Meldcode zorg vuldig

advertisement
Het bevoegd gezag van Zorgorganisatie Zorg-Vuldig BV
Overwegende:








dat Zorgorganisatie Zorg-Vuldig verantwoordelijk is voor een goede kwaliteit van de
dienstverlening aan zijn cliënten en dat deze verantwoordelijkheid zeker ook aan de orde is in
geval van dienstverlening aan cliënten die (vermoedelijk) te maken hebben met huiselijk geweld
of kindermishandeling;
dat van de beroepskrachten die werkzaam zijn bij Zorgorganisatie Zorg-Vuldig op basis van deze
verantwoordelijkheid wordt verwacht dat zij in alle contacten met cliënten attent zijn op signalen
die kunnen duiden op huiselijk geweld of kindermishandeling en dat zij effectief reageren op
deze signalen;
dat Zorgorganisatie Zorg-Vuldig een meldcode wenst vast te stellen zodat de beroepskrachten
die binnen Zorgorganisatie Zorg-Vuldig werkzaam zijn weten welke stappen van hen worden
verwacht bij signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling;
dat dat Zorgorganisatie Zorg-Vuldig in deze code ook vastlegt op welke wijze zij de
beroepskrachten bij deze stappen ondersteunt;
dat onder huiselijk geweld wordt verstaan:(dreigen met) geweld, op enigerlei locatie, door
iemand uit de huiselijke kring, waarbij onder geweld wordt verstaan: de fysieke, seksuele of
psychische aantasting van de persoonlijke integriteit van het slachtoffer, daaronder ook
begrepen ouderenmishandeling en eer gerelateerd geweld. Tot de huiselijke kring van het
slachtoffer behoren:(ex) partners, gezinsleden, familieleden en huisgenoten;
dat onder kindermishandeling wordt verstaan: iedere vorm van een voor een minderjarige
bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders
of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of
van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend, of
dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel,
daaronder ook begrepen eer gerelateerd geweld en vrouwelijke genitale verminking;
dat onder beroepskracht in deze code wordt verstaan: de beroepskracht die voor Zorgorganisatie
Zorg-Vuldig werkzaam is en die in dit verband aan cliënten van de organisatie zorg, begeleiding,
onderwijs, of een andere wijze van ondersteuning biedt;
dat onder cliënt in deze code wordt verstaan: iedere persoon aan wie de beroepskracht zijn
professionele diensten verleent.
In aanmerking nemende
De Wet bescherming persoonsgegevens;
De Wet op de jeugdzorg;
De Wet maatschappelijke ondersteuning
Het privacyreglement van Zorgorganisatie Zorg-Vuldig.
Algemene voorwaarden Zorgorganisatie Zorg-Vuldig.
Stelt de volgende Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling vast.
Zorgorganisatie Zorg-Vuldig
Versie A HdB
Zorgorganisatie Zorg-Vuldig
Versie A HdB
Inhoud Meldcode Kindermishandeling en Huiselijk Geweld
Hoofdstuk 1: Inleiding
Hoofdstuk 2: Kindermishandeling en huiselijk geweld
Hoofdstuk 3: De (stappen van de) meldcode
Hoofdstuk 4: Informatie verstrekken aan het AMK of het SHG
Hoofdstuk 5: Het beroepsgeheim, het meldrecht en de zorgplicht.
Hoofdstuk 6: Omgaan met het zorgdossier, verslaglegging, inzage, bewaartermijn en vernietiging
Bijlage:
1. Samenvatting Stappenplan
2. Checklist vroegsignalering
3. Intern overleg bij signalen kindermishandeling en huiselijk geweld.
4. LIRIK
5. Poptekening
6. Standaard meldingsformulier AMK
Zorgorganisatie Zorg-Vuldig
Versie A HdB
Zorgorganisatie Zorg-Vuldig
Versie A HdB
Hoofdstuk 1: Inleiding
Inhoud en doel van de meldcode
Kindermishandeling komt vaak voor. De schattingen lopen uiteen maar deskundigen zijn het er over
eens dat minimaal 100.000 kinderen in ons land jaarlijks worden mishandeld, verwaarloosd,
slachtoffer zijn van seksueel geweld, van vrouwelijke genitale verminking of van eer gerelateerd
geweld, of getuige zijn van huiselijk geweld tussen andere huisgenoten. Deze kinderen ondervinden
daarvan lichamelijke en geestelijke schade. De mishandeling bedreigt hun ontwikkeling, hun
gezondheid en hun veiligheid. Het is daarom zaak deze mishandeling zo snel mogelijk te (doen)
stoppen en er voor te zorgen dat er hulp voor het kind en het gezin op gang komt.
Meldcode als ondersteuning
Een goede en zorgvuldige omgang met de zwijgplicht én met de noodzaak van het doen van een
melding, vraagt veel van de verpleegkundige of verzorgende. Daarom biedt de meldcode
Kindermishandeling en Huiselijk Geweld een handreiking om op een verantwoorde en zorgvuldige
manier met (een vermoeden van) kindermishandeling of huiselijk geweld om te gaan.
Deze meldcode biedt verder een referentiekader om te toetsen wat vanuit de eigen
beroepsverantwoordelijkheid van de verpleegkundige of verzorgende verwacht mag worden onder
meer over het omgaan met het beroepsgeheim bij (een vermoeden van) kindermishandeling of
huiselijk geweld
Plaats van de meldcode
Het stappenplan van de Meldcode komt in beeld als er signalen zijn die mogelijkerwijs zouden
kunnen wijzen op kindermishandeling of huiselijk geweld. De gehele aanpak van geweld is echter
veel breder. Deze aanpak begint met preventie door vroegsignalering. Het ligt voor de hand dat het
accent in de aanpak uitgaat naar interventies en activiteiten in de sfeer van preventie en vroegsignalering, omdat hierdoor veel menselijk leed kan worden voorkomen. Een maximale inzet op
preventie en vroegsignalering kan het aantal gevallen van kindermishandeling en huiselijk geweld
aanzienlijk terugbrengen, maar deze inzet bant geweld in de privé sfeer niet uit. Daarom is, naast
preventie en vroeg signalering, ook een meldcode nodig om beroepsbeoefenaren een handvat te
bieden wanneer ze geweld in de privé sfeer (menen te) signaleren.
Melden is geen doel maar een van de middelen
Ofschoon de naam misschien anders doet vermoeden, is het doel van de meldcode dat er zoveel
mogelijk meldingen worden gedaan. Doel van de meldcode is dat het geweld stopt en dat de
betrokkenen worden beschermd en geholpen. Daar zijn de stappen van de meldcode op gericht. In
gesprek gaan met de cliënt biedt doorgaans de meeste kans op gedragsverandering. Dan zal het soms
ook mogelijk blijken om cliënt door te geleiden naar de juiste hulp. De adviesfunctie van het Adviesen Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) kan hierbij van
grote waarde zijn voorverpleegkundige en verzorgende. Lukt het niet om in gesprek te komen met de
cliënt over de signalen, of om deze signalen voldoende aan te pakken, dan komt het doen van een
melding in beeld zodat het AMK of het SHG kunnen bezien wat er nodig is om het geweld te stoppen
en de betrokkenen te helpen.
Beroepsgeheim en melden
Omgaan met (een vermoeden van) kindermishandeling of huiselijk geweld vraagt om zorgvuldig
handelen. De verpleegkundige of verzorgende hebben een vertrouwensrelatie met de zorgvrager en
dienen ervoor te waken dat die vertrouwensrelatie niet wordt geschaad, omdat daardoor de
zorgverlening in het gedrang kan komen. Vanwege het belang van de zorgrelatie heeft de
verpleegkundige of verzorgende een beroepsgeheim. Zij heeft een zwijgplicht over alles wat binnen
het kader van de zorgrelatie plaatsvindt (artikel 7: 457 Burgerlijk Wetboek4 en artikel 88 Wet
Zorgorganisatie Zorg-Vuldig
Versie A HdB
Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg). Tegelijkertijd moet zij het belang van de zorgvrager
centraal stellen (Nationale Beroepscode van Verpleegkundigen en Verzorgenden, art. 2.2) en ‘de zorg
van een goed hulpverlener in acht nemen’ (artikel 7: 453 Burgerlijk Wetboek). Vanuit het belang van
de bescherming van slachtoffers van kindermishandeling en huiselijk geweld, kan dat betekenen dat
je als verpleegkundige of verzorgende bij (een vermoeden van) kindermishandeling of huiselijk
geweld je beroepsgeheim moet doorbreken.
Meldcode als toetssteen
In hun plannen voor het wetsvoorstel hebben de bewindspersonen nadrukkelijk aangegeven dat de
meldcode op de eerste plaats bedoeld is ter ondersteuning van beroepsbeoefenaren zoals de
verpleegkundige of verzorgende. Maar daarnaast zal de meldcode ook gaan werken als toetssteen
waaraan bijvoorbeeld de Inspectie voor de Gezondheidszorg, de (tucht)rechter of een
klachtencommissie het handelen van een verzorgende ineen concrete casus zal toetsen. Anders
gezegd: als het handelen van verzorgende n in geval van signalen van huiselijk geweld of
kindermishandeling afwijkt van de stappen van de meldcode, zal de organisatie waar de verzorgende
werkzaam is moeten kunnen verantwoorden waarom er in een specifiek geval anders is gehandeld,
of niet is gehandeld.
Meldcode gericht op geweld in de gezinssituaties
De Meldcode richt zich op (vermoedens van) kindermishandeling en huiselijk geweld in de
gezinssituatie, bijvoorbeeld tussen een ouder en zijn of haar kind, tussen de partner van een ouder
en een kind, tussen partners, tussen ex-partners, of tussen een inwonend familielid of een vriend en
een lid van het gezin. Kindermishandeling of ander geweld, bijvoorbeeld op school tussen een docent
en een leerling, of in een ziekenhuis tussen een patiënt en een hulpverlener valt niet onder deze
meldcode. Reden daarvan is dat in dergelijke gevallen hele andere stappen aan de orde zijn, zoals
een melding aan de leidinggevende en aan de inspectie. Vaak hebben instellingen hiervoor een eigen
handelingsprotocol.
De verantwoordelijkheden van de verpleegkundige en verzorgende
Bij het signaleren en aanpakken van kindermishandeling en huiselijk geweld mag van de
verpleegkundige of verzorgende worden verwacht dat ze:
 alert zijn op risicofactoren en signalen van kindermishandeling en huiselijk geweld;
 actuele kennis hebben over risicofactoren en over signalen van kindermishandeling en
huiselijk geweld en dat ze deze kennis op peil houden;
 over vaardigheden beschikken om gesprekken te voeren met alle betrokkenen bij de
kindermishandeling of het huiselijk geweld en met andere beroepskrachten en dat ze deze
vaardigheden onderhoudt;
 de Meldcode Kindermishandeling en Huiselijk Geweld kennen en deze, bij signalen van
kindermishandeling of huiselijk geweld, toepast om zo over de te zetten stappen zorgvuldig
te besluiten.
Zorgorganisatie Zorg-Vuldig
Versie A HdB
Hoofdstuk 2: Kindermishandeling en huiselijk geweld
Definitie kindermishandeling
De Wet op de jeugdzorg definieert kindermishandeling als volgt:
Kindermishandeling is elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie
van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de
minder- jarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen
waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de
vorm van fysiek of psychisch letsel.
(Artikel 1 sub m, Wet op de jeugdzorg, 2005)
Toelichting op het begrip ouders
In de definitie duidt de term ‘ouders’ op de biologische ouders, maar ook op stiefouders, adoptiefouders en pleegouders. Door de toevoeging ‘andere personen tot wie de minderjarige in een relatie
van afhankelijkheid of van onvrijheid staat’ heeft de definitie ook betrekking op anderen van wie het
kind afhankelijk is voor aandacht, bescherming en verzorging. De term ‘onvrijheid’ verwijst naar het
loyaliteitsconflict dat kan ontstaan als ouders of andere bekenden, bijvoorbeeld broers of zussen,
andere familieleden, kennissen of buren, een kind mishandelen.
Definitie huiselijk geweld
Het begrip huiselijk geweld is nog niet wettelijk omschreven. In dit protocol sluiten we aan bij de
omschrijving die de overheid hanteert:
Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke of familiekring van het slachtoffer wordt
gepleegd. Hieronder vallen lichamelijke en seksuele geweldpleging, belaging en bedreiging (al dan
niet door middel van, of gepaard gaand met, beschadiging van goederen in en om het huis).
Vormen van kindermishandeling
Kindermishandeling uit zich in verschillende vormen, die gelijktijdig voor kunnen komen. De
belangrijkste vormen zijn geweld, verwaarlozing, seksueel misbruik, exploitatie, schending van
zelfbeschikking en het syndroom Münchhausen by Proxy/Pediatric Condition Falsification
Zorgorganisatie Zorg-Vuldig
Versie A HdB
Vormen van kindermishandeling
Geweld
Fysiek
Emotioneel
Verwaarlozing
Verwaarlozing
Seksueel
misbruik
Kindermishandeling
Exploitatie
Fysiek
Emotioneel
Educatief
Blootstelling aan
huiselijk geweld
Kinderarbeid
Prostitutie
Schending van
recht op
zelfbeschikking
Münchhausen
by Proxy
pediatric
condition
falsification
Pornografie
Vrouwelijke genitiale
verminking
Eergerelateerd geweld
Gedwongen
uithuwelijken
Indoctrinatie
Toelichting op het schema
Geweld
Geweld is handelen ten opzichte van een andere persoon met de intentie de ander leed toe te
brengen. We onderscheiden:
 fysiek geweld: het toebrengen van verwondingen zoals kneuzingen, blauwe plekken, snij-, brand-,
of schaafwonden, botbreuken, hersenletsel. Deze verwondingen kunnen ontstaan door slaan,
schoppen, knijpen, door elkaar schudden, branden, snijden, krabben, verstikking, vergiftiging.
Een bijzondere vorm van fysiek geweld is het Shaken Baby Syndroom: een verzameling van
signalen en symptomen die het gevolg zijn van het heftig door elkaar schudden van een baby.
Het syndroom zelf is geen vorm van geweld, toebrenging wel, vandaar de vermelding onder
fysiek geweld.
 psychisch of emotioneel geweld: het toebrengen van schade aan de emotionele of
persoonlijkheidsontwikkeling van het kind (dit geldt eigenlijk voor alle vormen van
kindermishandeling). Bijvoorbeeld het kind stelselmatig vernederen, belachelijk maken,
kleineren, pesten, bang maken, bedreigen met geweld, achterstellen, eisen stellen waaraan het
kind niet kan voldoen, het kind belasten met een te grote verantwoordelijkheid, het kind
kleinhouden, het kind betrek- ken bij illegale of antisociale handelingen, het kind blootstellen
aan extreem, onberekenbaar of ongepast gedrag.
Verwaarlozing
Verwaarlozing is het nalaten van zorg die ouders geacht worden te geven met het oog op de
veiligheid, het welzijn en de ontwikkeling van het kind. Vormen van verwaarlozing zijn:
 prenatale verwaarlozing: bijvoorbeeld drugs- en alcoholgebruik tijdens de zwangerschap.
Zorgorganisatie Zorg-Vuldig
Versie A HdB



fysieke verwaarlozing: het kind niet datgene geven wat het voor zijn lichamelijk gezondheid en
ontwikkeling nodig heeft. Bijvoorbeeld onderdak, goede voeding, een veilige en gezonde woonen speelomgeving, voldoende kleding, voldoende slaap, goede hygiëne en medische,
tandheelkundige of geestelijke gezondheidszorg. Ook niet letten op de fysieke veiligheid van
het kind valt hieronder.
psychische of emotionele verwaarlozing: het kind niet datgene geven wat het voor zijn
geestelijke gezondheid en ontwikkeling nodig heeft. Bijvoorbeeld aandacht, respect, veiligheid,
contact, warmte, liefde, genegenheid, bevestiging, leiding, grenzen, ruimte voor toenemende
zelfstandigheid.
educatieve verwaarlozing: het kind geen passend onderwijs laten krijgen.
Getuige zijn van huiselijk geweld
Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke of familiekring van het slachtoffer wordt
gepleegd. Hieronder vallen lichamelijke en seksuele geweldpleging, belaging en bedreiging (al dan
niet door middel van, of gepaard gaand met, beschadiging van goederen in en om het huis).
Getuige zijn van huiselijk geweld betekent dat het kind direct of indirect getuige is van ruzie tussen
de ouders (waarbij inbegrepen stiefouders, pleegouders, adoptiefouders, partner van biologische
ouder) of andere verzorgers. Hierdoor loopt het kind schade op. Getuige zijn van huiselijk geweld
komt op veel manieren voor. Kinderen kunnen het geweld letterlijk zien of horen als het zich in een
andere kamer afspeelt. Dat is beangstigend, omdat het kind zich een eigen voorstelling maakt bij wat
het hoort. Ook komt het voor dat kinderen tussenbeide komen als de ouders ruzie maken of vechten.
Ze schreeuwen dat de ouders op moeten houden, springen er letterlijk tussenin of bellen de politie.
Soms worden kinderen zelf slachtoffer als het geweld hen per ongeluk of met opzet raakt. Een
andere vorm is dat kinderen geconfronteerd worden met de directe gevolgen van het geweld; ze zien
bijvoorbeeld dat hun moeder van streek is of naar het ziekenhuis moet. De nasleep van het geweld
kan ertoe leiden dat kinderen gegijzeld worden, moeten vluchten of moeten verhuizen naar een
opvanghuis. Ook ongeboren kinderen kunnen tijdens de zwangerschap blootstaan aan huiselijk
geweld. Ze kunnen doelwit zijn van de mishandeling, onbedoeld geraakt worden of nadelige gevolgen
ondervinden van de stress van de moeder (bron: Holden, 2003).
Belangrijk: de combinatie kinderen en huiselijk geweld betekent altijd kindermishandeling.
De handelwijze bij huiselijk geweld is hetzelfde als bij kindermishandeling of een vermoeden daarvan
Seksueel misbruik
Bij seksueel misbruik gaat het om seksuele handelingen bij of met het kind, die niet passen bij leeftijd
of ontwikkeling van het kind, of waaraan het kind zich niet kan onttrekken. Seksueel misbruik betreft
afgedwongen contacten met een kind jonger dan 16 jaar. Ook een eenmalig seksueel contact van een
volwassene met een kind, ongeacht de gradatie - de mate van ‘indringendheid’- moet beschouwd
worden als kindermishandeling. Voorbeelden zijn: het seksueel aanraken van het lichaam, manueel
genitaal contact, oraal genitaal contact, genitaal genitaal contact, anaal genitaal contact, stoppen van
voorwerpen in geslachtsdelen of anus, het tonen van pornografisch materiaal aan een kind of het
kind dwingen tot seksuele handelingen met derden.
Exploitatie
Als een volwassene een kind of iemand anders aanzet tot activiteiten die schadelijk zijn voor de
veiligheid, het welzijn of de ontwikkelingen van het kind, en hij of zij doet dit om aan zijn eigen
behoeftes te voldoen, spreek je van exploitatie. Bijvoorbeeld: een kind beschikbaar stellen voor
pornografische producties, het aanzetten van kinderen tot prostitutie en het als klant gebruik maken
van een kinderprostituee.
Zorgorganisatie Zorg-Vuldig
Versie A HdB
Schending van het recht op zelfbeschikking
Als ouders een kind de mogelijkheid ontnemen zijn eigen keuzes te maken en tot bloei te komen als
persoon, dus gezond op te groeien naar volwassenheid, is dat een schending van het recht op
zelfbeschikking van het kind. Ook het beschadigen van de vermogens van een kind tot zelfbeschikking
valt onder deze definitie.
Vrouwelijke Genitale Verminking
Vrouwelijke Genitale Verminking (VGV) is een ingreep in de geslachtsorganen van meisjes en jonge
vrouwen. Er zijn vier vormen:
 incisie: bij deze ‘mildste’ vorm wordt een prik gegeven of een kleine snee gemaakt in de clitoris
of voorhuid met als symbolisch doel enkele druppels bloed te laten vloeien;
 circumcisie: dit is, analoog aan mannenbesnijdenis, het rondom uitsnijden van de voorhuid van
de clitoris. Dit heet de “sunna” besnijdenis. Vaak wordt er meer weggesneden, soms onbedoeld,
meestal opzettelijk.
 excisie of clitoridectomie: deze vorm van VGV gaat nog een stap verder met het wegsnijden van
de top van de clitoris of zelfs de hele clitoris. Soms worden hierbij ook geheel of delen van de
kleine schaamlippen verwijderd;
 infibulatie: de meest vergaande vorm van vrouwenbesnijdenis is de ‘faraonische besnijdenis’ .
Alle uiterlijke geslachtsorganen worden weggesneden. De wond laat men helemaal dichtgroeien,
op een zeer kleine, potlooddikke opening na, waarlangs menstruatiebloed en urine het lichaam
kunnen verlaten.
Belangrijk: bij een vermoeden van VGV moet direct contact opgenomen worden met BJZ/AMK.
Eer gerelateerd geweld
De definitie van eer gerelateerd geweld is: geestelijk of lichamelijk geweld gepleegd vanuit een
collectieve mentaliteit in reactie op een (dreiging van) schending van de eer van een man of vrouw
en daarmee van zijn of haar familie, waarvan de buitenwereld op de hoogte is of dreigt te raken.
Onder eer gerelateerd geweld vallen bijvoorbeeld bedreiging met eermoord, aanzetten tot
zelfmoord, mishandeling of verminking, verstoting of bedreiging daarmee, uithuwelijking. Eerwraak is
de meest extreme vorm omdat het slachtoffer hierbij wordt vermoord.
Belangrijk: bij een vermoeden van eer gerelateerd geweld moet direct contact opgenomen worden
met BJZ/AMK
Gedwongen uithuwelijken/huwelijksdwang
De adviescommissie voor vreemdelingenzaken (ACVZ) hanteert de volgende definitie:
Een gedwongen huwelijk is een huwelijk waarbij één of beide huwelijkspartner(s) geen zeggenschap
heeft (hebben) over de sluiting van de huwelijksverbintenis en daarmee niet instemt (instemmen).
Indoctrinatie
Indoctrinatie is het systematisch en eenzijdig onderwijzen van aanvechtbare overtuigingen of
opvattingen, met de bedoeling dat deze kritiekloos worden aanvaard.
Münchhausen by Proxy/Pediatric Condition Falsification
Bij het syndroom van Münchhausen by Proxy gaat het om een volwassene die bij een kind
ziekteverschijnselen nabootst, verergert, veroorzaakt of verzint. Met als oogmerk het kind ‘medische’
behandeling te laten ondergaan. Ouders of verzorgers die zich hieraan schuldig maken hebben een
ziekelijke behoefte aan aandacht van artsen en hulpverleners en proberen door manipulatie die
aandacht te krijgen. Voorbeelden zijn het toepassen van geweld bij het kind, uithongering, slechte
voeding of het geven van drugs of geneesmiddelen. Zowel acute als meer chronisch verlopende
ziektebeelden komen voor bij het syndroom van Münchhausen by Proxy/Pediatric Condition
Falsification.
Zorgorganisatie Zorg-Vuldig
Versie A HdB
Hoofdstuk 3: De stappen van de meldcode
Stap 1
• Breng signalen in kaart.
Stap 2
• Vraag advies aan deskundige collega,
leidinggevende of bij BJZ/AMK en/of SHG.
Stap 3
• Praat met cliënt, ouder(s) en/of kind.
Stap 4
• Weeg aard, ernst van en risico op
kindermishandeling of huiselijk geweld.
Stap 5
• Beslis: zelf hulp organiseren of melding doen
bij BJZ/AMKen/of SHG.
De signalen die ouders of kinderen uitzenden zijn niet altijd herkenbaar als teken van
kindermishandeling of huiselijk geweld. En soms gaat het om een vaag gevoel bij de hulpverlener dat
niet direct te herleiden is tot duidelijke signalen. Waar moet je alert op zijn?
Het overzicht van risico- en beschermende factoren en van signalen die kunnen wijzen op
kindermishandeling of huiselijk geweld wijst u de weg.
Stap 1: Breng de signalen in kaart.
Toelichting op stap 1
Breng de signalen die een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling bevestigen of
ontkrachten in kaart en leg deze vast. Leg ook de contacten over de signalen vast, evenals de stappen
die worden gezet en de besluiten die worden genomen. Maak bij het signaleren van huiselijk geweld
of kindermishandeling gebruik van het signaleringsinstrument(zie bijlage 1) Heeft u zelf geen contact
met de kinderen van uw cliënt, dan kunt u toch signalen vastleggen over de situatie waarin deze
kinderen zich mogelijkerwijs bevinden, als de toestand van uw cliënt daar aanleiding toe geeft.
Beschrijf uw signalen zo feitelijk mogelijk. Worden ook hypothesen en veronderstellingen vastgelegd,
vermeld dan uitdrukkelijk dat het gaat om een hypothese of veronderstelling. Maak een
vervolgaantekening als een hypothese of veronderstelling later wordt bevestigd of ontkracht.
Vermeld de bron als er informatie van derden wordt vastgelegd.
Verslaglegging
Neem bij de verslaglegging de volgende regels in acht:
 Beschrijf de signalen zo feitelijk mogelijk: leg vast wat je hebt gezien, gehoord, geroken of
waargenomen.
 Worden ook interpretaties, hypothesen en veronderstellingen vastgelegd, vermeld dan
uitdrukkelijk dat het gaat om een interpretatie, hypothese of veronderstelling. Maak een
vervolgaantekening als deze later wordt bevestigd of ontkracht.
 Vermeld de bron als er informatie van derden wordt vastgelegd (ook als die derde een van de
ouders is
Zorgorganisatie Zorg-Vuldig
Versie A HdB

Leg medische diagnoses alleen vast als ze zijn gesteld door een bevoegde beroepskracht, zoals
een arts, een verpleegkundig specialist of een psychiater.
Risico- en beschermende factoren
Er zijn allerlei factoren van invloed op het welzijn en de gezondheid van kinderen. Als u zich zorgen
maakt om een kind is het belangrijk dat u zo objectief mogelijk beschrijft wat u ziet of hoort. Kijk
daarbij naar zowel de risico’s als de factoren die juist beschermend zijn. Al voldoet een gezin aan
meerdere risicofactoren, dan hoeft dat nog niet te betekenen dat er werkelijk sprake is van
kindermishandeling of huiselijk geweld. De beschermende factoren kunnen het risico juist weer
verkleinen. Daar moet u dus ook op letten.
Belangrijk: objectief signaleren
Hieronder vindt u een uitgebreide lijst signalen. Ook hier is de regel: trek niet te snel conclusies en ga
niet interpreteren. Met andere woorden: signaleer objectief en niet subjectief. Beschrijf dus
concrete, feitelijke signalen. Schrijf bijvoorbeeld: ‘Stefan ziet wit, heeft wallen onder de ogen en
strakke trekken in zijn gezicht’ in plaats van: ‘Stefan ziet er slecht uit’.
Belangrijk: wees zorgvuldig
Het opmerken van de signalen in de lijst hierna hoeft geen grond te zijn voor een vermoeden van
kindermishandeling of huiselijk geweld. Een andere oorzaak is ook mogelijk. Bovendien is deze lijst
niet volledig. Ook andere signalen, die niet in deze lijst staan, kunnen wijzen op kindermishandeling
of huiselijk geweld. Met andere woorden: wees zorgvuldig.
Risicofactoren voor kindermishandeling
Ouders
 mishandeling van een eerder kind;
 mishandeling of verwaarlozing in eigen verleden;
 persoonlijkheidsstoornis: impulsiviteit, instabiliteit, agressie, suïcideneiging, moord;
 verslaving: alcohol, drugs, gokken;
 (lichte) verstandelijke handicap;
 ontkenning ernst kindermishandeling;
 verbaal of lichamelijk relationeel geweld;
 vader of moeder is jonger dan 20 jaar;
 alleenstaand ouderschap;
 afhoudend jegens gezondheidszorg en hulpverlening (no-show’s).
Omgeving
 financiële problemen (armoede);
 werkloosheid, lage opleiding, gebrek aan perspectief;
 weinig steun van familie en omgeving (isolement);
 nieuwe migranten, illegalen.
Kind
 ongewenst of tegenvallend kind;
 huil baby;
 kind met (meervoudige) handicap;
 kind met ontwikkelings- en gedragsprobleem (ADHD, autisme, ODD);
 prematuur of dysmatuur geboren kind;
 adoptiekind, pleegkind of stiefkind;
 groot gezin van drie of meer kinderen;
Zorgorganisatie Zorg-Vuldig
Versie A HdB

kind dat eerder mishandeld is.
Gezin, interactie tussen ouder en kind
 gebrek aan kennis over opvoeding, vreemde verwachtingen of opvattingen;
 negatieve ouder-kind interactie;
 ongewenste zwangerschap;
 negatief ervaren zwangerschap (medische complicaties, geweld, relatieproblemen);
 stressfactoren in gezin (verhuizing, scheiding).
Beschermende factoren
Ouders
 competentie en draagkracht: ouders kunnen opvoeding qua tijd en energie aan;
 positief zelfbeeld;
 partner ondersteunt en deelt in zorg en opvoeding;
 ouders hebben vervelende jeugdervaringen goed verwerkt;
 ouders kunnen steun putten uit eigen liefdevolle opvoeding;
 ouders zijn in staat steun uit omgeving te vragen en deze goed te gebruiken;
 ouders zijn aanwezig en emotioneel beschikbaar voor het kind;
 ouders zijn flexibel en kunnen omgaan met veranderingen.
Kind
 kind is sociaal vaardig, kan gevoelens goed verwoorden, probleemoplossend vermogen;
 positief zelfbeeld;
 bovengemiddelde intelligentie;
 aantrekkelijk uiterlijk, kind ziet er leuk uit;
 kind heeft goede relatie met andere volwassene(n) naast ouders;
 ego veerkracht, kind kan staande blijven in allerlei sociale situaties, toont veerkracht;
 kind is bereid en in staat te veranderen, kan naar eigen aandeel kijken en nieuwe dingen
aanleren.
Gezin en omgeving
 steun uit informeel netwerk: er is ten minste één betrouwbare persoon die het kind kan
opvangen of de ouders praktisch, materieel of emotioneel bijstaan;
 steun uit formeel netwerk: instanties helpen ouder(s) en/of kind (bijvoorbeeld
jeugdgezondheidszorg, huisarts, kerk).
Signalen bij kinderen die kunnen wijzen op mishandeling:
Lichamelijke signalen bij kinderen tot 12 jaar
 onverklaarbare blauwe plekken, schaafwonden, kneuzingen, botbreuken;
 krab-, bijt- of brandwonden;
 littekens;
 slechte verzorging in kleding, hygiëne, voeding;
 onvoldoende geneeskundige of tandheelkundige zorg;
 achterstand in ontwikkeling (motoriek, spraak, taal, emotioneel, cognitief);
 psychosomatische klachten (buikpijn, hoofdpijn, misselijk, etc.);
 vermoeidheid, lusteloosheid;
 genitale of anale verwondingen;
 jeuk of infectie bij vagina of anus;
Zorgorganisatie Zorg-Vuldig
Versie A HdB











opvallend vermageren of dikker worden;
recidiverende urineweginfecties of problemen bij het plassen;
niet zindelijk (vanaf 4 jaar); let op: bij een verstandelijke beperking kan de zindelijkheidsleeftijd
afwijken;
afwijkende groei- of gewichtscurve;
kind gedijt niet goed;
kind komt steeds bij andere artsen of ziekenhuizen;
houterige manier van bewegen (benen, bekken ‘op slot’);
pijn bij lopen of zitten;
seksueel overdraagbare aandoening;
slaapproblemen;
voeding- of eetproblemen.
Extra voor kinderen tot 4 jaar:
 lichaam stijf houden bij optillen.
Extra voor kinderen van 12 tot 19 jaar
 zwangerschap;
 abortus;
 vertraagd intreden puberteit;
 boulimia.
Emoties en gedrag bij kinderen tot 12 jaar:
 extreem zenuwachtig, gespannen, angstig of boos;
 teruggetrokken gedrag;
 in zichzelf gekeerd, depressief;
 passief, meegaand, apathisch, lusteloos;
 kind is bang voor de ouder;
 plotselinge verandering in gedrag;
 veel aandacht vragen op een vreemde manier;
 niet bij de leeftijd passende kennis, gedrag of omgang met seksualiteit;
 vastklampen of veel afstand houden;
 angst of schrikreacties bij onverwacht lichamelijk contact;
 zelf verwondend gedrag;
 overijverig;
 jong of ouwelijk gedrag;
 stelen, brandstichting, vandalisme;
 altijd waakzaam;
 (angst voor) zwangerschap;
 extreem verantwoordelijkheidsgevoel;
 niet spelen met andere kinderen (vanaf 3 jaar);
 afwijkend spel (ongebruikelijke thema’s die kunnen wijzen op kindermishandeling);
 snel straf verwachten;
 gebruik van alcohol of drugs;
 agressieve reacties naar andere kinderen;
 geen interesse in speelgoed of spel.
Extra voor kinderen tot 4 jaar:
 angstig bij het verschonen;
Zorgorganisatie Zorg-Vuldig
Versie A HdB


driftbuien;
vertraagde spraak-taalontwikkeling.
Extra bij kinderen van 12 tot 19 jaar:
 suïcidaal gedrag;
 anorexia;
 boulimia;
 weglopen van huis;
 crimineel gedrag;
 verslaafd aan alcohol of drugs;
 promiscuïteit of prostitutie;
 relationeel geweld;
 hoog schoolverzuim.
Signalen bij het gezin:
 onveilige behuizing;
 onhygiënische leefruimte;
 sociaal geïsoleerd;
 gesloten gezin dat hulp vermijdt;
 kind gedraagt zich anders als de ouders in de buurt zijn;
 gezin verhuist vaak;
 gezin wisselt vaak van huisarts, specialist of ziekenhuis;
 relatieproblemen van ouders;
 lichamelijk of geestelijk straffen is normaal in het gezin;
 gezin kampt met diverse problemen;
 regelmatig wisselende samenstelling van gezin;
 sociaal-economische problemen: werkloosheid, uitkering, migratie;
 veel ziekte in het gezin;
 geweld tussen gezinsleden;
 andere kinderen zijn uit huis geplaatst;
 gezin maakt onverzorgde, verwaarloosde indruk.
Signalen van ouder(s):
 ouder schreeuwt naar het kind of scheldt het kind uit;
 ouder troost het kind niet bij huilen;
 ouder reageert niet of nauwelijks op het kind;
 ouder komt afspraken niet na;
 ouder heeft irreële verwachtingen van het kind;
 ouder heeft zelf ervaring met geweld in het verleden;
 ouder staat er alleen voor en heeft weinig steun uit de omgeving;
 ouder weigert benodigde medische of geestelijke hulp voor kind;
 ouder heeft psychiatrische of psychische problemen;
 ouder gedraagt zichzelf nog als kind;
 ouder heeft cognitieve beperkingen;
 ouder vertoont negatief en dwingend gedrag;
 ouder is voor een ander kind uit de ouderlijke macht ontzet;
 ouder belast kind met volwassen zorgen of problemen;
 ouder heeft andere kinderen mishandeld, verwaarloosd of misbruikt.
Signalen van zwangere vrouwen:
 alcohol- of drugsgebruik;
Zorgorganisatie Zorg-Vuldig
Versie A HdB






















roken;
zich afzijdig houden van of vertrek bij prenatale zorg;
geen vaste verblijfplaats of frequent verhuizen (meer dan twee adressen in een jaar);
ongezonde leefomgeving;
maakt onverzorgde, verwaarloosde indruk;
geïsoleerd leven;
geen sociaal netwerk;
psychische of psychiatrische problemen (in heden of verleden);
verstandelijke of cognitieve beperking;
een verwarde indruk maken;
onvoorbereid op bevalling of de komst van een kind;
verbergen van de zwangerschap;
het kind niet willen;
onrealistische verwachting van het ongeboren kind;
snelle opeenvolging van zwangerschappen;
een vorig kind is mishandeld, verwaarloosd of misbruikt;
ouder is voor een vorig kind uit de ouderlijke macht ontzegd of vorig kind is uit huis geplaatst;
vrouw wordt zelf mishandeld of heeft dit meegemaakt;
seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s);
prostitutie;
criminaliteit;
ongecontroleerd medicatiegebruik.
Eigen deskundigheid staat voorop
Tot slot een advies. De lijstjes met signalen wijzen u de weg bij het in kaart brengen ervan. Ze zijn
niet meer en niet minder dan een hulpmiddel. Om goed te kunnen handelen, is het belangrijk dat u
altijd uitgaat van uw eigen deskundigheid. Als beroepskracht heeft u kennis van de ontwikkeling van
kinderen en bent u bij uitstek degene die afwijkend gedrag kan signaleren. Vertrouw op uw kennis,
ervaring en intuïtie en neem uw gevoel over de situatie serieus. Maak concreet waar u zich feitelijk
zorgen over maakt (inclusief de vraag of er misschien sprake is van seksueel misbruik) en deel uw
zorgen over een kind of gezin met een deskundige collega of leidinggevende.
Stap 2: Vraag advies aan deskundige collega, leidinggevende, of bij BJZ/AMK en/of SHG
Nu de signalen in kaart gebracht zijn, is het noodzakelijk dat u deze bespreekt met een deskundige
collega of leidinggevende of dat u BJZ/AMK en/of SHG consulteert. Het voorbeeldformulier (zie
bijlage 2) brengt structuur in het gesprek, legt alle informatie vast en maakt duidelijk welke actie
nodig is.
Verslaglegging
Leg vast met wie u intern heeft overlegd (naam en functie) en wat er is afgesproken en leg ook (als
dit gevraagd is) het advies vast van het AMK of het SHG en de functie en de naam van medewerker
van het AMK of het SHG met wie u heeft gesproken. Als u het zetten van stappen overdraagt aan een
ander, leg deze overdracht dan ook vast in het dossier.
Beschrijf nauwkeurig aan wie (naam en functie) het zetten van de stappen in handen is gegeven.
Zorgorganisatie Zorg-Vuldig
Versie A HdB
Stap 3: Praat met cliënt, ouder(s) en/of kind
Bespreek de signalen met de cliënt. Heeft u ondersteuning nodig bij het voorbereiden of het voeren
van het gesprek met de cliënt, raadpleeg dan een deskundige collega, de leidinggevende en/of
Bureau Jeugdzorg/Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en/of het Steunpunt Huiselijk Geweld.
1.
2.
3.
4.
leg de cliënt het doel uit van het gesprek.
beschrijf de feiten die u hebt vastgesteld en de waarnemingen die u hebt gedaan.
nodig de cliënt uit om een reactie hierop te geven.
kom pas na deze reactie zo nodig tot een interpretatie van hetgeen u hebt gezien, gehoord en
waargenomen.
Het doen van een melding zonder dat de signalen zijn besproken met de cliënt, is alleen
mogelijk als:
 de veiligheid van de cliënt, die van uzelf, of die van een ander in het geding is;
 u goede redenen hebt om te veronderstellen dat de cliënt door dit gesprek het contact met u zal
verbreken.
Toelichting op het gesprek met de ouder(s)
Zorgen delen
Als u zich zorgen maakt over een kind of de ouder(s), bespreek deze dan zo snel mogelijk met een of
beide ouders. Zij zijn uw belangrijkste gesprekspartner en informatiebron. Als de ‘niet-besproken
zorgen’ zich opstapelen, vragen ouders zich af waarom ze niet eerder op de hoogte zijn gesteld en
dat kan het vertrouwen schaden. Natuurlijk kan het lastig zijn zo’n gesprek met de ouder(s) te
voeren. Toch is het nodig om een goed beeld te krijgen van de situatie. Misschien blijkt wel dat er
iets anders aan de hand is dan kindermishandeling of huiselijk geweld. Of geeft het gesprek de
ouder(s) net dat duwtje in de rug dat ze nodig hebben om hulp te zoeken. Bovendien: in situaties
waarin ouders terughoudend, defensief of agressief reageren, is er reden temeer u ernstige zorgen te
maken. U kunt het ook omdraaien: welke ouder vindt het vervelend dat iemand oog heeft voor zijn
of haar kind? Verder moet u rekening houden met het feit dat het kind door iemand anders dan de
ouder(s) mishandeld kan worden. Kortom: probeer in dit eerste, belangrijke gesprek uw zorgen te
delen met de ouder(s).
Een doel bepalen
Het contact of gesprek met de ouder(s) is altijd gekoppeld aan een doel. Bijvoorbeeld het verzamelen
van meer informatie, het delen van de zorgen over het kind of de ouder(s) motiveren voor hulp.
Bepaal altijd van tevoren het doel van het gesprek, bij voorkeur samen met een deskundige collega
of de leidinggevende. Met een duidelijk doel voor ogen heeft u houvast en verkleint u het risico op
een gesprek waar niets uitkomt.
Verdere voorbereiding
Behalve het gespreksdoel moet u ook bepalen wie het gesprek met de ouder(s) gaat voeren en wat u
als reden voor het gesprek aangeeft. Bedenk ook of het wenselijk of noodzakelijk is het gesprek
samen met een collega te voeren, en of het voor uw eigen veiligheid nodig is dat een collega weet
dat u dit gesprek voert, zodat hij of zij in de buurt kan blijven. Bereid de praktische kant voor: waar
vindt het gesprek plaats, hoe laat en op welke dag, is er opvang voor het kind en andere kinderen uit
het gezin? En spreekt u af met een of beide ouder(s)? Denk ook alvast na over het vervolg. Wat kunt
u de ouder(s) bieden aan hulp? Waar kunnen ze terecht?
Zorgorganisatie Zorg-Vuldig
Versie A HdB
Belangstellende vragen
Het is belangrijk dat u – figuurlijk gesproken - niet tegenover, maar naast de ouder(s) blijft staan.
Open het gesprek met gewone, belangstellende vragen. Heeft u aan de parkeermeter gedacht? Is uw
zoon al naar de dokter geweest? Hoe gaat het thuis? Hoe beleeft uw dochter de komst van haar
babybroertje? Dit zijn gewone vragen, maar ze kunnen wel extra informatie opleveren waardoor de
situatie duidelijker wordt. En ze zorgen voor een meer ontspannen sfeer.
Vervolg van het gesprek
In de volgende gespreksfase legt u uit wat het doel is van het gesprek en waarom u zich zorgen
maakt over het kind (dat kan ook een ongeboren kind zijn). Vertel daarbij feitelijk wat uw zorgen zijn
en vraag na of ouder(s) deze herkennen. Vertel ook wat er goed gaat met het kind. Houd bij het
delen van uw zorgen rekening met mogelijke reacties van schrik, boosheid of verdriet en wees u
ervan bewust dat dit normale reacties zijn op een vervelende boodschap. Het is niet makkelijk voor
ouders te horen dat het niet goed gaat met hun kind. Voor sommige ouders is het gesprek een
opluchting, omdat ze zich erkend voelen in de zorgen die ze zelf hebben over hun kind. Belangrijk is
dat u de ouder(s) de ruimte geeft te reageren. Kijk wat het verhaal bij de ouder(s) losmaakt en hoe ze
reageren. Vraag na of ze al hulp krijgen en wat er kan gebeuren om de zorgen te verminderen. Ga
ook na wat de eigen mogelijkheden voor hulp zijn in het sociale netwerk van het gezin, bijvoorbeeld
om het gezin te ontlasten.
Afronding van het gesprek
Rond het gesprek af met een korte samenvatting van wat er is besproken. Check of de boodschap is
overgekomen bij de ouder(s). Het is ook de bedoeling dat u de afspraken en besluiten uit het gesprek
kort en zakelijk vastlegt; de ouder(s) krijgen een kopie.
Meer gesprekken
Ouders hebben vaak tijd nodig om over de geuite zorgen na te denken. Het kan dus zijn dat één
gesprek niet voldoende is. Een vervolggesprek kan ook duidelijk maken of de zorgelijke situatie
inderdaad verandert of veranderd is. Bepaal ook bij een vervolggesprek van tevoren welke hulp uw
organisatie aan de ouder(s) biedt en voor welke hulp er andere instanties zijn. Ga ook na of die
instanties een wachtlijst hebben. Zo ja, bereid de ouder(s) dan hierop voor en overleg hoe zij de
wachttijd kunnen overbruggen.
Veiligheid
Ook uw eigen veiligheid tijdens het gesprek met de ouder(s) is belangrijk. Zorg bijvoorbeeld uw
leidinggevende weet dat u dit gesprek voert. In sommige situaties is het beter als u, met het oog op
de veiligheid, eerst overlegt met BJZ/AMK voor u het gesprek met de ouder(s) aangaat. Als de
veiligheid van cliënt, ouder(s), kind of uzelf in het geding is, voert u het gesprek niet. Documenteer
dit en schakel wanneer nodig de politie in.
Samenvatting: tips voor het gesprek met de ouder(s)
 Kies een invalshoek die past bij de cultuur en gewoonten van dit gezin.
 Open het gesprek met belangstellende vragen.
 Maak daarna het doel van het gesprek duidelijk.
 Deel uw zorgen: omschrijf concreet wat uw zorgen zijn.
 Vertel de ouder(s) wat u feitelijk is opgevallen aan het kind.
 Geef ook aan wat wel goed gaat met het kind.
 Vraag of de ouder(s) uw waarnemingen herkennen en hoe ze deze verklaren.
 Respecteer de deskundigheid van de ouder(s) als het om hun kind gaat.
 Spreek de ouder(s) aan op hun verantwoordelijkheid als opvoeder.
 Nodig de ouder(s) uit om te praten door open vragen te stellen (wie, wat, waar, hoe, wanneer)
Zorgorganisatie Zorg-Vuldig
Versie A HdB









Praat vanuit uzelf (ik zie dat ..., ik merk dat…)
Wees eerlijk en open, maar pas op voor vrijblijvendheid.
Vraag wat de ouder(s) ervan vinden dat u deze zorgen uit.
Leg afspraken en besluiten na afloop van het gesprek kort en zakelijk vast en geef de ouder(s)
een kopie van dit verslag.
Laat een kind niet tolken voor zijn ouder(s).
Doe geen toezeggingen die u niet waar kunt maken.
Ga na of er al hulp in het gezin is.
Als de ouder(s) zich dreigend uitlaten, benoem dit dan en stop het gesprek.
Als de ouder(s) helemaal opgaan in hun eigen emoties, haal hen dan terug naar het hier en nu.
Vraag bijvoorbeeld: moet er nog geld in de parkeermeter? Wilt u suiker of melk in de koffie?
Openingszin:
 ‘Ik maak me zorgen over uw kind, omdat ...’
De werkelijke boodschap
Benoem de feiten. Bijvoorbeeld als volgt:
 ‘Mij valt op dat uw kind ...’
 ‘Het lijkt of uw kind…. ‘
 ‘Ik merk, ik hoor, ik zie, ik denk ...’
 ‘Uw kind is wat stil (ongeconcentreerd, rumoerig, druk, afwezig, verdrietig, boos, gesloten) en
daar maak ik me zorgen over.’
 ‘Uw kind heeft moeite met andere kinderen, mij valt op …’
 ‘Uw kind is zo aanhankelijk en vraagt veel aandacht (heeft moeite met de regels). Is dat ook uw
ervaring? Weet u misschien hoe dit komt?’
 ‘Is er iets gaande in de omgeving van uw kind (vriendjes, op straat, familie)/in uw omgeving?
 Ik merk dat …’
 ‘Het lijkt of uw kind gepest wordt (uitgescholden, bang is, straf krijgt, klem zit, gedwongen wordt,
niet gelukkig is) en daar last van heeft. Wat merkt u daarvan?’
Bij een tweede gesprek
 ‘Ik wil graag nog eens met u praten om te kijken of er iets veranderd is bij uw kind.’
Toelichting op gesprek met het kind
Een gesprek met het kind
Vanaf 12 jaar is het noodzakelijk om het gesprek met het kind te voeren, afhankelijk van de soort
organisatie waar u werkt en uw professionele verantwoordelijkheid . Ook bij jongere kinderen
(jonger dan 12 jaar) kan een gesprek zinvol zijn en meer informatie geven. Hoe oud het kind ook is,
belangrijk is dat u een veilige, vertrouwde omgeving schept. Voor kinderen die mishandeling hebben
meegemaakt, is die veiligheid heel waardevol. In een vertrouwde omgeving zullen ze eerder signalen
afgeven en bereid zijn hierover te praten.
Signalen van peuters
Bij heel jonge kinderen, die zich verbaal moeilijk kunnen uiten, zijn vooral lichamelijke en
gedragssignalen belangrijk. Vanaf de peuterleeftijd gaan kinderen zinnen maken en kunnen ze zich
verbaal uitdrukken over hun situatie. Het kan zijn dat het kind tijdens een kort gesprekje spontaan
dingen zegt als: ‘Mama is stout, mama slaat.’ De kans is echter groter dat een peuter tijdens het
spelen non-verbale of verbale signalen afgeeft. Bijvoorbeeld herhalend agressief of seksueel spel,
zoals een meisje van drie dat boos tegen haar pop zegt: ‘Stom kreng, naar je kamer, rot op!’
Zorgorganisatie Zorg-Vuldig
Versie A HdB
Ook het maken van niet bij de leeftijd passende seksueel getinte opmerkingen is een verbaal signaal
dat kan wijzen op kindermishandeling.
Kinderen met een verstandelijke beperking
Ook kinderen met een verstandelijke beperking kunnen zich vaak niet goed verbaal uiten. Daarom is
het bij deze groep kinderen belangrijk vooral te letten op lichamelijke en gedragssignalen.
Signalen van kinderen en jongeren
Kinderen in de basisschoolleeftijd en jongeren kunnen lichamelijke, gedrags- en verbale signalen
uitzenden. Wat deze laatste betreft: het hoeft niet direct een uitspraak te zijn waarin het kind vertelt
dat het mishandeld wordt. Indirecte verwijzingen kunnen ook duiden op een vermoedelijke situatie
van kindermishandeling. Bijvoorbeeld een kind dat zegt: ‘Ik doe nooit iets goed.’
Belangstellende vragen
Net als bij volwassenen zijn belangstellende vragen een goede manier om mogelijk extra informatie
te krijgen. Bijvoorbeeld: hoe gaat het met je dansles? Wat heb je gisteren gedaan? Wat is er
gebeurd? Wat heb je daar getekend? Waar heb je pijn? Een andere methode is meegaan in het spel
van het kind en vragen welk speelgoed wat voorstelt en wat er gebeurt. Beperk u tot de vragen die
passen binnen uw beroepsverantwoordelijkheid.
Niet belasten
In het contact met het kind is het geenszins de bedoeling dat u het kind belast met uw zorgen over
het kind. U heeft vooral een observerende, ondersteunende rol. Wees daarnaast bij seksueel
misbruik, ernstige mishandeling of ernstige verwaarlozing of een vermoeden hiervan terughoudend
in het gesprek met het kind, in verband met mogelijke toekomstige bewijslast. U kunt hierover altijd
advies vragen bij BJZ/AMK en/of de politie (afdeling Zeden).
Samenvatting: tips voor het gesprek met kinderen en jongeren
 Bepaal van tevoren het doel van het gesprek.
 Voer het gesprek met een open houding, oordeel niet, maar stel vragen.
 Sluit aan bij datgene waar het kind of de jongere op dat moment mee bezig is, bijvoorbeeld spel,
een tekening, interessegebied, een tentamenweek.
 Bied steun en stel het kind op zijn gemak.
 Raak het kind niet onnodig aan.
 Maak geen langdurig oogcontact, dat kan bedreigend zijn.
 Dring er niet op aan het alleen over uw zorgen te hebben.
 Houd het tempo van het kind of de jongere aan, niet alles hoeft in één gesprek besproken te
worden.
 Laat het kind of de jongere niet merken dat je van het verhaal schrikt.
 Val de ouder(s) (of andere belangrijke personen voor het kind) niet af, houd rekening met
loyaliteitsgevoelens.
 Let tijdens het gesprek goed op de non-verbale signalen.
 Gebruik de woorden van het kind of de jongere in uw vragen of samenvatting.
 Vertel het kind of de jongere dat het niet de enige is die zoiets meemaakt.
 Stel geen waarom-vragen.
Extra tips voor een gesprek met kinderen tot 12 jaar
 Kies een rustig moment uit.
 Ga op ooghoogte zitten bij het kind.
 Gebruik korte zinnen.
 Vraag belangstellend en betrokken, maar vul het verhaal niet in voor het kind.
Zorgorganisatie Zorg-Vuldig
Versie A HdB






Begin met open vragen: wat is er gebeurd? Wanneer is het gebeurd? Waar heb je pijn? Wie heeft
dat gedaan?
Wissel deze af met gesloten vragen: ben je gevallen? Heb je pijn? Ging je huilen? Vond je dat leuk
of niet leuk?
Vraag niet verder, wanneer het kind niets wil of kan vertellen.
Geef aan dat u niet geheim kunt houden wat het kind vertelt. Leg uit dat u met anderen gaat
kijken hoe u het kind het beste kan helpen. Leg het kind uit dat u het op de hoogte houdt van
elke stap die u neemt. Het kind moet nooit zelf de verantwoordelijkheid krijgen in de keuze van
de te nemen stappen.
Vertel het kind dat het heel knap is dat hij of zij het allemaal zo goed kan vertellen.
Stop het gesprek wanneer de aandacht bij het kind weg is.
Extra tips voor een gesprek met jongeren
 Zorg voor een rustige plaats en voldoende tijd.
 Benoem concreet wat u bij de jongere waarneemt of heeft gezien en vraag hem of haar daar iets
meer over te vertellen. Bijvoorbeeld: ‘Ik merk de laatste tijd dat je niet met je gedachten bij de
les bent, bijvoorbeeld ...... Vertel eens, hoe komt dat?’
 Geef aan dat u niet geheim kan houden wat de jongere vertelt, wanneer dit niet veilig is voor
hem of haarzelf of voor anderen. Leg uit dat u dit direct vertelt als dit zo is en dat u hem of haar
zo veel mogelijk betrekt bij de te nemen vervolgstappen.
 Luister naar de reactie van de jongere.
 Vraag de jongere wat hij of zij zelf wil.
 Zorg dat de jongere in grote lijnen weet wat er gaat gebeuren en hoe u hem of haar, en anderen
zoals de ouders, hierin betrekt.
 Spreek uw waardering uit: ‘Wat goed dat je me dit vertelt, dat is niet makkelijk.’
 Sluit het gesprek af met een luchtig onderwerp, bijvoorbeeld plannen voor het weekend.
Stap 4: Weeg aard, ernst van en risico op kindermishandeling of huiselijk geweld.
Na de eerste drie stappen beschikt de beroepskracht al over redelijk veel informatie:
 de beschrijving van de signalen die hij heeft vastgelegd:
 de uitkomsten van het gesprek met de cliënt;
 het advies van deskundigen.
In stap 4 komt het erop aan dat de beroepskracht deze informatie weegt. Deze stap vraagt van de
beroepskracht dat zij het risico op huiselijk geweld of kindermishandeling inschat, evenals de
aard en de ernst van dit geweld. Dit kan gedaan worden met behulp van een risicotaxatie instrument,
dan gebruikt de beroepskracht dit instrument bij zijn weging. Vanzelfsprekend kan ook bij deze stap
advies worden ingewonnen bij de deskundige collega of de leidinggevende, het Zorg- en Adviesteam,
Bureau Jeugdzorg/Advies- en Meldpunt Kindermishandeling of het Steunpunt Huiselijk Geweld.
LIRIK
LIRIK staat voor Licht Instrument Risicotaxatie Kindermishandeling. Het is een vragenlijst die bedoeld
is om een vermoeden van kindermishandeling te onderzoeken. Het invullen van de checklist en
toelichting helpt u zich een professioneel oordeel te vormen en het risico op kindermishandeling in
de nabije toekomst te beschrijven en te onderbouwen. De LIRIK, een product van het Nederlands
Jeugdinstituut, is toepasbaar voor kinderen en jongeren van elke leeftijd. (zie bijlage 3)
Zorgorganisatie Zorg-Vuldig
Versie A HdB
Stap 5: Beslis: zelf hulp organiseren of melding doen bij BJZ/AMK en/of SHG
Hulp organiseren en effecten volgen
Meent u, op basis van uw afweging in stap 4, dat u uw cliënt en zijn gezin redelijkerwijs voldoende
tegen het risico op huiselijk geweld of op kindermishandeling kunt beschermen:
 organiseer dan de noodzakelijke hulp;
 volg de effecten van deze hulp;
 doe alsnog een melding als er signalen zijn dat het huiselijk geweld of de kindermishandeling niet
stopt of opnieuw begint.
 Melden en bespreken met de cliënt
Kunt u uw cliënt niet voldoende tegen het risico op huiselijk geweld of op kindermishandeling
beschermen of twijfelt u eraan of u voldoende bescherming hiertegen kunt bieden:
 meld uw vermoeden bij Bureau Jeugdzorg/Advies- en Meldpunt Kindermishandeling of bij het
Steunpunt Huiselijk Geweld; (bijlage 5)
 sluit bij uw melding zoveel mogelijk aan bij feiten en gebeurtenissen en geef duidelijk aan of de
informatie die u meldt (ook) van anderen afkomstig is;
 overleg bij uw melding met Bureau Jeugdzorg/Advies- en Meldpunt Kindermishandeling of het
Steunpunt Huiselijk Geweld wat u na de melding, binnen de grenzen van uw gebruikelijke
werkzaamheden, zelf nog kunt doen om uw cliënt en zijn gezinsleden tegen het risico op huiselijk
geweld of op mishandeling te beschermen.
Bespreek uw melding vooraf met uw cliënt (vanaf 12 jaar) en/of met de ouder (als de cliënt nog
geen 16 jaar oud is):
1. leg uit waarom u van plan bent een melding te gaan doen en wat het doel daarvan is;
2. vraag de cliënt uitdrukkelijk om een reactie;
3. in geval van bezwaren van de cliënt, overleg op welke wijze u tegemoet kunt komen aan deze
bezwaren;
4. is dat niet mogelijk, weeg de bezwaren dan af tegen de noodzaak om uw cliënt of zijn gezinslid te
beschermen tegen het geweld of de kindermishandeling. Betrek in uw afweging de aard en de
ernst van het geweld en de noodzaak om de cliënt of zijn gezinslid door het doen van een
melding daartegen te beschermen;
5. doe een melding indien naar uw oordeel de bescherming van de cliënt of zijn gezinslid de
doorslag moet geven.
Van contacten met de cliënt over de melding kunt u afzien:
 als de veiligheid van de cliënt, die van uzelf, of die van een ander in het geding is;
 als u goede redenen hebt te veronderstellen dat de cliënt daardoor het contact met u zal
verbreken.
Ouder(s) informeren over de melding
Een melding bij BJZ/AMK van een vermoeden van kindermishandeling is tamelijk ingrijpend voor
ouders. Ook al is er vaak al een heel proces aan vooraf gegaan en blijken ouders uw bezorgdheid niet
te delen. Ouders horen liever van tevoren van u dat u van plan bent melding te doen dan van
BJZ/AMK achteraf. Zo hebben ze niet het gevoel dat u achter hun rug om te werk bent gegaan. De
ouder(s) op de hoogte stellen van de melding kan lastig zijn. Daarom volgen hieronder enkele tips
voor de voorbereiding en het gesprek zelf.
Zorgorganisatie Zorg-Vuldig
Versie A HdB
Tips voor het voorbereiden van de melding bij BJZ/AMK
 Overleg met BJZ/AMK en uw leidinggevende of melding van uw vermoeden van
kindermishandeling inderdaad op zijn plaats is.
 Overleg met BJZ/AMK en uw leidinggevende of het in de situatie van dit gezin verstandig en veilig
is de ouders zelf te informeren over de melding.
 Overleg met BJZ/AMK en uw leidinggevende hoe u de ouder(s) kunt informeren over de melding,
wie dat gaat doen en wie daarvan bij uw instelling of organisatie op de hoogte moeten zijn.
 Maak eventueel een vervolgafspraak met BJZ/AMK.
Het gesprek met de ouder(s) over een melding
 Neem de tijd voor het gesprek, wees serieus en laat de ouder(s) merken dat u bezorgd bent over
hun kind.
 Vat uw zorgen zo concreet mogelijk samen voor de ouder(s). Vertel daarbij ook dat u denkt dat
er sprake is van kindermishandeling (dit in tegenstelling tot eerdere gesprekken waarin u het
woord kindermishandeling juist niet moet noemen).
 Noem ook kort de gesprekken en stappen die er al geweest zijn.
 Deel de ouder(s) mee dat u uw vermoeden gaat melden bij BJZ/AMK, vraag geen toestemming.
 Leg duidelijk uit dat u merkt dat de ouder(s) niet dezelfde zorg of oplossing voorstaan als u. Of
leg uit dat u het nodig vindt dat gespecialiseerde mensen de zorgwekkende situatie
onderzoeken.
 Vertel de ouder(s) dat het zowel uw verantwoordelijkheid als die van uw organisatie is om bij
deze ernstige zorgen BJZ/AMK in te schakelen.
 Omschrijf BJZ/AMK als een instelling waar iedereen, ook de ouder(s) zelf, terecht kan die zich
zorgen maakt over kinderen en iedereen die denkt dat er misschien sprake is van
kindermishandeling.
 Vertel dat u het aan BJZ/AMK overlaat met de ouder(s) verder te praten over de zorgen.
 Voer het gesprek samen met een collega.
Voorbeeldzinnen
Hieronder staan enkele voorbeeldzinnen die u kunt gebruiken in het gesprek met de ouder(s). Kies
een zin die past bij de situatie. Zijn deze zinnen voor u niet van toepassing, of is de situatie waarover
u melding doet heel specifiek, vraag dan advies bij BJZ/AMK.
 ‘Ik denk dat het goed is als u met het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling verder gaat
praten over de zorgen die u en ik hebben over uw kind. Het AMK is gespecialiseerd in
kindermishandeling en kan onderzoeken of het juist is dat we kindermishandeling vermoeden.’
 ‘In mijn werk als .... (vul uw beroep in) is het mijn taak te letten op het welzijn van uw kinderen.
Ik (of wij) maak me zodanig zorgen om uw kind, dat ik dit ga melden bij het Advies- en Meldpunt
Kindermishandeling. Omdat ik me kan voorstellen dat dit geen prettige boodschap voor u is,
vertel ik het zelf aan u, in plaats van dat u het van het AMK hoort.’
 ‘Ik (of wij) maak me zorgen over uw kind. Ik denk aan (vul in: mishandeling, verwaarlozing,
seksueel misbruik) Daarom ga ik mijn zorg melden aan het Advies- en Meldpunt
Kindermishandeling. Dat is hierin gespecialiseerd en de medewerkers daar kunnen onderzoeken
of mijn vermoeden klopt.’
 ‘Ik begrijp dat deze mededeling naar voor u is. Maar het is mijn verantwoordelijkheid om deze
(ernstige) zorgen met u te delen. En als (vul in: u er anders over denkt; er geen goede hulp komt;
er meer onderzoek nodig is), moet ik het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling inschakelen.
Dat zijn de afspraken (of: regels) die hier (of bij … naam organisatie) gelden.’
Zorgorganisatie Zorg-Vuldig
Versie A HdB
Hoofdstuk 4: Informatie verstrekken aan het AMK of het SHG
Informatie verstrekken aan het AMK
Bij een melding besluit het AMK doorgaans om het vermoeden van kindermishandeling verder te
onderzoeken. In het kader van dit onderzoek vraagt het AMK beroepskrachten die bij het gezin
betrokken zijn om informatie over het kind en het gezin. Het AMK gaat uit van openheid naar de
ouders of verzorgers en gaat daarom als regel eerst met de ouders in gesprek. Het AMK vertelt in dat
gesprek wie de meldende beroepskracht of instelling is en bij welke beroepskrachten of instellingen
het om informatie gaat vragen. Alleen in zeer uitzonderlijke gevallen mag het AMK van deze
procedure - eerst naar de ouders en openheid geven over het onderzoek - afwijken. Dat mag alleen
als de veiligheid van het kind of die van anderen in het geding is.
Meldrecht is ook het recht om desgevraagd informatie te geven
In het onderzoek kan het AMK ook aan een verpleegkundige of verzorgende vragen om informatie
over het kind of het gezin. Artikel 53 lid 3 Wet op de jeugdzorg geeft beroepskrachten niet alleen het
recht om een melding te doen van een vermoeden van kindermishandeling, maar ook het recht om
het AMK desgevraagd informatie te geven. Het gaat dan om alle informatie die nodig is voor het
onderzoek of voor het stoppen van de mishandeling. Zoals hierboven al opgemerkt, doorgaans
weten ouders al wie het AMK gaat benaderen.
Regels voor het verstrekken van informatie aan het AMK
 Als u vanuit het AMK benaderd wordt met een verzoek om informatie, gaat u als
verpleegkundige/ verzorgende eerst na of de informatievrager inderdaad van het AMK is,
bijvoorbeeld door zelf het AMK terug te bellen.
 Bovendien beoordeelt u of u binnen de instelling of praktijk degene bent die vragen van het AMK
dient te beantwoorden, of dat dit beter kan gebeuren door een ander. Bijvoorbeeld omdat een
ander teamlid, of de arts of de verloskundige met wie u samenwerkt, veel meer over het gezin of
het kind weet.
 Vraag aan het begin van het gesprek of de ouders weten dat het AMK u benadert om informatie.
Als dit het geval is kunt u alle informatie verstrekken die het AMK nodig heeft voor het
onderzoek of voor het stoppen van de mishandeling.
 Als in het gesprek met het AMK duidelijk wordt dat er inderdaad vanwege de veiligheid van het
kind of die van anderen nog geen contact is gelegd met de ouders, kunt u het AMK, ook zonder
dat de ouders hiervan op de hoogte zijn, de noodzakelijke informatie verstrekken.
 Overleg in dergelijke uitzonderlijke gevallen wel eerst met een leidinggevende of een deskundige
collega, om zo tot een zorgvuldig besluit te komen over het verstrekken van informatie zonder
dat de ouders hiervan op de hoogte zijn.
 Als het AMK buiten de ouders om handelt, spreek dan met het AMK af dat men het u even laat
weten als er contact met de ouders is geweest over het AMK-onderzoek. Anders is voor u in uw
volgende contacten met de ouders onduidelijk wat ouders wel en niet weten.
 Als verpleegkundige of verzorgende vraagt u het AMK wat het precies wil weten en geeft u op
objectieve wijze relevante en feitelijke informatie. Beschrijf uw eigen waarnemingen, dit wil
zeggen dat u beschrijft wat u heeft gezien, gehoord, geroken en hebt vastgesteld. Geeft u ook
informatie van anderen, vermeld daarbij dan de bron. Geef zo min mogelijk oordelen of
conclusies en als u dat al doet blijf dan binnen uw eigen deskundigheidsterrein.
 Vraag, als u mondeling informatie verstrekt, of u de weergave van de informatie die u hebt
verstrekt eerst mag lezen, voordat de tekst in het onderzoeksverslag wordt opgenomen.
 Verstrekt u informatie via e-mail, zorg er dan voor dat de inhoudelijke informatie en de naam van
het kind of het gezin in twee afzonderlijke mails worden verzonden. Verstuur de mail ook alleen
naar het persoonlijke emailadres van degene met wie u contact hebt gehad.
Zorgorganisatie Zorg-Vuldig
Versie A HdB

Leg in het verpleegkundig of zorgdossier vast welke informatie u aan het AMK verstrekt hebt en
of het AMK of u daarover vooraf contact hebt gehad met de ouders. Is er geen contact met de
ouders geweest, vermeld dan ook de reden waarom dit contact er niet is geweest. Teken ook de
naam en de functie aan van de medewerker van het AMK met wie u heeft gesproken.
Meldrecht Raad voor de Kinderbescherming
U heeft als verpleegkundige of verzorgende ook een wettelijk meldrecht als de Raad voor de
Kinderbescherming u benadert met een verzoek om informatie over een kind of een gezin. Dat
gebeurt in het kader van een onderzoek naar de noodzaak van een kinderbeschermingsmaatregel,
zoals een ondertoezichtstelling. Dit meldrecht staat in artikel 1:240 Burgerlijk Wetboek. Voor
verzoeken van de Raad om informatie gelden de regels zoals hierboven beschreven.
Informatie verstrekken aan het Steunpunt Huiselijk Geweld
Het Steunpunt Huiselijk Geweld heeft ook de bevoegdheid om meldingen van vermoedens van
huiselijk geweld in ontvangst te nemen en de betrokkenen toe te leiden naar de noodzakelijke hulp.
De wet bevat eveneens een meldrecht voor huiselijk geweld. Dit wil zeggen dat beroepskrachten het
recht hebben om vermoedens van huiselijk geweld bij het SHG te melden. Nog meer dan bij het
meldrecht voor het AMK, wordt bij het meldrecht voor het SHG ingestoken op de instemming van de
betrokkenen voor het doen van een melding. Het betreft hier immers meerderjarigen over wie een
melding wordt gedaan. Als het verkrijgen van toestemming echt niet mogelijk is, kan een
beroepskracht uiteindelijk een vermoeden van huiselijk geweld ook zonder toestemming doen op
basis van het meldrecht. Is het vragen of krijgen van toestemming echt niet mogelijk, dan is het doen
van een melding bij het SHG alleen mogelijk op basis van een conflict van plichten. Dit wil zeggen dat
de ernst van de situatie waarin betrokkenen zich door het huiselijk geweld bevinden, zo ernstig is dat
het eveneens zwaarwegende belang van de zwijgplicht daarvoor moet wijken
Regels voor het verstrekken van informatie aan het SHG
 Wordt u als verpleegkundige of verzorgende door het SHG benaderd met een verzoek om
informatie, vraag dan eerst of er toestemming voor de informatieverstrekking is gegeven.
 Is er geen toestemming gegeven, overleg dan met het SHG hoe dit alsnog kan gebeuren.
 Blijkt dit vanwege de veiligheid van de betrokkenen niet mogelijk, verstrek dan alleen informatie
als de situatie zeer ernstig is en de informatieverstrekking een substantiële bijdrage kan leveren
aan het stoppen van het geweld en het beschermen van de slachtoffers ervan (conflict van
plichten).
 Overleg voordat u een besluit neemt over het verstrekken van informatie zonder toestemming
van de betrokkenen, met een deskundige collega, of een leidinggevende en met de arts of
verloskundige met wie je samenwerkt.
 Volg voor de feitelijke informatieverstrekking verder de instructies die worden gegeven bij de
verstrekking van informatie aan het AMK.
Advies
Bij iedere stap van de meldcode kan zo nodig advies worden gevraagd aan het AMK. Het AMK kan
onder meer:
 ondersteuning bieden bij de interpretatie van de risicofactoren en signalen;
 helpen bij de beantwoording van de vraag of er sprake is of kan zijn van kindermishandeling;
 advies geven over de acties die u als verpleegkundige of verzorgende kunt ondernemen om meer
duidelijkheid over het vermoeden van kindermishandeling te krijgen;
 tips geven voor een gesprek met het kind of de ouders;
 aangeven welke hulpverlening mogelijk is om het risico op kindermishandeling af te wenden;
 aangeven of een melding van kindermishandeling bij het AMK gewenst is.
Zorgorganisatie Zorg-Vuldig
Versie A HdB
Een adviesaanvraag is geen melding. Bij een advies blijft de verantwoordelijkheid om te handelen en
vervolgstappen te zetten bij de adviesvrager liggen. De casus wordt anoniem voorgelegd, er worden
dus geen persoonsgegevens over het gezin aan het AMK gegeven. Bij een advies hoeft u uw
beroepsgeheim niet te verbreken. Wel maakt u aan het AMK je eigen naam en functie bekend.
Advies vragen over de situatie van een bepaald kind hoeft zich niet tot één keer te beperken. U kunt
als adviesvrager een aantal malen contact hebben met het AMK over een bepaald kind. Het AMK
noemt zo’n serie adviesvragen over dezelfde casus een consult. Ook bij een consult gaat het nog
steeds om advies en blijft de casus geanonimiseerd. Wel worden bij een consult de gegevens van de
consultvrager vastgelegd, zodat het AMK weet wat er in vorige gesprekken over dezelfde casus aan
de orde is geweest.
NB:
Bij een melding hoeft u niet ‘zeker te weten’ dat een kind mishandeld wordt. Het is nu juist de taak
van het AMK om signalen die zouden kunnen wijzen op kindermishandeling te onderzoeken zodat
duidelijk wordt wat er aan de hand is en hoe het gezin kan worden geholpen.
Blijf ook na een melding attent op nieuwe signalen en veranderingen bij het kind. Neem zo nodig
opnieuw contact op met het AMK als je meent dat de situatie van het kind slechter wordt.
Het AMK is wettelijk verplicht om melders op de hoogte te houden van de uitkomsten van het
onderzoek naar de kindermishandeling. Heb je na een week of zes nog niets gehoord, neem dan
contact op met het AMK om te horen wat er voor het kind zal worden gedaan.
Zorgorganisatie Zorg-Vuldig
Versie A HdB
Hoofdstuk 5: Het beroepsgeheim, het meldrecht en de zorgplicht
Het beroepsgeheim
Als verpleegkundige of verzorgende bent u gebonden aan het medisch beroepsgeheim: informatie
van en over de zorgvrager houdt u geheim en vertelt u - zonder uitdrukkelijke toestemming van de
zorgvrager- niet aan anderen. Dit is het uitgangspunt voor uw omgang met informatie van en over de
zorgvrager. Het beroepsgeheim is vastgelegd in de Wet BIG en in de WGBO. (wet geneeskundige
behandelingsovereenkomst)
Reden voor het beroepsgeheim is op de eerste plaats de toegankelijkheid van de zorg. Als
verpleegkundige of verzorgende heeft u een vertrouwensrelatie met de zorgvrager. Hij moet erop
kunnen vertrouwen dat informatie die hij u in het kader van de hulpverlening geeft geheim blijft en
niet ‘op straat’ terecht komt. Anders ontstaat het risico dat de zorgvrager de zorgverlening gaat
mijden. Dat kan slecht voor zijn eigen gezondheid zijn en, afhankelijk van zijn aandoening, ook slecht
voor anderen (bij bijvoorbeeld een infectieziekte). Daarom geldt dat u geen informatie van en over
de zorgvrager mag verstrekken aan anderen, zonder dat hij daarvoor uitdrukkelijk zijn toestemming
heeft gegeven. Op deze regel gelden vier uitzonderingen.
Uitzonderingen op het beroepsgeheim
1. Andere medisch hulpverleners die rechtstreeks bij de medische behandeling zijn betrokken,
delen in het beroepsgeheim voor zover het verstrekken van informatie noodzakelijk is voor de
behandeling. Toestemming daarvoor van de zorgvrager wordt verondersteld zonder dat dit hem
uitdrukkelijk hoeft te worden gevraagd. Op basis van deze uitzondering kunt u dus overleggen
over uw signalen met de huisarts of de verloskundige.
2. Het beroepsgeheim kan worden verbroken als een wet u de plicht op legt om informatie over
een zorgvrager te verstrekken. Voorbeelden van dergelijke wettelijke plichten zijn onder andere
te vinden in de Wet Publieke Gezondheid en in de Wet op de Lijkbezorging.
3. De wettelijk vertegenwoordigers (ouders of voogd) van kinderen en jongeren tot 16 jaar delen in
het beroepsgeheim. Dit wil zeggen dat zij ook zonder toestemming van het kind of de jongere
mogen worden geïnformeerd over de zorg die aan hun kind wordt verleend. Een uitzondering
geldt voor situaties waarin het verstrekken van informatie aan de ouders in strijd is met het
belang van het kind.
4. Vanwege een conflict van plichten kunt u als verpleegkundige of verzorgende besluiten om uw
beroepsgeheim te verbreken. Een conflict van plichten wil zeggen dat de plicht om te zwijgen
botst met de plicht om juist door te spreken hulp te bieden aan een zorgvrager die in een
ernstige situatie verkeert.
Aan wie toestemming moet worden gevraagd
Voor het vragen van toestemming voor het verstrekken van informatie aan een ander geeft de
WGBO (artikel 7: 457 en 7:465 Burgerlijk Wetboek) de volgende leeftijdsgrenzen:
 is de zorgvrager jonger dan twaalf jaar, dan dient toestemming te worden gevraagd aan zijn
wettelijk vertegenwoordiger;
 is de zorgvrager twaalf jaar of ouder, dan moet aan hem zelf toestemming worden gevraagd;
 is de zorgvrager twaalf jaar of ouder maar wilsonbekwaam, dan moet aan zijn (wettelijk)
vertegenwoordiger toestemming worden gevraagd.
Toelichting
Wettelijk vertegenwoordiger
Wettelijk vertegenwoordiger is de persoon die het gezag over een minderjarige uitoefent. In de
meeste gevallen oefenen beide ouders het gezag uit, ook na een (echt)scheiding van de ouders. In
sommige gevallen oefent één ouder het gezag uit, bijvoorbeeld als er alleen een moeder is, of na het
Zorgorganisatie Zorg-Vuldig
Versie A HdB
overlijden van de andere ouder. Ook na een echtscheiding komt het, bij wijze van uitzondering, soms
voor dat de rechter het gezag aan één van de ouders toewijst. Zijn de ouders overleden, of heeft de
rechter het gezag bij hen beiden weggehaald, dan oefent een voogd het gezag uit en is hij de
wettelijk vertegenwoordiger. Vanaf 12 jaar beslist een zorgvrager volgens de WGBO zelf of hij
toestemming geeft voor het verstrekken van informatie over hem. Maar doorgaans moet u bij
vermoedens van kindermishandeling ook de ouders van een jongere om toestemming vragen, omdat
er ook informatie over de gezinssituatie en over de ouders van de jongere wordt verstrekt. Vermoed
u bijvoorbeeld verwaarlozing van een dertienjarig meisje door haar moeder, dan gaat de
informatieverstrekking over hen beiden en vraagt u aan hen beiden toestemming om over hen met
anderen te spreken.
Wilsonbekwaam
Wilsonbekwaam wil zeggen dat een zorgvrager, bijvoorbeeld door een achterstand in zijn
ontwikkeling, door een psychische stoornis of door een verstandelijke beperking, niet in staat is zijn
rechten uit te oefenen of de gevolgen daarvan te overzien. In dat geval oefent de wettelijk
vertegenwoordiger de rechten van de zorgvrager namens hem uit. In geval van een minderjarige zijn
dit de ouders of de voogd. In geval van een meerderjarige is dit de door de rechter benoemde
mentor of de curator. Is er geen wettelijk vertegenwoordiger benoemd voor de meerderjarige
wilsonbekwame, dan kan als vertegenwoordiger van de zorgvrager optreden, de ouder, het
meerderjarige kind of de meerderjarige broer of de zus van de zorgvrager. De meeste rechten in de
WGBO komen, als een patiënt tussen 12 en 16 jaar oud is toe, aan wettelijk vertegenwoordiger en de
jeugdige patiënt beiden, zoals het inzagerecht, het correctierecht, enzovoort. Ook voor het geven
van toestemming voor een behandeling geldt tussen 12 en 16 jaar dat ouder en kind dat beiden
moeten doen. Maar voor het geven van toestemming over het verstrekken van informatie geeft de
WGBO een patiënt vanaf 12 jaar zelfstandig het recht om hierover te beslissen, zie artikel 7:457 lid 1
in verband met 7:465 lid 1 BW.
Uitwisseling van informatie tussen medisch behandelaars.
De WGBO gaat er vanuit dat de zorgvrager instemt de informatie-uitwisseling tussen verschillende
medisch behandelaars die rechtstreeks bij de behandeling zijn betrokken. Voor deze informatieuitwisseling hoeft geen toestemming te worden gevraagd. Te denken valt aan het overleg tussen
verschillende behandelende artsen, het overleg tussen de fysiotherapeut en de arts, tussen de
verpleegkundige, de verzorgende en de behandelend arts, enzovoort. Door deze mogelijkheid om
informatie over een zorgvrager uit te wisselen, kan een verpleegkundige of een verzorgende ook
overleg plegen met een collega-verpleegkundige, een collega verzorgende, een arts, of een
verloskundige over signalen van kindermishandeling of huiselijk geweld. Daarbij kan de naam van de
zorgvrager of het gezin worden genoemd.
Het conflict van plichten
Bij een conflict van plichten staat u voor de vraag of u uw beroepsgeheim moet doorbreken, omdat u
een conflict ervaart tussen uw plicht tot geheimhouding en uw plicht om ernstige schade voor de
zorgvrager of een ander te voorkomen.
U kunt niet zomaar concluderen dat u een conflict van plichten hebt. Om te bepalen of er echt sprake
is van een conflict van plichten, moet u nagaan of aan de volgende criteria is voldaan:
 u moet alles geprobeerd hebben om toestemming van de zorgvrager te krijgen voor het
verstrekken van zijn gegevens aan een ander;
 uw zwijgplicht brengt u in gewetensnood door de ernst van de situatie waarin de zorgvrager of
een ander verkeert;
 er is geen andere manier dan doorbreking van het beroepsgeheim om ernstige schade voor de
zorgvrager of een ander te voorkomen;
Zorgorganisatie Zorg-Vuldig
Versie A HdB

doorbreken van uw beroepsgeheim zal er redelijkerwijs toe leiden dat de ernstige schade wordt
voorkomen of wordt beperkt.
Als deze criteria gelden voor de situatie waarin u zich bevindt, heeft u te maken met een conflict van
plichten. In dit conflict van plichten kunt u tot de conclusie komen dat uw plicht om ernstige schade
voor de zorgvrager of een ander te voorkomen zwaarder weegt dan uw plicht om zich te houden aan
uw beroepsgeheim. Als u tot het oordeel komt dat u uw beroepsgeheim moet doorbreken, moet u
het geheim zo min mogelijk schenden door alleen de relevante gegevens te verstrekken.
Hieronder volgen vijf vragen aan de hand waarvan u in een geval van een conflict van plichten tot
een zorgvuldig besluit kunt komen over het al dan niet verstrekken van informatie als u daarvoor
geen toestemming kon vragen of kon krijgen van de zorgvrager.
 Is het echt niet mogelijk om toestemming te vragen of te krijgen?
 Welke ernstige schade kan er voor de zorgvrager of een ander ontstaan als ik besluit om geen
informatie te verstrekken?
 Is er geen andere manier dan het verbreken van mijn beroepsgeheim om deze ernstige schade te
voorkomen?
 Kan deze ernstige schade redelijkerwijs worden voorkomen als ik mijn beroepsgeheim verbreek?
 Welke informatie moet ik aan een andere beroepskracht of instelling verstrekken om de ernstige
schade redelijkerwijs te voorkomen, terwijl ik daarbij mijn beroepsgeheim niet verder dan
noodzakelijk verbreek?
Het meldrecht bij vermoedens van kindermishandeling
Om de drempel voor het melden van (een redelijk vermoeden van) kindermishandeling te verlagen
en hulpverleners een steuntje in de rug te geven, biedt artikel 53 lid 3 van de Wet op de jeugdzorg
alle beroepskrachten met een beroepsgeheim of een andere zwijgplicht een meldrecht ten opzichte
van het AMK bij een vermoeden van kindermishandeling.
Dit meldrecht geeft beroepskrachten het recht een redelijk vermoeden van kindermishandeling te
melden bij het AMK, ook als daarvoor geen toestemming is gegeven door de ouders. Daarnaast
omvat het meldrecht het recht om desgevraagd aan het AMK informatie over een zorgvrager of zijn
gezin te verstrekken, ook als daarvoor geen toestemming is gegeven door de ouders. Eenzelfde
meldrecht is in het Burgerlijk Wetboek opgenomen voor de Raad voor de Kinderbescherming. Ook
hier geldt dat een beroepskracht ook zonder toestemming van de ouders een melding kan doen bij
de Raad voor de Kinderbescherming als een kind in de knel zit en een kinderbeschermingsmaatregel
dient te worden overwogen. Overigens kan dit meldrecht alleen worden gebruikt in crisissituaties,
want normaal gesproken lopen meldingen over vermoedens van kindermishandeling en over andere
zorgelijke situaties via het Bureau Jeugdzorg, dat de intakefunctie van de Raad vervult. Vaker komt
het voor dat de Raad een beroepskracht, zoals een verpleegkundige of verzorgende, benadert met
het verzoek om informatie te verstrekken over een gezin. Een dergelijk verzoek doet de Raad bij een
onderzoek naar de noodzaak van een kinderbeschermingsmaatregel, zoals een ondertoezichtstelling.
Komt de Raad tot het oordeel dat een kinderbeschermingsmaatregel noodzakelijk is, dan dient de
Raad een verzoek in bij de rechtbank om een maatregel. Het is aan de (kinder)rechter om te
beslissen of de maatregel al dan niet wordt opgelegd.
De zorgplicht
Als verpleegkundige of verzorgende heeft u een zorgplicht. Dit betekent dat u zich als goed
hulpverlener naar de zorgvrager op moet stellen en die zorg moet bieden die van een goede
verpleegkundige of verzorgende mag worden verwacht. Bovendien mag u een zorgvrager niet in een
hulpeloze toestand brengen of (achter) laten. Als u dat opzettelijk wel doet, bent u strafbaar (op
grond van artikel 255 Wetboek van Strafrecht11). Deze zorgplicht wordt nogal eens als argument
aangevoerd voor het doorbreken van het beroepsgeheim.
Zorgorganisatie Zorg-Vuldig
Versie A HdB
Het klopt inderdaad dat de zorgplicht of goed hulpverlener schap kan leiden tot het doen van een
melding of het anderszins verbreken van het beroepsgeheim. Maar de zorgplicht leidt daar niet
automatisch toe. Ook vanuit de zorgplicht is een verpleegkundige of verzorgende gehouden om zich
in te spannen om toestemming te krijgen voor het verstrekken van informatie aan een ander. Pas als
dat niet lukt, of niet mogelijk is, komt de vraag aan de orde of er sprake is van een conflict van
plichten. Dat kan mogelijkerwijs leiden tot het verbreken van het beroepsgeheim. Anders gezegd: dat
u een zorgplicht heeft, zegt nog niet wat u moet doen en in welke situatie u wel of niet aan uw
zorgplicht hebt voldaan. In alle gevallen dient u aan de hand van de hiervoor beschreven vragen na te
gaan of er sprake is van een conflict van plichten en of het verbreken van het beroepsgeheim de enig
mogelijke weg is.
Verantwoording afleggen over het verbreken van het beroepsgeheim
Als het beroepsgeheim wordt doorbroken, handelt de verpleegkundige of verzorgende in strijd met
de zwijgplicht in de Wet BIG en de WGBO. Dit verbreken van het beroepsgeheim is strafbaar gesteld
in artikel 272 Wetboek van Strafrecht. Bovendien kan over het verbreken van het beroepsgeheim
door verpleegkundigen een klacht worden ingediend bij het Medisch Tuchtcollege.
Zowel in een strafzaak als in de tuchtrechtspraak gaat het er om of de verpleegkundige of
verzorgende op een zorgvuldige wijze tot het besluit is gekomen over het verbreken van het
beroepsgeheim. Gekeken wordt of er inderdaad sprake was van een conflict van plichten en of het
belang van de zwijgplicht zorgvuldig is afgewogen tegen het belang van het spreken om daarmee de
zorgvrager te beschermen. Beantwoording van de in dit hoofdstuk beschreven vijf vragen helpt bij
een zorgvuldige besluitvorming.
Daarnaast geldt als eis dat u als verpleegkundige of de verzorgende, voordat er een besluit wordt
genomen, een deskundige collega of een leidinggevende raadpleegt en de arts of verloskundige met
wie u samengewerkt. In geval van een vermoeden van kindermishandeling kan daarnaast zo nodig
het AMK om advies worden gevraagd. Bij huiselijk geweld kunt u advies vragen aan het SHG. Ook
voor het achteraf afleggen van verantwoording is het van belang om een besluit over het verbreken
van het beroepsgeheim zorgvuldig vast te leggen in het verpleegkundig of zorgdossier.
Zorgorganisatie Zorg-Vuldig
Versie A HdB
Hoofdstuk 6: Omgaan met het zorgdossier, verslaglegging, inzage, bewaartermijn en
vernietiging
Verslaglegging in het dossier
Als verpleegkundige of verzorgende hoort u alle gegevens die van belang zijn voor de zorg die u
biedt, zorgvuldig vast te leggen in het verpleegkundig - of zorgdossier. De informatie over de
zorgvrager noteert u op een objectieve manier. U zorgt ervoor dat u de gegevens zo feitelijk mogelijk
beschrijft en dat er geen persoonlijke vooringenomenheid in doorklinkt Bij (een vermoeden van)
kindermishandeling of huiselijk geweld is goede verslaglegging uitermate belangrijk. Een vermoeden
van kindermishandeling of huiselijk geweld is heel ingrijpend voor de betrokkene(n), zowel als het
vermoeden juist is of als blijkt dat het vermoeden ongegrond is. Dat vraagt om zorgvuldig handelen.
Een goede feitelijke verslaglegging van de waargenomen signalen, van de gezette stappen en van de
resultaten daarvan is een belangrijke basis voor zorgvuldig handelen. Bovendien kunt u met een goed
opgebouwd dossier uw handelen verantwoorden, ook als het gaat om een eventuele melding bij het
AMK of het SHG. Ook voor de continuïteit van de zorg is een goede verslaglegging van belang, zodat
uw vervanger of opvolger weet wat er aan de hand is en wat er gedaan is.
Zorgen over anderen dan de zorgvrager
Eerder in deze meldcode is benadrukt dat u de stappen van de meldcode ook zet, als u vermoedens
hebt van kindermishandeling of huiselijk geweld bij een ander dan de zorgvrager. Bijvoorbeeld als u
zorgen hebt over de kinderen of de partner van de zorgvrager omdat de zorgvrager verslaafd is, een
verstandelijke beperking heeft of een psychische stoornis. Deze zorgen legt u vast in het dossier van
de zorgvrager. U beschrijft met name de omstandigheden waarin de zorgvrager zich bevindt die voor
u aanleiding zijn om u zorgen te maken over de situatie van de huisgenoten. Daarnaast beschrijft u
de stappen die u heeft gezet om de huisgenoten eventueel te beschermen tegen de mishandeling of
verwaarlozing. Zo kunt u bijvoorbeeld aantekenen dat u vanwege de zwaar beschonken toestand
waarin de zorgvrager/alleenstaande ouder zich regelmatig bevindt, u een melding hebt gedaan bij
het AMK om de situatie van de twee kinderen van 1 en 2 jaar oud nader te onderzoeken.
Inzage en afschrift
Een zorgvrager heeft recht op inzage in en afschrift van zijn dossier. Het recht op inzage en afschrift
kan alleen worden beperkt voor zover de privacy van een ander dan de zorgvrager daardoor wordt
geschaad. Zo kan bijvoorbeeld een geheim adres van de moeder voor de vader (ex partner van de
moeder) verborgen worden gehouden.
Persoonlijke werkaantekeningen
Je werkaantekeningen zijn niet ter inzage. Er kan ook geen afschrift van worden gevraagd.
Persoonlijke werkaantekeningen zijn strikt persoonlijke aantekeningen van de zorgverlener die zij als
geheugensteun voor een volgend contact tijdelijk vastlegt buiten het dossier. Zo gauw u uw
persoonlijke werkaantekeningen deelt met een ander, binnen of buiten je instelling, zijn het niet
langer persoonlijke werkaantekeningen. Vanaf dat moment behoren ze tot het dossier en zijn ze ter
inzage.
NB: Gegevens over vermoedens van kindermishandeling of huiselijk geweld horen vastgelegd te
worden in het dossier, en niet in persoonlijke werkaantekeningen.
Correctie
De zorgvrager kan ook vragen om feitelijke gegevens in het dossier aan te passen als de gegevens
feitelijk onjuist zijn.
Zorgorganisatie Zorg-Vuldig
Versie A HdB
Eigen verklaring
Is de zorgvrager het niet eens met een oordeel dat in zijn dossier is opgenomen, dan heeft hij het
recht om aan dit oordeel een eigen verklaring toe te voegen, zodat duidelijk is dat de zorgvrager het
niet met het in het dossier opgenomen oordeel eens is.
Leeftijdsgrenzen
Als de zorgvrager nog jong is, gelden de volgende leeftijdsgrenzen:
 Bij een zorgvrager die jonger is dan twaalf jaar, oefent de wettelijk vertegenwoordiger de
rechten op inzage, afschrift, correctie en eigen verklaring de rechten van de zorgvrager uit.
 Is de zorgvrager tussen de twaalf en zestien jaar dan, oefenen de wettelijk vertegenwoordiger en
de zorgvrager beiden deze rechten uit.
 Is de zorgvrager zestien jaar of ouder, dan oefent hij zijn recht op inzage en afschrift zelfstandig
uit. Zijn wettelijk vertegenwoordiger kan het dossier dan alleen nog inzien met toestemming van
de jongere.
 Is een zorgvrager zestien jaar of ouder maar, bijvoorbeeld door een achterstand in zijn
ontwikkeling, een verstandelijke beperking of een psychische stoornis, niet in staat om zijn
rechten uit te oefenen, of de gevolgen daarvan te overzien, dan wordt het recht op inzage en
afschrift uitgeoefend door zijn (wettelijk) vertegenwoordiger.
NB: Het recht op inzage van het dossier van hun kind door de ouders of de voogd kan worden
beperkt of worden geweigerd als deze inzage in strijd is met de belangen van het kind. Als door
inzage in het dossier, bijvoorbeeld in geval van een vermoeden van kindermishandeling, de veiligheid
van het kind in de knel kan komen, kan de inzage in het dossier op grond hiervan geheel of
gedeeltelijk worden geweigerd. Voordat u een dergelijk besluit neemt, pleegt u overleg met een
deskundige collega of een leidinggevende, of met de arts of de verloskundige met wie u samenwerkt.
Bewaartermijn van het dossier
De bewaartermijn van de gegevens uit het verpleegkundig of zorgdossier is vijftien jaar, tenzij een
langere termijn vanuit de zorg van een goed zorgverlener nodig is (artikel 454, lid 3 BW). Indien er in
het dossier van de ouder aantekeningen staan over (een vermoeden van) kindermishandeling
worden deze aantekeningen vijftien jaar bewaard, of nog zoveel langer als voor het beschermen van
de belangen van de kinderen nodig is. De bewaartermijn van het dossier van een minderjarige start
in de praktijk vaak op het moment dat hij meerderjarig wordt. Dat betekent dat de bewaartermijn
start op zijn 18de jaar en minimaal duurt totdat hij 34 jaar is. De dossiers mogen ook daarna nog
bewaard worden, voor zover dit noodzakelijk is in het kader van zorgvuldige hulpverlening. Zeker
voor gegevens over (een vermoeden van) kindermishandeling is het belangrijk dat deze geruime tijd
bewaard blijven, zodat de minderjarige altijd zelf later zijn dossier kan inzien en zelf over eventuele
vernietiging kan beslissen. Bij vermoedens van incest en zedenmisdrijven wordt vaak een termijn van
twintig jaar aangehouden nadat het slachtoffer 18 jaar is geworden vanwege de verjaringstermijn
van deze misdrijven.
Vernietiging van het dossier
Een zorgvrager vanaf 12 jaar kan om (gedeeltelijke) vernietiging van zijn dossier vragen. Volgens de
WGBO (artikel 7:455, lid 1 Burgerlijk Wetboek) moet een instelling binnen drie maanden aan dit
verzoek voldoen. Als de zorgvrager nog geen 12 jaar oud is, kan zijn wettelijk vertegenwoordiger
namens hem een verzoek indienen om vernietiging van gegevens uit zijn dossier. Voor een
zorgvrager tussen 12 en 16 jaar geldt dat de zorgvrager zelf en zijn wettelijk vertegenwoordiger een
verzoek tot vernietiging kunnen doen. De WGBO voorziet echter in de mogelijkheid om in een
bijzonder geval niet in te gaan op dit verzoek. Dat kan als:
 het belang van een ander dan de zorgvrager zich tegen de vernietiging verzet;
 de vernietiging wettelijk verboden is;
 vernietiging in strijd is met goed hulpverlener schap ten opzichte van de zorgvrager.
Zorgorganisatie Zorg-Vuldig
Versie A HdB
Verzoek van de ouders over hun eigen dossier
Indien de ouders verzoeken om vernietiging van gegevens van (een vermoeden van)
kindermishandeling uit hun eigen dossier, kan vernietiging van deze gegevens worden geweigerd
indien het belang van het kind zich daartegen verzet. Het kind kan belang hebben bij bewaring van
deze gegevens in verband met hulpverlening of voor het geval het later wellicht aangifte zou willen
doen van kindermishandeling. Ook is het mogelijk om de gegevens te bewaren in het belang van de
bescherming van andere kinderen in het gezin.
Verzoek van de ouders over het dossier van hun kind
Indien de ouders van een kind tot 12 jaar verzoeken om vernietiging van de gegevens van (een
vermoeden van) kindermishandeling uit het dossier van hun kind, moet dit verzoek worden
geweigerd. Voor het kind (en/of voor zijn broertjes en zusjes) kan bewaring van deze gegevens heel
belangrijk zijn wanneer er opnieuw een vermoeden van kindermishandeling ontstaat of voor het
geval het kind later wil zien wat er thuis in die tijd toch aan de hand was, of als het later wellicht
aangifte van kindermishandeling wil doen.
Verzoek van een kind over zijn eigen dossier
Vraagt een kind vanaf 12 jaar zelf om vernietiging van gegevens uit zijn dossier in verband met een
vermoeden van kindermishandeling, dan moet dit doorgaans geweigerd worden, omdat het
vernietigen van deze gegevens in strijd is met goed hulpverlener schap ten opzichte van het kind.
Bewaren van de gegevens kan immers van belang zijn voor mogelijke latere signalen van
kindermishandeling. Mocht het gevaar voor het betreffende kind geweken zijn, bijvoorbeeld omdat
het kind niet meer thuis woont, dan kan vernietiging eventueel geweigerd worden vanwege de
belangen van broertjes en zusjes in het gezin.
Zorgorganisatie Zorg-Vuldig
Versie A HdB
Verantwoordelijkheden van Zorgorganisatie Zorg-Vuldig voor het scheppen van een
randvoorwaarden voor een veilig werk- en meldklimaat
Om het voor beroepskrachten mogelijk te maken om in een veilig werkklimaat huiselijk geweld en
kindermishandeling te signaleren en om de stappen van de meldcode te zetten, draagt
Zorgorganisatie Zorg-Vuldig er zorg voor dat:
 binnen de organisatie en in de kring van cliënten bekendheid wordt gegeven aan het doel en de
inhoud van de meldcode;
 regelmatig een aanbod wordt gedaan van trainingen en andere vormen van
deskundigheidsbevordering zodat beroepskrachten voldoende kennis en vaardigheden
ontwikkelen en ook op peil houden voor het signaleren van huiselijk geweld en
kindermishandeling en voor het zetten van de stappen van de code;
 er voldoende deskundigen beschikbaar zijn die de beroepskrachten kunnen ondersteunen bij
het signaleren en het zetten van de stappen van de code;
 de meldcode aansluit op de werkprocessen binnen de organisatie;
 de werking van de meldcode regelmatig wordt geëvalueerd en dat zo nodig acties in gang
worden gezet om de toepassing van de meldcode te optimaliseren;
 afspraken worden gemaakt over de wijze waarop Zorgorganisatie Zorg-Vuldig zijn
beroepskrachten zal ondersteunen als zij door cliënten in of buiten rechte worden
aangesproken op de wijze waarop zij de meldcode toepassen.
Bronvermelding:
Basismodel meldcode rijksoverheid
Protocol kindermishandeling versie 2010
V&VN meldcode
TNO vroegsignalering instrument
Zorgorganisatie Zorg-Vuldig
Versie A HdB
Bijlage:
1. Samenvatting Stappenplan
2. Checklist vroegsignalering
3. Intern overleg bij signalen kindermishandeling en huiselijk geweld.
4. LIRIK
5. Poptekening
6. Standaard meldingsformulier AMK
Zorgorganisatie Zorg-Vuldig
Versie A HdB
Download