TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Technische Natuurkunde Tentamen Elektromagnetisme 3 (3NC30) donderdag 4 juli 2013 van 14u00 - 17u00 Dit tentamen bestaat uit 5 opgaven met elk 3 onderdelen. Voor elk correct beantwoord onderdeel worden 6 punten toegekend. Het tentamencijfer wordt bepaald door het totaal van de toegekende punten te delen door 9 en daarna af te ronden. Beschouw de constanten 0 , µ0 en c bij alle opgaven als gegeven. Belangrijk: maak steeds voldoende duidelijk op welke wetten, principes en/of redenaties een antwoord gebaseerd is! Het gebruik van het boek, een grafische rekenmachine of een computer is niet toegestaan. Het standaard formuleblad is te vinden op de laatste twee pagina’s van deze set opgaven. Daarnaast is het toegestaan een handgeschreven, tweezijdig formuleblad van A5-formaat te gebruiken. De voorlopige cijfers worden bekend gemaakt in de folder van het vak 3NC30 op OASE. Maak per e-mail een afspraak met de docent om het tentamen te bespreken ([email protected]). 1. a. Beschouw een oneindig lange solenoı̈de waarvan de symmetrie-as samenvalt met de z-as. De stroomdraad heeft een verwaarloosbare dikte en is gewikkeld op een oppervlak met straal R met n windingen per lengte-eenheid. Door de stroomdraad loopt een constante stroom ter grootte I in de positieve φ-richting (zie figuur). Leid af dat het magneetveld buiten de solenoı̈de gegeven is door B = 0 en het magneetveld binnen de de solenoı̈de door B = µ0 nI ẑ. Leid af dat voor H de magnetische vectorpotentiaal A geldt dat A · dl = Φ, waarbij Φ de magnetische flux is door het omsloten oppervlak. b. In welke richting staat de magnetische vectorpotentiaal A? Bereken A zowel buiten de solenoı̈de (s > R) als binnen de solenoı̈de (s < R). Laat zien dat voor de berekende vectorpotentiaal A geldt dat ∇ × A = B, zowel buiten als binnen de solenoı̈de. c. Nu wordt een tijdsafhankelijke stroom I door de stroom draad gestuurd: I = I0 t T waarbij I0 en T positieve constanten zijn. In welke richting staat het geı̈nduceerde elektrische veld E? Bereken E zowel buiten de solenoı̈de (s > R) als binnen de solenoı̈de (s < R). z.o.z. 1 2. Een ladingsverdeling bestaat uit drie puntladingen: (1) een lading 3q op positie aẑ, (2) een lading −2q op positie −aŷ, (3) een lading −2q op positie aŷ. Hierin zijn a en q constanten. a. Bereken de arbeid die nodig was om deze ladingsverdeling op te bouwen. b. Schrijf in bolcoördinaten de belangrijkste twee termen op van de multipool-benadering van de elektrostatische potentiaal. Nu wordt een dikke, geleidende bolschil om de ladingsverdeling aangebracht. Het centrum van de bolschil valt samen met de oorsprong van het coördinatenstelsel. De stralen van binnenen buitenoppervlak van de bolschil zijn 3a en 4a. c. De aanwezigheid van de puntladingen geeft aanleiding tot een geı̈nduceerde ladingsverdeling in de geleider. Beschrijf in woorden hoe die geı̈nduceeerde ladingsverdeling eruit ziet (ga in op grootte, teken, plaats en homogeniteit) en maak duidelijk uit welke wetten of principes dit volgt. Illustreer uw uitleg met een schets. Geef tenslotte een uitdrukking voor de elektrostatische potentiaal in de ruimte buiten de geleider. 3. Beschouw een uniform gepolariseerde bol met straal R waarvan het centrum samenvalt met de oorsprong van het coördinatenstelsel. De polarisatie binnen de bol wordt gegeven door P = P ẑ. Buiten de bol heerst vacuüm. De resulterende elektrostatische potentiaal V (r) kan zowel binnen als buiten de bol in bolcoördinaten worden geschreven met behulp van de algemene oplossing V (r) = ∞ X A` r` + B` /r`+1 P` (cos θ) waarin `=0 1 P` (x) = ` 2 `! d dx ` (x2 − 1)` met Z 1 1 P` (x)Pm (x) dx = δ`m /(` + ). 2 −1 a. Laat zien dat uit de vergelijkingen van Maxwell volgt dat de radiële afgeleiden ∂V ∂r van de elektrostatische potentialen binnen (Vbinnen ) en buiten (Vbuiten ) de bol aan het oppervlak van de bol (r = R) voldoen aan ∂Vbuiten ∂Vbinnen − = −P cos θ/0 . ∂r ∂r b. Schrijf genoeg andere randvoorwaarden op waar de elektrostatische potentiaal aan moet voldoen om de potentiaal eenduidig vast te leggen, en vertaal deze naar vergelijkingen waaraan de coëfficiënten A` en B` van de elektrostatische potentiaal binnen en buiten de bol moeten voldoen. c. Bereken de coëfficiënten A` en B` van de elektrostatische potentiaal binnen de bol voor alle `. z.o.z. 2 4. Een puntlading +q, met q > 0, bevindt zich op positie z = d op de positieve z-as, boven een geaard geleidende oppervlak in het xy-vlak (z = 0). a. Beredeneer waarom het veld veroorzaakt door de combinatie van de puntlading en het geleidende oppervlak voor z > 0 gelijk is aan het veld gegenereerd door de combinatie van dezelfde puntlading +q op z = d en een spiegellading −q op z = −d. Illustreer uw redenering met een duidelijke schets van de elektrische veldlijnen. b. Leid af dat de geinduceerde oppervlakteladingsdichtheid σ op het oppervlak van de geleider gegeven wordt door σ(x, y) = 2π(x2 −qd . + y 2 + d2 )3/2 Bereken de totale hoeveelheid lading die geı̈nduceerd wordt op het geleidende oppervlak. Bereken de kracht die het geleidende oppervlak op de puntlading uitoefent. c. Beschouw twee half-oneindige, geaarde, geleidende oppervlakken, de een in het xy-vlak (z = 0), de ander in het yz-vlak (x = 0), die elkaar loodrecht snijden in de y-as. Een puntlading +q (q > 0) bevindt zich in het punt met coördinaten (x = a, y = 0, z = b), met a > 0 en b > 0 (zie figuur). Geef aan welke spiegelladingen (teken en grootte) op welke posities (coördinaten) geplaatst moeten worden om het veld in het gebied x > 0, z > 0 te kunnen bepalen. Licht uw antwoord toe. z.o.z. 3 5. Een oneindig lange, coaxiale golfgeleider bestaat uit een massieve cilinder met straal a die omgeven is door een geaarde, dikwandige, holle, concentrische cilinder met binnenstraal b (zie figuur). Beide cilinders zijn ideale geleiders en hun symmetrie-as valt samen met de z-as van het coördinatenstelsel. De ruimte tussen de cilinders is gevuld met een niet-magnetisch, uniform, lineair diëlektrisch materiaal met diëlektrische constante r > 1. Door dit materiaal loopt een TEM golf waarvan het magnetische veld (in cilindercoördinaten) gegeven is door B(r, t) = <{B0 (a/s) φ̂ ei(kz−ωt) } waarin <{· · · } het reëele deel voorstelt en B0 , k en ω positieve constanten zijn. a. Laat m.b.v. de wetten van Maxwell zien dat het elektrische veld van de golf voldoet aan E(r, t) = <{E0 (a/s) ŝ ei(kz−ωt) } en geef een uitdrukking voor de constante E0 . b. Bereken de vrije ladingsdichtheid op het oppervlak van de binnenste geleider en de vrije stroom door de binnenste geleider. Maak duidelijk op welke wetten of principes de berekeningen gebaseerd zijn. c. Bereken de tijdgemiddelde energiestroom door het XY -vlak. EINDE 4 FORMULEBLAD 3NC30: E&M3 Vectoridentiteiten A · (B × C) = B · (C × A) = C · (A × B) A × (B × C) = B(A · C) − C(A · B) ∇(f g) = f (∇g) + g(∇f ) ∇(A · B) = A × (∇ × B) + B × (∇ × A) + (A · ∇)B + (B · ∇)A ∇ · (f A) = f (∇ · A) + A · (∇f ) ∇ · (A × B) = B · (∇ × A) − A · (∇ × B) ∇ × (f A) = f (∇ × A) + (∇f ) × A ∇ × (A × B) = (B · ∇)A − (A · ∇)B + A(∇ · B) − B(∇ · A) ∇ · (∇ × A) = 0 ∇ × (∇f ) = 0 ∇ × (∇ × A) = ∇(∇ · A) − ∇2 A Coördinatenstelsels • Cilindercoördinaten: x = s cos φ y = s sin φ z=z x̂ = cos φ ŝ − sin φ φ̂ ŷ = sin φ ŝ + cos φ φ̂ ẑ = ẑ p s = x2 + y 2 φ = arctan(y/x) z=z ŝ = cos φ x̂ + sin φ ŷ φ̂ = − sin φ x̂ + cos φ ŷ ẑ = ẑ • Bolcoördinaten: x = r sin θ cos φ y = r sin θ sin φ z = r cos θ x̂ = sin θ cos φ r̂ + cos θ cos φ θ̂ − sin φ φ̂ ŷ = sin θ sin φ r̂ + cos θ sin φ θ̂ + cos φ φ̂ ẑ = cos θ r̂ − sin θ θ̂ p 2 + z2 r = x2 + yp θ = arctan ( x2 + y 2 /z) φ = arctan (y/x) r̂ = sin θ cos φ x̂ + sin θ sin φ ŷ + cos θ ẑ θ̂ = cos θ cos φ x̂ + cos θ sin φ ŷ − sin θ ẑ φ̂ = − sin φ x̂ + cos φ ŷ 5 Gradiënt, divergentie, rotatie, Laplaciaan • in Cartesische coördinaten: d`` = dx x̂ + dy ŷ + dz ẑ, dτ = dx dy dz ∇f = ∂f ∂f ∂f x̂ + ŷ + ẑ ∂x ∂y ∂z ∂vx ∂vy ∂vz + + ∂x ∂y ∂z ∂vy ∂vy ∂vx ∂vz ∂vz ∂vx x̂ + ŷ + ẑ ∇×v = − − − ∂y ∂z ∂z ∂x ∂x ∂y ∇·v = ∇2 f = ∂2f ∂2f ∂2f + + ∂x2 ∂y 2 ∂z 2 • in cilindercoördinaten: d`` = ds ŝ + s dφ φ̂ + dz ẑ, dτ = s ds dφ dz ∇f = ∂f 1 ∂f ∂f ŝ + φ̂ + ẑ ∂s s ∂φ ∂z 1 ∂vφ ∂vz 1 ∂ (svs ) + + s ∂s s ∂φ ∂z ∂vφ 1 ∂vz ∂vs ∂vz 1 ∂ 1 ∂vs ∇×v = − ŝ + − φ̂ + (svφ ) − ẑ s ∂φ ∂z ∂z ∂s s ∂s s ∂φ ∇·v = 2 ∇ f = 1 ∂ s ∂s ∂f 1 ∂2f ∂2f s + 2 2+ 2 ∂s s ∂φ ∂z • in bolcoördinaten: d`` = dr r̂ + r dθ θ̂ + r sin θ dφ φ̂ φ̂, dτ = r2 sin θ dr dθ dφ ∇f = ∂f 1 ∂f 1 ∂f r̂ + θ̂ + φ̂ ∂r r ∂θ r sin θ ∂φ 1 ∂ 2 1 ∂ 1 ∂vφ (r vr ) + (vθ sin θ) + 2 r ∂r r sin θ ∂θ r sin θ ∂φ 1 ∂ 1 ∂vθ ∇×v = (vφ sin θ) − r̂ r sin θ ∂θ r sin θ ∂φ ∇·v = + 2 ∇ f = 1 ∂vr 1 ∂ 1 ∂ 1 ∂vr − (rvφ ) θ̂ + (rvθ ) − φ̂ r sin θ ∂φ r ∂r r ∂r r ∂θ 1 ∂ r2 ∂r r 2 ∂f ∂r 1 ∂ + 2 r sin θ ∂θ 6 ∂f 1 ∂2f sin θ + 2 2 ∂θ r sin θ ∂φ2