Hoofd-competentie

advertisement
Hoofdcompetentie
1
Interpersoonlijk
competent
Toelichting vanuit de wet BIO / SBL
1
De leraar VO en BVE moet ervoor zorgen dat er in de
groepen waarmee hij werkt, een prettig leef- en
werkklimaat heerst.
Een leraar die interpersoonlijk competent is, geeft op een
goede manier leiding. Zo’n leraar schept een vriendelijke
en coöperatieve sfeer en brengt een open communicatie
tot stand. Zo’n leraar bevordert de zelfstandigheid van
de leerlingen en zoekt in zijn interactie met leerlingen
een goede balans tussen




leiden en begeleiden
sturen en volgen
confronteren en verzoenen
corrigeren en stimuleren
Competentiekaarten voor opleidingsdocenten en schoolpracticumdocenten
schoolpracticumdocent
De schoolpracticumdocent
kan op basis van kennis van
groepsdynamica en
communicatie een leef- en
werkklimaat realiseren dat
gekenmerkt wordt door
samengaan en samenwerken.
Dat houdt in dat hij:
a) een aantal
gespreksvaardigheden
kan hanteren
b) studenten individueel
kan aanspreken op hun
ontwikkeling, waardoor
er een op
samenwerking gerichte
sfeer ontstaat.
c) kennis heeft van
manieren om een
prettig werkklimaat te
bevorderen.
pag. 1
opleidingsdocent
De opleidingsdocent kan op
basis van kennis van
groepsdynamica en
communicatie een leef- en
werkklimaat realiseren dat
gekenmerkt wordt door
samengaan en samenwerken.
Dat houdt in dat hij:
a) een groot aantal
gespreksvaardigheden
kan hanteren
b) studenten, leraren in
opleiding en
beginnende leraren
zowel individueel als
collectief kan
aanspreken op hun
ontwikkeling, waardoor
er een op
samenwerking gerichte
sfeer ontstaat.
c) ruime kennis heeft van
en ervaring heeft met
manieren om in
samenwerking met
collega’s een prettig
werkklimaat te
bevorderen.
Hoofdcompetentie
2
Pedagogisch
competent
Toelichting vanuit de wet BIO /
SBL
2
De leraar VO en BVE moet de
leerlingen helpen een zelfstandig en
verantwoordelijk persoon te worden
die onder andere een goed beeld
heeft van zijn ambities en
mogelijkheden.
Een leraar VO en BVE die
padegogisch competent is, biedt de
leerlingen in een veilige leer- en
werkomgeving houvast en structuur
bij de keuzes die zij moeten maken
en hij bevordert dat zij zich verder
kunnen ontwikkelen. Zo’n leraar
zorgt ervoor




dat de leerlingen weten dat ze
erbij horen, welkom zijn en
gewaardeerd worden
op een respectvolle manier met
elkaar omgaan en uitgedaagd
worden om verantwoordelijkheid
voor elkaar te nemen
initiatieven kunnen nemen en
zelfstandig kunnen werken
hun affiniteiten en ambities leren
ontdekken en op basis hiervan
keuzes kunnen maken met
betrekking tot hun studie en
loopbaan
schoolpracticumdocent
De schoolpracticumdocent kan op
basis van zijn kennis van
basisbehoeften en
ontwikkelingsprocessen een veilige
leeromgeving realiseren. Dat houdt in
dat hij:
a) zich op basis van observatie,
informatie van leerlingen en
informatie van collega’s een
beeld kan vormen van de
sociale verhoudingen binnen
diverse groepen en deze nader
kan analyseren.
b) op basis van observatie, toetsen
en informatie
ontwikkelingsproblemen van
individuele studenten signaleren
en te communiceren.
Competentiekaarten voor opleidingsdocenten en schoolpracticumdocenten
opleidingsdocent
De opleidingsdocent kan op basis van zijn
kennis van basisbehoeften en
ontwikkelingsprocessen een veilige
leeromgeving realiseren. Dat houdt in dat
hij:
a) zich op basis van observatie,
informatie van leerlingen en
informatie van collega’s een beeld
kan vormen van de sociale
verhoudingen binnen diverse
groepen en deze nader kan
analyseren.
b) op basis van observatie, toetsen en
informatie ontwikkelingsproblemen
van individuele studenten
signaleren. Een opleidingsdocent is
in staat om een
begeleidingsprogramma op te
stellen en dat samen met de
student uit te voeren.
pag. 2
Hoofd-competentie
3
Toelichting vanuit de wet BIO / SBL
schoolpracticumdocent
opleidingsdocent
3
De schoolpracticumdocent kan
De opleidingsdocent kan op
De leraar VO en BVE moet de leerlingen
op basis van kennis
basis van kennis
Vak- of beroepsinhoudelijk helpen leerinhouden van een bepaald vak leerprocessen een krachtige
leerprocessen een krachtige
en
of beroep eigen te maken en vertrouwd
leeromgeving realiseren. Dat
leeromgeving realiseren. Dat
didactisch competent
te raken met de manier waarop die in het houdt in dat hij:
houdt in dat hij:
dagelijkse leven en in het werk gebruikt
a) een uitvoerbaar
a) een uitvoerbaar
worden. Ook helpt hij de leerlingen zicht
onderwijsprogramma kan
onderwijsprogramma kan
te krijgen op wat zij in de samenleving
ontwerpen, begeleiden en
ontwerpen, begeleiden en
kunnen verwachten.
evalueren met in adequate
evalueren met in
vorm en mate:
adequate vorm en mate:
Een leraar die vak- of beroepsinhoudelijk
 Beroep op zelfsturing
 Beroep op
en didactisch competent is, creëert een
 Ruimte voor
zelfsturing
krachtige leeromgeving, onder andere
differentiatie
 Ruimte voor
door het leven in verband te brengen met
 Mediagebruik (ook
differentiatie
realistische en voor de leerlingen
ICT)
 Mediagebruik (ook
relevante toepassingen van kennis in
 Ruimte voor initiatief
ICT)
beroep en maatschappij. Zo’n leraar:
 Helderheid
 Ruimte voor
 Variatie in
initiatief
 stemt de leerinhouden en ook zijn
werkvormen
 Helderheid
doen en laten af op de leerlingen en
 Ruimte voor
 Variatie in
houdt rekening met individuele
creativiteit
werkvormen
verschillen
 Ruimte voor reflectie
 Ruimte voor
 bepaalt met de leerling diens
b) in het kader van
creativiteit
(individuele) leertraject, met
competentiemanagement
 Ruimte voor
bijvoorbeeld mogelijkheden voor leren
een student kan begeleiden.
reflectie
in en buiten school en leren in de
b) in het kader van
context van de beroepsuitoefening
competentiemanagement
 motiveert de leerlingen voor hun leereen student kan
en werktrajecten, daagt hen uit om er
begeleiden en beoordelen.
het beste van te maken en helpt hen
om ze met succes af te ronden
 leert de leerlingen leren en werken,
ook van en met elkaar, om daarmee
onder andere hun zelfstandigheid te
bevorderen
Competentiekaarten voor opleidingsdocenten en schoolpracticumdocenten
pag. 3
Hoofdcompetentie
4
Organisatorisch
competent
Toelichting vanuit de wet
BIO / SBL
4.
De leraar VO en BVE draagt
zorg voor organisatorische
zaken die samenhangen met
zijn onderwijs en het leerproces
van de leerlingen in de school
en op de werkplek.
De leraar VO en BVE die
organisatorisch competent is,
zorgt ervoor dat de leerlingen
een ordelijke en taakgerichte
omgeving treffen. Waar het
leren zich op verschillende
plaatsen afspeelt (bijvoorbeeld
op verschillende plaatsen in de
school, stages, leerbedrijf,
buitenschoolse projecten) zorgt
de leraar (eventueel in
samenspraak met andere
begeleiders) voor afstemming
tussen die verschillende
plaatsen. Zo’n leraar zorgt er
dus voor dat de leerlingen:


schoolpracticumdocent
opleidingsdocent
De schoolpracticumdocent kan op basis van
kennis van verschillende vormen van
structuurbehoeften van studenten een
werkklimaat realiseren dat voor hen in
ruime mate overzichtelijk, ordelijk en
(leer)taakgericht is. Dat houdt in dat hij:
a) m.b.t. al zijn activiteiten een
bruikbare vorm van tijd- en
taakmanagement kan hanteren en
studenten daarin kan begeleiden.
b) adequaat kan improviseren in
onverwachte situaties en tussentijds
programma’s kan aanpassen aan
nieuwe situaties.
c) een administratie van
onderwijsgegevens zorgvuldig kan
bijhouden en communicatie met
anderen daarover kan onderhouden.
De opleidingsdocent kan op basis van
kennis van verschillende vormen van
structuurbehoeften van studenten een
werkklimaat realiseren dat voor hen in
ruime mate overzichtelijk, ordelijk en
(leer)taakgericht is. Dat houdt in dat hij:
a) m.b.t. al zijn activiteiten een
bruikbare vorm van tijd- en
taakmanagement kan hanteren en
studenten daarin kan begeleiden.
b) adequaat kan improviseren in
onverwachte situaties en
tussentijds programma’s kan
aanpassen aan nieuwe situaties.
c) een complexe administratie van
onderwijsgegevens zorgvuldig kan
bijhouden en communicatie met
anderen daarover kan onderhouden
en zonodig initiëren.
weten waar ze aan toe zijn
en welke ruimte ze hebben
voor eigen initiatief
weten wat ze moeten (of
kunnen) doen, hoe en met
welk doel ze dat moeten (of
kunnen) doen.
Competentiekaarten voor opleidingsdocenten en schoolpracticumdocenten
pag. 4
Hoofd-competentie
5
Competent in samenwerking
met collega's (binnen de
school)
Toelichting vanuit de wet
BIO / SBL
5
De leraar VO en BVE moet
ervoor zorgen dat zijn werk en
dat van zijn collega’s in de
school goed op elkaar
afgestemd zijn. Hij moet ook
bijdragen aan het goed
functioneren van de
schoolorganisatie.
Een laraar die competent is in
het samenwerken met zijn
collega’s, levert een bijdrage
aan een goed pedagogisch en
didactisch klimaat op zijn
school, aan goede onderlinge
samenwerking en aan een
goede schoolorganisatie. Dat
wil zeggen dat zo’n leraar



goed met collega’s
communiceert
ensamenwerkt
een constructieve bijdrage
levert aan vergaderingen
en andere vormen van
schooloverleg en aan de
werkzaamheden die
moeten worden
uitgevoerd om de school
goed te laten functioneren
een bijdrage levert aan de
ontwikkeling en
verbetering van zijn
school
schoolpracticumdocent
opleidingsdocent
De schoolpracticumdocent kan in
ruime mate bijdragen aan de
ontwikkeling van het pedagogischdidactisch klimaat van de school en
de kwaliteit van de
werkverhoudingen en organisatie
van de school. Dat houdt in dat hij:
a) actief kan deelnemen aan
verschillende vormen van
overleg binnen de school
(met name met de andere
SPDs en OD),
b) actief kan deelnemen aan
intervisiebijeenkomsten,
c) actief kan deelnemen aan
collegiale consultatie,
d) belangrijke informatie op
efficiënte wijze kan
inwinnen, kan delen met
andere
schoolpracticumdocenten en
zelf kan benutten.
De opleidingsdocent kan in ruime mate
bijdragen aan de ontwikkeling van het
pedagogisch-didactisch klimaat van de
school en de kwaliteit van de
werkverhoudingen en organisatie van
de school. Dat houdt in dat hij:
a) actief en initiërend kan
deelnemen aan verschillende
vormen van overleg binnen en
buiten de school (met name
met de lerarenopleiding),
b) actief en initiërend kan
deelnemen aan
intervisiebijeenkomsten,
c) actief en initiërend kan
deelnemen aan collegiale
consultatie,
d) belangrijke informatie op
efficiënte wijze kan inwinnen,
kan delen met
schoolpracticumdocenten en
zelf kan benutten.
e) leiding kan geven aan een
groep schoolpracticumdocenten,
f) studenten en
schoolpractcicumdocenten kan
begeleiden en coachen.
Competentiekaarten voor opleidingsdocenten en schoolpracticumdocenten
pag. 5
Hoofd-competentie
6
Competent in
samenwerking
met de omgeving
Toelichting vanuit de wet BIO / SBL
6
De leraar VO en BVE moet contacten
onderhouden met de ouders of verzorgers
van de leerlingen en met collega’s van
(leer)bedrijven en instellingen waar zijn
school voor het onderwijs en de leerlingen
mee samenwerkt. Hij moet er ook voor
zorgen dat zijn professionele handelen en
dat van anderen buiten de school goed op
elkaar afgestemd zijn. Bovendien moet hij
eraan meewerken dat de samenwerking van
zijn school met die bedrijven en instellingen
goed verloopt.
Een leraar die competent is in het
samenwerken met de omgeving
 zorgt voor een goede communicatie en
afstemming met ouders of verzorgers
van de leerlingen
 zorgt in overleg met de leerling voor een
goede communicatie en afstemming
tussen school, leerling en bedrijven of
instellingen waar de leerling (in het
kader van zijn opleiding) mee te maken
heeft
 maakt doeltreffend gebruik van het
professionele netwerk van de school als
het gaat om de opleiding van de leerling
of de zorg voor de leerling
 gaat verantwoordelijk en zorgvuldig om
met de contacten die hij namens de
school onderhoudt met de omgeving van
de school
Competentiekaarten voor opleidingsdocenten en schoolpracticumdocenten
schoolpracticumdocent
De schoolpracticumdocent kan
in ruime mate bijdragen aan
het realiseren en het
ontwikkelen van de
samenwerkingsrelatie met de
lerarenopleiding. Dat houdt in
dat hij:
a) actief kan deelnemen
aan contacten tussen
de opleidingsschool en
de lerarenopleiding,
met name met het
team van zijn
vakgebied
opleidingsdocent
De opleidingsdocent kan in
ruime mate bijdragen aan het
realiseren en het ontwikkelen
van de samenwerkingsrelatie
met de lerarenopleiding. Dat
houdt in dat hij:
a) actief en initiërend kan
deelnemen aan
contacten tussen de
opleidingsschool en de
lerarenopleiding en
andere instanties die
zich bezighouden met
het opleiden van
leraren, zoals het SBL,
Velon, het Ruud de
Moorcentrum e.a.
pag. 6
Hoofd-competentie
7
Competent in reflectie en
ontwikkeling
Toelichting vanuit de wet BIO / SBL
7
De leraar VO en BVE moet zich
voortdurend verder ontwikkelen en
professionaliseren.
Een leraar die competent is in reflectie
en ontwikkeling, denkt regelmatig na
over zijn beroepsopvattingen en zijn
professionele bekwaamheid. Zo’n leraar
streeft ernaar zijn beroepsuitoefening bij
de tijd te houden en te verbeteren. Zo’n
leraar




weet goed wat hij belangrijk vindt in
zijn leraarschap en van welke
waarden en normen en
onderwijskundige opvattingen hij
uitgaat
heeft een goed beeld van zijn eigen
competenties, zijn sterke en zwakke
kanten
werkt op een planmatige manier aan
zijn verdere ontwikkeling
stemt zijn eigen ontwikkeling af op
het beleid van zijn school en benut de
kansen die de school biedt om zich
verder te ontwikkelen
Competentiekaarten voor opleidingsdocenten en schoolpracticumdocenten
schoolpracticumdocent
De schoolpracticumdocent
kan op uitgebreide schaal zijn
opvattingen en
bekwaamheden ten aanzien
van verschillende aspecten
van beroepsuitoefening
onderzoeken en ontwikkelen
en anderen daarin coachen.
Dat houdt in dat hij:
a) op basis van
verschillende analyseinstrumenten
planmatig aan de
ontwikkeling van
bekwaamheid van
zichzelf en van
anderen kan werken.
b) bij de ontwikkeling van
zichzelf en van
anderen intensief
gebruik kan maken
van feedback van
leerlingen en collega’s
opleidingsdocent
De opleidingsdocent kan op
uitgebreide schaal zijn
opvattingen en bekwaamheden
ten aanzien van verschillende
aspecten van
beroepsuitoefening onderzoeken
en ontwikkelen en anderen
daarin coachen. Dat houdt in
dat hij:
a) op basis van
verschillende analyseinstrumenten planmatig
aan de ontwikkeling van
bekwaamheid van
zichzelf en van anderen
kan werken.
b) bij de ontwikkeling van
zichzelf en van anderen
intensief gebruik kan
maken van feedback van
leerlingen en collega’s en
in de vorm van
supervisie en intervisie
collegiale hulp kan
bieden.
c) actief kan bijdragen aan
de realisatie van het
beleid ten aanzien van
onderwijsverbetering en
schoolontwikkeling
d) een actieve rol kan
spelen bij de
kwaliteitszorg van de
lerarenopleiding en die
van de opleidingsschool
pag. 7
Download