De val van de psychoanalyse De Standaard - donderdag 15 december 2011 Auteur: Filip Buekens, Doceert filosofie aan de KULeuven en de Universiteit vanTilburg. Hij publiceerde ‘Freuds vergissing’ en ‘Proefvlucht in het luchtledige’, tweekritische studies over de freudiaanse en lacaniaanse psychoanalyse. Wat? De psychoanalyse dreigt andere therapieën in haarval mee te slepen. Waarom? De absurde verdediging werkt de minachting voor elke psychotherapie in de hand Kritiek op de psychoanalyse laat haar verdedigers nooit onberoerd. Stijn Vanheule gaf in deze krant onbedoeld een illustratie van de wijze waarop ze feitelijk functioneert: ze biedt een denkkader dat alles begrijpelijk kan maken (DS 10 december). Slavoj Zizek begrijpt politiek met behulp van lacaniaanse concepten, Franse psychoanalytici begrijpen autisten met de theorieën van Freud, fotograaf Michiel Hendryckx begrijpt er het eigen verleden mee. Iedereen kan moeiteloos enkele psychoanalytische concepten toepassen. Bovendien denken velen – ten onrechte – dat ze aan psychoanalyse doen zodra ze nadenken over wat hen ooit parten heeft gespeeld. Aan Freud valt blijkbaar niet te ontkomen. Het zou bijna verbazend zijn als psychoanalytici er niet in zouden slagen om een illusie van zelfbegrip te creëren. Wij zijn verslaafd aan zelfbegrip en als de religieuze of ideologische denkkaders het begeven, grijpen we naar psychoanalyse, verkeerd begrepen darwinisme of mindfulness. Het staat ook goed om een mondjevol Freud- of Lacan-jargon te bezigen: zo is het intellectuele prestige van Zizek volledig rond lacaniaanse betekenaars opgetrokken. Toen ik (samen met Geerdt Magiels) in deze krant (DS 26 november) liet zien wat achter het zizekiaanse mistgordijn schuilgaat – utopisch denken en een passage à l'acte, in dit geval: terreur – werden we op dat punt niet tegengesproken. Wat onze critici evenwel immens stoorde, was de impliciete kritiek op het monument Lacan, zonder wie Zizek vrijwel niets te zeggen heeft. Conceptuele luchtkastelen Het is bijzonder verbazend dat Vanheule in zijn bijdrage Lacan opvoert als iemand die psychoanalyse in dialoog bracht met andere wetenschappen. Welke wetenschappen, waarde collega? De wiskunde? De topologie? De structuralistische taalkunde? De logica? Het is genoegzaam bekend dat die verbanden op conceptuele luchtkastelen waren gebaseerd en dat hun absurde verdediging juist de minachting voor élke psychotherapie in de hand heeft gewerkt. De psychoanalyse heeft haar tegenstanders indirect wind in de zeilen geblazen en dreigt andere therapieën in haar val mee te slepen. Dat is het échte drama. Vanheule verwijst ook naar de studie van de psychoanalyse als ‘conceptuele studie'. Maar hoe kan conceptuele studie het psychische functioneren doorgronden? Ik ben een volstrekte tegenstander van reductionisme in de psychologie, maar het kan toch niet verkeerd zijn om met wetenschappelijk onderzoek na te gaan welke neurologische en sociale factoren aan de basis liggen van depressies en psychisch lijden? Een centraal probleem met psychoanalyse is juist dat haar steeds veranderende ‘centrale concepten' hetonmogelijk maken ze te integreren met onderzoek naar die factoren. Over de ‘effectiviteit' van psychoanalytische methoden wordt al honderd jaar eindeloos getwist. Welke van de tientallen versies van de freudiaanse/lacaniaanse/jungiaanse... therapie wordt getest in de studie die Vanheule aanhaalt? Hij spreekt ter verdediging van psychoanalytische therapieën, maar schakelt in zijn beschrijving voortdurend over naar psychotherapeutische methoden, die een veel bredere lading dekken. Ik ben ervan overtuigd dat een goede psychotherapeut mensen kan helpen, omdat luisteren en aandacht helpt. Maar de vraag of er een causaal verband bestaat tussen wat op freudiaanse of lacaniaanse gronden ‘aan het oppervlak' wordt gebracht, het inzicht in de oorzaak ervan en de feitelijke genezing blijft ook honderd jaar na Freud een groot raadsel. Apocalyptisch vijandbeeld Elke therapie zal, wanneer ze zorgvuldig wordt toegepast, in meerdere of mindere mate helpen, en elk betekeniskader kan min of meer een houvast bieden voor wie lijdt. Het freudiaanse en lacaniaanse kader zijn met andere, grandiozere pretenties verdedigd, en het is daarover dat Freudcritici zich zoveel zorgen maken. Verheugend is dat Vanheule op geen enkel punt de Franse psychoanalytici bijtreedt die autisme als een ‘probleem met de moeder' omschreven. Ik vraag me af hoe hij verklaart dat zoiets nog steeds mogelijk is. Hij geeft geen antwoord. Kritiek op de psychoanalyse wordt ten onrechte gezien als gemotiveerd door sciëntistische argumenten en de impliciete verdediging van ‘Big Pharma'. Die vergissing werkt de psychoanalyse zelf in de hand, door zichzelf te beschrijven als een therapie die opkomt tegen het ‘autoritaire weten'. Om zichzelf niet overbodig te maken, wordt een apocalyptisch vijandbeeld opgetrokken: zonder psychoanalyse dreigt instrumentalisering en objectivering in de geestelijke gezondheidszorg. Daarom heb ik met veel plezier Het einde van de psychotherapie van Paul Verhaeghe gelezen: vanuit mijn conservatieve en vaak incorrecte kijk op de wereld kan ik met veel kritiek op instrumentalisering en verkeerd begrepen professionalisering instemmen. Maar velen hebben de psychoanalyse echt niet nodig om het belang van goede psychiatrische zorg in te zien en eindeloos respect te hebben voor iedereen die zich terecht inzet om psychisch lijden draaglijk te maken.