Aansprakelijkheid bij ongevallen op het werk Voorbeelden van wat er kan spelen wanneer een uitzendkracht een ongeval overkomt op het werk. Juni 2013 Inhoudsopgave INHOUDSOPGAVE ............................................................................................................................................ 2 1 INLEIDING ................................................................................................................................................. 3 1.1 2 SCHADE ONTSTAAN OP HET WERK ........................................................................................................... 4 2.1 2.2 2.3 3 WERKPLEK / IN DE UITOEFENING VAN ZIJN WERKZAAMHEDEN EIGEN VERANTWOORDELIJKHEID WERKNEMER .................. 4 BEDRIJFSUITJE; WEL OF NIET IN DE UITOEFENING VAN DE WERKZAAMHEDEN............................................................. 5 SCHADE NA OVERVAL OP GELDAUTOMAAT ......................................................................................................... 5 OORZAAK VAN DE SCHADE ....................................................................................................................... 6 3.1 3.2 3.3 3.4 4 DISCLAIMER ................................................................................................................................................ 3 GEDEELDE OORZAAK SCHADE, GEDEELTELIJKE AANSPRAKELIJKHEID WERKGEVER ........................................................ 6 WERK OORZAAK KLACHTEN AANSPRAKELIJKHEID DOOR ONJUISTE EN GEBREKKIGE BESCHERMINGSMIDDELEN .................. 7 WERK NIET OORZAAK KLACHTEN...................................................................................................................... 7 WERK OORZAAK PSYCHISCHE SCHADE? ............................................................................................................. 8 ZORGPLICHT WERKGEVER ........................................................................................................................ 8 4.1 VEILIGE WERKPLEK........................................................................................................................................ 8 4.1.1 Schade na overval op geldautomaat ............................................................................................... 9 4.1.2 Veilige werkplek, automatisch draaiende deur ............................................................................... 9 4.2 BESCHERMINGS-, HULP- EN VEILIGHEIDSMIDDELEN. .......................................................................................... 10 4.2.1 Geen hulpmiddelen ter beschikking gesteld .................................................................................. 10 4.2.2 Onvoldoende veiligheidsmaatregelen ........................................................................................... 11 4.2.3 Onvoldoende veiligheidsmaatregelen .......................................................................................... 11 4.2.4 Werkplek / in de uitoefening van zijn werkzaamheden Eigen verantwoordelijkheid werknemer 12 4.2.5 Werk oorzaak klachten Aansprakelijkheid door onjuiste en gebrekkige beschermingsmiddelen 12 4.2.6 Eigen verantwoordelijkheid werknemer ........................................................................................ 13 4.2.7 Aansprakelijkheid werkgever voor burn-out. ................................................................................ 13 4.2.8 Aansprakelijkheid werkgever voor RSI ......................................................................................... 14 4.2.9 Veiligheidsmiddelen door werkgever verschaft maar door werknemer niet gebruikt .................. 14 4.3 AANSPRAKELIJKHEID BIJ VERKEERSONGEVALLEN ................................................................................................ 15 4.3.1 Eigen auto, woon-werkverkeer...................................................................................................... 15 4.3.2 Leaseauto, woon-werkverkeer? .................................................................................................... 16 4.3.3 Bedrijfsauto, woon-werkverkeer? ................................................................................................. 17 4.4 AANSPRAKELIJKHEID BIJ VERKEERSONGEVALLEN - VERZEKERING ........................................................................... 17 4.4.1 Auto van de zaak, werkverkeer ..................................................................................................... 18 4.4.2 Eigen auto, werkverkeer ................................................................................................................ 18 5 VERJARING AANSPRAKELIJKHEID ............................................................................................................ 19 2 1 Inleiding Hoewel iedereen dat natuurlijk probeert te voorkomen, gebeuren er op de werkvloer nog wel eens ongevallen. De vraag is dan of iemand aansprakelijk is voor die schade en zo ja, wie. De wet- en regelgeving voorziet hier uiteraard in. Aansprakelijkheidskwesties zijn complex omdat meerdere factoren meespelen waarvan beoordeeld moet worden of ze relevant zijn voor de zaak. Hiervoor is niet alleen juridische kennis maar ook technische kennis nodig. Aan de hand van casuïstiek geven we hier een beeld wat er zoal kan spelen bij aansprakelijkheidskwesties. We gaan in op: • Schade ontstaan op het werk • Oorzaak van de schade • Zorgplicht werkgever • Verjaring aansprakelijkheid In de meeste stukken die je hierover leest, wordt uitgegaan van werkgeversaansprakelijkheid. Bij een ongeval met een uitzendkracht, kunnen zowel de uitzendonderneming als het inlenende bedrijf (de opdrachtgever) als werkgever aansprakelijk worden gesteld. De uitzendkracht werkt echter onder leiding en toezicht van het inlenende bedrijf. De uitzendonderneming heeft geen invloed op wat er op de werkvloer gebeurt. In het kader van veiligheid op de werkplek regelt de Arbowet dan ook dat het inlenende bedrijf wordt aangemerkt als werkgever. In feite geldt dat uitzendkrachten op de werkvloer dezelfde bescherming genieten als de vaste medewerkers. De opdrachtgever is hiervoor verantwoordelijk. De uitzendonderneming moet er wel altijd voor zorgen dat de uitzendkracht is voorgelicht voordat hij begint met werken (doorgeleidingsplicht). Het Stappenplan voor de doorgeleidingsplicht – Uitzendkracht over de drempel beschrijft in het kort de verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen uitzendonderneming, inlenend bedrijf en uitzendkracht. Meer uitleg en achtergrondinformatie is te lezen in de brochure Arbeidsomstandigheden en uitzendkrachten: hoe is dat geregeld? en in de Handreiking Uitzendwerk. Nu wordt tussen uitzendondernemingen en opdrachtgevers meestal via overeenkomsten afgesproken dat de opdrachtgever als enige aansprakelijk is. In deze tekst wordt hiervan uitgegaan. Daar waar werkgever staat kun je ook opdrachtgever lezen en daar waar werknemer staat kun je uitzendkracht lezen. 1.1 Disclaimer Hoewel deze tekst met de grootste zorgvuldigheid is geschreven, kunt u geen rechten aan de inhoud ontlenen. STAF aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor de juistheid van de informatie die wordt gegeven. Dit document is uitsluitend bedoeld voor informatieve doeleinden. 3 2 Schade ontstaan op het werk Als je als werknemer een ongeval hebt gehad, is het belangrijk om te weten wie er eventueel aansprakelijk zou kunnen zijn voor de schade die je lijdt. Wanneer het ongeval op het werk heeft plaatsgevonden, denk je daarbij in eerste instantie aan de werkgever. Dit is echter niet altijd het geval en kan tot behoorlijke discussie leiden. Hoe zit het als de werknemer de bedrijfsauto tijdens werktijd voltankt en daarbij uitglijdt? En wat te denken van een ongeluk tijdens het jaarlijkse bedrijfsuitje? En hoe zit het met werk van iemand die geldautomaten bijvult en wordt overvallen? Voorbeelden van dergelijke situaties kun je hier vinden: • • • 2.1 1 Werkplek / in de uitoefening van zijn werkzaamheden 2 Bedrijfsuitje; wel of niet in de uitoefening van de werkzaamheden 3 Schade na overval op geldautomaat Werkplek / in de uitoefening van zijn werkzaamheden4 Eigen verantwoordelijkheid werknemer In deze zaak gaat het om een vrachtwagenchauffeur die kort nadat hij heeft getankt, uitglijdt bij het instappen in zijn vrachtauto. Hij gleed uit omdat er olie onder zijn schoenen zat. Deze olie is onder zijn schoenen terecht gekomen doordat de chauffeur tankte op een vervuild tankstation. De werkgever had aangegeven dat chauffeurs bij voorkeur daar dienden te tanken, omdat het daar goedkoper was. In principe is een werkgever aansprakelijk voor schade van een werknemer, als deze schade ontstaat op de werkplek. Maar een werkgever kan ook aansprakelijk zijn voor schade die een werknemer lijdt, op een andere plaats dan een vaste werkplek. Een vrachtwagenchauffeur heeft geen echte vaste werkplek. Als die er al zou zijn, dan zou dat zijn vrachtwagen en/of de openbare weg zijn. Desondanks vindt de chauffeur dat zijn werkgever aansprakelijk is voor de schade die hij heeft geleden. De rechter is dit met de chauffeur eens. Ook schade die is geleden buiten de eigenlijke werkplek, kan voor vergoeding in aanmerking komen. Van belang is dat de schade is opgelopen in de uitoefening van de werkzaamheden. Bij een vrachtwagenchauffeur is het tanken met zijn vrachtwagen een uitoefenen van zijn werkzaamheden. Schade die daarbij wordt opgelopen, kan voor vergoeding in aanmerking komen als de werkgever niet heeft voldaan aan zijn verplichting om voor een veilige werkplek te zorgen. De chauffeur voerde aan dat de werkgever niet aan die zorgverplichting had voldaan. Hij stelde dat de werkgever wist dat het tankstation vervuild was en dat er daardoor gevaar voor uitglijden was. Naar zijn mening had de werkgever hem en de andere chauffeurs juist moeten verbieden om daar te tanken. De rechter is het daarmee niet eens. Hij vindt dat de chauffeur hierin een eigen verantwoordelijkheid kent die ertoe leidt dat van de werkgever niet verlangd kan worden dat hij de chauffeurs verbiedt bij het betreffende station te tanken. Hij heeft daarvoor de volgende argumenten: 1. Werknemer was een ervaren beroepschauffeur, die kon weten wat de gevolgen zouden zijn van het knoeien met diesel; 1 Hoge Raad 2009, LJN BF0003 Hoge Raad 17 april 2009, JAR 2009/128. Gerechtshof ’s-Gravenhage 23 december 2005, JAR 2006, 47. 4 Hoge Raad 2009, LJN BF0003 2 3 4 2. 3. 4. Het is algemeen bekend dat er op tankstations geknoeid wordt met diesel; Werknemer kende het tankstation, en kwam er niet voor het eerst; Werkgever had geen opdracht gegeven om bij dat tankstation te tanken. In dit geval heeft de werkgever dus geen zorgplicht geschonden en daarom niet aansprakelijk. 2.2 Bedrijfsuitje; wel of niet in de uitoefening van de werkzaamheden5 Dat een werkgever aansprakelijk kan zijn voor schade die een werkneemster lijdt tijdens het werk, mag duidelijk zijn. De vraag is of een werkgever ook aansprakelijk kan zijn voor schade die een werknemer lijdt buiten de werktijden, zonder dat hij werkzaamheden verricht. In deze rechtszaak ging het om een werkneemster die haar pols brak tijdens een ontspanningsactiviteit buiten werktijd die de werkgever heeft georganiseerd. Deze activiteiten werden eens in de zoveel maanden gehouden. Op een dag werd er in het kader van zo’n activiteit, een rollerskate workshop gehouden. Dit vond plaats in de kantoorhal van de werkgever, buiten de normale werktijden. De werkneemster stelt de werkgever aansprakelijk voor de schade die zij heeft opgelopen. Hoewel de schade niet was ontstaan op de werkplek of in de uitoefening van de werkzaamheden, vond de rechter toch dat de werkgever aansprakelijk was. De omstandigheden die daartoe aanleiding gaven waren; 1. De werkgever had de activiteit georganiseerd; 2. De activiteit vond plaats in het kantoorpand van de werkgever; 3. De activiteit veroorzaakte een bijzonder risico op schade voor de deelnemende werknemers. De werkgever had daarom moeten (laten) zorgen voor beschermingsmiddelen, hetgeen niet was gebeurd. Immers, door het verstrekken van knie- en polsbeschermers was een veel veiliger situatie ontstaan. Dat de werkgever de organisatie aan een evenementenbureau had uitbesteed, maakte dit niet anders. De rechter was van mening dat de werkgever ervoor verantwoordelijk was dat het bureau de beschermingsmiddelen zou verstrekken, hetgeen niet (op tijd) was gedaan. De werkgever was dus aansprakelijk voor de geleden schade. 2.3 Schade na overval op geldautomaat6 Een werknemer had als taak het bijvullen van geldautomaten bij banken. Op een dag moest hij een geldautomaat bijvullen die zich in een uitbouw van een pand bevond. De geldautomaat was in een aparte serviceruimte. Op deze serviceruimte was geen tweede verdieping. De serviceruimte was alleen toegankelijk via een beveiligingsdeur. Vlak voordat de werknemer de ruimte wilde verlaten, werd het dak van de ruimte geopend en werd er van daaruit een pistool op hem gericht, waarmee hij uiteindelijk in zijn arm werd geschoten. De werknemer heeft zijn werkgever aansprakelijk gesteld voor de schade die hij heeft geleden als gevolg van de schotwond. Maar de werkgever zegt niets te kunnen doen aan het ongeval. Volgens de werkgever heeft deze er alles aan gedaan om de werkplek veilig te laten zijn. 5 6 Hoge Raad 17 april 2009, JAR 2009/128. Gerechtshof ’s-Gravenhage 23 december 2005, JAR 2006, 47. 5 De rechter moest uitzoeken of de werkgever een zorgplicht had geschonden. Hij is van mening dat de werkgever de ruimte waarin de geldautomaat stond, had moeten inspecteren. Als hij dat had gedaan, had hij kunnen zien dat het dak niet veilig was, omdat het van hout was en het daardoor relatief gemakkelijk was via het dak naar binnen te komen. Dit is relevant omdat de werkgever moet zorgen dat de werkplek van zijn werknemers veilig is. In deze zaak ging de zorgverplichting van de werkgever tamelijk ver omdat de werkgever ook verantwoordelijk was voor een ruimte die niet in het kantoor van de werkgever was en die bovendien niet van de werkgever maar van de bank was. Omdat de werknemer daar zijn werk moest doen, werd van de werkgever toch verwacht dat hij er zelf voor zou zorgen dat die plek voldoende veilig was. 3 Oorzaak van de schade In het verlengde van het voorgaande ligt de vraag wat nu precies de oorzaak is geweest van de schade van de werknemer. Is dat wel het werk geweest. Een werkgever is namelijk alleen aansprakelijk voor de schade van een werknemer als die schade tijdens de uitoefening van het werk en door dat werk is veroorzaakt. Ook hiervan een aantal voorbeelden: • • • • 3.1 Gedeelde oorzaak schade, gedeeltelijke aansprakelijkheid werkgever 8 Werk oorzaak klachten 9 Werk niet oorzaak klachten 10 Werk oorzaak psychische schade? 7 Gedeelde oorzaak schade, gedeeltelijke aansprakelijkheid werkgever11 Een werknemer die 15 jaar in dienst is geweest bij een werkgever, komt te overlijden aan de gevolgen van longkanker. Vaststaat dat hij gedurende zijn 15-jarige dienstverband is blootgesteld aan asbest. Maar dat is (mogelijk) niet alleen van invloed geweest op de longkanker, de werknemer heeft ook 28 jaar lang gerookt. De dochters van de werknemer stellen de werkgever aansprakelijk voor het overlijden van hun vader. Zij menen dat hij is overleden als gevolg van de blootstelling aan asbest. De werkgever meent dat de longkanker is veroorzaakt door het roken. Vervolgens staat de rechter voor de lastige vraag waardoor de longkanker is veroorzaakt: het roken of de blootstelling aan asbest. Om hier achter te komen, schakelt hij een deskundige in. Deze deskundige oordeelt dat de kans 55% is dat de kanker is ontstaan door asbest. De rechter gaat hierin mee. Hij oordeelt dat het ook gedeeltelijk de eigen schuld van de werknemer kan zijn dat hij longkanker heeft opgelopen. Het is namelijk algemeen bekend dat roken de kans op longkanker aanzienlijk vergroot. Echter, de kans blijft ook 55% dat de kanker door de werkzaamheden (asbest) is ontstaan. De rechter besluit daarom uiteindelijk dat 55% van het bedrag van de schade voor rekening van de werkgever komt. De rest van de schade dienen de erfgenamen van de werknemer zelf te dragen. 7 Hoge Raad 31 maart 2006, RvdW 2006, 328. Hoge raad 6 februari 2009, LJN BG5859 Hoge Raad 16 mei 2008, LJN BC7683 10 Gerechtshof ’s-Gravenhage 16 februari 2007, JAR 2007, 69. 11 Hoge Raad 31 maart 2006, RvdW 2006, 328. 8 9 6 3.2 Werk oorzaak klachten Aansprakelijkheid door onjuiste en gebrekkige beschermingsmiddelen12 In deze zaak gaat het om een werknemer die werkte bij een bedrijf dat verwarmingsketels in elkaar zet. Bij deze werkzaamheden kwam de werknemer veel in contact met allerlei gassen en dampen. Zo verrichte hij (verf) spuitwerkzaamheden, maakte hij bepaalde onderdelen veelvuldig schoon met thinner en gebruikte hij vaak een giftig koelmiddel bij zijn werkzaamheden. Na enkele jaren kreeg de werknemer last van zijn longen. De longarts constateerde vervolgens dat de longen van de werknemer ernstig waren aangetast (onder andere longemfyseem). De werkgever voerde aan dat onvoldoende vaststond dat de gezondheidsklachten door het werk waren veroorzaakt. De werknemer rookte namelijk ook veel en was duivenhouder. De rechter was het daar niet mee eens. Hoewel niet met volledige zekerheid te zeggen was dat de klachten door het werk kwamen, vond de rechter het voldoende dat de man jaren met gevaarlijke stoffen had gewerkt die dergelijke klachten konden hebben veroorzaakt. Dat er ook andere oorzaken konden zijn, was daarbij niet relevant. Vervolgens werd beoordeeld of de werkgever voldoende beschermingsmiddelen ter beschikking had gesteld. Geconstateerd werd dat de werkgever weliswaar beschermingsmiddelen had gegeven, maar dat dit niet de juiste bleken te zijn voor de zich voordoende situaties of dat de middelen niet in (voldoende) werkende staat waren. De rechter vond daardoor dat de werkgever onvoldoende aan zijn zorgplicht had voldaan. De werkgever was dus aansprakelijk. 3.3 Werk niet oorzaak klachten13 De werknemer in deze zaak was als procesoperator betrokken bij de productie van organotinverbindingen. Daarbij werd gebruik gemaakt van organische oplosmiddelen. Blootstelling aan organische oplosmiddelen kan het centrale zenuwstelsel aantasten en psychische problemen veroorzaken. Na enkele jaren deze werkzaamheden te hebben verricht, is de werknemer vergeetachtig geworden. Hij is hiervoor naar een arts gegaan. Die constateerde inderdaad dat de werknemer aan vergeetachtigheid leed. Omdat de vergeetachtigheid volgens de werknemer was te wijten aan de blootstelling aan oplosmiddelen tijdens zijn werk, heeft hij zijn werkgever aansprakelijk gesteld. De werknemer vorderde een vergoeding voor de schade die hij als gevolg van de werkzaamheden zou hebben opgelopen. De werknemer slaagt er uiteindelijk niet in om de rechter te overtuigen van zijn stellingen. In de procedure is een rapportage opgesteld waaruit blijkt dat de mate van blootstelling aan de gevaarlijke stoffen niet voldoende was om per definitie ervan uit te kunnen gaan dat de gezondheidsklachten daardoor veroorzaakt waren. Omdat de oorzaak van de klachten daardoor onvoldoende duidelijk was, was de werkgever niet aansprakelijk. 12 13 Hoge Raad 6 februari 2009, LJN BG5859 Hoge Raad 16 mei 2008, LJN BC7683 7 3.4 Werk oorzaak psychische schade?14 Een werknemer met een hoge functie is bijna 30 jaar in dienst bij een grote bank. Op relatief hoge leeftijd raakt hij overspannen. Hij heeft lange tijd last van stress, migraine, kramp, hartritmestoornissen en huidafwijkingen. De werknemer gaat vanwege zijn klachten naar een psychiater en psycholoog. Zij constateren dat de klachten het gevolg zijn van de werksituatie. De rechter dient te beoordelen of er een direct verband is tussen het werk en de klachten. Als dat namelijk niet het geval is, hoeft de werkgever geen schadevergoeding te betalen aan de werknemer. De rechter oordeelt dat er niet is aangetoond dat de klachten het gevolg zijn van het werk. De rechter heeft namelijk geconstateerd dat sprake was van een normale werksituatie met een normale werkdruk. Als een werknemer niet tegen die normale werkdruk kan, en daardoor overspannen raakt, kan dat de werkgever niet worden kwalijk genomen. Daarbij speelt bovendien een rol dat deze werknemer zijn werkgever nooit had verteld dat hij de werksituatie belastend vond. Onder die omstandigheden vond de rechter dat niet kon worden gesteld dat de klachten door het werk kwamen, zodat de werkgever niet aansprakelijk werd geacht. 4 Zorgplicht werkgever Als duidelijk is dat de schade die de werknemer lijdt inderdaad het gevolg is van een ongeval in het werk, dan is de werkgever in principe aansprakelijk voor deze schade. Hierop zijn twee uitzonderingen. Een werkgever is niet aansprakelijk als de werknemer expres of bewust roekeloos is geweest bij het ongeval. Een tweede uitzondering doet zich vaker voor. Een werkgever moet ervoor zorgen dat de werknemer op een veilige manier zijn werk kan doen. Laat een werkgever dit na, dan is hij aansprakelijk voor de schade die de werknemer daardoor lijdt. Dit betekent overigens niet dat een werkgever altijd aansprakelijk is als er een ongeval in het werk gebeurt. Ook een werkgever kan immers niet alle ongelukken voorkomen. Als hij echter kan aantonen dat hij alle redelijke maatregelen heeft genomen om een ongeval te voorkomen, kan hem geen verwijt worden gemaakt. Hij is dan niet aansprakelijk. 4.1 Veilige werkplek Een werkgever moet ervoor zorgen dat de plaats waar het werk wordt gedaan, veilig is. Is die werkplek niet veilig en had de werkgever deze wel veiliger kunnen maken, dan is hij aansprakelijk voor de schade van de werknemer die op die werkplek is opgelopen. Hier zijn twee voorbeelden: • • 15 Schade na overval op geldautomaat 16 Veilige werkplek, automatisch draaiende deur 14 Gerechtshof ’s-Gravenhage 16 februari 2007, JAR 2007, 69. Gerechtshof ’s-Gravenhage 23 december 2005, JAR 2006, 47. 16 Hoge Raad 5 november 2004, NJ 2005, 215. 15 8 17 4.1.1 Schade na overval op geldautomaat Een werknemer had als taak het bijvullen van geldautomaten bij banken. Op een dag moest hij een geldautomaat bijvullen die zich in een uitbouw van een pand bevond. De geldautomaat was in een aparte serviceruimte. Op deze serviceruimte was geen tweede verdieping. De serviceruimte was alleen toegankelijk via een beveiligingsdeur. Vlak voordat de werknemer de ruimte wilde verlaten, werd het dak van de ruimte geopend en werd er van daaruit een pistool op hem gericht, waarmee hij uiteindelijk in zijn arm werd geschoten. De werknemer heeft zijn werkgever aansprakelijk gesteld voor de schade die hij heeft geleden als gevolg van de schotwond. Maar de werkgever zegt niets te kunnen doen aan het ongeval. Volgens de werkgever heeft deze er alles aan gedaan om de werkplek veilig te laten zijn. De rechter moest uitzoeken of de werkgever een zorgplicht had geschonden. Hij is van mening dat de werkgever de ruimte waarin de geldautomaat stond, had moeten inspecteren. Als hij dat had gedaan, had hij kunnen zien dat het dak niet veilig was, omdat het van hout was en het daardoor relatief gemakkelijk was via het dak naar binnen te komen. Dit is relevant omdat de werkgever moet zorgen dat de werkplek van zijn werknemers veilig is. In deze zaak ging de zorgverplichting van de werkgever tamelijk ver omdat de werkgever ook verantwoordelijk was voor een ruimte die niet in het kantoor van de werkgever was en die bovendien niet van de werkgever maar van de bank was. Omdat de werknemer daar zijn werk moest doen, werd van de werkgever toch verwacht dat hij er zelf voor zou zorgen dat die plek voldoende veilig was. 18 4.1.2 Veilige werkplek, automatisch draaiende deur Een werkneemster van een verpleegtehuis raakt tijdens haar werkzaamheden gewond. Toen zij door een gang liep, kreeg zij namelijk een deur voor rolstoelgebruikers tegen haar hoofd. De werkneemster liep door een gang van ongeveer 2 meter breed toen er een deur van ongeveer 1,20 meter breed door een patiënt werd geopend. De deur opende automatisch de gang in. Door dit ongeval raakte de werkneemster gedeeltelijk invalide. Zij vordert daarom een schadevergoeding van haar werkgever. In de ogen van de werkneemster heeft de werkgever zich niet gehouden aan zijn zorgplicht. Een werkgever heeft namelijk de plicht om de werkplek veilig te houden. Volgens de werkneemster is dat niet gebeurd. De rechter oordeelt dat er sprake was van een gevaarlijke situatie. De deur was namelijk erg breed in vergelijking tot de breedte van de gang. Als de deur open stond, was er nog maar 80 centimeter over om doorheen te lopen. Bovendien ging de deur van binnen naar buiten open. Door deze situatie heeft de werkgever het risico laten bestaan dat er een ongeval zou gebeuren met de deur. De werkgever had de gevaarlijke situatie kunnen voorkomen door bijvoorbeeld een schuifdeur te plaatsen. De werkgever werd veroordeeld tot vergoeding van de schade. 17 18 Gerechtshof ’s-Gravenhage 23 december 2005, JAR 2006, 47. Hoge Raad 5 november 2004, NJ 2005, 215. 9 4.2 Beschermings-, hulp- en veiligheidsmiddelen. Bij het zorgen voor een veilige werkplek wordt van een werkgever over het algemeen verwacht dat hij beschermings-, hulp- en veiligheidsmiddelen aan de werknemers ter beschikking stelt. Doet hij dat niet of onvoldoende, dan is hij aansprakelijk voor schade die geleden wordt. Hieronder een paar voorbeelden daarvan. • • • • • • • • • 19 Geen hulpmiddelen ter beschikking gesteld 20 Onvoldoende veiligheidsmaatregelen 21 Onvoldoende veiligheidsmaatregelen 22 Eigen verantwoordelijkheid werknemer 23 Aansprakelijkheid door onjuiste en gebrekkige beschermingsmiddelen 24 Eigen verantwoordelijkheid werknemer 25 Aansprakelijkheid werkgever voor burn-out. 26 Aansprakelijkheid werkgever voor RSI 27 Veiligheidsmiddelen door werkgever verschaft maar door werknemer niet gebruikt 28 4.2.1 Geen hulpmiddelen ter beschikking gesteld Een werknemer was werkzaam in een restaurant van een ziekenhuis als verkoopmedewerker. Het restaurant had een nieuwe oven gekocht en kreeg deze geleverd op de dag dat de werknemer aan het werk was. De oven werd geleverd op een pallet. Omdat de oven wielen had, diende de oven een klein stukje te worden opgetild, zodat de pallet eronder vandaan kon worden geschoven. Daarna kon de oven op zijn wielen naar de juiste plek worden gereden. De leidinggevende van de werknemer verzocht de werknemer te helpen bij het tillen van de oven. De werknemer stemde in, en tilde samen met drie anderen de oven op. Hierdoor kon de pallet onder de oven vandaan worden gehaald. Bij het tillen van de 200 kilo zware oven, ging de werknemer door zijn knieën. Als gevolg van het tillen kreeg de werknemer pijn in zijn rug. Deze pijn werd gedurende de dag erger. De werknemer heeft zich enige tijd later dan ook ziek gemeld. Twee maanden later heeft hij het werk weer opgepakt, maar kreeg opnieuw last van zijn rug. Nadat de werknemer tweemaal was geopereerd aan zijn rug en hij nog steeds last ondervond, is hij volledig arbeidsongeschikt verklaard. De werknemer vordert schadevergoeding van zijn werkgever. In eerste instantie oordeelt de rechter dat het tillen van een oven van 200 kilo met vier personen geen gevaar oplevert voor de gezondheid. Ondanks het feit dat de werkgever geen mechanische hulpmiddelen heeft verschaft aan de werknemer, heeft hij zijn zorgplicht daarom niet geschonden. De werknemer is het daar niet mee eens. Hij legt dit voor aan de hoogste rechter. Deze rechter oordeelt dat een werkgever maatregelen moet nemen om te voorkomen dat een werknemer tijdens zijn werk schade lijdt. Welke maatregelen dat zijn, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In dit geval heeft de werkgever niet aan de zorgplicht voldaan. De 19 Hoge Raad 27 april 2007, LJN AZ6717. Hoge Raad 11 april 2008, LJN BC9225 21 Hoge Raad 11 november 2005, LJN AU3313 22 Hoge Raad 2009, LJN BF0003 23 Hoge raad 6 februari 2009, LJN BG5859 24 Kantonrechter Sittard-Geleen 9 april 2008, LJN BC8906 25 Gerechtshof s’-Hertogenbosch 9 november 2010, LJN BO4408. 26 Gerechtshof Amsterdam 7 september 2006, LJN AZ5431 27 Hoge Raad 26 juni 2011, NJ 2011, 281 28 Hoge Raad 27 april 2007, LJN AZ6717. 20 10 werkgever heeft namelijk geen persoonlijke beschermingsmiddelen of mechanische hulpmiddelen verschaft aan de werknemer, die het letsel hadden kunnen voorkomen, terwijl dat wel mogelijk was. De werkgever wordt dus veroordeeld tot vergoeding van de schade. 29 4.2.2 Onvoldoende veiligheidsmaatregelen Een werknemer werkzaam in een wasserette is uitgegleden in een plas water. Als gevolg van deze val, is hij blijvend arbeidsongeschikt geraakt. Tijdens de val droeg de werknemer speciale veiligheidsschoenen die de werkgever aan hem had gegeven ter voorkoming van glijpartijen. De werknemer vordert ondanks de genomen veiligheidsmaatregel, een schadevergoeding van de werkgever. Volgens de werknemer had er namelijk geen plas met water mogen liggen, of er hadden rubberen matten moeten worden neergelegd die het uitglijden hadden kunnen voorkomen. De werkgever meent dat hij voldaan heeft aan zijn zorgverplichting voor de werknemers, door hen veiligheidsschoenen te verschaffen. In eerste instantie gaat de rechter daarin mee en krijgt de werkgever gelijk. De hoogste rechter oordeelt echter anders. Die stelt dat het ter beschikking stellen van veiligheidsschoenen weliswaar goed is van de werkgever, maar dat hij meer veiligheidsmaatregelen had moeten nemen. Zo had hij rubberen matten kunnen neerleggen, hetgeen een eenvoudige en geëigende maatregel was. De werkgever kan niet zonder meer volstaan met een keuze uit verschillende veiligheidsmaatregelen. Soms moeten er meerdere worden ingezet. Omdat de werkgever dat niet heeft gedaan, dient hij een schadevergoeding aan de werknemer te betalen. 30 4.2.3 Onvoldoende veiligheidsmaatregelen Een productiemedewerker die al lange tijd in dienst is bij zijn werkgever, krijgt een ongeval op de werkvloer. De hand van de werknemer raakt bekneld in een machine, als gevolg waarvan hij drie vingertoppen verliest. De werknemer stelt zijn werkgever aansprakelijk. De rechter overweegt dat de werknemer al lange tijd in dienst was bij de werkgever. Dit speelt een rol, omdat het werken met een (mogelijk) gevaarlijke machine, routine wordt. Hierdoor zijn werknemers eerder geneigd onvoorzichtig om te springen met de machine en zullen zij waarschuwingsstickers niet (langer) opmerken. In dit geval waren er niet alleen waarschuwingsstickers, maar was er ook een beschermingskap en een noodknop op de machine aanwezig. Ondanks deze veiligheidsmaatregelen vindt de rechter dat de werkgever had moeten onderzoeken of er effectievere maatregelen genomen konden worden, ter voorkoming van ongevallen en als dat het geval was, de reden waarom de werkgever die beschermingsmiddelen niet heeft benut. In dit geval had de leverancier van de machine na het ongeval een extra veiligheidsstrip gemonteerd. Waarom dat niet eerder had kunnen gebeuren viel niet te achterhalen. De werkgever werd daarom aansprakelijk gehouden voor de schade van de werknemer. 29 30 Hoge Raad 11 april 2008, LJN BC9225 Hoge Raad 11 november 2005, LJN AU3313 11 4.2.4 Werkplek / in de uitoefening van zijn werkzaamheden 31 Eigen verantwoordelijkheid werknemer In deze zaak gaat het om een vrachtwagenchauffeur die kort nadat hij heeft getankt, uitglijdt bij het instappen in zijn vrachtauto. Hij gleed uit omdat er olie onder zijn schoenen zat. Deze olie is onder zijn schoenen terecht gekomen doordat de chauffeur tankte op een vervuild tankstation. De werkgever had aangegeven dat chauffeurs bij voorkeur daar dienden te tanken, omdat het daar goedkoper was. In principe is een werkgever aansprakelijk voor schade van een werknemer, als deze schade ontstaat op de werkplek. Maar een werkgever kan ook aansprakelijk zijn voor schade die een werknemer lijdt, op een andere plaats dan een vaste werkplek. Een vrachtwagenchauffeur heeft geen echte vaste werkplek. Als die er al zou zijn, dan zou dat zijn vrachtwagen en/of de openbare weg zijn. Desondanks vindt de chauffeur dat zijn werkgever aansprakelijk is voor de schade die hij heeft geleden. De rechter is dit met de chauffeur eens. Ook schade die is geleden buiten de eigenlijke werkplek, kan voor vergoeding in aanmerking komen. Van belang is dat de schade is opgelopen in de uitoefening van de werkzaamheden. Bij een vrachtwagenchauffeur is het tanken met zijn vrachtwagen een uitoefenen van zijn werkzaamheden. Schade die daarbij wordt opgelopen, kan voor vergoeding in aanmerking komen als de werkgever niet heeft voldaan aan zijn verplichting om voor een veilige werkplek te zorgen. De chauffeur voerde aan dat de werkgever niet aan die zorgverplichting had voldaan. Hij stelde dat de werkgever wist dat het tankstation vervuild was en dat er daardoor gevaar voor uitglijden was. Naar zijn mening had de werkgever hem en de andere chauffeurs juist moeten verbieden om daar te tanken. De rechter is het daarmee niet eens. Hij vindt dat de chauffeur hierin een eigen verantwoordelijkheid kent die ertoe leidt dat van de werkgever niet verlangd kan worden dat hij de chauffeurs verbiedt bij het betreffende station te tanken. Hij heeft daarvoor de volgende argumenten: 1. Werknemer was een ervaren beroepschauffeur, die kon weten wat de gevolgen zouden zijn van het knoeien met diesel; 2. Het is algemeen bekend dat er op tankstations geknoeid wordt met diesel; 3. Werknemer kende het tankstation, en kwam er niet voor het eerst; 4. Werkgever had geen opdracht gegeven om bij dat tankstation te tanken. In dit geval heeft de werkgever dus geen zorgplicht geschonden en daarom niet aansprakelijk. 4.2.5 Werk oorzaak klachten 32 Aansprakelijkheid door onjuiste en gebrekkige beschermingsmiddelen In deze zaak gaat het om een werknemer die werkte bij een bedrijf dat verwarmingsketels in elkaar zet. Bij deze werkzaamheden kwam de werknemer veel in contact met allerlei gassen en dampen. Zo verrichte hij (verf)spuitwerkzaamheden, maakte hij bepaalde onderdelen veelvuldig schoon met thinner en gebruikte hij vaak een giftig koelmiddel bij zijn werkzaamheden. Na enkele jaren kreeg de werknemer last van zijn longen. De longarts constateerde vervolgens dat de longen van de werknemer ernstig waren aangetast (onder andere longemfyseem). 31 32 Hoge Raad 2009, LJN BF0003 Hoge Raad 6 februari 2009, LJN BG5859 12 De werkgever voerde aan dat onvoldoende vaststond dat de gezondheidsklachten door het werk waren veroorzaakt. De werknemer rookte namelijk ook veel en was duivenhouder. De rechter was het daar niet mee eens. Hoewel niet met volledige zekerheid te zeggen was dat de klachten door het werk kwamen, vond de rechter het voldoende dat de man jaren met gevaarlijke stoffen had gewerkt die dergelijke klachten konden hebben veroorzaakt. Dat er ook andere oorzaken konden zijn, was daarbij niet relevant. Vervolgens werd beoordeeld of de werkgever voldoende beschermingsmiddelen ter beschikking had gesteld. Geconstateerd werd dat de werkgever weliswaar beschermingsmiddelen had gegeven, maar dat dit niet de juiste bleken te zijn voor de zich voordoende situaties of dat de middelen niet in (voldoende) werkende staat waren. De rechter vond daardoor dat de werkgever onvoldoende aan zijn zorgplicht had voldaan. De werkgever was dus aansprakelijk. 33 4.2.6 Eigen verantwoordelijkheid werknemer Een werknemer was in dienst als shiftleader bij een bedrijf dat kunstafval verwerkt. Zijn werkzaamheden bestonden onder andere uit het verhelpen van storingen in machines. Op een dag is de mouw van de trui van de werknemer in een machine terecht gekomen. De werknemer werd daardoor de machine in getrokken. De werknemer raakte hierdoor zijn arm kwijt. Het ongeval heeft kunnen gebeuren doordat de werknemer een storing van de machine wilde verhelpen, zonder eerst de machine uit te schakelen. De werknemer stelt de werkgever aansprakelijk voor de schade die hij heeft geleden, ondanks dat de Arbeidsinspectie had geconcludeerd dat de werkgever geen verwijt was te maken. Vervolgens diende de rechter te oordelen of de werkgever aan alle veiligheidsvoorschriften had voldaan. De rechter oordeelt uiteindelijk dat de werkgever geen verwijt valt te maken. De rechter komt tot zijn oordeel op grond van de volgende feiten: 1. Werknemer was een bekwaam shiftleader, die zelf veel aandacht en zorg aan de veiligheid in het bedrijf heeft besteed; 2. De machine was met passieve veiligheidsmaatregelen uitgerust; 3. Juist de werknemer behoorde te weten dat hij een zeer risicovolle overtreding van de veiligheidsvoorschriften beging. 34 4.2.7 Aansprakelijkheid werkgever voor burn-out. In deze zaak ging het om een werkneemster die 6 jaar bij een afvalverwerkingsbedrijf in dienst was. Zij begon als planner maar werd later personeelsfunctionaris. In deze functie krijgt de werkneemster steeds vaker last van hoofdpijn, moeheid, duizeligheid en benauwdheidsklachten. De werkneemster gaat naar de bedrijfsarts, die vervolgens een burn-out vaststelt. De werkneemster stelt vervolgens haar werkgever aansprakelijk voor de schade die zij heeft geleden door de burn-out. Zij is van mening dat de werkgever haar heeft overbelast met werk en/of haar aan een te hoge werkdruk heeft blootgesteld. De werkgever is het daar niet mee eens. Hij meent dat de werkdruk niet te hoog was. Bovendien stelt hij dat de burn-out door persoonlijke omstandigheden en het karakter van de werknemer is veroorzaakt. Zij wil graag alles goed doen, heeft moeite met nee zeggen, wil alles zelf doen en is 33 34 Kantonrechter Sittard-Geleen 9 april 2008, LJN BC8906 Gerechtshof s’-Hertogenbosch 9 november 2010, LJN BO4408. 13 plichtsgetrouw. Zij heeft daardoor, naar de mening van de werkgever, haar burn-out dus zelf in de hand gewerkt. Om te bewijzen dat de burn-out is veroorzaakt door de werkzaamheden van de werkneemster, werden meerdere getuigen opgeroepen. De getuigenverklaringen maakten onder meer duidelijk dat de vrouw 60 uur per week werkte. Verder bleek dat het ook niet mogelijk was om het werk in de normale werktijden af te ronden. Onder de gegeven omstandigheden oordeelde de rechter uiteindelijk dat de werkgever wist dat de werknemer veel overwerkte en aan de bel had moeten trekken. Het was niet de verantwoordelijkheid van de werknemer om dat zelf te doen. Om die reden had de werkgever de zorgplicht om te bekijken of de werkneemster wel voldoende pauzes nam en of ze werk mee naar huis nam. Omdat de werkgever dat niet heeft gedaan, heeft de werkgever zijn zorgplicht geschonden en is de werkgever aansprakelijk jegens de werknemer. 35 4.2.8 Aansprakelijkheid werkgever voor RSI Een werkneemster werkt bij een grote verzekeraar een groot gedeelte van de dag achter de computer. Dit deed zij ook al tijdens haar stage die vooraf ging aan haar dienstverband. Tijdens de maanden dat ze werkzaam was voor de werkgever heeft zij ten behoeve van de werkgever ook thuis, als gedetacheerde, werkzaamheden verricht. Voor de werkzaamheden thuis had de werkneemster zelfs een computer van de werkgever gekregen. Nadat zij 9 maanden had gewerkt, viel zij uit met klachten aan haar armen. De bedrijfsarts constateerde dat er sprake was van RSI. Omdat de werkneemster vindt dat haar klachten te wijten zijn aan de werkgever, stelt zij de werkgever aansprakelijk voor de schade (die zij heeft opgelopen door de RSI). De werkgever vindt dat er geen verband bestaat tussen de werkzaamheden en de klachten van de werkneemster. Bovendien meent de werkgever geen zorgplicht te hebben met betrekking tot thuiswerkzaamheden of gedetacheerde werkzaamheden. De rechter stelde vast dat de RSI wel is ontstaan in de uitvoering van de werkzaamheden. Verder was de rechter van mening dat de werkgever niet aan zijn zorgplicht had voldaan met betrekking tot veiligheids- en beschermingsmaatregelen. Gebleken is dat de werknemer haar stoel niet goed kon aanschuiven en dat haar bureau niet verstelbaar was. De werkplek bij het andere bedrijf en de thuiswerkplek voldeden niet aan de eisen die daarvoor gelden. In tegenstelling tot hetgeen de werkgever stelde, vond de rechter de werkgever wel verantwoordelijk voor de veiligheid van de thuiswerkplek en voor de werkplek tijdens de detachering. Uit de feiten bleek namelijk dat de werkgever zeggenschap over die omstandigheden kon hebben. Nu de beide werkplekken, alsmede de werkplek bij de werkgever zelf, niet voldeden aan de gestelde eisen, werd de werkgever aansprakelijk gehouden voor schade die de werknemer had geleden. 36 4.2.9 Veiligheidsmiddelen door werkgever verschaft maar door werknemer niet gebruikt Een dakdekker werd als uitzendkracht ter beschikking gesteld aan een pannen- en leidekkersbedrijf. De uitzendkracht was werkzaam op een project in twee verschillende steden. Hij werkte daar op een dak van een loods. Op enig moment zakte de werknemer door het dak van de loods heen en viel 8 35 36 Gerechtshof Amsterdam 7 september 2006, LJN AZ5431 Hoge Raad 26 juni 2011, NJ 2011, 281 14 meter naar beneden op een betonnen vloer. Hij liep hierbij ernstig lichamelijk letsel op. De werknemer droeg tijdens zijn werkzaamheden geen beveiligingsmiddelen, zoals een gordel of vallijn. De werknemer stelde vervolgens de werkgever (opdrachtgever) aansprakelijk voor de schade die hij heeft geleden. Hij is namelijk van mening dat de werkgever zich niet heeft gehouden aan de na te leven zorgverplichtingen. Echter, de werkgever heeft veiligheidsinstructies gegeven en heeft dakladders en veiligheidsgordels aan de werknemer gegeven. De werkgever vindt dat hem aldus geen verwijt valt te maken. De rechter deelde de mening van de werkgever. De rechter oordeelde dat de werkgever de noodzakelijke veiligheidsmiddelen en instructies had gegeven die in redelijkheid van de werkgever verlangd konden worden. Het kan de werkgever niet verweten worden dat de werknemer die vervolgens niet gebruikt. Kortom, wanneer een werkgever c.q. inlener de zorgplicht voldoende naleeft en dus in voldoende mate zorgt voor een veilige werkplek, is hij niet aansprakelijk voor schade als er toch iets gebeurt. De zorgplicht van een werkgever gaat dus niet zover dat hij iedere vorm van schade dient te voorkomen. 4.3 Aansprakelijkheid bij verkeersongevallen Bij verkeersongevallen geldt een wat andere regeling. Immers, een werkgever kan er in de regel niet voor zorgen dat autorijden altijd veilig is. Hij heeft daarop simpelweg geen invloed. Toch kan hij onder bepaalde omstandigheden aansprakelijk zijn voor schade die een werknemer lijdt in het verkeer. Schade in het verkeer tijdens privétijd, komt uiteraard niet voor rekening van de werkgever. Maar wanneer is nu sprake van privétijd en wanneer van werktijd? Woon-werkverkeer ligt nogal op de grens. Hierna volgt een aantal voorbeelden van woon-werkverkeer dat onder werk valt en woon-werk verkeer dat onder privé valt: • • • 37 Eigen auto, woon-werkverkeer 38 Leaseauto, woon-werkverkeer? 39 Bedrijfsauto, woon-werkverkeer? 40 4.3.1 Eigen auto, woon-werkverkeer Een werknemer reist elke dag van zijn woning naar zijn werkplek met zijn eigen auto. De werknemer werkt in de bouw en heeft daarom steeds andere werkplekken. Onderweg van zijn woning naar de bouwplaats, pikt hij elke dag een drietal collega’s op die met hem meerijden. Voor dit vervoer ontvangt de werknemer op grond van de CAO een reiskostenvergoeding en een meerijderstoeslag. Op een dag raakt de werknemer door zijn eigen schuld betrokken bij een verkeersongeval, waarbij zijn auto total loss raakt en hij en zijn collega’s ernstig gewond raken. De werknemer probeert de schade aan de auto en zijn eigen lichaam te verhalen op de werkgever. De werkgever weigert dit. Duidelijk is dat schade tijdens privétijd niet door een werkgever vergoed hoeft te worden. De werknemer reed van zijn woning naar zijn werkplek. In principe wordt dat verkeer aangemerkt als 37 Hoge Raad 9 augustus 2001, NJ 2004, 235 Hoge Raad 30 november 2007, RvdW 2007, 1030. Hoge Raad 19 december 2008, NJ 2009, 334 40 Hoge Raad 9 augustus 2001, NJ 2004, 235 38 39 15 privé-tijd. De vraag was nu of daarop ook uitzonderingen bestaan. De rechter vindt van wel. Daarbij vindt hij een paar punten van bijzonder belang: - Het vervoer vond plaats als gevolg van een opdracht van de werkgever. De werknemer moest immers naar de bouwplaats; - De werknemer moest zijn eigen auto gebruiken, maar werd wel geacht om een paar collega’s mee te nemen; - De werkplek was ver van zijn woonplaats; - De werknemer kreeg een vergoeding voor het vervoer en het ophalen van de collega’s. De rechter vond vanwege deze redenen dat het woon-werkverkeer zoveel verband hield met het daadwerkelijke werk, dat de werkgever daarvoor aansprakelijk kon zijn. Voor wat betreft het feit dat het ongeval door eigen schuld van de werknemer veroorzaakt is, het volgende: Ook als een werknemer enige eigen schuld heeft aan hetgeen gebeurd is, betekent dat niet dat hij de daardoor veroorzaakte schade zelf moet dragen. Eigen schuld van een werknemer ontslaat de werkgever niet van de zorgplicht. Alleen als sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer wordt hiervan afgeweken. Opzet of bewuste roekeloosheid is echter niet eenvoudig vast te stellen. De rechtspraak houdt er o.a. rekening mee dat door routinematig werk de veiligheid soms uit het oog verloren kan worden. 41 4.3.2 Leaseauto, woon-werkverkeer? De werkneemster in deze zaak beschikt over een leaseauto op naam van haar werkgever. Na haar werk rijdt zij naar een teambespreking. Deze besprekingen vinden eens per 5 à 6 weken plaats op verschillende locaties. Dit keer is de locatie ver van haar huis. Na afloop van de teambespreking rijdt de werkneemster naar huis. Tijdens deze reis verliest zij de macht over het stuur, met als gevolg een ernstig verkeersongeval en schade voor de werkneemster. De werkneemster spreekt haar werkgever aan voor de schade die zij heeft geleden. De werkgever weigert de schade te vergoeden. De vraag is of het woon-werkverkeer in deze situatie als privé of als werk was aan te merken. De rechter oordeelde in deze zaak dat er sprake was van een privé-situatie, waardoor van aansprakelijkheid van de werkgever geen reden kon zijn. Hij kwam tot dit oordeel omdat: - De werkneemster niet door haar werkgever was aangewezen om met de auto naar de bespreking te gaan. Zij had ook bijvoorbeeld de trein kunnen pakken; - De werkgever geen inspraak had in de bestemming van de werkneemster. Die bestemming was door anderen bepaald; - Het vervoer zelf geen deel uitmaakte van de werkzaamheden van de werkneemster. Zelfs niet terwijl de reistijd werd vergoed op grond van overuren. Deze uitspraak lijkt in veel opzichten op andere uitspraken over woon-werkverkeer. Een wezenlijk verschil wat je ziet met die andere uitspraken is dat de werkneemster in deze zaak geen collega’s meenam. 41 Hoge Raad 30 november 2007, RvdW 2007, 1030. 16 42 4.3.3 Bedrijfsauto, woon-werkverkeer? In deze zaak had een werknemer, die magazijnchef was bij een automobielbedrijf, een autoambulance van het werk meegenomen naar huis. De werknemer moest namelijk nooddiensten draaien. Klanten die pech hadden met hun auto konden een beroep op de nooddienst doen en dan zou deze werknemer met de auto-ambulance naar die klant toegaan. Om te voorkomen dat hij bij een oproep eerst nog langs het bedrijf zou moeten om de auto-ambulance op te halen, nam hij deze mee naar huis, zodat hij vanuit huis meteen naar de klant zou kunnen rijden als er een oproep kwam. Tijdens zijn nooddienst moest de werknemer op enig moment voor zijn normale werk als magazijnchef naar het bedrijf. Tijdens die rit, raakte hij betrokken bij een verkeersongeval. Hij stelt de werkgever aansprakelijk voor zijn schade. Feitelijk was sprake van woon-werkverkeer en in principe daarom dus van privétijd. Voor schade ontstaan tijdens privétijd kan de werkgever niet aansprakelijk zijn. De vraag was of deze rit misschien een uitzondering op die regel mogelijk maakte. De rechter vond dat in deze zaak voor een uitzondering aanleiding bestond. Hij had daarvoor de volgende redenen: 1. De werknemer had op het moment dat het ongeval gebeurde ‘nooddienst’, waardoor hij terecht gebruik maakte van de auto-ambulance; 2. Doordat de werknemer de auto meenam naar huis kon hij eerder bij de noodoproepen zijn; 3. Werknemers die nooddienst hadden moesten permanent bereikbaar zijn. De rechter vond om deze reden het woon-werkverkeer zozeer verbandhouden met het feitelijke werk dat het wel onder de verantwoordelijkheid van de werkgever viel. 4.4 Aansprakelijkheid bij verkeersongevallen - verzekering Als vaststaat dat een ongeval tijdens het werk heeft plaatsgevonden, is het nog steeds de vraag of de werkgever daarvoor aansprakelijk is. De hoofdregel die uit de rechtspraak blijkt is dat een werkgever in principe aansprakelijk is voor schade die tijdens het vervoer tijdens het werk is ontstaan, tenzij de werknemer de schade zelf opzettelijk heeft veroorzaakt of bewust roekeloos bezig is geweest. Wanneer een werknemer niet opzettelijk of bewust roekeloos heeft gehandeld, kan de werkgever nog aan aansprakelijkheid ontkomen, wanneer hij een behoorlijke verzekering heeft afgesloten om de schade van de werknemer te dekken. Wanneer een werknemer in zijn werkverkeer gebruik maakt van een eigen auto en niet een door de werkgever ter beschikking gestelde auto, zal het moeilijk dan wel onmogelijk zijn voor een werkgever om een dergelijke verzekering te arrangeren. In dat geval kan een werkgever ermee volstaan aan de werknemer een vergoeding te betalen waarmee de werknemer zelf een dergelijke verzekering kan afsluiten. Als de werknemer vervolgens nalaat die verzekering daadwerkelijk te sluiten, komt dit voor rekening en risico van de werknemer. Hieronder twee voorbeelden: • • 43 Auto van de zaak, werkverkeer 44 Eigen auto, werkverkeer 42 Hoge Raad 19 december 2008, NJ 2009, 334 Hoge Raad 1 februari 2008, NJ 2009, 331. 44 Hoge Raad 1 februari 2008, RvdW 2008, 176 en Hof Den Bosch 20 september 2011, JAR 2011/313. 43 17 45 4.4.1 Auto van de zaak, werkverkeer Een taxichauffeur heeft tijdens zijn werkzaamheden ernstig letsel opgelopen nadat bij een spoorwegovergang een trein op zijn taxi was gebotst. De werkgever had een collectieve ongevallenverzekering gesloten, die fl. 50.000 uitkeerde aan de werknemer. Daarnaast ontving de werknemer uit de door de werkgever afgesloten inzittendenverzekering een bedrag van fl. 7.838,64. De werknemer gaf aan dat deze bedragen niet de totale schade dekten en wilde dat de werkgever de rest van zijn schade zou vergoeden. De rechter oordeelde dat een werkgever niet zonder meer aansprakelijk is voor alle onverzekerde schade die een werknemer lijdt. Het is van belang dat de werkgever ervoor zorgt dat er een behoorlijke verzekering wordt afgesloten, dan wel dat de werknemer zelf in staat is om een behoorlijke verzekering af te sluiten. Maar wat is dan een behoorlijke verzekering? Die vraag moet volgens de rechter telkens beoordeeld worden op basis van de specifieke omstandigheden. Telkens moet gekeken worden wat verzekerbaar is en hoe men zich over het algemeen in dergelijke situaties verzekert. Als de werkgever daaraan voldoet, gaat hij vrijuit. De rechter geeft ook nog mee dat het voldoen aan een verzekeringsverplichting die in de CAO is opgenomen niet betekent dat de werkgever per definitie niet meer aansprakelijk kan zijn. Het is mogelijk dat van een werkgever wordt gevraagd dat hij meer verzekeringen afsluit dan in de CAO verplicht is gesteld. 46 4.4.2 Eigen auto, werkverkeer Een werknemer rijdt vanaf zijn huis naar een klant toe met zijn eigen auto en raakt betrokken bij een verkeersongeval die door de andere automobilist is veroorzaakt. Hij loopt een whiplashtrauma op. De verzekering van de andere bestuurder vergoedde maar 75% van de schade omdat de werknemer zelf verantwoordelijk werd geacht voor 25% van de schade omdat hij zijn gordel niet had gedragen. De werknemer vordert voor de rechter de rest van zijn werkgever. De eerste vraag die de rechter diende te beantwoorden, was of het niet dragen van een gordel opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer betekent. Als dat het geval was, was de werkgever namelijk überhaupt niet aansprakelijk. De rechter vond dat het niet dragen van een gordel niet per definitie bewust roekeloos of opzettelijk handelen betekent. Omdat er geen sprake was van opzet of bewuste roekeloosheid, was de werkgever aansprakelijk, tenzij hij aan zijn zorgplicht had voldaan. In het geval van verkeersongevallen met gemotoriseerde voertuigen, heeft de rechter bepaald dat een werkgever aan die zorgplicht heeft voldaan wanneer de werkgever een behoorlijke verzekering heeft afgesloten die de gebruikelijke risico’s in het verkeer dekt. Een dergelijke verzekering hoeft overigens niet de risico’s te dekken die gelopen worden wanneer de werknemer zich aan opzet of bewuste roekeloosheid schuldig maakt. Nu het voor een werkgever moeilijk is een verzekering af te sluiten voor werknemers die gebruik maken van een eigen auto, heeft de rechter in deze zaak uitgemaakt dat een werkgever ook aan zijn zorgplicht kan voldoen door de werknemer een vergoeding te betalen waarmee de werknemer zelf een dergelijke verzekering kan afsluiten. Als de werknemer vervolgens nalaat die verzekering daadwerkelijk te sluiten, komt dit voor rekening en risico van de werknemer. 45 46 Hoge Raad 1 februari 2008, NJ 2009, 331. Hoe Raad 1 februari 2008, RvdW 2008, 176 en Hof Den Bosch 20 september 2011, JAR 2011/313. 18 In deze zaak bleek dat de werkgever inderdaad aan de werknemer als onderdeel van de aan de werknemer betaalde kilometervergoeding een vergoeding had betaald waarmee de werknemer zelf een verzekering had kunnen afsluiten. De werknemer had die verzekering vervolgens niet afgesloten. Omdat de werkgever die mogelijkheid wel geboden had, was hij jegens de werknemer niet aansprakelijk voor de door de werknemer opgelopen schade. De schade bleef dus uiteindelijk voor eigen rekening van de werknemer. 5 Verjaring aansprakelijkheid Een werknemer kan een werkgever niet tot in lengte van dagen aanspreken voor schade die hij heeft geleden tijdens zijn werk. In principe moet hij dat doen binnen 5 jaren na de dag waarop voor de werknemer duidelijk is dat hij schade lijdt en waar die schade door komt. Het kan dus zijn dat een werknemer pas na 10 jaar merkt dat hij schade lijdt en dat die schade door zijn werk van 10 jaar geleden is ontstaan. Er is dan geen enkel probleem, zolang de werknemer een en ander maar binnen 5 jaar na de ontdekking bij de werkgever aankaart. Er zit echter wel een absolute grens aan. Als er 20 jaar voorbij zijn sinds de schade is ontstaan, vist de werknemer achter het net. Kortom, wanneer een werknemer na 18 jaar bekend wordt met zijn schade en waar deze door is veroorzaakt, zal hij binnen 2 jaar actie moeten ondernemen. Hij kan dan niet alsnog vijf jaar wachten. De werknemer die pas na 22 jaar bekend wordt met zijn schade en de oorzaak, heeft geen mogelijkheden meer de schade te verhalen. De absolute termijn van 20 jaar is dan immers verstreken. 19