk een cadeau midden in de winter midden in de zomer de herfst de lente voor in de middag vast beginstukje van een woord, bijvoorbeeld: ge-, vervast eindstukje van een woord, bijvoorbeeld: -lijk, -ig je gedragen zoals het hoort, altijd eerlijk zijn vol leven, een beetje druk zijn niet prettig een beetje dom een mens, iemand die sterfelijk is regels opvolgen, doen wat anderen doen iemand die woest is, altijd kwaad als je graag voor iemand zorgt iemand die zwak is Als je een grap vertelt let dan op: stemgebruik, gebaren en spreekpauzes. In een grappig verhaal gebeurt iets onverwachts waar je om moet lachen. Verzin eerst een hoofdpersoon. Bedenk een plan of probleem. Bedenk wat voor grappigs er gebeurt. Bedenk hoe het verhaal afloopt. Een kort en grappig toneelstukje noem je ook wel een sketch (sketsj). De hoofdrolspelers zeggen dingen tegen elkaar. Dat noem je de dialoog. In de aanwijzingen schrijf je wat er allemaal gebeurt ( welke spullen hebben ze bij zich en welke gebaren maken ze) Een monoloog wordt door 1 persoon uitgesproken Beeldspraak Je gebruikt een beeld om duidelijk te maken wat je bedoelt. De luisteraar ziet dat beeld in gedachten voor zich. In veel uitdrukkingen komt beeldspraak voor. Soms is het wat lastig te begrijpen. BV: vlinders in je buik. Er is een letterlijke betekenis en een figuurlijke. Voorvoegsel Een voorvoegsel is een beginstukje dat voor een woord wordt gevoegd. Hierdoor verandert de betekenis van het woord. bv Danken - Bedanken Bij ge- als voorvoegsel krijgt het woord een andere betekenis. Een werkwoord wordt een zelfstandig naamwoord of een bijvoeglijk naamwoord. snikken - gesnik roezemoezen - het geroezemoes schenken - het geschenk Achtervoegsel Een achtervoegsel is eindstukje dat achter een woord wordt gevoegd. Hierdoor verandert de betekenis van het woord. Bv- achtig. Dat betekent: net als. Dus blauwachtig - lijkt op de kleur blauw Bij achtervoegsel -heid wordt het een zelfstandig naamwoord. waar – waarheid= dat wat waar is saai – saaiheid= het saai zijn Het achtervoegsel -ling betekent iets of iemand die.....bv zwakkeling, iemand die zwak is. Directe rede Als een zin precies zo gezegd is als hij er staat, noem je dat directe rede. Deze zinnen staat altijd tussen aanhalingstekens. Als voor de directe rede een zinnetje staat als hij zei, ik vertel of jij beweert, dan komt daar een dubbele punt achter. Hij zei: ,,Goed gedaan.” Indirecte rede Als een zin niet precies zo gezegd is als hij er staat, noem je dat indirecte rede. Er worden dan geen aanhalingstekens gebruikt, en ook geen dubbele punt. Hij zei dat ik dat goed heb gedaan. Plaatjes vertellen soms meer dan woorden. Een uitleg is vaak duidelijker als er een plaatje bij staat, waarop je kan zien wat je moet doen. Sommige tekstsoorten hebben een speciale vorm. Bv een advertentie, recept of brief.