O-h424-kop-o 1.40MB

advertisement
317510220
Opgave 1.
Van Houten verwerkt cacaobonen tot cacaopoeder en cacaoboter. 1000 kg cacaobonen leveren 500 kg
cacaopoeder op. Per jaar kan maximaal 800 000 kg cacaobonen worden verwerkt. Voor het komende
jaar verwacht de bedrijfsleiding dat de bonen op de Londense beurs kunnen worden ingekocht voor een
gemiddelde prijs van ₤ 500 per 1000 kg. Verondersteld wordt dat de koers van het Britse pond steeds
zal zijn ₤ 1 = € 1,50.
De kosten van de verwerking van de cacaobonen zijn als volgt opgebouwd:
variabele fabricagekosten € 250 per 1000 kg verwerkte cacaobonen
constante fabricagekosten € 200.000 per jaar
Het cacaopoeder kan worden verkocht voor € 4 per kg
a Stel voor de productie van cacaopoeder de vergelijking van de totale kosten (TK) op.
b Teken in het volgende assenstelsel de grafieken van de totale kosten van cacaopoeder (TK) en de totale
opbrengst van cacaopoeder (TO).
c Geef in de figuur de break-evenproductie van cacaopoeder aan (BEP).
Opgave 2.
De onderneming Delarte maakt lijsten voor kunsthandels en galeries. De prijs van de lijsten wordt
berekend per meter. Voor 2001 wordt de prijs van lijst type B18 vastgesteld op € 4,00 per meter. Voor
de productie van een meter van lijst B18 koopt Delarte grondstoffen in voor een bedrag van € 1,75,
terwijl voor loon- en energiekosten nog een bedrag van € 0,50 nodig is. Delarte heeft berekend dat voor
de productie van de lijst B18 een bedrag van € 17.500 per kwartaal nodig is. Per kwartaal kunnen
maximaal 8 000 lijsten worden gemaakt.
De productie in 2001 blijkt verliesgevend te zijn. Besloten wordt dan ook voor 2001 de prijs te
verhogen. Om de klant niet te zeer af te schrikken wordt de prijs met ingang van 2002 zodanig
vastgesteld, dat Delarte op de maximale productie van lijst B18 winst noch verlies maakt. Intussen
liggen in 2002 de constante kosten 10% hoger dan in 2001 en de variabele kosten per stuk € 0,25.
a. Bereken het verlies in 2001.
b. Bereken welke prijs in 2002 moet worden vastgesteld.
1
317510220
–
–
–
–
–
–
–
a.
b.
2
Opgave 3.
Bastiaan B. begint een bedrijfje dat computers in elkaar zet en verkoopt. Na de verkoop verleent
Bastiaan service bij het aansluiten en installeren. Hij maakt een begroting voor het jaar 2002, met
behulp waarvan hij probeert een schatting van de winst in dat jaar te maken. Hij werkt met de volgende
gegevens:
De gemiddelde verkoopprijs van een computer is € 1.200.
Hij koopt de onderdelen in via internet en enkele bevriende relaties. Per computer kosten de
verschillende onderdelen € 700.
Hij is gemiddeld drie uur bezig met het in elkaar zetten van een computer en twee uur met de service
achteraf. Hij rekent voor zichzelf € 25 per uur.
Bastiaan levert er de nodige software bij. Om daarover te kunnen beschikken betaalt hij aan de
leveranciers ervan een bedrag van € 100 per verkochte computer.
Om zijn werkzaamheden te kunnen uitvoeren huurt Bastiaan een ruimte. Daarvoor betaalt hij € 5.800
per jaar.
Bastiaan denkt wekelijks maximaal 4 computers te kunnen verkopen.
Hij is van plan 4 weken per jaar op vakantie te gaan.
Ga met behulp van een kosten-, een opbrengst- en een winstfunctie na of, en zo ja, hoe winstgevend
Bastiaans bedrijfje in 2002 naar verwachting is.
Hoeveel computers moet Bastiaan jaarlijks verkopen om winst noch verlies te maken?
Opgave 4.
Pompa BV produceert pompen voor siertuinen. De winkelprijs is € 200 per stuk. De jaarlijkse constante
kosten bestaan uit productie- en verkoopkosten. De constante productiekosten bestaan uit het salaris van
drie vaste personeelsleden, € 129.000 in totaal, uit interest en afschrijvingen van € 30.000 en uit huur
van het pand van € 15.000. De constante verkoopkosten vallen uiteen in reclamekosten van € 35.000 en
uit het loon van een verkoper van € 31.000. De variabele kosten per pomp bestaan uit € 35 grondstoffen
en € 45 arbeidsloon van oproepkrachten. Het bedrijf kan per jaar maximaal 10 000 pompen maken.
a. Geef de vergelijking van de totale opbrengsten, totale kosten en totale winst.
b. Hoe hoog is de voor dit bedrijf maximaal mogelijke winst?
c. Hoe hoog is de omzet bij kostendekking?
Stel dat de door de grote concurrentie de prijs van de pompen voortdurend daalt.
d. Tot hoever moet de prijs dalen, willen break-evenafzet en productiecapaciteit samenvallen?
Opgave 5.
Een bedrijf maakt het product Zèta. De constante kosten van deze productie bedragen € 300.000 per
jaar. De variabele kosten per eenheid Zèta zijn bij elke productieomvang € 125. De verkoopprijs van
een eenheid Zèta is € 200. Er wordt niet op voorraad geproduceerd.
a. Bereken de break-evenproductie.
Het bedrijf verwacht 5.000 eenheden Zèta af te zetten.
b. Bereken welke verkoopprijs de onderneming voor Zèta moet vaststellen om bij deze productie precies
de totale kosten terug te verdienen.
c. Bereken welke verkoopprijs de onderneming voor Zèta moet vaststellen om bij deze productie een
totale winst van € 125.000 te behalen.
a.
b.
c.
d.
Opgave 6.
Een sigarenfabrikant in Kampen verkoopt zijn bolknaks, merk 'Select' voor € 32,50 per kistje. Jaarlijks
kan hij maximaal 15 000 kistjes 'Select' verkopen. Zijn jaarlijkse constante kosten bestaan uit huur van
de fabriek voor € 45.000 per jaar. Verder uit de interest op een 6% banklening van € 1.400.000 en de
jaarlijkse afschrijvingen van zijn machines: € 71.000.
De variabele kosten bestaan uit loon van de sigarenmakers, € 11 per kistje en de verpakkings- en
vervoerkosten, samen € 1,50 per kistje. De sigarenfabrikant streeft naar maximale winst.
Hoe luidt de totale opbrengstvergelijking?
Hoe luidt de vergelijking van de totale kosten?
Stel de vergelijking van de totale winst op.
Bereken de totale winst op twee manieren:
1 met de totale winstvergelijking;
2 met het verschil tussen totale opbrengsten en totale kosten.
317510220
3
Opgave 7.
Het bedrijf Compupro produceert een product voor een snellere verbinding met het internet. De
maandelijkse vaste kosten bestaan uit afschrijvingen van € 180.000, loonkosten van € 420.000 en
overige vaste kosten van € 180.000. De proportioneel variabele kosten per stuk bestaan uit
grondstofkosten van € 4 en energiekosten € 3. Compupro maakt gemiddeld 60 000 producten per
maand.
a. Bereken de prijs dat het bedrijf moet vaststellen bij kostendekking.
b. Bereken de prijs als het bedrijf een winst van € 240.000 wil hebben.
Opgave 8.
Het verband tussen de prijs van een goed en de totale gevraagde hoeveelheid van dat goed op een markt
kan worden weergegeven met een collectieve vraagvergelijking.
Bij het opstellen zo’n collectieve vraagvergelijking wordt de ceteris-paribusvoorwaarde gehanteerd.
a. Wat verstaan we onder de ceteris-paribusvoorwaarde?
b. Beschrijf vier factoren die bij een collectieve vraagvergelijking onder de ceteris-paribusvoorwaarde
vallen
Opgave 9.
In een bepaalde periode kan de collectieve vraag naar een bepaald type scooters worden weergegeven
met de vergelijking qv = –0,08p + 160.
Hierin is:
qv de gevraagde hoeveelheid scooters in 1000 stuks
p de prijs per scooter in euro’s.
De figuur geeft de grafiek van de vergelijking weer.
a. Bepaal de gevraagde hoeveelheid scooters bij een prijs van € 1.500.
Vervolgens wordt de prijs met 10% verlaagd.
b. Bepaal bij de nieuwe prijs de gevraagde hoeveelheid.
c. Bereken de prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid scooters wanneer de prijs wordt verlaagd van
€ 1.500 naar € 1.350.
d. Leg uit waarom we in dit verband van een elastische vraag spreken.
e. Leg uit dat, wanneer we uitsluitend op de behaalde omzet letten, de prijsdaling van € 1.500 naar € 1.350
voor de gezamenlijke aanbieders van dit type scooters profijtelijk is.
Opgave 10.
Een benzinestation verhoogt de prijs van benzine van € 1,20 naar € 1,32. Als gevolg hiervan daalt de
omzet per maand van € 480.000 naar € 448.800.
 Bereken de prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid bij de prijsverandering van € 1,20 naar € 1,32.
Opgave 11.
De collectieve vraag naar een bepaald product kan in het algemeen worden weergegeven met de
vergelijking qv = ap + b (a < 0, b > 0, qv  0, p  0).
Hierin is:
qv de gevraagde hoeveelheid
p de prijs.
317510220
a. Beschrijf waarom in deze vergelijking geldt: a < 0.
b. Waarom geldt: qv  0?
Een bepaalde vraagvergelijking geldt uitsluitend ‘ceteris-paribus’.
c. Wat verstaan we in dit verband onder de ceteris-paribusvoorwaarde?
d. Noem vier vraagbepalende factoren die bij de vergelijking qv = ap + b onder de ceterisparibusvoorwaarde vallen.
Opgave 12.
De consument besteedt zijn inkomen aan veel verschillende goederen. In de loop van de tijd verandert
voor het gemiddelde gezin de samenstelling van het pakket goederen dat wordt aangeschaft.
a. Noem enkele oorzaken waardoor een gezin, ook bij gelijkblijvend inkomen in de loop van de tijd een
ander pakket goederen aanschaft.
Om inzicht te krijgen in de kosten van levensonderhoud stelt het cbs de consumentenprijsindex (cpi)
samen.
b. Op welke wijze houdt het cbs bij het opstellen van de cpi rekening met de omstandigheid dat het
uitgavenpatroon van gezinnen in de loop van de tijd verandert?
c. Op welke wijze houdt het cbs bij het opstellen van de cpi rekening met de omstandigheid dat
prijsveranderingen van sommige goederen veroorzaakt zijn door kwaliteitsveranderingen van die
goederen?
Opgave 13.
Het collectieve aanbod van een bepaald product kan in het algemeen worden weergegeven met de
vergelijking qa = cp + d (c > 0, qa  0, p  0).
Hierin is:
qa de aangeboden hoeveelheid
p de prijs.
a. Beschrijf waarom in deze vergelijking geldt: c > 0.
b. Waarom geldt: qa  0?
Een bepaalde aanbodvergelijking geldt uitsluitend ‘ceteris-paribus’.
c. Wat verstaan we in dit verband onder de ceteris-paribusvoorwaarde?
d. Noem drie aanbodbepalende factoren die bij de vergelijking qa = cp + d onder de ceterisparibusvoorwaarde vallen.
4
317510220
5
Opgave 14.
Eind september 2000 zakte de prijs van aardolie van $ 32 naar $ 30. Twee weken later werd een prijs
van $ 34 genoteerd.
Deze prijsveranderingen hadden verschillende oorzaken. Eind september kondigde de president van de
Verenigde Staten aan in oktober elke dag het aanbod met één miljard vaten te vergroten ten laste van de
strategische voorraad van de Verenigde Staten. Dit extra aanbod kwam overeen met 5% van de
hoeveelheid ruwe olie en geraffineerde producten die de Verenigde Staten dagelijks consumeerden.
Half oktober kreeg – vooral in de Verenigde Staten – de angst voor een dreigende strenge winter de
overhand: ten behoeve van de verwarming werden de voorraden huisbrandolie op peil gebracht.
In de figuur is met behulp van vraag- en aanbodlijnen de prijs van aardolie eind september
weergegeven.
a. Geef in de figuur aan – door de relevante vraag- en/of aanbodlijnen te tekenen – op welke wijze de prijs
van $ 30 tot stand is gekomen.
b. Geef in de figuur aan – door de relevante vraag- en/of aanbodlijnen te tekenen – op welke wijze de prijs
van $ 34 tot stand is gekomen.
Opgave 15.
De prijsvorming op een perfect werkende markt kan met het volgende prijsvormingsmodel worden
weergegeven:
qv = 5p + 50
qa = 5p – 10
qv = qa
Betekenis van de symbolen:
qv: gevraagde hoeveelheid (in 10.000 stuks)
qa: aangeboden hoeveelheid (in 10.000 stuks)
p: prijs (in euro’s).
a. Bepaal de evenwichtsprijs en de verhandelde hoeveelheid.
b. Geef in de figuur de grafische afleiding van de berekende evenwichtsprijs.
317510220
6
Opgave 16.
De prijsvorming op een perfect werkende markt kan met het volgende prijsvormingsmodel worden
weergegeven:
qv = –p + 500
qa = 2p – 250
qv = qa
Betekenis van de symbolen:
qv: gevraagde hoeveelheid (in 100.000 eenheden)
qa: aangeboden hoeveelheid in 100.000 eenheden)
p: prijs (in centen)
a. Bepaal de evenwichtsprijs en de verhandelde hoeveelheid.
b. Geef in de figuur de grafische afleiding van de berekende evenwichtsprijs.
Opgave 17.
De prijsvorming op een perfect werkende markt kan worden weergegeven met het volgende model:
collectieve vraag:
qv= – p + 80
collectief aanbod:
qa = p – 20
evenwichtsvoorwaarde: qv = qa
Betekenis van de symbolen:
qv gevraagde hoeveelheid in 10.000 stuks
qa aangeboden hoeveelheid in 10.000 stuks
p prijs in euro’s.
Onderneming A is één van de vele ondernemingen die hun product op deze markt aanbieden. Alle
ondernemingen zijn even groot en hebben dezelfde kostenvergelijking. De ondernemingen streven naar
maximale totale winst. De geproduceerde hoeveelheid is tevens de verkochte hoeveelheid. De maximale
capaciteit is 500 stuks.
De kostenvergelijking van onderneming A is: TK = 5000 + 20q.
Hierin is:
TK de totale kosten in euro’s
q de geproduceerde hoeveelheid in stuks.
a. Bereken de marktprijs.
b. Geef in figuur 1 de grafische afleiding van de marktprijs.
317510220
7
c. Bepaal het aantal producten dat onderneming A zal produceren en proberen te verkopen. Verklaar je
antwoord.
d. Teken in figuur 2 voor onderneming A de grafieken van de totale opbrengst en de totale kosten.
e. Bereken de winst die onderneming A zal behalen indien het inderdaad lukt de door haar gewenste
productie tegen de marktprijs af te zetten.
f
Omdat de gezamenlijk aanbieders de vraag bij de marktprijs hebben overschat, daalt de marktprijs
uiteindelijk naar p = 30.
Hoeveel zal onderneming A nu aanbieden? Motiveer het antwoord.
Opgave 18.
Een onderneming biedt haar product aan op een markt van volledige mededinging. De prijsvorming kan
worden beschreven met het volgende model:
qv = – p + 500
qa = 2p – 250
qv = q a
Betekenis van de symbolen:
qv: gevraagde hoeveelheid (in 100.000 stuks)
qa: aangeboden hoeveelheid (in 100.000 stuks)
p: prijs (in euro’s)
Het is bekend dat deze onderneming € 200 aan variabele kosten heeft en dat de constante kosten € 600
per dag zijn. Per dag kan dit bedrijf maximaal 15 eenheden product maken.
 Bereken de maximaal te behalen winst.
Opgave 19.
Gegeven is het volgende vraag-aanbodmodel.
qv = – 3/4p + 210
qa = p – 70
qv = qa
a. Bereken de evenwichtsprijs en de evenwichtshoeveelheid.
b. Geef de grafische afleiding van de berekende evenwichtsprijs.
a.
b.
c.
d.
Opgave 20.
Op een dag is de vraagvergelijking van verse vis qv = – 1/5p + 120.
De aanbodvergelijking is steeds qa = 90.
Bij de evenwichtsprijs geldt: qv = qa. (qv en qa zijn de gevraagde en aangeboden hoeveelheid in kg; p is
de prijs in centen per kg.)
Bereken de evenwichtsprijs.
Geef de grafische afleiding van de evenwichtsprijs.
Ten gevolge van een verschuiving in de voorkeur voor verse vis ten koste van de vraag naar rundvlees
wordt de vraagvergelijking: qv = – 1/5p + 130. De aanbodvergelijking verandert niet.
Bereken de nieuwe evenwichtsprijs.
Teken in de figuur de nieuwe vraaglijn en geef de nieuwe evenwichtsprijs aan.
Opgave 21.
Op een markt met volkomen concurrentie geldt het volgende model;
vraag:
qv = – 2p + 50
aanbod:
qa = p – 10
evenwichtsvoorwaarde: qv = qa
a. Bereken de evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid.
b. Geef de grafische afleiding van de berekende evenwichtsprijs.
Er treedt een zodanige wijziging op van de vraag, dat de vraagvergelijking nu luidt:
qv = –2p + 80.
c. Noem drie mogelijke oorzaken voor deze wijziging.
d. Bereken de nieuwe evenwichtsprijs die tot stand komt.
e. Teken in de figuur de nieuwe vraaglijn en geef de nieuwe evenwichtsprijs aan.
317510220
a.
b.
c.
d.
e.
Opgave 22.
Op een markt met volkomen concurrentie geldt het volgende model;
vraag:
qv = –20p + 500
aanbod:
qa = 10p – 100
evenwichtsvoorwaarde: qv = qa
Hierin is:
qv de gevraagde hoeveelheid in miljoen kg;
qa de aangeboden hoeveelheid in miljoen kg;
p de prijs in euro’s per kg.
Bereken de evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid.
Geef in de figuur de grafische afleiding van de berekende evenwichtsprijs.
Er treedt een wijziging op van de vraag, zodanig dat de vraagvergelijking nu luidt:
qv = –20p + 800.
Noem drie mogelijke oorzaken voor deze wijziging.
Bereken de nieuwe evenwichtsprijs die tot stand komt.
Teken in de figuur de nieuwe vraaglijn en geef de nieuwe evenwichtsprijs aan.
De overheid garandeert de ondernemers een minimumprijs van € 35. Eventuele overschotten koopt zij
tegen deze prijs op.
f. Bereken de kosten van de overheid, uitgaande van de nieuwe vraagvergelijking.
De prijs van € 35 kan ook worden bereiken door een afname van het aanbod.
g. Teken in de figuur welke evenwijdige aanbodverschuiving tot een evenwichtsprijs van € 35 leidt,
uitgaande van de vraagvergelijking qv = 20p + 800.
8
Download