Woordenlijst bij 'Het oog in de storm ', Hoofdstuk 6: Samenleven (sociale filosofie) Als een woord vet is getypt, dan betekent dit dat het op een andere plaats in deze woordenlijst wordt uitgelegd. Woord Betekenis algemene wil de gemeenschappelijke wil van de hele maatschappij. De term werd gebruikt door de contractdenker Rousseau. amour propre Frans voor ‘eigenliefde’, term gebruikt door Rousseau. Een vorm van egoïsme die het medelijden overstemt en het eigenbelang en de eigen veiligheid verkiest boven het hulp bieden aan anderen. arbeid-werk-handelen driedeling die Arendt aanbrengt in de menselijke activiteiten. Arbeid is de activiteit die noodzakelijk is voor onze overleving als biologische soort. Werk bestaat uit die activiteiten die niet direct in dienst staan van de consumptie, maar die de resulteren in producten die een zekere duurzaamheid hebben en zo onze wereld uitmaken (bijvoorbeeld meubels, auto’s, computers enzovoort). Handelen is voor Arendt de politieke activiteit bij uitstek. Je handelt als je buiten de bestaande regels, normen en verwachtingen treedt en laat zien wie je bent. aristocratie van het Griekse aristokrateia: ‘heerschappij van de besten’. Staatsvorm waarin de aanzienlijksten, de leden van de hoogste stand, de heerschappij hebben. Door sommige Griekse filosofen ook wel gebruikt voor een maatschappijvorm waarbij de macht in handen is van mensen die de beste aanleg hebben om te regeren. aufheben (Hegel) Duitse term, door Hegel gebruikt in zijn leer van de dialectiek. In Hegels theorie wordt de eerdere tegenstelling tussen these en antithese (these-antithese-synthese) in de synthese aufgehoben. Het woord aufheben heeft hier drie betekenissen: op een hoger plan brengen, bewaren, en ongeldig verklaren. autarkisch in staat in zijn eigen levensbehoeften te voorzien, zonder hulp van anderen. behoeftigheid het niet kunnen voorzien in de eigen behoeften. belang iets waarmee iemands voordeel gemoeid is. Iets waaraan voldaan moet worden om een sociale rol goed te kunnen vervullen. civitas terrena-civitas dei Latijn voor ‘de aardse staat’ en ‘de staat/het rijk van God’. Volgens Aurelius kenmerkt de menselijke geschiedenis door een conflict tussen de ‘staat van God’ en de ‘aardse staat’, dat uiteindelijk zal uitlopen in de overwinning van de staat van God. Volgens Augustinus was de katholieke kerk de vertegenwoordiger van het rijk van God op aarde, en moest de kerk daarom een hogere autoriteit krijgen dan het wereldlijke gezag. communicatief handelen term van Habermas. Het handelen dat gericht is op onderlinge overeenstemming (consensus), en dat de basis vormt van de handelingstheorie van Habermas. condition humaine / menselijke conditie de noodzakelijke voorwaarden voor mens-zijn. De voorwaarden waaraan de mens niet kan ontsnappen. consensus overeenstemming van opvattingen. Volgens Habermas kan een rationele –dus eerlijke en rechtvaardige – samenleving alleen worden gegarandeerd door voortdurende open en machtsvrije discussie tussen de leden ervan, net zo lang tot er consensus is bereikt. erkenning het inzien dat iets bestaat, dat iets waar is, is zoals het is, enz. contractdenker / contractfilosoof Filosoof die de politieke ordening van een maatschappij verklaart vanuit een (al dan niet denkbeeldige) overeenkomst tussen burgers onderling of tussen burgers en machthebbers. democratie staatsvorm waarin het volk regeert. Democratie’ komt van de Griekse woorden dèmos, ‘volk’ en kratein, ‘heersen, regeren’. descriptief-normatief ‘descriptief’ betekent ‘beschrijvend’, een descriptief onderzoek bijvoorbeeld is een onderzoek waarbij de feiten worden weergegeven, zonder stelling te nemen of een bepaalde mening te uiten. ‘normatief’ betekent ‘een norm voorschrijvend’. In een normatieve uitspraak zeg je dus hoe iets volgens jou zou moeten zijn. determinisme wereldbeeld waarin ervan wordt uitgegaan dat alles wat gebeurt noodzakelijk zo gebeurt. dialectiek dialectisch materialisme volgens Hegel voltrekt de geschiedenis zich volgens een vaste wetmatigheid, die hij de dialectiek noemde: iedere gebeurtenis (door Hegel ‘these’ genoemd) gaat gepaard met een tegenbeweging (antithese), waarna these en antithese worden opgeheven (aufheben) in een synthese. Deze synthese vormt een nieuw uitgangspunt (een nieuwe these), en het proces begint weer van voren af aan. filosofische stroming die stelt dat het niet de ideeën zijn die politieke ontwikkelingen bepalen, maar materiële omstandigheden. dictatuur regeringsvorm waarbij één persoon de absolute macht heeft. dramaturgisch handelen term van Habermas. Handelingsmodel waarin het subject en zijn innerlijke belevingswereld centraal staan. eigendom de eigendom: het bezit dat je over iets hebt, of het recht daarop. het eigendom: bezit, iets wat van jou is. gelijkheid het principe dat alle mensen gelijk zijn, en dat niemand van geboorte meer waard is dan een ander. goddelijke wet (Thomas van Aquino) handelingstheorie eeuwige, altijd geldende wet die door God is gesteld. heer-knecht volgens Hegel is de relatie heer-knecht het resultaat van de strijd van mensen om erkenning, een strijd op leven en dood. De zwakkere partij wil uiteraard niet sterven, maar ook voor de overheersende partij zou de dood van de zwakkere partij niet gunstig zijn: van wie moet hij dan nog de erkenning krijgen waar het in de eerste plaats om te doen was? Daarom zal één theorie waarbij niet alleen de verhouding tussen mens (subject) en natuur (object) centraal staat, maar ook de sfeer van de menselijke interactie. Geïnspireerd door de taalhandelingstheorie van Austin vat het betekenis op als een handeling. Deze handelingen vinden plaats op vier niveaus: (1) teleologisch handelen dat de wereld behandelt als objectieve werkelijkheid; (2) normatief handelen dat zich bezighoudt met i normatieve interacties tussen mensen; (3) dramaturgisch handelen dat gaat over het individuele subject of de mens op zichzelf; en (4) communicatief handelen dat op deze drie gebieden overeenstemming probeert te verwerkelijken. van de partijen zich onderwerpen aan de macht van de ander. Volgens Hegel was het stadium heer-knecht een fase in de geschiedenis van de verwerkelijking van de rede. historisch materialisme benaming voor de theorieën van Marx, waarin de wetten van het dynamisch-economische proces dat de geschiedenis voorstuwt worden uitgewerkt. ideaal iets wat je graag verwezenlijkt zou willen zien, en dat te maken heeft met de normen en waarden die je belangrijk vindt. Idealen hebben meer te maken met persoonlijke voorkeuren en keuzes dan belangen die van een sociale rol afhangen. ideale gesprekssituatie term van Habermas. Volgens Habermas is consensus alleen mogelijk in een ideale gesprekssituatie: een situatie waarin de betrokkenen gelijkelijk in staat zijn om een discussie te beginnen, waarin manipulatie en macht geen rol spelen, en alleen argumenten tellen. idealisme filosofische stroming die ervan uitgaat dat de werkelijkheid redelijk is en dat de geschiedenis uiteindelijk uitmondt in redelijkheid, de rede zal dan werkelijkheid geworden zijn en de werkelijkheid zal redelijk geworden zijn. ideologie het stelsel van ideeën en opvattingen die – vaak op verborgen wijze – het handelen van overheid en burgers motiveren. ideologiekritiek het willen blootleggen van de verborgen motieven achter het handelen van de overheid, en laten zien dat de overheid, hoewel ze schijnbaar het algemeen belang dient, in feite de belangen dient van een enkele groep of klasse. intersubjectiviteit de verhouding van mens tot mens. Volgens Habermas moet de intersubjectiviteit als uitgangspunt worden genomen bij reflecties op het ontstaan en de ontwikkeling van de samenleving. kapitalistische economie economie waarbij productiemiddelen privébezit zijn en waarbij alles wordt ingezet voor het scheppen van meerwaarde. Omdat die meerwaarde tot stand wordt gebracht door de arbeiders, maar grotendeels terechtkomt in de portemonnee van de bezitters van de productiemiddelen, spreekt Marx van uitbuiting en vervreemding. leefwereld bij Habermas: de sociale en culturele wereld (inclusief het geheel van maatschappelijke instituties en de kunst) waarin het communicatieve handelen zich afspeelt. De leefwereld vormt de gedeelde horizon en achtergrond waartegen de omgang en communicatie met anderen mogelijk is en feitelijk plaatsvindt. Zie systeem. legitimiteit wettigheid, rechtmatigheid. Een belangrijke vraag in de politieke filosofie is waarop de legitimiteit van de staatsmacht berust. logos Grieks woord voor ‘argumentatief denken’. In het geval van de Grieken: verklaringen van natuurverschijnselen worden niet langer gezocht in handelingen van goden, maar in de natuur zelf. maatschappelijk verdrag een sociaal contract dat aan de basis ligt van de politieke samenleving en de instelling van wetten. Rousseau bekritiseerde het bestaande maatschappelijke verdrag omdat het ongelijkheid in stand houdt, volgens hem was het tijd voor een nieuw verdrag. machiavellisme een sluwe, gewetenloze staatskunde, waarbij het doel de middelen heiligt. macht het vermogen invloed uit te oefenen op iemands gedrag, dat van jezelf of dat van anderen. materialisme de leer dat de materie begin- en eindoorzaak is van alles wat bestaat. meerwaarde de waarde van een product na aftrek van het loon en de productiekosten. Zie kapitalistische economie monarchie letterlijk: staatsvorm waarbij de heerschappij in handen is van één persoon. Tegenwoordig: staatsvorm met een erfelijk vorst als staatshoofd. natuurmens mens die leeft in een (al dan niet denkbeeldige) natuurtoestand, die voorafgaat aan het maatschappelijk verdrag. Rousseau schiep een ideaalbeeld van de natuurmens. Volgens hem was de moderne mens door de opkomst van de beschaving verzwakt en vervreemd van zijn ware menselijke natuur. natuurrecht recht dat gebaseerd is op morele principes die af te leiden zouden zijn uit de menselijke natuur. natuurtoestand concept van de contractdenkers. De contractdenkers postuleerden een toestand waarin mensen zouden verkeren als er nog geen staatsvorming heeft plaatsgevonden, de zogenoemde natuurtoestand. natuurwet een wet die voortvloeit uit de menselijke natuur zelf, en die bijvoorbeeld zegt dat je moet doen wat goed is voor jezelf en dat je wat jezelf schaadt moet nalaten. negatieve vrijheid vrijheid in de zin dat je niet wordt gehinderd door obstakels of belemmeringen van buitenaf. De vrijheid van iets. normatief handelen term van Habermas. Handelingsmodel waarin sociale actoren tot een bepaalde groep behoren, waardoor ze aan allerlei normen en verwachtingen moeten beantwoorden. oikos Grieks voor ‘huis’, ‘huishouden’. De Grieken maakten onderscheid tussen oikos en polis, de privésfeer en de publieke sfeer. oligarchie staatsvorm waarbij de macht in handen is van een kleine groep. paradigma term van Kuhn. Het gemeenschappelijke referentiekader van een groep wetenschappers, dat bestaat uit een gemeenschappelijke taal (begrippenkader) en een stelsel van aanvaarde wetten en theorieën. Het paradigma bepaalt wat zinvolle wetenschappelijke problemen zijn, welke antwoorden al dan niet aanvaardbaar zijn, wat relevante feiten zijn, welke testmethoden gevolgd moeten worden, aan welke eisen een theorie moet voldoen enzovoort. perfectibilité Frans voor ‘vervolmaakbaarheid’. Het vermogen van de mens om zich te vervolmaken. piramide van Maslow weergave van de hiërarchie van de menselijke behoeften in de vorm van een piramide. Om de hogere behoeften te bevredigen moeten eerst de meer basale behoeften lager in de piramide worden bevredigd. polis een Griekse staat ter grootte van een stad. Een polis was staatkundig onafhankelijk, en werd omringd door landbouwgronden, waar het voedsel werd verbouwd voor de inwoners van de stad. politiestaat staatsvorm waarbij de staat het openbare leven streng aan banden legt en controleert door middel van een geheime politie. positieve vrijheid Vrijheid in de zin dat je de mogelijkheid hebt je te ontplooien, jezelf te bepalen. De vrijheid tot iets. procedurele rechtvaardigheid term van Rawls. Om te bepalen welke principes van rechtvaardigheid ten grondslag moeten liggen aan de maatschappij, bedenkt Rawls een gedachte-experiment waarin mensen deze principes bedenken zonder dat ze weten of zij arm of rijk, getalenteerd of niet, sterk of zwak enz. zijn (Rawls noemt dit ‘de sluier van onwetendheid’). Uit dit experiment zullen volgens Rawls twee principes van rechtvaardigheid voortvloeien. Omdat deze principes het resultaat zijn van een rechtvaardige procedure, spreekt Rawls in dit verband van procedurele rechtvaardigheid. rechtvaardigheid (verdelende, sociale, procedurele) in het algemeen wordt hiermee de morele eigenschap bedoeld waardoor mensen met een innerlijke vanzelfsprekendheid aan anderen geven of laten waar zij recht op hebben. In afgeleide zin wordt het woord gebruikt voor sociale (ver)ordeningen waardoor leden in een samenleving onderling zo goed mogelijk recht wordt gedaan. republiek – staatsvorm waarbij het staatshoofd voor een aantal jaren gekozen of benoemd wordt. sluier van onwetendheid (Rawls) sociale controle Zie procedurele rechtvaardigheid sociale filosofie politieke filosofie de sociale filosofie is de tak van filosofie die zich bezighoudt met vragen en problemen van de samenleving. De politieke filosofie houdt zich hier ook mee bezig, maar stelt explicieter de politieke verhoudingen aan de orde. strategisch handelen of instrumenteel handelen. Term van Habermas. Het handelen dat gericht is op het verwezenlijken van bepaalde doeleinden. systeem bij Habermas: het domein waarbinnen het strategische handelen zich afspeelt en dat een intern besturingsprincipe kent. Zie leefwereld het verschijnsel dat mensen elkaars gedrag in de gaten houden, en dat daardoor iedereen zijn gedrag aanpast aan wat sociaal aanvaardbaar is. taalhandeling elementaire eenheid van communicatie, bijvoorbeeld een bevel of een verzoek, of een handeling die met taal wordt verricht, bijvoorbeeld een huwelijksvoltrekking. teleologisch handelen een handelingsbegrip dat de wereld benadert als objectieve werkelijkheid, als de buitenwereld. Een actor handelt met het oog op een bepaald doel en hanteert daartoe de meest geschikte middelen. telos Grieks voor ‘doel’, ‘einddoel’. theocratie staatsvorm waarin God de hoogste macht heeft. these-antithesesynthese timocratie Zie dialectiek totalitaire staat uitbuiting Verelendung staatsvorm waarin mensen met een bezit boven een bepaalde waarde de macht hebben. Bij Plato: staatsvorm waarbij eerzuchtigen de leiding hebben term van Hannah Arendt: staat waarin het leven van de burgers volledig gecontroleerd wordt door de overheid. Deze staat is als dictatuur ingericht. iets of iemand onder ongunstige voorwaarden laten werken, om er zo veel mogelijk voordeel uit te behalen Duits voor ‘verval’, ‘verarming’. Marx gebruikt de term voor de toenemende verarming van het proletariaat, die zal uitmonden in een revolutie. vervreemding Bij Rousseau: de verwijdering van de mens van zijn natuurlijke behoeften. Bij Marx: het feit dat de arbeid wordt gekapitaliseerd terwijl de meerwaarde niet aan de arbeiders toekomt. volkssoevereiniteit het principe dat het volk het hoogste gezag heeft. vorstenspiegel geschrift dat aan vorsten een handleiding geeft voor goed leiderschap. vrijheid in de filosofie heeft dit begrip zeer uiteenlopende toepassingen gekregen. In algemene zin: het niet-gebonden zijn. zedelijkheid het overeenkomen met geldende ethische normen en waarden. zoion politikon . . Grieks voor ‘politiek dier’. Aristoteles gebruikt de term als een van zijn twee definities van mens-zijn: de mens is een sociaal, politiek dier. Optimaal mens-zijn kan alleen worden verwezenlijkt onder de juiste sociale en politieke omstandigheden.