1 EEN GROOT GELOOF HJM Sales Geliefde broeders en zusters, wij geloven dat Jezus Christus voor onze zonden aan het kruis is gestorven. En wij geloven dat wij op grond van Zijn Offer voor eeuwig zijn gered. Geloof doet ons daarom ook tot Jezus komen om door Hem te worden gereinigd (Matth. 8:1-4). Maar het christelijk geloof heeft meer aspecten en stadia. Een ervan is, dat waarachtig levend geloof ons het ultieme gezag van Jezus als machtig God doet erkennen. En dit is heel erg belangrijk voor ons leven. In feite is het cruciaal! Want het betekent dat wij Hem zoals gezegd als God erkennen, maar ook als Heer en Meester van ons leven en dat wij Zijn Woord en Zijn wil aanvaarden. Wij aanvaarden de taken die Hij ons geeft, alsmede Zijn opdrachten en wij aanvaarden de omstandigheden waarin Hij ons leidt. Kortom, we geloven in Zijn almacht en proberen te doen wat Hij van ons vraagt. In zowel het Evangelie van Matthéüs als dat van Lukas (Matth. 8:5-13; Luk. 7:1-10) staat een verhaal over dit soort geloof beschreven. Het is het verhaal van de (Romeinse) hoofdman over een afdeling van honderd soldaten (centurion), die in het dorpje Kapernaüm aan Jezus vroeg om zijn dienstknecht te genezen. Luk. 7:1-2 – “Nadat Hij nu al Zijn woorden voleindigd had, ten aanhore des volks, ging Hij in te Kapernaüm. En een dienstknecht van een zeker hoofdman over honderd, die hem zeer waard was, krank zijnde, lag op zijn sterven.” Volgens Matth. 8:6 had de knecht een verlamming (Gr. “paraluti’kos”) en leed hij intense pijnen. Luk. 7:3 – “En van Jezus gehoord hebbende, zond hij tot Hem de ouderlingen der Joden, Hem biddende, dat Hij wilde komen, en zijn dienstknecht gezond maken. “ De hoofdman had zijn knecht blijkbaar lief en zond Joodse ouderlingen naar Jezus toe met het verzoek om zijn knecht beter te maken. Het feit dat hij zelf niet naar Jezus toeging maar anderen stuurde, was geen blijk van arrogantie of hoogmoed. Neen, zoals we hierna zullen zien, was het juist een uiting van diep respect voor Jezus en de erkenning van Diens gezag. Luk. 7:4-5 – “Dezen nu, tot Jezus gekomen zijnde, baden Hem ernstelijk, zeggende: Hij is waardig, dat Gij hem dat doet; Want hij heeft ons volk lief, en heeft zelf ons de synagoge gebouwd.” Deze Joodse ouderlingen spanden zich in voor een heidense Romein. Dat was bijzonder, want de Romeinen werden als bezettende macht van Israël erg gehaat. Ook het feit dat deze Romeinse hoofdman het Joodse volk liefhad, was speciaal. Want de Joden werden door de Romeinen juist veracht en als koppig, dwars en eigenzinnig beschouwd. Vooral op grond van hun trouw aan de Joodse godsdienst, waarin één God, Jahweh, werd vereerd en niet allerlei Romeinse afgoden. Maar iets in de Joodse godsdienst had de hoofdman door de inwerking van de Heilige Geest aangesproken en hij had vervolgens zelfs het gebedshuis, de synagoge, voor de Joden gebouwd. En deze hadden daar grote waardering voor gekregen. Luk. 7:6a – “En Jezus ging met hen. En als Hij nu niet verre van het huis was, zond de hoofdman over honderd tot Hem enige vrienden,……………..” Volgens Matth. 8:5 e.v. sprak de hoofdman zélf tot Jezus. Dit maakt echter voor de diepste uitleg van deze gebeurtenis niet heel veel uit. Want waar het om gaat, is de nu volgende opmerking van de hoofdman, waarin hij verklaart, dat Jezus niet de moeite zou moeten nemen om persoonlijk hem in zijn huis te bezoeken. Luk. 7:6b-8 – “…………. en zeide tot Hem: Heere, neem de moeite niet; want ik ben niet waardig, dat Gij onder mijn dak zoudt inkomen. Daarom heb ik ook mijzelven niet waardig geacht, om tot U te komen; maar zeg het met een woord, en mijn knecht zal genezen worden. Want ik ben ook een mens, onder de macht van anderen gesteld, hebbende 2 krijgsknechten onder mij, en ik zeg tot dezen: Ga, en hij gaat; en tot den anderen: Kom! en hij komt; en tot mijn dienstknecht: Doe dat! en hij doet het.” De hoofdman vond het meegaan van Jezus niet noodzakelijk voor het ontvangen van genezing. En zijn motivatie was in Jezus’ ogen verbazingwekkend. NB, het is goed, dat wij ons realiseren dat deze hoofdman (gezien zijn uitlatingen) blijkbaar al veel van zijn Joodse contacten over God (Jahweh) en de Joodse godsdienst had geleerd. De hoofdman begon met te verklaren, dat hij zichzelf niet waardig achtte om Jezus onder zijn dak (in zijn huis) te ontvangen. Ja, dat hij zichzelf niet waardig achtte om tot Jezus te komen. Wat een erkenning van zijn eigen diep verloren zondestaat! De hoofdman had Jezus herkend als de smetteloos reine, zondeloze Zoon van God. Hij herkende Jezus als de Almachtige en Eeuwige God. Dat deze geweldige goddelijke Persoon Jezus Zélf tot hem, een zondige Romeinse heiden, zou komen, kon hij niet bevatten. Daarom zei hij: “Heer, doe geen moeite!” De hoofdman herkende ook de almacht van Jezus: “Heer, spreek slechts een woord en mijn knecht zal gezond worden!” Hij herkende de kracht van het goddelijk Woord en geloofde er in. En hij herkende Jezus als Heer en als de grote Schepper, Die met één woord de hemel en de aarde en alles wat leeft tot stand had gebracht en Die in staat was om met één woord genezing van zijn knecht tot stand te brengen. En wat heel bijzonder was, is het volgende! De hoofdman verstond de relatie tussen Jezus en God de Vader en begreep de structuur in de onzichtbare wereld. Hij herkende dat Jezus als de Zoon onder God de Vader was gesteld en door Deze met een missie naar de aarde was gezonden. Daarom zei hij: “Ik ben óók een mens onder de macht van anderen”. De hoofdman was gesteld onder ándere officieren, onder generaals en uiteindelijk de Romeinse keizer en hij diende hen te gehoorzamen. En hij wist dat ook Jezus onder de macht van God de Vader was gesteld. Maar ook, net zoals hij als hoofdman aan zijn dienstknechten allerlei opdrachten kon geven en dat zij hem ook ogenblikkelijk zouden gehoorzamen, nét zo zou Jezus als Gods Zoon aan de Hem dienende engelen en aan de demonen opdrachten geven en zouden deze Hem gehoorzamen. Ja, zelfs hij, hoofdman over honderd, zou Jezus gehoorzamen. Dáárom was één Woord van Jezus ruim voldoende om zijn knecht zelfs op afstand te genezen. Deze heidense hoofdman herkende het gezag en de heerschappij van Jezus als de Eeuwige God. Derhalve de verwondering van Jezus over zijn grote geloof. Luk. 7:9 – “En Jezus, dit horende, verwonderde Zich over hem; en Zich omkerende, zeide tot de schare, die Hem volgde: Ik zeg ulieden: Ik heb zo groot een geloof zelfs in Israël niet gevonden.” En derhalve hoeft het ons ook niet te verbazen, dat Jezus onmiddellijk (in hetzelfde uur) de zieke knecht genas. Luk. 7:10 – “En die gezonden waren, wedergekeerd zijnde in het huis, vonden den kranken dienstknecht gezond.” Matth. 8:13 – “En Jezus zeide tot den hoofdman over honderd: Ga heen, en u geschiede, gelijk gij geloofd hebt. En zijn knecht is gezond geworden te dierzelver ure.” Geliefde broeders en zusters, hoe is het met ons gesteld? Is ons geloof ook zodanig groot, dat wij Jezus hebben herkend in Wie Hij wérkelijk is? Is Hij wérkelijk de Heer en de Meester van ons leven en aanvaarden wij Zijn Woord en Zijn wil? Doen wij wat Hij als Eeuwige God van ons vraagt? Laten wij met een eerlijk hart tot Hem komen en deze vragen overwegen. Dan zal Hij ons helpen en kracht geven. Moge Jezus u en mij deze week zegenen. Amen.