In de frontlinie tussen hulp en recht College bij hoofdstuk 4 Filosofen

advertisement
In de frontlinie
tussen hulp en recht
College bij hoofdstuk 4
Filosofen
Dit college over filosofen hoort bij In de frontlinie tussen hulp en recht door Jacquelien de Savornin
Lohman & Hannie Raaff.
© 2001 Uitgeverij Coutinho b.v.
Alle rechten voorbehouden.
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze
uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar
gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën,
opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de
uitgever.
Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan
op grond van artikel 16 h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde
vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp,
www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen,
readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot Stichting
PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp,
www.cedar.nl/pro).
Eerste druk 2001
Derde, herziene druk 2008
Uitgeverij Coutinho
Postbus 333
1400 AH Bussum
[email protected]
www.coutinho.nl
Noot van de uitgever
Wij hebben alle moeite gedaan om rechthebbenden van copyright te achterhalen. Personen of
instanties die aanspraak maken op bepaalde rechten, wordt vriendelijk verzocht contact op te
nemen met de uitgever.
ISBN 978 90 469 0113 7
NUR 740, 820
College bij hoofdstuk 4 van In de frontlinie tussen hulp en recht 2/13
Rechtenethiek en zorgethiek
Hulp en recht zijn integratieve praktijken. Hulp en recht zijn ook normatieve praktijken. Kijk bijvoorbeeld naar hoe we omgaan met jeugddebat of hoe we moeten omgaan met pedofielen.
Lees nu casus Janneke
Wie geeft collega A gelijk? Wie geeft collega B gelijk?
We zien hier de tegenstellingen tussen rechtenethiek en zorgethiek.
De totstandkoming van de rechtenethiek is gekoppeld aan de verlichting, een stroming uit de zeventiende en achttiende eeuw. Een paar belangrijke ontwikkelingen uit deze periode die belangrijk
waren voor de totstandkoming van de rechtenethiek worden nu besproken.
Economie en welvaart ontstaan vooral in Europa
Tijdens de verlichting hebben erg veel godsdienstoorlogen plaatsgevonden. Men kwam, met Engeland
voorop, tot de ontdekking dat godsdienst en staat geen gelukkige combinatie is; tolerantie wel. In
Engeland ontstaat een krachtig staatsbestel.
De mens komt wat van godsdienst los en gaat meer op eigen verstand en oordeel vertrouwen.
Natuurkunde en techniek komen op. Dit heeft ook een weerslag op het denken van mensen, omdat ze nu de natuur kunnen beheersen. Dat maakt optimistisch.
Wel blijft de natuur een soort romantisch beeld houden, de eenheid van mens en natuur. Het wereldbeeld van voor de verlichting was sterk gekleurd door godsdienst en het besef dat de mens en
leven onvolmaakt is, in tegenstelling tot religie. Dit wereldbeeld werd ondermijnd door (onder andere) Galilei, die zag dat sterren even hobbelig en onvolmaakt waren als de aarde.
Deze ontdekking van Galilei was een overwinning voor het rationeel denken. Eigenlijk vonden
alle grote denkers dat je net zo rationeel moest denken over goed en kwaad als over wiskunde.
Ze waren van mening dat je met behulp van formules kon beredeneren of iets goed of slecht was,
waar of niet waar.
In deze periode lag de nadruk op individueel geweten. Ook werd vrijheid als wapen ingezet tegen
toenemende staatsmacht.
College bij hoofdstuk 4 van In de frontlinie tussen hulp en recht 3/13
Belangrijke filosofen voor de rechtenethiek
Jean Jacques Rousseau (1712-1778)
• Contrat social, een denkmodel hoe mensen zouden reageren als ze door een contract met
elkaar verbonden waren, zonder grote macht boven zich, zoals in middeleeuwen het geval
was. Ze zouden voor het gemak sommige van hun rechten en hun besognes delegeren aan
een staat. Het volk en niet God is de bron van het staatsgezag.
• Tegenvoeter van de verlichting, gevoelsmens en was tegen te grote overheersing van het verstand. Zijn idee van de natuurtoestand was een heel vredige wereld waarin iedereen vrij en
gelijk was en geen bezit bestond. Met het bezit kwam de staat en de ongelijkheid. Terug naar
de oertoestand konden we niet meer. Om die ongelijkheid weer teniet te doen geloofde hij
het meest in een democratie waarin de ratio de ruimte kreeg naast het geloof en bestaand
machtsverhoudingen (met despotische koningen) in twijfel werden getrokken. Macht is
niet vanzelfsprekend.
• Mensen zijn vrij en gelijk, denk aan vrijheid, gelijkheid en broederschap, Rousseaus idee.
Maar tegen bloedige revolutie.
• Voor de staat is iedereen gelijk, maar mensen verschillen. Verplichtingen worden in wet
vastgelegd. Moet je die domweg aanvaarden? Ja, zegt Rousseau. Als we allemaal gelijk worden geboren zijn we ook allemaal gelijk aan de wet.
• Maar is de wet redelijk? Rousseau heeft het begrip volonte generale uitgevonden. Je zou dat
kunnen vertalen met ‘de stem van het volk’. Rousseau zegt: een wet moet ongeveer gelijk
lopen met de geldende moraal, wil van het volk. Dan heeft de wet gezag en is hij gelegitimeerd. En geldt hij voor iedereen. Dat is de gelijkheidsgedachte. Maar hoe zit het met de
vrijheidsgedachte? Heeft iedereen ook de vrijheid om de wet aan z’n laars te lappen? In principe wel zegt Rousseau, zolang het niet ten kost gaat van anderen. Liberaal beginsel: mensen moeten hun leven kunnen inrichten, afspraken maken, contracten afsluiten. Wanneer
wordt de vrijheid aan banden gelegd in belang van anderen? Dat bepaalt de staat.
Charles Louis Montesqieu (1689-1755)
• Geen contrat social.
• Veel gereisd en verschillende staatsbestellen met elkaar vergeleken, republieken, koninkrijken, despotische staten. Klimaat en volksaard waren voor hem veel van invloed.
• Behoort tot dezelfde filosofische stroom als Rousseau, maar hij hield zich veel meer bezig
met de vraag hoe de staat georganiseerd moest zijn.
• Trias politica uitgevonden, met als voorbeeld Engeland. Als je de staatsmacht aan banden
wil leggen, verdeel dan de belangrijkste functies van de staat:
1.
wetgevende macht
2.
uitvoerende macht
3.
rechtelijke macht
College bij hoofdstuk 4 van In de frontlinie tussen hulp en recht 4/13
Deze drie machten zijn gelijkwaardig en moeten elkaar controleren. Indirect hebben de
burgers invloed op de wetgevende macht, de Tweede Kamer en de regering. Ambtenaren
moeten zorgen dat die wetten worden uitgevoerd. De rechter bekijkt of de wet wordt nageleefd.
• De trias politica zorgt ervoor dat binnen een stevig staatsbestel, dat voor de burger heel nuttig is, de burger toch vrijheid heeft om aan zijn rechten te komen. Voorbeeld: bijstandswet.
Daarom hebben ambtenaren vaak een hekel aan wethouders die een cliënt een aparte behandeling geven.
Immanuel Kant (1724-1804)
• Een ontzettend geleerde man die wiskundige, natuurkundige en vakfilosoof was. Dat betekent dat hij veel wist van de geschiedenis van de filosofie, maar ook zelf nieuwe filosofie
toevoegde.
• Het eerste waar Kant zich druk over maakte was hoe we weten dat iets waar is. Er waren filosofen die dachten dat je alleen maar zeker kon weten dat iets waar was als je het ervaarde.
Anderen vonden dat je het ook zonder die ervaring kon beredeneren. Kant gaf beiden gelijk, dat is dus heel theoretische filosofie. Hij heeft zich ook bezig gehouden met moraal.
• Kant was heel godsdienstig, maar religie viel voor hem buiten de waarneming en buiten de
rede. Hij vroeg zich af hoe men als goede christen moest leven en hoe men kon weten dat
iets goed of fout was. Wat Kant niet vond, was dat we als mens maar blind moesten gehoorzamen, hij ging ervan uit dat een mens besef had van goed en kwaad en dat we autonoom
waren.
• Wat is het categorisch imperatief? Volgens Hume wordt het verschil tussen goed en kwaad
niet door verstand, maar door ervaring bepaald. Dat vond Kant te smal. Hij vond dat we
daarbij ook onze rede moeten gebruiken. Hij dacht ook dat goed en kwaad universeel waren, fundamenteel, en even waar als het feit dat alles een oorzaak heeft en twee keer twee
vier is.
• Kant vond dat je moet handelen volgens een regel waarvan je zou willen dat het een algemeen geldende wet zou zijn. Altijd, en voor iedereen. Stel: iemand beledigt je beste vriend.
Je krijgt de neiging die persoon een dreun te verkopen. Dan moet je je afvragen of je zou
willen dat iedereen er op los zou slaan als een naaste beledigd wordt. Dat is geen goed idee,
dat wordt een bloedbad. Dus is een klap geven een slecht idee. Dat geldt altijd, in alle omstandigheden, voor iedereen.
• Categorisch wil zeggen: het geldt in alle situaties. Imperatief wil zeggen: gebiedend. Kant was
daarnaast een streng man, wars van lust of genot. Dus goed is dat wat plezier geeft, was helemaal niets voor hem.
Kant formuleerde nog een categorisch imperatief: een mens moet je altijd als doel op zich
moet behandelen en niet als middel voor wat anders (slavernij is niet toegestaan). Kant
heeft het over een soort menselijk universeel geweten. We kunnen het niet bewijzen, voelen
is te subjectief, maar toch weten we het, net als bijvoorbeeld een geloof in God.
College bij hoofdstuk 4 van In de frontlinie tussen hulp en recht 5/13
• Bij Kant komt het verschil aan de orde van een relativist en een universalist. Sommige normen zijn niet onderhandelbaar.
Vragen
Deze vragen kunnen tijdens het college worden gesteld aan de studenten:
1.
2.
Hoe zou Kant aankijken tegen een hongerige illegaal die het AZC is uitgezet en van ellende
een brood steelt?
Hoe zou Kant aankijken tegen illegale werknemers?
John Rawls (1921-2002)
• Een universalist, die nagedacht heeft over wat belangrijke gemeenschappelijke waarden
zijn. Rawls schreef het boek A theory of justice. Hij dacht na over verschillen tussen mensen,
en hoe die gerechtvaardigd konden worden in een rechtstelsel van gelijkheid.
• Het uitgangspunt van zijn sociale en politieke filosofie is de onaantastbaarheid van het individu en zijn streven sociale ongelijkheid en onrechtvaardigheid tegen te gaan zonder de
vrijheid van het individu te belemmeren. Als individuele vrijheid leidt tot discriminatie of
beknotting van andermans vrijheden, moet ze wijken voor een hoger belang.
• Mensen hebben verschil in inkomsten, invloed, macht en kennis. Moeten we ernaar streven die op te heffen? Of zijn verschillen nuttig? Wat John Rawls doet is zichzelf de volgende
vraag stellen: Als mensen nu van geen wetten zouden weten en ze zouden moeten samenleven, wat voor afspraken zouden ze dan met elkaar maken om het leven voor zichzelf goed
te maken?
Rawls denkt dat mensen meteen afspraken zouden maken, want geven en nemen, daar heeft
iedereen op den duur het meeste baat bij. Ze denken dus niet aan het willen overheersen van
alle anderen, wel aan hun eigen belang en vrijheid. Ook Rawls ging dus, net als Rousseau,
uit van een vriendelijke oermens.
• Equal liberty principel: iedereen moet evenveel vrijheid hebben. Daarbinnen mogen mensen verschillen hebben, die kunnen zelfs nuttig zijn voor de samenleving. Een voorbeeld:
iedereen kan goed een landje bewerken, maar er is een man die hele mooie kano’s maakt
om de rivier op te gaan zodat er vis gevangen kan worden. Zo’n man mag best wat extra’s
krijgen, want de hele gemeenschap heeft er profijt van. Wat niet mag: andere verbieden net
zulke mooie kano’s te maken.
Dus:
1.
Verschillen moeten voor de samenleving of de groep een voordeel opleveren.
2.
Het verschil in positie en voordelen moet voor iedereen open staan.
• Wat Rawls bezighoudt is de vraag hoe je controleert of het terecht is dat iemand bevoordeeld wordt. Hij vindt, en dat is typisch rechtsdenken:
1.
dat daar een procedure voor nodig is
2.
dat je die procedure moet kunnen controleren
3.
dat er kritiek mogelijk is op die procedure
College bij hoofdstuk 4 van In de frontlinie tussen hulp en recht 6/13
Hij zou dus vinden dat directeuren van ziekenhuizen en hogescholen best een hoop mogen
verdienen. Maar het moet openbaar zijn en het personeel of de pers moet er kritiek op kunnen uiten.
• Hij was geen opinieleider of idealist maar een denker. Aantrekkelijk voor neoliberalisme.
Vraag
Deze vraag kan tijdens het college worden gesteld aan de studenten:
Wat zou Rawls vinden van het feit dat ziekenhuizen de salarissen van directeuren niet aan de
pers willen doorgeven om de privacy te beschermen?
Jürgen Habermas (1929)
• Een kind van de Frankfurter Schule (jaren 30), een stroming die democratie nieuwe impulsen wilde geven. Volgens de Frankfurter Schule was de democratie te rationeel, te wetenschappelijk en te technologisch waardoor zaken die er echt toe doen, zoals goede communicatie over het leven, verloren dreigen te gaan. Ze waren marxisten, maar zonder het
dogmatische. De groep geleerden bestond uit filosofen, maar ook uit psychologen en literatuurwetenschappers. Ze hadden verschillende ideeën, maar wilden een tegenwicht vormen
tegen het opkomende fascisme en het marxisme onder Stalin.
• Habermas heeft een uitgebreide theorie ontwikkeld over de manier waarop wij met elkaar
samenleven. Hij onderzocht de relatie tussen de staat en de burgers, de burgers onderling
en ook nog eens de rol van de markt daarin.
• Belangrijke begrippen uit zijn theorie zijn systeemwereld en leefwereld. De wereld van wetten en instituten en de wereld van buurten, vriendengroepen. Het instituut hogeschool en
hoe studenten met elkaar omgaan.
• Habermas is een universalist. Hij vindt dat er absolute wetten zijn waaraan we ons moeten
houden, bepaalde waarden zijn niet onderhandelbaar omdat ze de basis leggen voor een
humanistische traditie. Vergeet niet: Habermas is een Duitser. Hij gelooft daarmee in een
staatsmacht die ordent en waaraan we ons houden. Maar: denk aan Tweede Wereldoorlog,
hij weet ook goed hoe een staat iedere humaniteit kan verliezen. Het volk kan voor jodenvervolging kiezen en de doodstraf en naar dat soort normen moet een wetgever zijn
oren niet laten hangen. Die humanistische waarden zijn dus niet onderhandelbaar, maar
Habermas kijkt wel heel kritisch naar de staat.
• Denkwijze Habermas: de staat heeft geen of onvoldoende feeling met dat waar ze voor bedoeld is: sociale arrangementen behouden waarbinnen we prettig met elkaar samenleven.
Ze wordt sterk beïnvloed door geld en macht: de economie en de politieke krachtsverhoudingen. Bijvoorbeeld door Shell en door regeringsbelangen. Weliswaar kiezen we die laatsten zelf, maar door het systeem komen ze steeds vaker ver van ons af te staan. En macht
gaat een eigen leven leiden, en door invloed van economie krijgen ze een eigen logica (hier
kan een mooi actueel voorbeeld gegeven worden).
College bij hoofdstuk 4 van In de frontlinie tussen hulp en recht 7/13
• Op deze manier ontstaat een verschil tussen de systeemwereld en de leefwereld. Net als
Rousseau vindt Habermas dat die verschillen niet te groot moeten worden, want dan ontstaat marginalisering van mensen die de logica van de systeemwereld en leefwereld niet willen of niet kunnen begrijpen. Dat is een realiteit waar Habermas niet echt tegen is, hij beschouwt het als een feit. Het bepaalt ook de afstand van frontliniewerker en cliënt. Belangrijk
is wel dat je probeert die verschillen te overbruggen. En dat heet machtsvrije communicatie.
Partijen proberen tot een zinvol handelen te komen vanuit een gezamenlijke beleving van
het probleem.
• Machtsvrije communicatie: communicatie is het beste wapen tegen geweld.
Strategisch handelen: een ‘doel-middelenrationaliteit’ zien we als de een de ander wat oplegt
om een doel te bereiken. Eigenlijk zoals je dat bij arbeid ziet.
Habermas stelt daar communicatie tegenover. Communicatie om tot overeenstemming te
komen moet aan een aantal voorwaarden voldoen:
1.
Alle betrokkenen hebben gelijke kans om een discussie te beginnen en een gelijke
kans om argumenten naar voren te brengen en die van anderen te bekritiseren.
2.
Tussen de betrokkenen moeten geen machtsverschillen bestaan die zouden
kunnen verhinderen dat argumenten op tafel worden gebracht of van tafel worden
geveegd.
3.
Alle betrokkenen moeten ‘waarachtig’ zijn, daarmee wordt gesteld dat uitgesloten is
dat de betrokkenen elkaar manipuleren of andere belangen op het oog hebben. Ik zou
deze integriteit noemen.
Voorbeeld: vergadering tussen wethouder en buurtbewoners die boos zijn over de
komst van een daklozencentrum.
De drie elementen waar het in communicatie om draait:
1.
waarheid: de objectieve feiten maar dan volgens de beleving van de partijen
2.
juistheid: welke normen liggen ten grondslag aan de visie van de partijen?
3.
authenticiteit: heb je je eigen vooroordelen goed in beeld? Heb je geen ­bijbedoel­ingen?
Vragen
1. Hoe zou Habermas beslissen als het ging over Sjoerd, Dorus en het onderhouden van de tuintjes van de buren? (Zie casus Dorus.)
2. Zijn cliëntenraden volgens Habermas voorbeelden van machtsvrije communicatie?
Lawrence Kohlberg (1927-1987)
• Gedragswetenschapper. Gedragswetenschappen kwamen in de twintigste eeuw tot bloei en
kregen invloed op filosofisch debat. Toen werd duidelijk dat slecht gedrag kon ontstaan
door omgeving, opvoeding en aanleg.
• Na de Tweede Wereldoorlog ontstond interesse in hoe ethisch gedrag bij mensen ontstond.
College bij hoofdstuk 4 van In de frontlinie tussen hulp en recht 8/13
Kohlberg bestudeerde dat en ontdekte dat morele ontwikkeling bij kinderen verschuift. Hij
onderzocht jongeren door ze voor een dilemma te plaatsen. Hij zag dat naarmate mensen
ouder werden, ze steeds in een hoger (ethisch) stadium kwamen, althans, in de visie van
Kohlberg.
Stadia van ethiek
Stadium 1: premoraal
Type 1: kind is georiënteerd op straffen en gehoorzamen.
Type 2: kind wil gehoorzamen omdat hij dan lief gevonden wordt.
Stadium 2: moreel vanuit aanpassing, sterk rol-georiënteerd
Type 3: kind ziet in dat het belangrijk is om goede relaties met anderen te onderhouden,
goedkeuring van anderen.
Type 4: oriëntatie op wat autoriteiten ergens van vinden.
Stadium 3: de moraal van geïnternaliseerde morele principes
Type 5: acceptatie van contract en door democratie gebaseerde wetten.
Type 6: individueel geweten is gevormd door wetten en afspraken en handelt vanuit dit geweten.
Die kwalificaties van Kohlberg zijn op zichzelf moreel, en sluiten aan bij een liberaal, volwassen en competent mensbeeld.
Denk aan: geen medicijnen jatten. Deze beredenering in de situatie van de frontliniewerker:­
je moet je aan de regels houden, dat is het hoogste goed.
• Kohlberg was van joodse afkomst en smokkelde als zeeman bedreigde joden door Engelse
blokkades bij Palestina. Hij pleegde uiteindelijk zelfmoord.
Vraag
Moet een onderwijzer ook aangeven dat er een illegaal kind in de klas zit?
Filosofen uit de zorgethiek
Belangrijkste kenmerk van de zorgethiek is het denken hoe verbondenheid van mensen onderling
in de samenleving gewaarborgd kan worden. Je kunt zeggen: in de rechten­ethiek wordt gedacht
over vrijheid en gelijkheid, in de zorgethiek over broederschap.
College bij hoofdstuk 4 van In de frontlinie tussen hulp en recht 9/13
Achttiende-eeuwse Schotse filosofen Hutcheson, Hume en Smith
Hutcheson, Hume en Smith onderzochten waarom mensen zich het lot van hun naasten aantrekken. Een probleem waar deze filosofen op stuitten was dat de solidariteit ophoudt als het om onbekenden gaat.
Universalisten als Kant maken daar korte metten mee, in dat geval stel je regels op die voor iedereen gelden.
De Schotse filosofen probeerden een ander register te openen: een contextuele moraal. Dan worden ook naastenliefde, creativiteit en religie belangrijk. Dat zijn zaken die we als mensen ook hebben, maar ze passen niet in het rechtsdenken.
Hutcheson (1694-1746)
• Emoties hebben een plek in het menselijk bestaan. Ze worden verwoord als deugden.
• Hutcheson gaat ervan uit dat de mens goed is, geen wolf, zoals veel voorgangers denken.
• Sympathie en benevolence zijn zaken die we graag doen, primair bij mensen van onze familie en ons dorp, maar we hebben aanleg voor breder altruïsme.
• Hutcheson gelooft in morele vooruitgang, mits mensen maar verantwoordelijkheid nemen.
Hij was dan ook voor democratie. Al was het alleen maar omdat het slechte in de mens los
komt als hij gebrek heeft, honger, pijn.
• De staat moet mensen niet beschermen omdat het wolven zijn, maar de staat moet zo ingericht worden dat zoveel mogelijk mensen zich daar lekker bij voelen. Eigenlijk zegt hij
hiermee dat je fundamentele waarden best mag aantasten als de meesten zich daar lekker
bij voelen.
• Hutcheson stond aan de wieg van het denken in termen van kwaliteit van leven en welzijn.
• Is tegen recht op privacy, wat een diep recht is. Maar als de meeste mensen zich daarbij veilig voelen wordt het geaccepteerd.
Vraag
Mag je een pedofiel verbieden in een wijk met kinderen te gaan wonen?
Hume (1711-1776)
Heeft veel gereisd, ook naar Frankrijk, kende Rousseau en had veel invloed op Kant. Hij moest jurist worden maar hij was meer geïnteresseerd in wetenschap en filosofie. Zijn belangrijkste werk
heet: Verhandeling over de menselijke natuur, dat hij schreef toen hij 28 jaar oud was, maar het idee
kreeg hij al op zijn 15e.
Zijn studie is weinig abstract, hij is geïnteresseerd in hoe mensen de wereld ervaren, gewoon het
allerdaagse. Hij zet zich ook wat af tegen andere filosofen die alles verklaren vanuit de ratio.
Hume gelooft in benevolence, een mens die kan koesteren, liefhebben, etc., maar hij gelooft dat het
College bij hoofdstuk 4 van In de frontlinie tussen hulp en recht 10/13
alleen binnen de eigen kring kan plaatsvinden. Daarbuiten gaan we niet! Dus moet er een soort
staat zijn die daarin voorziet, maar wel met een rechtstelsel dat er op gericht is positieve emoties
te ondersteunen.
Propriety: fatsoenlijkheid van iemands handelen, fatsoen. Eigenbelang is niet verkeerd als menselijke drijfveer.
Adam Smith (1723-1790)
• Zowel filosoof als econoom.
• Theory of moral sentiments. Hij zag dat mensen met tegengestelde belangen toch zo gingen
samenwerken en er allemaal wat beter van werden.
• Wealth of nations was zijn tweede boek, hij was de ‘godfather’ van de economie.
• Grondlegger van het liberalisme, individueel streven is goed voor de maatschappij, vrije
handel. Dit reguleert het eigenbelang, door een invisible hand, zoals Smith zegt.
• Vriend van Hume.
• Hij zegt: kijk naar de arbeidsverdeling, dit wordt geregeld op grond van empathie.
Concurrentie doet z’n werk. Mensen moeten contracten sluiten.
• Kortom: de economie werkt vanuit het principe dat mensen weliswaar handelen uit eigenbelang, maar dat daar grenzen aan zitten. Ze zijn zowel calculerend als betrouwbaar.
• Volgens Smith moet de staat zich hiermee niet te veel bemoeien.
• Het is onbekend hoe hij omging met uitbuiting in fabrieken van het negentiende-eeuwse
Engeland.
Voorbeeld vanuit de overheid: Rita Verdonk heeft een campagne opgestart om ervoor te zorgen dat allochtonen en autochtonen zich meer met elkaar gaan bezighouden. De Raad voor
Maatschappelijke Ontwikkeling zegt dat alle integratieve integratiepogingen in deze zin mislukken, ze gaan te eenzijdig uit van de goedheid van mensen. Het levert wel even iets gezelligs op,
maar het beklijft niet. In de VS krijgen studenten korting op het collegegeld als ze een allochtoon
bijles geven. Dat werkt wel, er speelt voor beide partijen eigenbelang mee en dat levert betere contacten op.
Rorty (1931)
• Een soort van anti-filosoof die vond dat discussie over de werkelijkheid voor geleerden onderling verspilde energie was omdat een gewoon mens daar niets van begreep.
• We moeten terug naar directe aansluiting op de leefwereld van mensen. Als de samenleving
te ingewikkeld wordt en te abstract, gaan mensen zich egoïstisch gedragen (zoals: junk in
fietsmuseum).
• Wat goed is (bijvoorbeeld: is abortus of euthanasie ‘goed’?) kun je alleen bekijken in de context, daar zijn geen eenduidige regels voor mogelijk. Binnen wetten moet ruimte zijn voor
contextuele beslissingen.
College bij hoofdstuk 4 van In de frontlinie tussen hulp en recht 11/13
• Rorty gelooft in situated knowledge: ervaringskennis. Die moet opnieuw gewaardeerd worden. Dit zien we als het goed is terug in dienstverlening (kijk wat de cliënt kan), maar ook
op mesoniveau. Rol van cliëntenraden en patiëntenorganisaties.
• We zouden in hedendaagse termen zeggen dat hij sociale democratie verenigt met individuele autonomie. Belangrijk voor Rorty is: rechtvaardigheid en jezelf zijn. Beide komen niet
tot stand door een afgeronde theorie te ontwikkelen, maar door inventiviteit en creativiteit.
• Nadenken over de huidige cultuur door middel van verhalen.
• Rorty zegt dat de objectiviteit ontstaat in gemeenschappen, dat mensen dat onderling ervaren, maar die gemeenschappen verschillen zodanig dat de objectiviteit niet bestaat.
• Rorty is een zeer westers democraat en zegt dat mensen hier het gelukkigst zijn.
Vraag
Waarom is Rorty vóór cliëntenraden in ziekenhuizen? En waarom zou een rechten­ethicus daar
ook vóór zijn?
Joan Tronto
• Politicologe: ‘Zorg is die typische menselijke activiteit die alles insluit wat we doen om onze
“wereld” te handhaven, voort te laten duren en te herstellen, zodat we er zo goed mogelijk
in kunnen leven. Het is een handeling in goed doen. Maar ook een handeling die vanuit een
bepaalde motivatie wordt gedaan, niet bijvoorbeeld om moreel hoogstaand te willen zijn of
bemoeizuchtig.’
• Hoe gaan we om met kwetsbaarheid, afhankelijkheid en interdependentie (op elkaar aangewezen zijn)? Tronto zegt dat goede zorg aandachtig is, verantwoordelijk, competent en
responsief, dat wil zeggen, kunnen geven en ontvangen.
• Dit staat wat haaks op liberale begrippen als autonoom en zelfverantwoordelijk, we zijn allemaal in ons leven wel eens zorgafhankelijk.
• Heeft zeer gestreden om zorgethiek weer een plek te geven.
Carol Gilligan (1936)
• Grote tegenhanger van Kohlberg, die beweerde dat het hoogste morele stadium is bereikt
als je op grond van universele waarden een dilemma kunt oplossen.
• Gilligan was de onderzoeksassistent van Kohlberg.
• Haar kritiek is tweeledig. Ten eerste blijkt dat Kohlberg zijn onderzoek alleen onder mannen gedaan heeft. Ten tweede zegt ze: met emoties is niets mis. Zij doet een tegenonderzoek
bij vrouwen die voor het dilemma staan een zwangerschap te laten afbreken. En bij mannen
als het gaat over de Vietnamoorlog. Het blijkt dat vrouwen bij die beslissing zorgvuldigheid
betrachten, en daar het belang van het kind en andere personen in meenemen! Dus, het was
Kohlberg die abstracte, regelgerichte beslissingen van een hogere waarde noemde!
College bij hoofdstuk 4 van In de frontlinie tussen hulp en recht 12/13
Uiteindelijk bleek dat jongens en meisjes niet zo verschillend moreel redeneren, hoewel
vaak wordt aangenomen dat vrouwen wat meer emotioneel of contextueel denken.
• Gilligan schreef vanuit een ander perspectief een studie over vrouwenpsychologie. Ze deed
dat door middel van diepte-interviews. Ze vroeg vrouwen hoe ze tegen zichzelf aankeken,
en tegen zichzelf in relatie met anderen. Telkens vanuit het perspectief: wie spreekt, vanuit
welk lichaam, binnen welke culturele context.
• Gilligan stelt dat mannen en vrouwen verschillen, maar langzaamaan in de samenleving gelijkwaardig worden.
• Gilligan kent aan de zorg- en particuliere sector vrouwelijke waarden toe, en aan de publieke sfeer mannelijke waarden. Voor een deel is dit waar. Het recht is jaren gedomineerd door
mannen en de zorg door vrouwen. Maar die panelen zijn aan het schuiven. Met name in
de publieke sfeer zien we dat steeds meer het menselijke of vrouwelijke aspect de overhand
krijgt. Maar dat van de dominantie van het recht over de zorg, dat blijft kloppen.
Tot slot
Niet het abstracte niveau van de staat of samenleving is bepalend, maar de manier waarop mensen in
een concrete situatie op elkaar reageren. Als zij dat als zinnig ervaren, is dat ethisch handelen.
Wat we zien is dat het denken in rechten in de negentiende en twintigste eeuw heel vruchtbaar was,
zowel voor de staatsvorming als voor de economie en opkomende industrialisatie. Wat we nu zien
gebeuren is dat er een scheiding komt tussen de publieke en private sfeer. En ook komt er een einde
aan de taakverdeling waarbij de man buitenshuis werkt en de vrouw binnenshuis. Zorg en emoties
horen tot de private sfeer, waar vrouwen domineren.
Pas in de jaren 60 van de twintigste eeuw ging men nadenken over een herwaardering van de zorg­
ethiek in ons denken en handelen.
We zien binnen het recht aandacht ontstaan voor gender bias: onbedoelde effecten die negatief uitwerken voor vrouwen. Doordat vrouwen meer gaan werken, zien we een verschuiving van de private
naar de publieke sector. Denk aan zorg voor ouderen en het ontstaan van kinderopvang.
Hiermee zien we ook een denkkader ontstaan, bijvoorbeeld in managementdenken, waarbij oog
komt voor de menselijke kant, met name op die gebieden waarop met rationaliteit weinig succes was
te oogsten.
College bij hoofdstuk 4 van In de frontlinie tussen hulp en recht 13/13
Download