BIBLICA III: MIDDEN-OOSTEN Bakermat van jodendom, christendom en islam Juliana van Stolberglaan 3 5707 CK Helmond www.posterheidebrabant.n 1 ©posterheide brabant, helmond 2 ©posterheide brabant, helmond Het Midden-Oosten De term Midden-Oosten heeft betrekking op de regio west-Azië en Egypte. Traditioneel worden tot het Midden-Oosten gerekend Iran, Klein-Azië, Mesopotamië, de Levant, het Arabische schiereiland en Egypte. Naast huidige landen als Iran, Irak, Syrië, Israël, Jordanië, Palestina en Libanon, vallen daar ook onder Cyprus, Egypte, Bahrein, Koeweit, Oman, Saoedi-Arabië, Turkije, Yemen en Cyprus. Niet alle landen hebben een even grote rol gespeeld in de politieke, economische en religieuze ontwikkelingen. Arabieren, Azeri, Koerden, Perzen en Turken vormen de grootste etnische groepen in de regio, Armeniërs, Assyriërs, Cirkassiërs, Kopten, Drozen, Joden, Maronieten en andere groepen vormen belangrijke minderheden. De geschiedenis van het Midden-Oosten gaat terug tot de vroegste menselijke geschiedenis, de regio was in veel perioden een hoofdcentrum van mondiale ontwikkelingen en handel. Het is de geboorteplaats van belangrijke monotheïstische religies, zoals het judaïsme, het christendom, de islam, maar ook het manicheïsme, jezuïtisme, het Drusische geloof, Mithrascultus en zoroastrisme. En dit alles tegen het licht van het gebied met een aantal krachtige polytheïstische religies. De meest voor de hand liggende vraag is hoe het mogelijk is dat in zo’n gebied het monotheïsme in diverse varianten zo populair kon worden. Het antwoord hierop is niet eenvoudig, en kan vooralsnog ook niet bevredigend worden beantwoord. Wel kan uit de geschiedenis van de regio worden opgemaakt hoe relatief de monotheïsmen moeten worden beschouwd, tegen het licht van de vroege geschiedenis. Ongetwijfeld speelt daarbij een grote rol dat in de loop van de Bronstijd enkele grote polytheïstische beschavingen in de regio een uitermate belangrijke en dominante rol hebben gespeeld. Daarom zal de politieke en culturele situatie in die periode, grofweg 1800 tot 1200 v. Chr. in eerste instantie in ogenschouw moeten worden genomen. Midden-Oosten, overzichtskaart 3 ©posterheide brabant, helmond Bronstijd in het Midden-Oosten Vanaf het begin van het tweede millennium v. Chr. vochten talrijke staten om de zeggenschap over het Midden-Oosten. Het Akkadisch spijkerschrift was inmiddels aan veel buitenlandse talen buiten het Sumerisch aangepast. Dit spijkerschriftsysteem verspreidde in feite de cultuur van Sumer en Akkad uit het derde millennium v. Chr. over het gehele Midden-Oosten. Nog lange tijd zou het Akkadische spijkerschrift gangbaar zijn in de communicatie tussen steden in Mesopotamië, de Levant, Arabië en Egypte. Op het einde van het derde millennium zat zowel Mesopotamië als Egypte in een overgangsfase. Vanuit het Syrische gebied, maar waarschijnlijk oorspronkelijk afkomstig uit het Arabisch schiereiland vestigden zich de Amorieten in het voormalige Akkadische gebied en stichtten Babylon, waar later de legendarische Amoritische koning Hammurabi aan de macht kwam. Zij overheersten een aantal staten, zoals Mari, Aleppo, Ebla, Uruk en Larsa. Het Hettitisch rijk werd kort na 2000 v. Chr. gesticht en zou eeuwenlang een dominante factor blijven in Klein-Azië en de Levant. Rond 1595 v. Chr. kwam een einde aan het eerste Amoritische Babylonische tijdperk toen de Hettieten binnenvielen. Daardoor kwamen nieuwe groepen als de Kassieten en Hurrieten op. Na de Hettitische veroveringen kwamen een eeuw lang geen nieuwe staten naar voren in de regio. Daarna ontstond er een samengesteld inheems Syrisch rijk, de Mitanni. De relatief voorspoedige tijd in Egypte tijdens het Middenrijk kwam kort na 1800 v. Chr. tot een einde door de teloorgang van de gecentraliseerde staat en de overheersing van de Hyksos, een Semitische stam. Een opvallend element was de instroom van immigranten uit Palestina, waarschijnlijk voorlopers van de grote immigrantengroepen uit Palestina die zich later in de oostelijke Nijldelta vestigden. Uiteindelijk zou de farao van het zuiden in Thebe, Ahmose, de Hyksos rond 1550 v. Chr. geheel verdrijven. Hierna geraakte Egypte op het hoogtepunt van haar macht. Thoetmosis III bracht het grootste deel van zijn leven op de slagvelden door en maakte Egypte tot een wereldmacht. Zo veroverde hij Palestina tot aan Kadesh en behaalde de overwinning bij Megiddo. In 1440 v.Chr. sloot hij met Mitanni een verbond omdat de macht van de Hethieten weer aanwakkerde. Om dit verbond te bekrachtigen huwde Thoetmosis III met een prinses van Mitanni, die echter later in de harem belandde tot groot ongenoegen van Mitanni. De periode van de 15de eeuw was ook een profijtelijke voor de Minoïsche cultuur op Kreta, en de beschaving op Cyprus. Tegelijkertijd kwam de wereld van de Achaeërs op in Griekenland, en was Troje aan de westkust van Turkije een internationaal opererende handelsmacht. De periode van ca. 1500 tot de 12de eeuw v. Chr. was een bloeitijd van beschavingen in de regio, met een systematische opkomst en verval van rijken. Hoewel niet al de rijken eenzelfde mate van machtspositie en invloed tegelijkertijd bereikten, namen zij deel aan een internationaal systeem van diplomatie, handel en cultuur. Gebruikelijk waren een of twee staten machtiger dan de anderen, waardoor een politieke hiërarchie werd gevormd, maar ook de voordelen van diplomatie onderkend werden. Eén van de belangrijkste bronnen die wij van deze groep van Grote Machten hebben zijn de Amarna brieven in Egypte. Farao Echnaton verhuisde de hoofdstad naar Amarna en bewaarde daar de correspondentie van hemzelf en zijn vader met de rest van de supermachten. Een collectie van 350 kleitabletten is bewaard. De meeste werden geschreven aan de vazallen van Egypte in de Syrisch-Palestijnse regio, een klein aantal was gericht aan koningen die door de farao als gelijkwaardig werden beschouwd. Het waren de koningen van Babylon, Assyrië, Mittanni, Hettieten, Alashiya op Cyprus, en Arzawa in het zuiden van Anatolië. 4 ©posterheide brabant, helmond De catastrofe op het einde van de Bronstijd De overgang van de late bronstijd naar de vroege Ijzertijd was een dramatische catastrofe tijdens de introductie van ijzeren werktuigen en wapens. De culturele ineenstorting van de Mykeense rijken, het Hettitisch rijk in Anatolië en Syrië, en het Egyptisch rijk in Syrië en Israël, en de plotse staking van internationale handelscontacten vond plaats tussen 1206 en 1150 v. Chr. In de eerste fase werd bijna elke stad tussen Troje en Gaza met geweld verwoest, en later vaak onbewoond achtergelaten, zoals in de gevallen van Hattusa, Mykene en Ugarit. Het langzame einde van deze donkere eeuwen zag de opkomst van nieuwe rijken, Neo-Hittitisch of Aramees, en de opkomst van het nieuwe Assyrische rijk. Er vonden enorme migraties plaats naar het Midden-Oosten door de zogenaamde Zeevolkeren vanuit het Egeïsch Zeegebied. Rond 1180 leverde Ramses III strijd tegen deze zog. Zeevolkeren en verdreef ze uit Egypte. Dat dit op weinig zachtzinnige wijze werd uitgevoerd, blijkt uit de gedetailleerd uitgevoerde voorstellingen op de buitenmuren van de dodentempel van Ramses III in Medinet Habu. De Egyptische farao Menerptah verwees expliciet naar hen met de naam ‘de vreemde landen (of volkeren) van de zee’ in een grote inscriptie in Karnak. Voor de Bijbel zijn deze Zeevolkeren, van wie zich uiteindelijk velen gevestigd hebben op de kusten van de Levant, te identificeren als de Filistijnen. Zij hadden vestigingen in Kanaän. Tussen 1200 en 1100 v. Chr. raakte het grootste deel van Kanaän bezet door Israëlieten. Volgens sommige wetenschappers kwam dit volk van buiten Kanaän, anderen zijn van mening dat zij afstammen van de Kanaänietische bevolking. Het noordelijk deel van Kanaän kwam onder Aramees bestuur. Het overblijvend gebied werd door de Grieken Fenicië genoemd. Medinet Habu, verzameling van afgehakte handen verslagenen van de Zeevolkeren 5 ©posterheide brabant, helmond Religie in het oude Midden-Oosten Elke stad in het oude Nabij Oosten had een eigen lokale beschermgod. Zo was Shamash bijvoorbeeld de beschermgod van Larsa, Sin van Ur en Amon van Thebe. Alleen al in Mesopotamië werden zo’n 2100 goden vereerd. Het is bekend dat de god Ashur nog in de 4de eeuw v. Chr. in Assyrië werd vereerd. De invloed van deze polytheïstische religie is erg groot en duurzaam geweest. Veel Bijbelse verhalen in het judaïsme, christendom en de islam zijn waarschijnlijk gebaseerd op mythen uit Mesopotamië, zoals die van de Schepping, de Hof van Eden, de Zondvloed, de Toren van Babel, en figuren als Nimroth en Lilith. Het verhaal van Mozes lijkt sterk op dat van Sargon van Akkad en de Tien Geboden verraden in zekere mate Assyrisch-Babylonische wetsteksten. De religies van het oude Mesopotamië hebben een grote invloed gehad op latere religies, zoals die van Kanaän, de Aramese, de oud-Griekse en Fenicische, maar ook de monotheïstische religies als joodse, christelijke en islamitische. Ook in het faraonisch Egypte was het aantal vereerde goden enorm groot, naar schatting zo’n 1400 in teksten vermeld, maar in werkelijkheid waarschijnlijk veel meer. Verschillende goden bekleedden de hoogste positie in de godenwereld, zoals Ra, Amon en Isis. Volgens sommige wetenschappers zouden de Egyptenaren één enkele goddelijke macht erkennen (verbonden met schepping van de wereld en de zon) die in alle andere goden aanwezig was. Toch zouden de Egyptenaren nooit hun oorspronkelijke polytheïstische visie op de wereld loslaten, misschien op één enkele keer na. Vanwege de contacten met beschavingen in het Midden-Oosten namen de Egyptenaren ook vreemde goden over. Voorbeelden zijn Baal, Anat en Astarte uit de Kanaänitische religie. Anderzijds infiltreerden Egyptische goden ook de andere beschavingen in het Midden-Oosten. In het gehele Midden-Oosten was ook sprake van syncretisme, versmelting van goden, hetzij binnen de eigen cultuur, hetzij tussen twee culturen. Zo kennen we in Egypte Amon-Ra of Ra-Horakthy, maar in Syrië ook Baal-Hammon of Astarte-Hathor. Syncretisme bevestigde de overlappende rol van de betreffende goden en de uitbreiding van de invloed van elk van hen. Astarte, met horens Hathor Baal, Ugarit Kanaän bestond uit welvarende steden met vruchtbare landbouwgebieden onder gezag van een tempel aan het hoofd waarvan een priesteres stond. De priesteres werd Baälat (heerseres) genoemd en haar gemaal was Baäl (heerser). De godin van Ugarit was, zoals overal in deze streken, de moedergodin en werd vooral in zuidelijk Kanaän onder de naam Ashtoreth vereerd. In Hazor zijn heel wat beeldjes gevonden van Astarte, wat op verwantschap met deze moedergodin wijst, die zowat overal rondom de Middellandse Zee 6 ©posterheide brabant, helmond werd vereerd. Ook ovale Astarteplaketten in klei zijn gevonden, votieven met daarop de naakte Godin Asherah afgebeeld, met in de handen papyrusstengels of slangen, en op het hoofd twee lange spiraalvormige krullen, identiek aan die van de Egyptische Hathor. Dit wijst op sterke connecties met zowel het Oude Egypte, dat er aan de kust enkele havens en kolonies had, als met Kreta, waar de Slangengodin algemeen vereerd werd. De religie in Kanaän was sterk beïnvloed door de machtiger buren, Mesopotamië en Egypte. Het polytheïsme hier was vooral gericht op vooroudergoden, maar daarnaast ook de verering van Baal en El, Asherah en Astarte. Vanwege de intermediaire positie tussen Egypte en Mesopotamië hadden de religies en godenwereld van deze buren een toenemende invloed op de religie in Kanaän. Toen de Hyksos over Egypte regeerden vanuit Avaris, werd Baal geassocieerd met de Egyptische god Seth. Asherah, Astarte en Anath werden afgebeeld met Hathor-achtige Egyptische vleugels. De invloed uit Mesopotamië blijkt uit het feit dat Yah van Ebla in de Akkadische tijd gelijkgesteld was met de Mesopotamische god Ea. De Hurritische god Hebat werd in Jeruzalem vereerd, en Baal werd gelijkgesteld met de Hurritische stormgod Teshub en de Hethitische stormgod Tarhunt. Kanaänitische goden waren praktisch gelijk in vorm en functie met die van de Aramaeërs. In later tijd ziet men duidelijk religieuze invloeden van Kanaän in de Griekse mythologie. Waarschijnlijk waren het Fenicische zeevaarders die ze verspreidden naar het westen. Er zijn zeer frappante overeenkomsten tussen de verhalen van de Werken van Hercules en de verhalen van Melkart uit Tyrus. Aan de Syrische westkust ligt de plaats Ugarit, Ras Shamra. Deze belangrijke Amoritische havenstad had internationale contacten, met Egypte, Cyprus, de Achaeïsche wereld en de Hethieten. De bloeitijd was tussen 1450 en 1200 v. Chr. In de beruchte periode van de Zeevolkeren ging de stad ten onder. De twee belangrijkste tempels bleken gewijd aan Baal en Dagon, een chtonische (vis)godheid. In 1929 werd een groot archief van kleitabletten gevonden, waarin veel gegevens waren opgetekend met betrekking tot de Kanaänitische religie en godenwereld van vóór de komst van de Israëlieten. Deze teksten tonen perfecte overeenkomsten en parallellen met Hebreeuwse Bijbelse literatuur, in het bijzonder op het gebied van de godenwereld. De Baal-cyclus verhaalt over de vernietiging van Yam (god van chaos en zee) door Baal Hadad. Daarbij blijkt een verrassende overeenkomst van de strijd tegen de chaos in Kanaän met die in Mesopotamië en het Aegeïsch Zeegebied: een krijger staat op als held van een nieuw pantheon om chaos te verdrijven en orde te scheppen. Uit veel gevonden kleitabletten blijkt een verrassende overeenkomst van Kanaänitische en Israëlitische praktijken, bijvoorbeeld met betrekking tot het huwelijk en erfrecht. Ugarit, toegang naar paleis 7 ©posterheide brabant, helmond Van polytheïsme naar monotheïsme Op het einde van de Bronstijd en in de vroege Ijzertijd was het aantal goden in het MiddenOosten niet alleen overweldigend groot, maar was er ook sprake van een wisselende gelijkstelling van tal van goden uit de diverse cultuurgebieden. Dit gold voor het gehele Midden-Oosten. Toch is hierboven ook gerefereerd aan de suggestie dat in het Oude Egypte een besef was ontstaan van één goddelijke macht die in alle andere goden aanwezig was. In ieder geval kan dit duiden op een tendentie naar één primaire god die centraal werd gesteld, henotheïsme, waarbij andere goden wél werden erkend en vereerd, maar hun betekenis langzaam zou wegebben. Deze primaire god was verbonden met schepping en zon. In dit beeld past de poging van Echnaton om de monotheïstische religie van de zonnegod Aton in te stellen als centrale focus van de staatsreligie. Echnaton (1353-1336 v. Chr.) ging in het vijfde jaar van zijn regering over tot deze drastische omwenteling naar een monotheïsme. Er werden geen fondsen meer aan tempels van andere goden ter beschikking gesteld en namen en beeltenissen van andere goden werden van tempels verwijderd, met name die van de zonnegod Amon. In de Aton religie lag de nadruk op het monotheïstische van het goddelijke, met uitsluiting van de traditionele pluriformiteit in de godenwereld. Toch is het de vraag of de Aton-cultus een volledig monotheïsme was, met uitsluiting van verering van andere goden. Er zijn aanwijzingen dat de bevolking andere goden mocht vereren, maar privé. Daarnaast blijkt de Atoncultus toch tolerantie te hebben gehad voor andere goden, zoals Shu. In ieder geval schoot deze cultus geen wortel bij de Egyptische bevolking, en in het 17de regeringsjaar van Echnaton werd door steun van Horemheb en de opperpriester Ay de verering van de staatsgod Amon weer ingesteld. Nog altijd blijft de vraag actueel of de daad van Echnaton tot instelling van de Atoncultus niet vooral ingegeven is door politieke oorzaken, zoals de machtspositie van de Amon priesters. Echnaton en Aton 8 ©posterheide brabant, helmond Deze hang naar een vorm van monotheïsme, of liever henotheïsme, heeft duidelijke overeenkomsten met de ontwikkeling van de vroegste Abrahamitische religie. Historisch gezien wordt aangenomen dat de Abrahamitische religie (en de latere ontwikkelingen) een oorsprong hebben in het polytheïsme. Geleidelijk werd één god centraal gesteld, JHWH, en tenslotte werd vereren van andere goden verdrongen. Dit proces is goed te zien in de Hebreeuwse Bijbel. In Genesis (geschreven omstreeks 6e-5e eeuw v. Chr.) suggereren veel passages dat er meerdere goden bestaan. Zo spreekt God herhaaldelijk over zichzelf in meervoud: "God zei: 'Laten wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken;...'" (Genesis 1:26) "Toen dacht God, de HEER [JHWH]: 'Nu is de mens aan ons gelijk geworden, nu heeft hij kennis van goed en kwaad.'” (Genesis 3:22) Naast de godsnaam JHWH komen ook bijvoorbeeld voor: El: "Hij [Jakob] bouwde daar een altaar, dat hij ‘El is de God van Israël’ noemde." (Genesis 33:20) Elohim (dat zowel 'god' als 'goden' kan betekenen, maar in combinatie met een persoonsvorm in meervoud alleen "goden"): " Toen de goden mij ver van mijn verwanten lieten rondzwerven" (Genesis 20:13); "hij [Jakob] bouwde er een altaar (...), omdat de goden zich daar aan hem geopenbaard hadden" (Genesis 35:7) In Exodus (geschreven omstreeks 6e-4e eeuw v.Chr.) is een sterke neiging te zien om JHWH te verheffen boven andere goden, die niet mogen worden vereerd zoals hij. "Nu zie ik in dat JHWH machtiger is dan alle andere goden." (Exodus 18:11) "Vereer naast mij geen andere goden (...) want ik, JHWH, uw god, duld geen andere goden naast mij." (Exodus 20:3-5) "Wie aan andere goden offers brengt, en niet uitsluitend aan JHWH, moet onder de ban worden geplaatst en gedood worden." (Exodus 22:19) YHWH, Jahweh op Moabitische inscriptie Hoewel JHWH dus in toenemende mate wordt gezien als de belangrijkste god van de Israëlieten en het vereren van andere goden wordt verboden op straffe des doods, wordt het bestaan ervan niet ontkend. In Numeri, Deuteronomium, Richteren, I en II Koningen, I en II Kronieken en andere boeken is te lezen dat veel Israëlieten ondanks deze verboden nog vaak andere goden aanbidden, zoals Asjera, Baäl en Astarte: De Israëlieten (...) keerden JHWH de rug toe, de god van hun voorouders, (...) om Baäl en Astarte te dienen. 9 ©posterheide brabant, helmond (Richteren 2:11-13); "Hij [Achab] liet in Samaria een tempel voor Baal bouwen en richtte er een altaar voor hem op. Ook maakte hij een Asjerapaal." (I Koningen 16:32-33) Pas in Jesaja 44:6 (verhaalt over de 8e eeuw v.Chr., geschreven omstreeks 539 v.Chr.) wordt gesteld dat alleen JHWH bestaat en alle andere goden niet: "Dit zegt JHWH, Israëls koning en bevrijder, de HEER van de hemelse machten [JHWH Tsevaoth]: 'Ik ben de eerste en de laatste, er is geen god buiten mij”. De naam Jhw ("Jhw in het gebied van de Shasu “) duikt voor het eerst op in Transjordanië, vanaf 1400 v.Chr., namelijk in Egyptische teksten van Amenhotep III die verwijzen naar een volk dat daar leefde. Stammen werden wel meer geïdentificeerd aan de hand van de godheid die zij aanhingen. In dit geval zou Jhw duiden op Jaw of Jahu, de naam waarvoor de vroegere El door een stam werd ingeruild. El was oorspronkelijk een Fenicische hemelstiergod en werd de naam van het hoofd van het Kanaanitische pantheon. Zijn functie was die van vader van de godenfamilie en scheppergod. De aanroeping HalleluJah betekent letterlijk Ere zij Jah. Veel persoonsnamen van deze stam die eerder el bevatten (Elia, Natanaël), kregen nu ja als suffix. El zou dus de evolutionaire voorloper zijn van Jahweh. Latere teksten in Ugarit opgegraven komen volgens taalgeleerden qua stijl erg dicht bij die van de Tenach en vermelden El en Baal ("de Heer") tezamen. Het vroeg Hebreeuws lijkt bovendien heel erg op het Ugaritisch. Sommigen menen dat de latere profeten van het Oude Testament Baal als een valse god en vijand verketterden om het verband tussen Baal en El te ontkennen. In Ugarit was El echter de vader van de vruchtbaarheidsgod Baal en zijn strijdbare zuster Asnat. Volgens Exodus 6 werd God door de stamvaders van Israel vereerd als El Shaddai. El betekent hoog of verheven. Aan Mozes maakt God zich bekend als JHWH, "ik ben die ik ben". De naam El blijft meestal in de meervoudsvorm Elohim, een aanduiding van God. Het woord Baal, heer, wordt helemaal verbonden met de vruchtbaarheidscultus, zodat men later zelfs in de geschriften namen als Isbaal en Mefibaal veranderde in Isboseth en Mefiboseth (Boseth = schande). Aanvankelijk zal Baal echter een neutraal woord geweest zijn. Op kleitabletten, gevonden tijdens opgravingen in Ebla, komt de naam Ja (Jaw (JW), Jahu (JHW)) overigens al voor (zie ook Ea). El ontvangt geschenken van een priester of koning 10 ©posterheide brabant, helmond Opkomst en ondergang van nieuwe rijken Na de regeerperiode van Ramses III zou Egypte voorgoed zijn machtspositie in het Midden-Oosten verliezen. De eerste eeuwen waren ronduit een woelige periode waarin oorlogen en heersers elkaar afwisselden. Het rijk werd weer opgedeeld in twee delen, de rol van Libische koningen werd zelfs belangrijk. In deze tijd werd de dierencultus zeer populair, misschien als antwoord op de onzekerheid en vreemde invloed. Isis werd vooral populair als een godin van bescherming, magie en persoonlijk heil, en werd de belangrijkste godin van Egypte. In het Aziatische Midden-Oosten waren de meeste regionale staten door de grootschalige migraties ten onder gegaan. De Libanese kuststrook liet een opmerkelijke continuïteit zien. De Kanaänitische cultuur bleef bloeien in stadsstaten als Tyrus, Sidon en Byblos. De door de Grieken Feniciërs genoemde bewoners werden een supermacht op het gebied van handel in het Middellandse Zeegebied, met kostbare producten als purper, glas en ceders. In plaats van het gecompliceerde spijkerschrift ontwikkelden zij de revolutionaire opvolger, het alfabet. Het werd aan vele talen aangepast, waaronder Aramees, Hebreeuws, Grieks, Frygisch, Lydisch, Etruskisch en Latijn. Byblos, sarcofaag Ahiram met tekst in Fenicisch alfabet Nadat Josua een groot deel van Kanaän had veroverd en afzonderlijke stammen verschillende delen van het land waren toegewezen, brak na 1190 v. Chr. de turbulente tijd aan van de Rechters. De Israëlieten zochten naar economische zekerheid, maar voerden ook een ideologische strijd uit naam van het geloof. Toch werden vaak andere goden dan Jahweh vereerd. In 1051 v. Chr. werd Saul de eerste officiële koning. Er ontwikkelde zich een gezamenlijk koningschap over de territoriale staat Israël onder David en Salomo met als centrum Jeruzalem. Onder Salomo heerste grote welvaart door de handel met Egypte, Tyrus en Arabië. De eerste tempel werd gebouwd, met de beste medewerking van de koning van Tyrus. De vorm van de tempel kan verwant geweest zijn aan tempelvormen, waarvan resten in de Bekaa-vallei bewaard zijn. Toch bouwde Salomo waarschijnlijk ook tempels voor andere goden en was er nog sprake van henotheïsme, verering van één god met erkenning van het bestaan van andere. Internationale 11 ©posterheide brabant, helmond betrekkingen vereisten ook een tolerantie ten aanzien van buitenlandse goden! In 931 v. Chr. kwam aan de eenheidsstaat echter een einde, en ontstonden onder de zoon van Salomo twee staten, Juda en Israël. Onder invloed van het Nieuw-Assyrische rijk implodeerde Israël. In 721 v. Chr. werd Israël zelfs bezet, de bevolking gedeporteerd en het rijk letterlijk van de kaart geveegd. Vanaf de 9de tot het einde van 7de eeuw v. Chr. overheerste Assyrië het Nabije Oosten in politiek en economisch opzicht. Rond 860 v. Chr. had Assyrië al het gebied heroverd wat het rond 1200 v. Chr. verloren was. Onder koningen als Salmanassar III, Tiglatpilesar III, en Sargon II nam het rijk ongekende vormen aan. In 671 v. Chr. werd zelfs Memphis ingenomen. Vaak vonden deportaties op grote schaal plaats. In deze wereld concentreerde alles zich op de koning; hij was de enige aardse vertegenwoordiger van de god Assur. Een machtige rivaal van Assyrië was het koninkrijk Urartu in het huidige OostTurkije, Armenië en Noordwest-Iran. Dat rijk kende rond het midden van 8e eeuw v. Chr. het toppunt van de macht, maar werd kort daarna door de Assyriërs teruggedreven. Doorgaans waren de betrekkingen van Juda met Assyrië vriendschappelijk, maar in 701 v. Chr. viel het Assyrische leger het rijk binnen. Nieuwe afspraken met de Assyriërs voorkwamen deportatie. In 701 v. Chr. viel de jonge Assyrische metropool Ninivé door een gezamenlijke aanval van Meden en Babylon. Het machtsevenwicht in het Nabije oosten was daardoor verstoord. Babylon kon een nieuwe gouden tijd ingaan. De farao in Egypte stuurde nog een leger (dat in Megiddo met Josua slaags raakte) om het Assyrische leger te steunen, maar zonder echt succes. In 605 v. Chr. werden de Egyptische legers bij Karkemish door de Babylonische troepen verslagen. Babylon was de nieuwe wereldmacht geworden. Opstanden, zoals die in Jeruzalem, werden bestreden, deportaties volgden. In 597 werd Jeruzalem door Nebukadnezar ingenomen, met grote deportaties als gevolg. De Joodse ballingschap in Babylon duurde van 586 tot 539 v. Chr. en ging deel uitmaken van de Joodse volksmythe en versterkte de nationale en religieuze identiteit van het Joodse volk. De ontberingen van de ballingen waren vooral retorisch: de ballingen mochten in Babylon grond bezitten, hun geloof belijden en handel drijven. De steen des aanstoots was de beeldenverering, door de profeten beschouwd als een verafschuwde ketterij. De afwezigheid van een eigen tempel dwong de verbannen gemeenschap tot vasten, boetedoening en bestudering van de wet. De tempel werd vervangen door een boek: schrijvers werden aangespoord tot herziening van de Pentateuch en andere geschriften tot wat de Hebreeuwse Bijbel zou worden. Babylonische gevangenen 12 ©posterheide brabant, helmond Achaemeniden, Joden en Zoroasters Met de inname van Babylon door Cyrus de Grote ontstond een geheel nieuwe situatie in het Midden-Oosten. Niet alleen verdween Babylon als machtsfactor van het toneel, maar de Joden konden terugkeren en kregen alle mogelijkheden een nieuwe tempel in Jeruzalem te bouwen, maar nu met een nog veel sterkere focus op de eigen identiteit. Sinds Cyrus rond 546 v. Chr. Ecbatane veroverde en koning van Meden en Perzen werd groeide het rijk van de Achaemeniden tot onder zijn latere opvolger Darius van de Indusvallei tot aan Zuidoost-Europa en van het Aralmeer tot Noordoost-Afrika. Sinds 525 v. Chr. werd zelfs Egypte voor driekwart eeuw onderdeel van het Perzische rijk. Met Cyrus brak een periode van humane restauratie aan, zoals uit de cilinder van Cyrus blijkt, waarbij gedeporteerde volkeren naar hun land van herkomst terug mochten om daar hun goden te eren. Het Zoroastrisme of Mazdaïsme werd in de tijd van de Achaemeniden een overkoepelende staatsreligie, hoewel andere religies ook getolereerd werden. De stichter was Zoroaster, een profeet uit 1400-1200 v. Chr. De godsdienst die hij stichtte is een half dualistischmonotheïstische religie. Volgens de Zoroasters is er één universele, transcendente oppergod, Ahura Mazda (Wijze Heer). De belangrijkste teksten zijn die van de Avesta. Hoofdgedachte is dat God goed is. Hemelse wezens steunen hem en zijn abstracte krachten. Hij is omgeven door zeven goddelijke wezens, ‘aspecten’ ofwel ‘Onsterfelijke Weldoeners’: de Goede Geest, rechtvaardigheid, wijsheid, rijkdom, gehoorzaamheid, volkomenheid en onsterfelijkheid. De Goede Geest is de hoofddeugd van Ahura Mazda, de andere zijn ook voor mensen voorbeschikt. Tegenover de Goede Geest staat de Kwade Geest, Ahriman die zich in duisternis en onwetendheid schuilhoudt. De mens zit ingeklemd tussen de twee en moet trachten voor het goede te kiezen. Dit laatste, het dualisme, is door latere volgelingen ingevoerd. Deze hebben de vraag of er binnen het Ene een tweedeling aanwezig is, vertaald door goed en kwaad, terwijl de intentie van de vraag was of het nodig is onderscheid te maken om te kunnen zien en te kunnen groeien. Het dualisme van goed en kwaad manifesteert zich in tegengestelden zoals licht en donker, gezondheid en ziekte, leven en dood. De dood is verblijfplaats van het Kwade, het lijk is een verblijfplaats van demonen. In de torens der stilte werden de lijken opgegeten door gieren en de beenderen door de zon gebleekt. Water en vuur zijn de media van rituele zuiverheid, resp. de tweede en laatste scheppingselementen waarbij volgens de teksten vuur uit water is voortgekomen, maar beide levengevend zijn. De mens is geschapen om te strijden tegen de machten van het kwade. Het geloof zit daarom niet in het aanvaarden van een leer, maar in het denken, zeggen en doen van het goede, in vrije wil. Behistun, Darius en Ahura Mazda 13 ©posterheide brabant, helmond Griekse hegemonie in het Midden-Oosten De korte periode van ambitieuze veroveringspolitiek van Alexander de Grote zou na zijn dood in 323 v. Chr. grote consequenties hebben voor de politiek, cultuur en religie van het Midden-Oosten. Na de dood van Alexander de grote werd een bloedige reeks oorlogen gevoerd om de afbakening van onafhankelijke koninkrijken. Ptolemaeus I riep zichzelf in 305 v. Chr. uit tot koning over Egypte en werd de fakkeldrager van een nieuwe faraonische dynastie met Alexandrië als hoofdstad. Zijn familie regeerde over Egypte tot aan de Romeinse verovering van 30 v. Chr., en bevorderde een grote invloed van Griekse cultuur in het land. Onder Ptolemaeus II werd Alexandrië een centrum van Hellenistische literatuur. Hij en zijn opvolgers vochten in een aantal oorlogen tegen de Seleuciden, bekend als de Syrische oorlogen. Sinds de regering van Ptolemaeus I nam de vergrieksing in Egypte snel toe. Voor de Egyptische religie betekende dit een toenemend syncretisme. Ptolemaeus I zou zélf een nieuwe god hebben gecreëerd, Serapis. Hij was een combinatie van de twee Egyptische goden Apis en Osiris, plus de belangrijke Griekse goden Zeus, Hades, Asklepios, Dionysos en Helios. Serapis had macht over de vruchtbaarheid, de zon, koren, de funeraire wereld en artsenij. Het doel van de schepping van deze god was de integratie van de Egyptische religie met de Griekse. De Serapis-cultus verspreidde zich zelfs later door het Romeinse rijk en overleefde in Alexandrië tot in de 4de eeuw na Chr. Het was een Griekse religie, ondanks de naam, met initiatierituelen zoals de Eleusinische Mysteriën. Uiteraard werden de Ptolemaïsche farao’s ook als godheid vereerd, zoals de Egyptische farao’s voordien. De stichting van heerserscultussen was echter meer gebaseerd op systematische eerbewijzen om de koning op gelijke hoogte met de goden te stellen dan een werkelijk geloof in hun goddelijke natuur. Serapis, Isis en Harpocrates De vrouw van Ptolemaeus II, Arsinoe II, werd vaak afgebeeld als Aphrodite, maar zij droeg de kroon van Beneden-Egypte met ramshorens en struisvogelveren. Cleopatra VII werd vaak voorgesteld als de godin Isis. Egyptische goden werden in deze tijd meer menselijk voorgesteld. 14 ©posterheide brabant, helmond De Joden die in deze tijd in Egypte leefden, waren geëmigreerd uit Israel. Zij gingen ook het Grieks gebruiken en mengden het met het Hebreeuws. De Septuagint, de Griekse vertaling van de Joodse geschriften, ontstond. Met de verdeling van het rijk van Alexander de Grote kreeg Seleucus I Nicator Babylon. Vanhier bouwde hij een nieuw rijk op over het gehele Nabije Oosten, met centraal Anatolië, de Levant, Mesopotamië, Perzië, Turkmenistan en delen van Pakistan. Onder Antiochus I (324-261 v. Chr.) brokkelden al delen af zoals Pergamon, Capppadocië en Pontus. Evenals de Ptolemaeën stichtte Antiochus I ook een dynastieke religie waarin zijn vader werd vergoddelijkt. Seleucus claimde van Apollo af te stammen en had zijn eigen priesters en maandelijkse offerplechtigheden. Onder Seleucus II bleef de verbrokkeling doorgaan, met verlies van Bactrië, Sogdië en het Parthisch gebied. Het enorme Seleucidische rijk werd, net als Egypte, gedomineerd door een Grieks-Macedoonse elite. Antiochus III wist veel verloren gebied van het eens zo grote rijk terug te veroveren. Toch zou hij al zijn gebieden in Anatolië verliezen. De Parthen wisten rond het midden van de 2de eeuw v. Chr. het oostelijk deel van het rijk te veroveren. Armenia werd na de dood van Alexander de Grote een vazalstaat van het Seleucidisch rijk, maar behield een grote mate van autonomie. Na de nederlaag van de Seleuciden bij de Slag van Magnesia in 190 v. Chr. werd Armenië onafhankelijk. Tijdens het bewind van Tigranes de Grote (95-55 v. Chr.) kende het rijk zijn grootste omvang en vond er een sterke hellenisering plaats. Onder de Seleuciden werd Parthia bestuurd door verschillende Griekse satrapen. In 238 v. Chr. stichtte Arsaces de dynastie van de Arsaciden. Onder Antiochus III werd veel gebied onder Arsacidische bewind terug veroverd door de Seleuciden. Onder het bewind van Mithridates van Parthië breidde het Parthisch territorium weer enorm uit, met Babylon en het gebied van de Meden en de Perzen. Ook bij de Parthen was sprake van hellenisering; zij gebruikten zowel de Griekse als hun eigen taal, Griekse kunst beïnvloedde die van de Parthen. Zij bleven Griekse goden vereren, versmolten met de eigen Perzische. De vorsten vestigden een heerserscultus zoals die bij de Hellenistische koningen. Petra, Khazne Firaun Het Nabataeïsche koninkrijk was een Arabische staat tussen het schiereiland van de Sinaï en het Arabisch schiereiland. De hoofdstad Petra was een belangrijk handelscentrum op de wierookroute. De Nabataeërs waren bondgenoten van de Hasmonaeërs in hun strijd tegen de Seleuciden, maar vochten later tegen Herodes de Grote. Tot de 1e eeuw v. Chr. 15 ©posterheide brabant, helmond bespeurt men geen hellenisering van de Nabataeïsche cultuur. Dat veranderde in de laathellenistische stijd. Eeuwenlang vereerden de Nabataeërs hun goden in symbolische vormen zoals stenen en pijlers- betyloi-, maar in hellenistische tijd begonnen zij hun goden te identificeren met Griekse goden en af te beelden in Grieks beïnvloedde vormen. Zij namen langzaam het Grieks als taal over als handelstaal, samen met het Aramees en Arabisch. De wierookroute omvatte een netwerk van zee-en landwegen die de Middellandse Zee landen met Arabië, Yemen en India verbonden. De wierookhandel over land van ZuidArabië naar de Middellandse Zee bloeide vanaf de 7de eeuw v. Chr. tot de 2de eeuw na Chr. Gerrha in de Perzische Golf was een belangrijke havenstad. Vanwege de gunstige positie trok Yemen veel mensen aan uit Mesopotamië. De Assyrische koning Tiglatpilesar III probeerde al in de 8e eeuw v. Chr. greep te krijgen op de wierookhandel en de handelsroutes. Eeuwenlang zou Petra de controle hebben over de handelsroutes, wat tot grote welvaart bij de Nabataeërs leidde, maar ook allerlei culturele en religieuze invloeden mogelijk maakte. Avdat, handelsplaats op de wierookroute Tijdens de Hellenistische periode werd Judea een grensregio tussen het Seleucidisch en Ptolemaeïsche rijk en lag daarom in de frontlinie van de Syrische oorlogen in die tijd. In deze tijd werd Judea geregeerd als een Hellenistische vazalstaat door de erfelijke functie van de hogepriester van Israël. Het was de periode van het Hellenistisch Judaïsme die eerst in de Joodse diaspora van Alexandrië en Antiochië ontstond en later zich naar Judea verspreidde. Door dit culturele syncretisme ontstond de Septuagint vertaling van de Hebreeuwse Bijbel. Het schijnt dat veel Joden in Alexandrië geen Hebreeuws of Aramees meer konden spreken. Tussen 301 en 219 v. Chr. regeerden de Ptolemaeën in betrekkelijke rust over Judea. Joden werkten in het Ptolemaïsche bestuur of leger, wat tot een vergriekste Joodse elite leidde. Onder Antiochus III kwam Judea onder Seleucidisch bewind, Antiochus IV Epiphanes plunderde Jeruzalem en de tempel. Hij verbood elementaire religieuze rituelen en tradities in Judea. Hij probeerde gehele regio te vergrieksen. Dit leidde tot spanningen tussen pro en anti Seleucidisch Joodse facties met de Makkabeïsche Revolte in 167 v. Chr. als gevolg. 16 ©posterheide brabant, helmond Deze periode wordt gezien als een burgeroorlog tussen de Hellenistische en orthodoxe vormen van het Judaïsme. Uit de revolte ontstond een onafhankelijk Joods koninkrijk. De dynastie der Hasmoneeërs. Deze regeerde van 165 tot 63 v. Chr. Hoewel het Hasmoneïsche koninkrijk oorspronkelijk een revolte tegen de Griekse overheersing was, vergriekste het langzaam zélf. De latere dynastie van Herodes was een cliënt van Rome, Herodes zélf was een voorbeeld van Hellenistische invloed in de monumentale architectuur die hij in en buiten Jeruzalem liet verrijzen. Sinds Alexander de Grote stichtten de Grieken nieuwe steden en Griekse kolonies. Zo werd een groot aantal steden met de naam Pella gesticht, de geboorteplaats van Alexander. De belangrijkste stichting in Egypte was Alexandrië, daarnaast de havenstad Naucratis. De belangrijkste stichtingen van de Seleuciden in het noorden van Syrië waren Antiochië, Apameia, Laodikeia en Seleukia Pieria. Deze steden werden niet enkel om reden van economische activiteiten en militaire aanwezigheid gesticht, maar ook als bewuste kiemcellen van de Griekse beschaving. Het voorbeeld van de Griekse beschaving schijnt de lokale bevolking aangetrokken te hebben. Zo veranderden de steden aan de Phoenicische kust in Griekse poleis. Het bewustzijn van het eigen verleden en de eigen cultuur bleef echter levend: het Phoenicisch bleef waarschijnlijk tot in de Romeinse tijd gesproken. Een zeer fraai voorbeeld van vergrieksing werd een aantal jaren geleden ontdekt in Tell Marisha, niet ver van Jeruzalem. In deze kolonie van het Phoenicische Sidon werden schilderingen uit de 2e eeuw v. Chr. in graven gevonden. De schilderingen tonen Ptolemaeïsche invloed uit Egypte, en zijn voorzien van Griekse en Phoenicische teksten. Een ander voorbeeld van Hellenisme is het paleisje van Iraq el-Emir, niet ver van Amman. Het werd kort na 200 v. Chr. gebouwd door Hyrkanus, een Joodse dynast van de Tobiadenfamilie. Een monumentale leeuwenfries en de vorm van het gebouw is hellenistisch, de megalithische bouwwijze doet eerder denken aan Perzische parallellen. Tell Marisha, schilderingen in grafkamer In 303 v. Chr. werd op de kruising van de oost-west handelsroute én de handelsroute langs de Euphraat Dura gesticht, een niet erg grote stad, maar wel zeer belangrijk op economisch en militair gebied. De stad zou later een schoolvoorbeeld van hellenisering en romanisering worden, ook voor wat betreft de religie. Steden en kolonies waren centra van bestuurlijke controle en Macedonische macht in nieuw veroverde gebieden. De verspreiding van de Griekse cultuur vond meestal plaats door de verspreiding van de 17 ©posterheide brabant, helmond Grieken zélf, meer dan door actieve politiek. De Grieks-Macedonische kolonisten beschouwden zichzelf superieur boven de inheemse bevolking. Het grootste deel van de bevolking was niet vergriekst, enkel de elite. Met name in de grote steden als Antiochië, Alexandrië of Sidon. In de loop van de tijd zag men wel Grieks-Macedoniërs bewust naturaliseren in de verschillende regio’s, vermoedelijk om controle te houden over de lokale bevolking. In de 2e eeuw v. Chr. zien wij veregyptiseerde Grieken. Zo ontstonden hybridische ‘Hellenistische’ culturen op een natuurlijke wijze. In de Hellenistische tijd was er een grote continuïteit in de Griekse religie. De Griekse goden bleven vereerd worden, en dezelfde rituelen werden gepraktiseerd als voorheen. Door de sociaal-politieke veranderingen veranderden de religieuze praktijken echter wel. Dit varieerde sterk per plaats of regio. Op het Griekse vasteland kwamen nauwelijks andere of nieuwe goden, alleen de Egyptische godin Isis in Athene. De multi-etnische stad Alexandrië had daarentegen een zeer gevarieerd pakket aan goden en religieuze praktijken, Egyptisch, Joods en Grieks. De Grieken namen hun goden naar alle plaatsen waar zij heen gingen. Daarnaast hadden niet-Grieken meer mogelijkheden en gelegenheid om te reizen en handel te drijven naar zeer uiteenlopende gebieden. Zo komt men op het eiland Delos in deze tijd naast de Egyptische god Serapis ook de Syrische goden Atargatis en Hadad tegen, maar ook een Joodse synagoge. Uiteraard naast alle Griekse goden. Het was een gebruikelijke praktijk om Griekse goden te identificeren met inheemse goden met dezelfde karakteristieken. Zo ontstonden nieuwe mengvormen, zoals Zeus-Ammon, Aphrodite-Hagne en Isis-Demeter. Voor Grieken bestonden meer dan ooit tevoren individuele religieuze keuzes.. Zeus-Ammon Isis-Demeter Hellenistische koninkrijken waren nauw verbonden met het religieuze leven van de rijken die zij bestuurden. Hellenistische koningen adopteerden goden als patroon en beschermgod van hun familie en claimden soms zelfs van ze af te stammen. Voor de Ptolemaeën was onder andere Dionysos beschermgod, voor de Seleuciden was dat Apollo. De Horustempel in Edfu werd gebouwd door Ptolemaeus III Euergetes I vanaf 237 v. Chr. De tempelvorm volgt de Egyptische principes, de stijl van de goed bewaarde reliëfs is sterk Grieks beïnvloed. Opmerkelijk is dat met de groeiende populariteit van de Griekse god Asklepios ook in Egypte bij tempels vaker sanatoria waren. De tempel van Kom Ombo is een goed voorbeeld. De hoofdtempel van Isis op het eiland Philae bij Assouan is door verschillende farao’s uit de Ptolemaeïsche dynastie gebouwd. Voor al de goden offert een 18 ©posterheide brabant, helmond koning, net als in oude tijden, in traditioneel Egyptisch ornaat. Hoewel de koning nu geen Egyptenaar is, kan alleen hij als priester van de goddelijke machten de goden tegemoet treden. Alleen de koning van Egypte mag aan de goden offeren. Een enkele keer is er onder invloed van de Griekse cultuur sprake van een holocaust-brandoffer van dieren. Syncretisme was een essentieel aspect van de Griekse religie, vooral in Egypte in het Midden-Oosten. Er ontstond sinds Alexander de Grote een ‘interpretatio Graeca’ van Perzische, Anatolische, Egyptische en Voor-Aziatische goden. Zo werd de Egyptische god Amon ontwikkeld naar de Hellenistische Zeus Ammon, nadat Alexander de Grote in de Lybische woestijn het orakel van Amon zocht te Siwa. In Alexandrië woonde tijdens de Joodse diaspora een zeer grote groep Joden. Daar werden ook de Joodse en Egyptische invloeden vermengd met de Griekse cultuur tot bijvoorbeeld gnostische facties. Isis stond bekend als een vruchtbaarheidsgodin. Kenmerkend voor Isis is de troon, symbool van opperste macht. Bekende plaatsen van oorsprong waren Taposiris Magna in het noorden van Egypte en Philae in het diepe zuiden. Sinds de tijd van Alexander de Grote werd de Isiscultus over de gehele Hellenistische wereld verspreid. Zij werd vereenzelvigd met Demeter van Eleusis, en verleende onsterfelijkheid aan degenen die in de mysteriecultussen waren ingewijd. Ook werd zij gelijkgesteld met Aphrodite. De verbinding van Isis met Thermuthis, een oude vruchtbaarheidsgodin, leidde ertoe dat zij zelfs de gedaante van een slang kon aannemen. Haar zoon Horus kreeg de naam van Harpokrates. De moedergodin Hathor werd ook met Isis geassimileerd. Cybele was een oorspronkelijk Anatolische moedergodin, en haar Phrygische cultus werd door de Grieken overgenomen en verspreid. Zij werd geassimileerd met de Griekse godin Gaia en Demeter, maar ook met Isis. In 204 v. Chr. werd haar cultus door de Romeinse senaat toegelaten. Cybele Isis Thermutis De belangrijkste godin van Noord-Syrië was Atargatis, vruchtbaarheids- en belangrijkste beschermgodin. Haar belangrijkste heiligdom was te Hierapolis, iets ten noordwesten van Aleppo. Bij haar tempels, zoals in Edessa, waren vijvers met vissen die allleen door haar priesters mochten worden aangeraakt. Haar cultus raaakte wijd verbreid door Syrische handelaren. In de 3e eeuw v. Chr. was haar cultus al verspreid naar Egypte en Griekenland. Op den duur assimileerden de cultussen van Atargatis, Ba’alat Gebal en 19 ©posterheide brabant, helmond Astarte, van oorsprong aparte godinnen met eigen cultussen, tot bijna niet te onderscheiden godinnen. Atargatis werd zelfs vereenzelvigd met Aphrodite en Cybele. De mysteriecultus rondom Dionysos was vooral populair in Anatolië en op de Griekse eilanden, veel minder op het Griekse vasteland. In de Hellenistische tijd zou de cultus zich ook verspreiden naar Noord-Egypte en het Midden-Oosten (bijv. Jerash). In de Hellenistische tijd ontstond een desillusie in de traditionele religie. Door de opkomst van filosofie en wetenschapsbeoefening waren de goden van veel van hun traditionele domeinen verdreven. De Sophisten pleitten voor een centrale plaats van de mensheid. Het geloof in het Euhemerisme werd populair, d.w.z. goden werd enkel beschouwd als oude koningen en helden. De filosoof Epicurus verkondigde de leer van ongeïnteresseerde goden die ver de mensenwereld vandaan verbleven. Daarnaast kwam de apotheose van heersers en koningen op, wat de unieke positie van goden ondermijnde. Magie werd op grote schaal gepraktiseerd. In Hellenistische tijd werden vaak orakels geraadpleegd en voorspellingen gebruikt. Symbolen werden op de huisdeuren aangebracht om geluk te brengen en ongeluk af te wenden. Ook ontwikkelde zich in deze tijd een complex systeem van astrologie die karakter en toekomst van iemand probeerde te duiden in de bewegingen van zon, maan en planeten. Astrologie was in Babylonië onstaan waar het enkel van toepassing was op de natie of de koning. De Grieken werkten het in Hellenistische tijd uit tot een fantastisch complex systeem. De astrologie was nauw verbonden met de cultus van Tyche. Dendera, Egyptische constellaties, Ptolemaeïsch Een alternatief voor de traditionele religie werd geboden door de Hellenistische filosofie. Het meest verbreid was het Stoïcisme die leerde dat de mens hun lot moesten accepteren volgens de wil van god. Diametraal hiertegenover staat de leer van het Epicurisme. Hier is het menselijk geluk het hoogste goed in het bestaan. Centraal hierbij staan het vermijden van angst en pijn, en het bevrijden van de angst voor goden en de dood. De Cynici kenden een verachting van conventies en materieel bezit. Al deze visies bleven echter beperkt tot een kleine elitaire groep. Het Hellenistisch Judaïsme combineerde de Joodse traditionele religie met elementen van de Griekse cultuur. De belangrijkste centra van Hellenistisch Judaïsme waren eeuwenlang Alexandrië en Antiochië. Het bestond ook in Jeruzalem tijdens de Tweede Tempelperiode, toen conflicten uitbraken tussen de ‘Hellenisten’ en de traditionalisten. Het belangrijkste literaire product van het contact van het Judaïsme van de Tweede Tempel en het Hellenisme is de Septuagint vertaling van de Hebreeuwse Bijbel uit het het 20 ©posterheide brabant, helmond Bijbels Hebreeuws en het Bijbels Aramees in het Griekse koinè. Volgens de legende zou Ptolemaios I de vertaling van de Torah (Pentateuch) gesponsord hebben. De Griekse vertaling was met name in gebruik bij de Joden van Alexandrië die vloeiend Grieks spraken, maar geen Hebreeuws meer kenden. Manuscripten van de Septuagint zijn gevonden bij de boekrollen van Qumran. De literaire inhoud en de hoeveelheid Dode Zeerollen suggereren een milieu van Joodse geleerden die op verschillende intellectuele niveaus hun voorvaderlijke tradities wilden begrijpen. De mensen achter de Dode Zeerollen hielden zich bezig met de uitleg van de gezaghebbende teksten, de Joodse wet, maar ook met wetenschap, magie en zelfs geschiedschrijving. Het Hellenisme had een zelfbewustzijn en historisch besef bij de Joodse gemeenschap veroorzaakt. Veel van de teksten zijn op verschillende wijzen aan elkaar gerelateerd en lijken niet gezien te kunnen worden als een toevallige selectie van allerlei Joodse teksten. De rollen vertegenwoordigen een bredere stroming van Joods denken. Deze stroming bestond mogelijk uit meerdere maar verwante groepen. Specifieke toeschrijving aan Essenen, Farizeeën of Sadduceeën is zeer moeilijk. De verscheidenheid in het Jodendom van die tijd was vele malen rijker dan voorheen gedacht. Een belangrijk aspect van de Essenen en de Qumran-sekte was hun exclusivisme. Zij beschouwden zichzelf als het enige ware Israël en zagen de rest van de Joden als afvalligen. De leden van de sekte mengden zich niet in het gewone religieuze leven. De Essenen zagen zichzelf waarschijnlijk meer als een partij binnen het normale Judaïsme. De leden van de Qumran sekte daarentegen geloofden dat hun gemeenschap de ware tempel vormden. Nemrut Dag, Kommagene, Antiochos I Het koninkrijk Commagene was een zelfstandig rijk in het zuidoosten van Turkije tijdens de Hellenistische periode (163 v. Ch-17 na Chr.). Het ontstond toen de satraap Ptolemaios zich onafhankelijk maakte van het vervallende Seleucidische rijk. Ptolemaios was verwant aan de Parthische koningen, maar zijn opvolger Mithridates I Callinicus omarmde het Hellenisme en huwde met de Syrische Griekse prinses Laodice VII Thea, waardoor er ook een familiaire band ontstond met Alexander de Grote. Zo werd het rijk van Commagene meer Grieks dan Perzisch. De opvolger van Mithridates werd zijn zoon Antiochos I Theos. Hij wilde zijn eigen cultus in de Griekse vorm van het Zoroastrisme. De goden die hij aanbad, waren een syncretisme van Griekse, Armeense en Perzische goden, zoals Hercules-Vahagn, Zeus-Aramazd en Apollo-Mithras. Perzische en Griekse invloeden zijn volop aanwezig in de beelden van zijn grootse heiligdom en graf te Nemrut Dag. Hij praktiseerde astrologie en verbond de berekening van het kalenderjaar van Commagene met de cyclus die door de Egyptenaren werd gebruikt. 21 ©posterheide brabant, helmond Judaïsme in de Hellenistische en vroeg Romeinse periode De periode van het judaïsme in de hellenistische tijd wordt gekenmerkt door een steeds veranderende wereld. De Joden in Judea werden geregeerd door niet-Joodse heersers, maar er waren ook perioden van onafhankelijkheid. Het Joodse leven werd voor een deel gevormd door de interactie met niet-Joden, Grieken en Romeinen, Nabataeërs, Phoeniciërs en Egyptenaren. De controle over de smalle, strategische landbrug tussen de twee rijken van Ptolemaeën en Seleuciden, waar onder andere Judea lag, werd hevig bevochten gedurende de 3e eeuw v. Chr. In Judea bestonden verschillende facties rondom invloedrijke families zoals de Oniaden en Tobiaden, die politieke allianties sloten met de Seleuciden en Ptolemaeën. De Oniaden beheersten de functie van hogepriester van de tempel van Jeruzalem en leken daarmee aan het hoofd te staan van de Judese maatschappij. Maar de Tobiaden waren als belastinginners voor de Ptolemaeïsche vorsten ook machtig. De Ptolemaeën heersten in feite over het gebied, maar in 200-198 v. Chr. lukte het Antiochus III het gebied in Seleucidische handen te brengen. De goede relatie tussen Joden en Seleucidische vorsten verslechterde onder Antiochus IV. In Jeruzalem streden Jason en zijn broer Onias III om het hogepriesterschap. Het hogepriesterschap werd gepolitiseerd: de hogepriester werd ook belastinginner in een tijd van drastische belastingverhogingen. De Romeinen mengden zich in deze tijd in de machtsstrijd in het gebied, na de slag bij Apameia in 168 v. Chr. De situatie in Jeruzalem was in deze tijd niet duidelijk, maar Antiochus IV belegerde Jeruzalem, nam de stad in 167 v. Chr. en plunderde de tempel. Hij begon zelfs de Joodse cultus te onderdrukken. Tegen deze maatregelen ontstond een guerrillabeweging, de Makabese opstand. In 164 v. Chr. werd de tempel heroverd en opnieuw ingewijd. In 152 v. Chr. kreeg een broer van Judas Makkabeüs, Jonathan, het hogepriesterschap in handen en werd de eerste Hasmonese heerser over Judea. Judas Makkabaeüs Jonathan en zijn opvolgers breidden het gebied van Judea behoorlijk uit. Onder Aristobulus I op het einde van de 2e eeuw v. Chr. namen de Hasmonaeërs ook de koningstitel aan. Hasmonese munten droegen het oud-Hebreeuwse schrift. Sommige munten hadden Griekse of Aramese teksten, noodzakelijk vanwege de vele niet-Joodse volkeren in hun rijk. Judea kwam in de 2e eeuw v. Chr. op als grootste macht in Palestina. De politieke en religieuze opvattingen van de Hasmonaeërs zouden grote invloed hebben op het latere judaïsme. Onder Antiochus VII kregen de Joden zelfs het recht eigen munten te slaan. Johannes Hyrkanus I kreeg in Rome officiëel de onafhankelijkheid van de Hasmonaeeërs bevestigd. Hij regeerde als hogepriester en Joodse koning van 134 tot 104 22 ©posterheide brabant, helmond v. Chr. Aristobulus I regeerde vervolgens slechts 1 jaar. Hij bekeerde Galilea tot het Jodendom door de besnijdenis van de mannen. Onder zijn opvolger bereikte het rijk van de Makkabaeën zijn grootste omvang, van de kustgebieden, tot Samaria en Moab. Tegelijkertijd groeide de sectarische onvrede, met name de Farizeeërs tegen de Saduceeërs die de Hasmonaeërs steunden. Munt van Johannus Hyrkanus I Sinds de opkomst van de Hasmonaeërs lijken voor het eerst duidelijke groepen als Farizeeërs, Sadduceeën en Essenen op de voorgrond te treden. De Sadduceeën zouden volgens Flavius Josephus een elitaire en aristocratische beweging zijn geweest, die een strikte interpretatie van de voorvaderlijke teksten voorstonden. De Farizeeën werden door Flavius Josephus en ook in het Nieuwe Testament neergezet als een beweging met veel invloed. Waarschijnlijk waren zij helemaal niet de wettische scherpslijpers zoals wij ze uit het Nieuwe Testament kennen. Zij waren de navolgers van de vroegere Hasmonaeërs en hielden zich fanatiek vast aan de Mozaïsche Thora aangepast aan de veranderde omstandigheden. De Essenen worden door Josephus omschreven en sommige van de karakteristieken komen overeen met de Regel van de Gemeenschap, gevonden in de grotten van Qumran. In ieder geval deelden al deze groepen een bezorgdheid omtrent de juiste uitleg van de voorvaderlijke tradities. Bijzonder is dat er teksten zijn gevonden die zeer kritisch over de Hasmonese koningen zijn, maar ook positieve woorden hebben. De Romeinse aanwezigheid in het oostelijk Middellands Zeegebied kwam voort uit de inmenging in de conflicten tussen de Hellenistische koninkrijken in de 2de eeuw v. Chr. Na hun overwinning op Hannibal richtten de Romeinen zich op Macedonië en in 167 v. Chr. wisten ze dat koninkrijk in te nemen. Ze trokken vervolgens ten strijde tegen de Seleuciden van Syrië en versloegen koning Antiochos III in 189 v. Chr. De Romeinse aanwezigheid in het oosten werd belangrijker toen koning van Pergamon in Klein-Azië in 133 v. Chr. stierf zonder erfgenaam en zijn koninkrijk aan Rome naliet. Toen Pompeius in 64 v. Chr. de opdracht kreeg om af te rekenen met koning Tigranes van Armenië, maakte hij eerst een einde aan het restant van het Seleucidische Rijk voordat hij Tigranes versloeg. Dat leverde de nieuwe Romeinse provincie Syrië op. Pompeius dwong nu een wapenstilstand af tussen Johannes Hyrkanus II en zijn broer Aristobulus II. Omdat de aanhangers van Aristobulus II zich op de Tempelberg hadden verschanst, namen de Romeinen dat deel van Jeruzalem gewapenderhand in. Daarbij kwamen 12.000 Joden om het leven. In 63 v. Chr. benoemde Pompeius Johannes Hyrkanus II weer tot hogepriester. Hij bleef het ambt vervullen van 63 tot 40 v. Chr. en werd later op bevel van Herodes de Grote geëxecuteerd. In 40 v. Chr. vielen de Parthen Syrië binnen en veroverden Judea. De Parthen moedigden de anti-Romeinse sentimenten aan en installeerden Antigonos, die door Pompeius was verdreven. In hetzelfde jaar werd Herodes door de senaat tot koning van Judea uitgeroepen. Hij veroverde in 37 v. Chr. Jeruzalem op Antigonus en de Parthen. 23 ©posterheide brabant, helmond Uiteindelijk wist hij zijn loyaliteit bij Octavianus geaccepteerd te krijgen. Tot aan zijn dood in 4 v. Chr. zou hij een uitstekende cliënt-koning van Rome blijken. Augustus vergrootte zijn rijk enorm, en gaf hem de controle over de kopermijnen op Cyprus. Johannes Hyrkanes II werd naar Babylon gedeporteerd, Herodes moest vluchten. Herodes vluchtte naar Rome om steun te krijgen van Marcus Antonius. Hij keerde terug naar het oosten met een leger onder leiding van Ventidius, een van de beste generaals van Marcus Antonius. Ventidius verdreef de Parthen in 38 v. Chr. uit Syrië. Herodes werd in Jeruzalem geïnstalleerd als vazalkoning van de Romeinen. In de burgeroorlog tussen Marcus Antonius en Octavianus sloot Herodes zich aan bij Octavianus. Na de overwinning op Antonius en Cleopatra in 31 v. Chr. beloonde Octavianus Herodes met een flinke gebiedsuitbreiding. Hij kreeg nu ook het bewind over de kuststrook van Phoenicië en de steden in het zuiden van Syrië. Herodes de Grote Omdat Herodes niet gekwalificeerd was voor het hogepriesterschap werd het koningschap gesplitst van het hogepriesterschap (Herodes kwam uit Idumea, een gebied dat nog maar sinds kort deel uitmaakte van Judea, en zijn familie was van Arabische oorsprong). Hij moest ook laveren tussen de Joodse groepen die fel gekant waren tegen hellenisering/romanisering en de noodzaak de Romeinen te vriend te houden. Zo organiseerde hij in 30 v. Chr. de Actische Spelen in Jeruzalem ter ere van de overwinning van Octavianus op Marcus Antonius bij Actium, liet een theater en amfitheater in Jeruzalem bouwen, en herbouwde de hoofdstad van Samaria als het nieuwe Sebaste. Daarnaast begon hij 22 v. Chr. met de vergroting van de tempel van Jeruzalem. De Klaagmuur was een onderdeel van de westelijke muur die Herodes om het tempelcomplex liet bouwen. De oude stad Jericho werd tot vesting uitgebouwd, nieuwe steden als Herodium verrezen, en de paleisburcht van Masada werd gebouwd. Ook liet hij de nieuwe havenstad Caeasarea Maritima aanleggen. Daarmee kwam een nieuwe HellenistischRomeinse ‘deken’ over het gebied. Toch had hij vanaf het begin van zijn kroning tegenstand ondervonden van de Hasmonaeërs. De elite imiteerde de Herodiaanse familie in het naleven van de Romeinse cultuur, met de komst van Rome was een einde gekomen aan onafhankelijkheid. Tempel en Wet stonden centraal, maar hoe de Wet moest worden uitgelegd, was in debat. Qumran ligt niet ver van de noordwestoever van de Dode Zee. Sinds in 1947 hier in grotten de eerste Dode Zeerollen ontdekt zijn, staat deze plaats in het middelpunt van de belangstelling. De grotten bevinden zich niet ver van een oude nederzetting, Khirbet Qumran. Hier zijn bewoningslagen gevonden uit de tijd van de Hasmonaeërs. De teksten dateren vanaf de 2e eeuw v. Chr. De meeste specialisten geloven dat het een stad van Essenen was, hoewel deze een ascetisch bestaan leidden, en bij de opgravingen een zekere welvaart is waargenomen. In totaal zijn ca. 500 teksten gevonden, in het Aramees, Hebreeuws en Grieks. De nederzetting Qumran ligt op een mergelplateau aan de 24 ©posterheide brabant, helmond noordwestelijke oever van de Dode Zee, ongeveer 40 meter boven zeeniveau. Het is een strategisch gelegen plek. Het gebied kwam onder het gezag van de Hasmonaeërs tijdens de eerste bouwperiode van de nederzetting. Opmerkelijk is het grote aantal baden en bassins in Qumran. Sommige zijn wellicht gebruikt voor wateropvang, andere werden gebruikt voor rituele reiniging (mikveh). De gevonden nederzetting moet rond 100 v. Chr. gebouwd zijn en was 160 jaar in gebruik. Rond 30 v. Chr. werd de nederzetting onder Herodes uitgebreid. De tweede bouwfase van Qumran was omvangrijker dan alleen herbouw. Volgens sommigen wijst de uitbreiding op een verandering van functie vanwege nieuwe bewoners die het gebouw gebruikten als een sektarisch centrum. Het aantal bewoners van het complex wordt geschat op 30 tot 50 personen. Qumran De mensen die de Dode Zeerollen kopieerden, behoorden tot de maatschappelijke tussenlaag, zij waren geleerde mensen die zich op hoog niveau wijdden aan de bestudering van de Joodse voorvaderlijke tradities. De mensen achter de Dode Zeerollen hielden zich bezig met de uitleg van de gezaghebbende teksten, de Joodse wet, maar ook met wetenschap, magie en zelfs geschiedschrijving. Zij vormden deel van de Joodse maatschappij. De rollen vertegenwoordigen een bredere stroming van Joods denken. Deze stroming bestond uit mogelijk meerdere verwante groepen. De verscheidenheid in het Jodendom van die tijd was vele malen rijker dan voorheen gedacht. Naast monotheïsme, besnijdenis en het vieren van de Sabbat behoorden de reinigingsregels tot de meest karakteristieke elementen van het vroege Jodendom. Vanaf de 2e eeuw v. Chr. lijkt een ‘democratisering’ van priesterlijke reinheidsregels te zijn opgekomen. De priesterlijke regels werden steeds meer door andere Joden, onafhankelijk van het bezoeken van de tempel. Joden moesten ritueel rein zijn wanneer zij in de nabijheid van God waren. Vanaf de 1e eeuw v. Chr. werden rituele baden door de Joden ontwikkeld, miqveh. Wat aanvankelijk een priesterlijk ritueel was geweest, raakte weid verspreid ver buiten Jeruzalem. Qumran is vanwege de aanwezigheid van rituele baden sterk verbonden met de Joodse materiële cultuur van die tijd. 25 ©posterheide brabant, helmond Nabataeërs, wierookroute en handel De van oorsprong Arabische Nabataeërs kwamen wellicht in de zesde eeuw v. Chr. in de buurt van Petra, in het zuiden van Jordanië. 312 v. Chr. is het eerste historische jaartal t.a.v. de Nabataeërs vanwege een door Diodorus Siculus vermelde rampzalige militaire expeditie door de Seleuciden uit Syrië tegen Petra. In die tijd verzorgden zij al de handel tussen Arabia Felix en het oostelijk deel van het Middellands Zeegebied. Tot in de eerste eeuw v. Chr. wisten de Nabataeërs hun positie van onafhankelijkheid te bewaren, tot de Romeinse keizer Augustus. In 106 na Chr. werd het Nabataeïsche rijk door keizer Trajanus tot kolonie van het Romeinse rijk gemaakt. De Nabataeërs waren een woestijnvolk waarvan de karavanen de kostbare goederen uit Zuid-Arabië, met name wierook en myrrhe, naar het Middellandse Zeegebied vervoerden. Wierook en myrrhe waren al eeuwenlang de meest profijtelijke producten van het Arabisch schiereiland, met name Yemen. Het zorgde eeuwenlang voor een bloeiende economie in Yemen. Daarnaast brachten aromatische producten uit Dhofar en luxe goederen uit India welvaart in de koninkrijken van Arabië. Er was handel over land en per schip. Karavanen brachten de goederen naar het noorden naar Shabwa en vandaar naar de koninkrijken van Qataban, Saba, Ma’in, Palestina en verder. Tolbetalingen onderweg maakten de producten uiterst duur. De Nabataeërs maakten zich meester van Petra dat halverweg de Golf van Aqaba en de Dode Zee lag op een punt waar de wierookroute van Arabia naar Damascus de landroute van Petra naar Gaza kruiste. Daarmee werden de Nabataeërs de monopolisten langs de wierookroute. Hun controle over de handel strekte zich over een immense gebied uit en versterkte zich zelfs in Romeinse tijd. Nabateïsche handelsroutes 26 ©posterheide brabant, helmond In de 2e eeuw v. Chr. moet er zich een koninkrijk hebben gevormd. Als eerste koning geldt Aretas. In de tijd erna bemerkt men de invloed van de Hellenistische monarchieën, zoals bijnamen ‘philhellenos’ en het tot god verklaren van de koning na de dood. Toch was het Nabataeïsche rijk nooit een ‘normaal’ Hellenistisch koninkrijk. Het bezat geen eigen landsgrenzen, de Nabataeërs waren ook in hun gebied niet het enige volk. Er moet een symbiotische coëxistentie geweest zijn met de niet-Nabataëische boeren. De Hasmonaeër Alexander Iannaeus nam de voor de Nabataeërs zo belangrijke haven Gaza aan het begin van de eerste eeuw v. Chr. voor korte tijd in. Het Nabataeïsche rijk genoot de handelszekerheid van de Pax Romana, maar sinds het midden van de 1e eeuw na Chr. boette de handel in aan waarde, o.a. omdat de Romeinen door een verbeterde scheepvaart de goedkopere zeeroute konden gebruiken. In 106 na Chr. werd het rijk een Romeinse provincie. Door de strategische positie tussen en intensieve contacten met de naburige culturen van Egypte, Syrië en de Griekse culturele suprematie ontstond in de Nabataeïsche cultuur een wonderlijke versmelting van vormen in de bouwkunst. Het werd het mooiste voorbeeld van acculturatie. Grieks-Romeinse invloed is overal zichtbaar in Petra, maar ook in Mada’in Saleh in Arabië of Avdat in Israël. Mada’in Saleh, graven De belangrijkste god in Petra was Dushara, de belangrijkste van het Nabataeïsche rijk en in Hellenistische tijd gelijkgesteld met Zeus of Dionysos. Hij werd als een bethyl uitgebeeld, een rechthoekige stèlè al dan niet in een nis. In zijn tempel in Petra werd hij als zwarte steen op een gouden podium vereerd. Bethyls komt men echter op allerlei plaatsen tegen, vaak in de rotswanden, soms hele families van stèlès. In de dodencultus kende men de nefesh, reliëfs in de vorm van spitse pijlers of ‘obelisken’. Al-Uzzá werd ook door de Nabataeërs vereerd, een van de drie hoofdgodinnen uit de vroege Arabische religie, en door de Nabataeërs gelijkgesteld met Aphrodite Ourania. Zij was in Arabië en bj de Nabataeërs een godin van een triade in het gevolg van Allah. De godin Allat hoorde ook tot deze triade, en werd gelijkgesteld met Athena en Tyche. De goden van de Nabataërs werden uiteindelijk als menselijke figuren uitgebeeld onder invloed van de Grieks-Romeinse dominantie. 27 ©posterheide brabant, helmond Het grootste monument in Palmyra is de Bel-tempel. De tempel is gebouwd in opdracht van keizer Tiberius, begonnen vóór 19 na Chr., om de entree van Palmyra in het Romeinse rijk plechtig te bekrachtigen. Op het eerste gezicht is de tempel een klassieke vorm, pseudipteraal, korinthisch. Afwijkingen van de klassieke tempels vallen ook direct op. Een talud bevindt zich aan de brede in plaats van de korte zijde van de tempel. De ingang is aan de brede zijde, maar niet precies in het midden van deze zijde. In het interieur is niet één cultische plaats, maar twee, recht tegenover elkaar. In deze twee thalamoi bevonden zich waarschijnlijk de beelden van de goden. De astrale symboliek is een belangrijk bestanddeel van de betekenis van het decor van de thalamos. In de noordelijke thalamos bevindt zich een adelaar, met afbeeldingen van de goden van de maan en de zon. In de Palmyreense symboliek stelt de adelaar Bel voor, terwijl de zon de god Iarhibol en de maan de god Aglibol voorstellen, een goddelijke trias met astrologisch karakter. In de koepel bevinden zich de busten van de zeven planeten; hieromheen de afbeeldingen van de dierenriem. Op de hoeken voorstellingen van de adelaar, die de hemel lijkt te dragen. In de tempel waren ook drie beelden van Tiberius, zijn zoon Drusus en Germanicus opgesteld, mogelijk als pendant van de godenbeelden in de kamer van de zuidelijke thalamos. Zo werden de drie leden van de keizerlijke familie vergoddelijkt en werden gezellen van de goden in één en hetzelfde heiligdom. Zo hadden de Palmyrenen een ‘Babylonische’ tempel, zoals de mode van die tijd wilde, zo had de keizer zijn keizerlijke cultus tot aan het gebied van de Parthen ingevoerd, ultieme assimilatie ten noorden van het Nabataeïsche gebied. Palmyra, Bel tempel, noordelijke thalamos Bel tempel De Nabataeërs legden een veiligheidscordon aan met wachtposten en bewaakte waterplaatsen langs hun handelsweg naar Arabia. Een tweede weg hadden zij ten noorden daarvan in bezit, de karavanenweg door de Wadi Sirhan. De Nabataeërs wisten roofzuchtige bedoeïenen van zich af te schudden, maar de agressieve economische politiek van de Ptolemaeën in Egypte, die de Zuid-Arabische handel wilden annexeren viel hen zwaar. Een vorm van tegenstand was zeeroverij. Daarnaast probeerden de Nabataeërs zich voorzichtig te verzoenen met de Seleuciden in het noorden. De periode tussen 75 en 25 v. Chr. was er een van politieke intriges en militaire interventies geweest. Rome maakte de dienst uit, maar Nabatea wist uiteindelijk ongehinderd handel te blijven drijven. Nabatea genoot de handelszekerheid van de Pax Romana, maar sinds het midden van de eerste eeuw na Chr. boette de handel meer en meer aan waarde in. Door het binnendringen van nomadenstammen in het noorden moesten diverse Nabataeïsche steden worden opgegeven, de Romeinen konden door een verbeterde scheepvaart de goedkopere zeeroute gaan uitbuiten. Geleidelijk aan gingen meer Nabataeërs over van de handel op de landbouw. In 106 na Chr. wordt Nabatea een Romeinse provincie. Met de politieke autonomie ging echter ook de nationale en etnische identiteit verloren. De Nabataeïsche religie raakte meer en meer verwant aan de Grieks28 ©posterheide brabant, helmond Romeinse. Tot 106 na Chr. was Petra de hoofdstad. Zeer opmerkelijk is de overweldigende invloed van Grieks-Romeinse vormen in de bouwkunst, bij tempels en graven. Waarschijnlijk waren de graven met klassicistische gevels voor leden van het Nabataeïsche koningshuis bestemd, en voor personen van status, zoals bij de Khazne-Firaun of Ed Deir. Aan de oostkant van de Jordaan heersten de Arabische koningen gedurende de gehele 1e eeuw na Chr.. Zij stichtten een nieuw bestuurscentrum in Bosra. In 106 werd het koninkrijk echter in de Romeinse provincie Arabia veranderd. Van toen af monopoliseerden de handelaren van Palmyra de handel in de woestijn. In Bosra kwamen vijf belangrijke Romeinse wegen samen. Tot 106 was het het belangrijkste steunpunt van de Nabataeërs. Toen het in 106 hoofdstad werd van de nieuwe Romeinse provincie Arabia, breidden de Romeinen de stad enorm uit met o.a. het indrukwekkende theater uit ca. 200 na Chr. Palmyra, detail kolonnade-straat Bij de oase van de zwavelhoudende Efqa-bron in de Syrische woestijn ligt de grandioze stad Palmyra. De Semitische naam voor de stad was altijd Tadmor, dat klonk als tadmor (= dadelpalm). De oase vormde de belangrijkste halte door de woestijn van de Euphraat naar de Middellandse Zee. Na de verovering van Pompeius van het Seleucidische rijk in 64 v. Chr. kwam Tadmur tussen de Romeinse en Parthische invloedssferen te liggen. De Palmyrenen schikten zich naar het gezag van de Romeinen, maar bleven ook met de Parthen ‘on speaking terms’. Zo creëerden zij een neutrale zone, waarin de handel kon bloeien, zeker naarmate de Romeinen meer behoefte kregen aan exotische producten als parfum, ivoor, specerijen en zijde. De stad bloeide in de tweede en derde eeuw vanwege de terugval van Petra in Jordanië. In 273 werd de stad door keizer Aurelianus verwoest. Vanwege de halfnomadische, in stammen verdeelde maatschappijstructuur was er in Palmyra geen echt Pantheon van goden. Elke stam vereerde naast lokale beschermgoden goden van heel verschillende herkomst. Naast inheemse goden, werden er goden uit Noord- en Zuid-Syrië, Arabië en Mesopotamië vereerd. Volgens textuele overlevering bezat Palmyra vier hoofdheiligdommen, die het gemeenschappelijke van de vier hoofdstammen representeerden: de tempel van Baalshamin, god van de hemel, de tempel van Arsu, een inheemse kamelen- en karavanengod, de tempel van de oud-Syrische Atargatis, en die van goddelijke broers Aglibol, Maan, en Melakbel, Zon. Daarnaast was de Bel-tempel de gemeenschappelijke nationale cultusplaats. Bel, wellicht voortgekomen uit de Mesopotaamse Bal-Marduk, werd als heerser over het universum door Grieken en Romeinen met Zeus/Jupiter geïdentificeerd. Het kosmische karakter van deze god komt daarin tot uitdrukking, dat hij in een trias optreedt met Yarhibol, een oude lokale brongod, die later met de zon werd geïdentificeerd, en Aglibol, een maangodheid. Ook Baalshamin, 29 ©posterheide brabant, helmond die als god van de hemel en vruchtbaarheid gebruik kon maken van bliksem en regen en gelijkgesteld werd met de Nabateïsche Dushara en de Grieks-Romeinse Dionysos/ Bacchus, trad in een trias gemeenschappelijk op met Aglibol en Melakbel. Daarnaast hadden de oudoriëntaalse godin Allat-Athena en Nabu-Apollo in Palmyra belangrijke heiligdommen. De cultuspraktijken van de individuele goden werden uitgeoefend door georganiseerde priestergenootschappen, thiasoi. Belangrijkste cultuspraktijk was het verbranden van wierook of het offeren van vruchten. Deze offers vonden vaak op vuuraltaren plaats, op de daken van de tempels. Daarnaast werden er veel dieren geofferd. Aan de cultusmaaltijden namen behalve de priesters ook mensen van buiten deel die moesten beschikken over ‘toegangskaarten’ (tesserae). Triclinia voor de maaltijden zijn in enkele tempels teruggevonden. Ook in de hof van grote Bel-tempel zijn lage banken voor de banketten gevonden. Baalbek, tempel Jupiter Heliopolitanus De plaats Baälbek in de Bekaa-vallei in Libanon was een heilige plek, gewijd aan de semitische god Baal. De Grieken noemden het heiligdom Heliopolis, en vervingen de Phoenicische triade (Baal-Shamash, Aliyan en Astarte) door Jupiter/Zeus, Aphrodite/ Venus en Hermes/Mercurius / Bacchus. Syncretistische theologie versmolt Zeus met Baal, Aphrodite met Atargatis ; het semitische equivalent voor Mercurius blijft een vraag. Keizer Tiberius liet op de akropolis een schitterende tempel bouwen ter ere van Jupiter Heliopolitanus. Tot in het midden van de 3e eeuw zou aan het complex van tempels gebouwd worden. Het terrein omvat 7 hectaren en betreft drie tempels. Baalbek bereikte het hoogtepunt van haar bloei tijdens de periode van de ‘Syrische’ keizers in het begin van de 3e eeuw. Op het dak van de Bacchustempel werd waarschijnlijk de inheemse zonnecultus vereerd. In de tempelruimte zelf speelden zich initiatierites en mysteriecultische praktijken af. De immense altaren benadrukken de betekenis van de op de daken gehouden riten die voor de Arabisch-Aramese volkeren van Voor-Azië typisch zijn, zoals ook in Petra en Palmyra. Over de identificatie van de goden bestaat nog altijd onzekerheid. Probleem daarbij is dat men altijd het Romeinse pantheon van goden in het hoofd heeft, terwijl de cultussen een 30 ©posterheide brabant, helmond zeer lokaal aspect bezaten en inheemse goden betroffen. De tempels werden aan Syrische goden gewijd, die nooit geheel met de Romeinse goden geassimileerd zijn. Blijkbaar berustte de religieuze opvatting in Baalbek op het idee van een trias: een god de vader als schepper en waarschijnlijk zonnegod; een godin die een kind draagt en misschien aan het principe van water beantwoordt; een goddelijke zoon die door het godenechtpaar opgevoed wordt en de vegetatie voorstelt. Hatra, tempel Hatra in Iraq werd waarschijnlijk in de 3e of 2e eeuw v. Chr. gebouwd door de Seleuciden. Nadat de Parthen de stad hadden ingenomen, bloeide hij tijdens de 1e en 2e eeuw na Chr. als een religieus- en handelscentrum. Later werd het waarschijnlijk de hoofdstad van mogelijk het eerste Arabische koninkrijk in de reeks steden met Palmyra en Petra. De door Hatra beheerste regio was het koninkrijk Araba, een half-autonoom bufferkoninkrijk aan de westgrens van het Parthische rijk. De stad werd diverse malen door de Romeinen aangevallen. De Grote Tempel domineerde een groot terrein met tempels. Hier was een extreme vermenging van Griekse, Mesopotaamse, Kanaänitische, Aramese n Arabische pantheons. Er waren tempels van Nergal, Herms, Atargatis, Allat, Shamash, Ashur en Bel. 31 ©posterheide brabant, helmond Romeinse keizertijd. Polytheïsme en Monotheïsme Herodes had vanaf zijn kroning tegenstand van de Hasmonaeërs ondervonden. Hij liet zijn eerste vrouw vermoorden, omdat zij een verwante was van de laatste koning van de Hasmonaeërs. In 9 v. Chr. beging hij de grote fout het koninkrijk van de Nabataeërs binnen te vallen vanwege een lening die niet was afbetaald. Hij had echter geen toestemming gevraagd aan Augustus of de gouverneur van Syrië. Daardoor verzwakte zijn positie ernstig. In 4 v. Chr. stierf hij. Zijj zoon Archelaüs volgde hem op. In 6 na Chr. werd Archelaüs afgezet en werd Judea gëannexeerd en een Romeinse provincie. Pontius Pilatus was éën van de Romeinse procurators, hij bestuurde Judea van 26 tot 37 na Chr, en ook hij kreeg te maken met de sterk verdeelde religieuze en politieke facties onder de Joden. Onder Claudius werd er weer een vazalkoning benoemd, Herodes Agrippa I. Hij stierf echter al in 44 na Chr. De daarna benoemde procurators traden strenger op tegen degenen die weigerden deel te nemen aan de cultus van Roma en Augustus. De spanningen namen toe als gevolg van hongersnood, belastingen en werkloosheid. In 66 na Chr. braken ernstige ongereldheden uit in Caesarea, waarbij Grieken en Joden elkaar aanvielen. Vervolgens vond een grote opstand in Jeruzalem plaats. In 67 na Chr. kreeg Vespasianus de opdracht de Joodse oorlog te voeren. De Joodse historicus Flavius Josephus was één van de Judese generaals die tegenover Vespasianus stond. Vespasianus zegevierde uiteindelijk over Josephus, maar raakte bevriend met hem. Toen Vespasianus keizer werd, belastte hij Titus als veldheer over 40.000 manschappen met de Joodse oorlog. Titus nam in 70 na Chr. Jeruzalem in, de tempel werd verwoest, de tempelschatten naar Rome gevoerd. Naar schatting stierven 220.000 mensen bij het beleg. Masada was inmiddels uitgegroeid tot grootste haard van verzet, maar viel in 73 na Chr. Alle verdedigers op drie na pleegden zelfmoord voordat de Romeinen de vesting konden innemen. Munt Vespasianus, Iudeae Capta Veel Joden waren naar andere landen van het Middellands Zeegebied gevlucht, naar steden van de diaspora als Antiochië, Alexandrië of Rome. Nieuwe opstanden kwamen, zoals die van Cyrene en Alexandrië in 115-117. De belangrijkste opstand was echter in Jeruzalem tijdens de regering van Hadrianus. Hadrianus wilde van Jeruzalem een nieuwe stad maken met een Jupitertempel. In 132 verbood Hadrianus castratie en besnijdenis, wat leidde tot een opstand van 3 jaar in Jeruzalem onder leiding van Simon Bar Kochba. Hij voerde een guerilla-oorlog tegen de Romeinse legioenen, die pas na lange tijd en grote verliezen werd gewonnen door de Romeinen. Hadrianus trad vervolgens meedogeloos op tegen het judaïsme en het Judeïsche nationalisme. Het onderwijzen van de Mozaïsche wet werd verboden. 32 ©posterheide brabant, helmond De Dode Zeerollen zijn van groot belang voor ons begrip van de vroegste christenen, omdat zij voor het eerst heel duidelijk Joodse wortels laten zien van zaken die voor de ontdekking als uniek christelijk werden beschouwd. Het is nu veel duidelijker dat het vroege christendom één van de vele Joodse stromingen vormden. Na de ontdekking van de rollen is het beeld van de interesses van de mensen uit die tijd in wetenschappen van de oudheid en hun contacten met andere culturen volledig veranderd. De geschiedenis van het christendom begint volgens de Bijbel en naar de mening van christenen in Palestina in de dagen van Jezus van Nazareth. De directe aanleiding tot de verspreiding van het christendom vormt het geloof van de volgelingen van Jezus. Jezus zou de door God beloofde Messias zijn. Het concept van Messianisme ontstond in het judaïsme. Christus is de Hebreeuwse vertaling van משִׁיח ָ (Māšîaḥ). Jezus werd in het judaïsme niet geaccepteerd als een Joodse Messias en het idee van een goddelijke Christus is altijd verworpen als afgoderij door het judaïsme. Religieuze Joden wachten nog altijd op de eerste komst van de Messias, de christenen op de tweede komst. In het Jodendom is de Messias vanaf de 2e eeuw v. Chr. een leider die een messiaanse periode van vrede en welvarendheid voor Joden en andere volkeren gaat inluiden, die uiteindelijk leidt tot de eindtijd. Mogelijk was het succes van het christendom de open leer, zonder geheime inwijdingen. Het nieuwe monotheïstische geloof richtte zich tot iedereen zonder aanzien van ras of stand en bood het vooruitzicht op een hiernamaals dat aanvankelijk vooral aantrekkelijk was voor slaven en mensen uit de lagere standen. Damascus, huis Ananias Damascus, Bab Kisan Dankzij Paulus kon het Christendom in de eerste eeuw enorm groeien. Hij had het voordeel zowel Jood als Romeins burger te zijn, en kon zo zowel Joodse als Romeinse toehoorders bedienen. Mogelijk werd zijn prediking bevorderd door de komst van Griekssprekende nieuwkomers, zoals Joodse Cyprioten en Lybische Joden, naar ZuidTurkije en noordwest-Syrië, en die een meer liberale vorm van judaïsme beleden en meer ontvankelijk waren voor een nieuwe canon. De Griekssprekende Joden werden sneller en massaler bekeerd dan de Aramees sprekende Joden. Dat proces begon in Antiochië, toentertijd de belangrijkste hellenistische stad in het Midden-Oosten. Vandaar verspreidde het zich naar de verschillende steden en provincies van Syrië, zowel onder Hellenistische ‘Syriërs’ als Hellenistische Joden. Deze laatste groep werd vanwege grote opstanden tegen de Romeinen in 70 en 130 uit Jeruzalem en Palestina verdreven aar Syrië. Het Christendom was niet de enige religie die in de 1e eeuw populair werd. De Mithrascultus werd in het Romeinse rijk al vanaf de 1e eeuw v. Chr. gepraktiseerd en werd gaandeweg zeer populair. Over het algemeen wordt aangenomen dat het mithraïsme van Perzische oorsprong is, voortgekomen uit het zoroastrisme, maar niet van de leer van Zarathustra. De cultus was een mysteriecultus met ingewijdenen. Er zijn weinig teksten bewaard. De religie was erg populair bij soldaten, vrouwen waren niet welkom. De rituelen 33 ©posterheide brabant, helmond vonden plaats in een grot, waar de belangrijkste plaats ingenomen werd door een voorstelling van de Mithras als tauroctonos (stierendoder). Recentelijk is gesuggereerd dat het doden van de stier een symbolische voorstelling is van de constellaties. Mithras wordt soms voorgesteld als geboren als herboren uit een rots, vandaar de beschrijving van Mithras als ‘opgestaan uit de dood’. Eén van de centrale motieven is het doden van de heilige stier door Mithras. Deze is geschapen door Ahura Mazda die ook aan Mithras de taak opgelegd zou hebben hem te doden. Deze stier wordt wel gezien als het teken uit de dierenriem. De populariteit van de Mithrascultus kan mede veroorzaakt zijn door de koningschappen van Pontus en Parthia. Verschillende koningen noemden zich Mithridates. Wellicht gaf Mithras hier zelfs aan een koning goddelijkheid. Mithras Heliogabalus In het oostelijk deel van het Middelllands Zeegebied bestonden veel zonnegoden, zoals de Griekse Helios die vervangen werd door Apollo. In de 3de eeuw vermengden de populaire cultussen van Apollo en Mithras zich tot de cultus van Sol Invictus. In 274 werd deze zelfs officieel. Er wordt veel gespeculeerd over het feit dat het Christendom beïnvloed werd door het mithräisme. De zonnecultus werd sowieso populair in de Romeinse keizertijd. Sinds de tijd van Septimius Severus werden vormen van zonnecultus wijd verbreid. De 3e eeuwse keizer Elagabalus was hogepriester van de zonnegod Elagabal in Emesa (Homs). Deze godheid werd aanvankelijk alleen in Homs vereerd. De cultus werd vanaf de 2e eeuw verspreid en de godheid werd in de 3e eeuw in het Romeinse pantheon geïntroduceerd en daarin gelijkgesteld aan de Romeinse zonnegod met Sol Invictus. De godinnen Astarte, Demeter en Urania werden tot echtgenote gemaakt. In de grote Elagabal-tempel in Rome werd de god vertegenwoordigd door een grote meteoriet. Om hogepriester te worden van zijn nieuwe religie liet Elagabalus zich besnijden in aanwezigheid van senatoren. Dura Europos: een kosmopolitische stad vol goden Bij toeval werden in 1920 de eerste resten van Dura Europos aan de Euphraat gevonden. De belangrijke opgravingen werden echter uitgevoerd tussen 1928 en 1937 door een Amerikaans- Franse expeditie onder leiding van de Russische archeoloog Rostovtzeff. De stad werd tegen 300 v. Chr. gesticht op bevel van Seleucos I en werd een belangrijk steunpunt aan de vaak omstreden Syrisch-Mesopotaamse demarcatielinie, en kende een opmerkelijke ontwikkeling. Het kwam in handen van de Parthen en de Romeinen. In de Romeinse keizertijd veranderde de stad door de gewijzigde politieke situatie van politiek 34 ©posterheide brabant, helmond en economisch steunpunt in grensstad. In 162-5 werd de stad in de Syrische limes opgenomen. De oorlog van de Romeinen tegen de Sassaniden werd de stad echter noodlottig, en in 256 na Chr. kon Shapur I de stad innemen en verwoesten. Minder dan de helft van de stad is blootgelegd, maar de vondsten hebben een opmerkelijke mengeling van Griekse, Parthische, Semitische en Romeinse beschavingen blootgelegd. Er waren evident handels- en religieuze betrekkingen met Palmyra, er waren joodse en christelijke gemeenschappen. Ondanks de Parthische verovering van de stad in 114 v. Chr. bleven in Dura-Europos het Griekse bestuur en de taal bewaard. Zo blijft de stad tot het midden van de 1e eeuw v. Chr. een Griekse stad, waar de nieuwbouw van het Parthisch paleis op de citadel vreemd was. In 50 v. Chr. werd een Atargatis-tempel gebouwd en in 40-30 v. Chr. een Artemis-tempel verbouwd. De stijl van de beedlhouwkunst is Parthisch. Ten noorden van deze tempel was een heiligdom waar verschillende goden uit de kring van de Palmyreense Baalshamin werden vereerd. In het noordelijk deel van de stad werd in Romeinse tijd een Mithrastempel gebouwd. Dura-Europos: voorstellingen uit de Palmyreense tempel, Mithras-tempel en kerk Aan de binnenzijde van de westelijke stadmuur zijn twee belangrijke monumenten gevonden. Een synagoge met indrukwekkende muurschilderingen die overgebracht zijn naar het museum in Damascus. De laatste bouwfase is in een Aramese inscriptie gedateerd in 244. De muurschilderingen duiden in ieder geval aan dat er in deze tijd een joodse traditie was van vertellende religieuze voorstellingen, in ieder geval in de diasporagebieden. Tevens is een vroegchristelijke huiskerk gevonden. Het betreft een typisch Parthisch woonhuis dat in 232/3 tot een christelijke huiskerk werd veranderd. Er is o.a. een baptisterium geïnditificeerd, waar op de muren schilderingen zijn gevonden (o.a. Goede Herder, Vrouwen bij het Graf). Hieruit blijkt dat in de eerste helft van de derde eeuw reeds een iconografie van christelijke thema’s bestond, die ook een officieel karakter bezat. De schilderingen volgden duidelijk de Hellenistisch-joodse iconografische traditie. 35 ©posterheide brabant, helmond Gnosticisme en manichaeïsme De gnostiek is een verzamelnaam voor een brede waaier aan religieuze stromingen binnen het vroege christendom. Een van de belangrijkste thema’s van de gnostiek is dat de mens van zichzelf vervreemd kan raken. Wie zichzelf kwijt is, leeft als een slaaf van onpersoonlijke machten. Vanaf halverwege de 2e eeuw werd het gnosticisme fel bestreden door het vroege christendom. De verlossing uit de dwaling kan men verkrijgen door zich te verbinden met zijn ware zelf. In de gnostische teksten is Jezus de verlosser die de mens komt oproepen ‘zichzelf te herinneren’. De wonderen van Jezus worden niet beschouwd als feitelijke gebeurtenissen, maar symbolische beschrijvingen van ‘het herstel’. De gnostische Jezus geneest mensen van de dwaling. In de Nag-Hammadi geschriften wordt Jezus gepresenteerd als iemand die een radicale breuk met Jahweh voorstond. Jahweh is de god van het kwaad, de god die Jezus als ‘mijn vader’ noemde is een god van liefde en kon niet dezelfde zijn als de wraakzuchtige Jahweh van het Oude Testament. De gnostische Jezus wil de mens uit deze wereld van angst verlossen. In de gnostiek heeft iedere mens twee naturen. De ene natuur is zijn persoonlijke natuur en eigen identiteit, de tweede natuur is zijn tijdloze goddelijke kern die in de gnostiek ‘de Christus’ wordt genoemd. Men gelooft in de gelijkheid van het wezen van de mens met het wezen van God. Manichaeërs Het manichaeïsme was een religie in Perzië, gesticht door Mani (216-276) en beïnvloed door o.a. het gnosticisme. Het was de eerste grote synthese van de wereldreligies. Naar gelang de regio van ontplooiing, kon de plaats van Jezus ook ingenomen worden door Boeddha of Zarathustra. De leer was een tegenstelling tussen licht en duisternis, tussen goed en kwaad, tussen ziel en stof. In dit dualisme zag Mani zich als de door Jezus beloofde definitieve openbaarder. Het is een syncretistische religie met divere elementen van verschillende godsdiensten. Aan de oostelijke grens van het Romeinse rijk namen christelijke elementen een grote plaats in. Doel van de religie is om het Licht te bevrijden. Een hoofdrol in de bevrijding spelen de Electi, de uitverkorenen. Zij vermijden alles wat schade kan toebrengen aan het gevangen Licht door een strenge ascese, het oefenen van sexuele onthouding en en het vermijden van arbeid. De verzorging van de Electi is in handen van de Auditores, de toehoorders. De kerk van de Manichaeërs is daarmee in twee soorten gelovigen verdeeld. Men kent een Laatste Oordeel, waarin Licht en Duisternis voor eeuwig van elkaar worden gescheiden. Men kent ook een geloof in reïncarnatie. Na de marteldood van Mani in 276 werden de volgelingen vervolgd. Het manichaeïsme werd concurrent van het christendom toen de laatste staatsgodsdienst was geworden. In de 4e eeuw bood het geloof de gegoede burgerij van Rome om de mogelijkheid om de keizerlijke anti-heidendomwetgeving te omzeilen en het manichaeïsme als christendom van een hogere orde te omhelzen. 36 ©posterheide brabant, helmond Zoroasters, Joden en het vroege christendom De Sassaniden beheersten Mesopotamië van 239 tot 633 als deel van hun grote rijk. Het Tweestromenland werd nu het strijdtoneel van Romeinen en Sassaniden. Om deze reden, maar ook vanwege het rijke landbouwgebied werd de Sassanidische hoofdstad van Firuzabad naar Ktesiphon aan de Tigris verplaatst. Sjapur I (241-272) voerde drie oorlogen met de Romeinen. Hij nam o.a. in 256 Dura Europos in. Hij versloeg drie keizers, Gordianus III, Valerianus en Philippus Arabs. Keizer Diocletianus viel de Sassaniden in 297 opnieuw aan en versloeg Narseh. Daarna volgde een vredestijd van 40 jaar. Onder Shapur II (310-379) bereikte het Sassanidisch rijk zijn hoogtepunt. Hij versloeg de Romeinse keizer Julianus Apostata en heroverde in 363 Armenië en Noord-Mesopotamië. Chosroes II (591-628) was de laatste machtige koning van de Sassaniden. Hij voerde oorlogen met Byzantium, maar ook tegen de Arabieren, Syrië en Palestina. Hij veroverde Jeruzalem en zou het kruis van Christus naar Ktesiphon genomen hebben. Yazdegard III (632-652) was de laatste Sassanidische koning en werd in 642 verslagen door de Islamitisch-Arabische legers. Tijdens de Sassanidische tijd was het Zoroastrisme staatsreligie. Enkele malen kregen andere religies zoals het christendom geloofsvrijheid, maar werden ook vervolgd. Hoewel er joden bleven wonen in Israël die het joodse leven en de cultuur voortzetten, was het zwaartepunt van de joodse geschiedenis verschoven naar de diaspora. In de eerste eeuwen van de jaartelling streefden zowel joden als christenen ernaar bekeerlingen voor zich te winnen, een strijd die door die laatsten werd gewonnen, toen Constantijn in 312 het christendom, oorspronkelijk een joodse sekte, geloofsvrijheid gaf en Theodosius op het einde van de 4de eeuw er staatsreligie van maakte. Wat begon als een familieruzie tussen Jezus en de rabbijnen verwerd tot een ideologisch probleem. Kerkleiders en theologen bezagen het Jodendom met ambivalentie. Kapharnaüm, synagoge Zodra de diaspora een feit werd – al voor de verwoesting van de Tweede Tempel – werd de synagoge een bekend verschijnsel, gebedshuizen in tal van steden in het Beloofde Land en vooral ook daarbuiten. De synagoge was niet een plaats voor professionele priesters, maar een plaats voor het volk. Het was de plaats voor de openbare lezing van de Wet en het gebed. Het werd ook een plaats van studie en wetenschap. De oudste synagoges, gevonden bij opgravingen, dateren in het Heilig Land niet voor de 2e en 3e eeuw na Chr. Synagogen in de diaspora bestonden al lange tijd daarvóór, zelfs in de 3e eeuw v. Chr. Resten van oude synagoges zijn niet alleen in het Heilig Land gevonden, 37 ©posterheide brabant, helmond maar ook in Egypte, Turkije, of Noord-Afrika. Opvallend is dat in tal van oude synagoges figuratieve voorstellingen zijn gevonden in muurschilderingen en vloermozaïeken. Frequent terugkomend is de zodiaque, het offer van Abraham of andere oudtestamentische voorstellingen. De algemene opinie is dat deze voorstellingen aangebracht zijn in synagoges van joodse gemeenschappen die in de diaspora leefden, vaak mensen die opgevoed waren in een Grieks-Romeinse beeldtaalcultuur en weinig bezwaren kenden tegen het afbeelden van mensen en dieren in de synagoge. Veel vroege synagoges in het Heilig Land zijn aangetroffen in het noorden, met name in Galilea. Het is ook daar dat veel voorstellingen op vloeren worden aangetroffen. Vanaf het einde van de 2de en begin van de 3de eeuw, toen keizers een vriendelijke houding jegens de joden aannamen, werden weer openbare synagoges gebouwd. Vanaf deze tijd tot de 8e eeuw zijn er vele synagoges in Israël en de gebieden van de diaspora bewaard. Hoewel er perioden van Joodse vervolgingen waren en de bouw van synagoges in de 5e eeuw zelfs werd verboden, zijn er toch veel gebouwd. De vroegchristelijke kerkvaders ageerden fel tegen de synagoge. Sinds het einde van de 4e eeuw werden steeds meer maatregelen en wetten afgekondigd tegen de bouw van synagoges. Al deze maatregelen ontstonden ongetwijfeld door de druk van de inmiddels belangrijk geworden christelijke kerk. Verbazingwekkend was deze periode echter ook de gouden tijd van de bouw en renovatie van synagogen in Palestina en daarbuiten. De meeste synagoges in Palestina zijn gebouwd in de periode van de 4e tot de 7e eeuw. In de laatromeinse tijd ontwikkelde Babylon zich tot een belangrijk centrum van religieuze wetenschap, en werd rivaal van Palestina. Tussen de 3de en 5de eeuw voerden de Babylonische akademies een methode van bijbelcommentaar in, die de basis voor de Babylonische Talmud werd. Deze traditie werd door de gehele joodse wereld geaccepteerd, Het klinkt als een paradox dat nazaten van een joodse gemeenschap, waarvan vóór de 3de eeuw niets bekend is, 15 eeuwen lang de normen van de joden in de gehele wereld zouden bepalen. In de eerste 7 eeuwen van het christelijk tijdperk preekten en leerden de geestelijke leiders van het Joodse volk in twee instellingen: de synagoge en de akademie. Zij maakten gebeden en de liturgie en vertaalden de Bijbel in het Aramees. Zij stelden een wetboek samen – de Halacha – die elke stap in het menselijk leven van de wieg tot het graf regelde. De Talmud uit Jeruzalem en Babylon maken hiervan onderdeel uit. De Aggada bevatten interpretaties van Bijbelse verhalen, benadrukken de trots van het Joodse volk en bevatten discussies over theologische en ethische kwesties. Diocletianus werd in 284 keizer en was een religieus conservatief. Hij streefde een algemene religieuze revival na en liet zeer veel tempels in het rijk repareren en restaureren. Hij identificeerde zich met Jupiter, maar begunstigde de meeste Olympische goden, de keizercultus en bijvoorbeeld ook Sol en Isis. De Joden werden met rust gelaten, de christenen niet omdat hun religie nieuw was. Men moet ook beseffen dat de christengemeenschappen in het Romeinse rijk inmiddels waren gegroeid tot wellicht 6 miljoen, dat wil zeggen ca 10 % van de totale bevolking in het Romeinse rijk rond 300. De medekeizer Galerius was een overtuigde heiden en was volgens christelijke bronnen rond 300 de hoofdfiguur bij de vervolgingen in die tijd. Waarschijnlijk dwong hij in 302 Diocletianus om een wet tegen de christenen in te voeren. De eerste slachtoffers waren de manichaeërs. In 303 werd hert eerste ‘Edict tegen de Christenen’ gepubliceerd. Er volgde een golf van vervolgingen, boekrollen werden verbrand, kerken vernield en christenen levend verbrand (met name in het oosten). Na de abdicatie van Diocletianus ging Galerius in het oosten door met vervolgingen, in het westen kwam meer ontspanning met de komst van Constantijn als keizer die christenen hun bezit en identiteit teruggaf, 38 ©posterheide brabant, helmond misschien om zich te afficheren als de mogelijke bevrijder van vervolgde christenen overal. Op zijn sterfbed gaf Galerius in 311 een proclamatie uit die alle religies in het oosten alle geloofsvrijheid teruggaf!! Toch gingen na de dood van Galerius onder Maximinus de vervolgingen in het oosten door. Pas in 313, na de succesvolle campagne van Constantijn tegen Maxentius in Rome, gaf Maximianus een edict van tolerantie uit. Tot 311 vonden ook vervolgingen plaats in Egypte. In 313 werd door Licinius, medekeizer in het oosten, het edict van Milaan uitgevaardigd dat was gericht aan de stadhouders van het oosten van het Romeinse rijk. Daarin stond vermeld dat de Romeinse burgers voortaan vrij waren om zelf hun religie te kiezen. Licinius beschermde daardoor eerder de niet-christelijke religies. In feite had het christendom die bescherming na het edict van Valerianus in 311 niet meer nodig. Het edict zou later worden toegeschreven aan Constantijn die als overwinnaar uit hun beider tweestrijd was gekomen en het edict in 312 had ondertekend uit collegialiteit. Constantijn werd de onbetwiste alleenheerser, het christendom profiteerde het meest van de keizerlijke vrijgevigheid. In 392 werd het christendom in het oosten staatsreligie. Constantijn en Arianen Hoewel het christendom nu duidelijk triomfeerde, kreeg men al snel te maken met enkele ketterse bewegingen, waarvan het arianisme het meest besproken was. De Arianen, genoemd naar Arius, verkondigden dat Christus geen deel had aan de goddelijkheid van God de Vader. Dit geschilpunt gaf aanleiding tot heftige onenigheid. In een in 324 te Nicaea bijeengeroepen concilie werden de ariaanse opvattingen duidelijk afgewezen. Toch zou het arianisme pas in de 7e eeuw voorgoed verdwijnen. 39 ©posterheide brabant, helmond Concilie van Efeze en concilie van Chalcedon Sinds Constantijn groeide het christendom als kool. Sinds zijn regeerperiode werden, vaak onder keizerlijk patronaat, veel kerken gebouwd. Veel van de eerste basilika's werden onder Constantijn boven of bij de gedachtenisplaatsen in het Heilig Land gebouwd. In het Heilig Land verrezen grote kerken boven Heilige Plaatsen, zoals bij de geboortegrot te Bethlehem, een basilika op de Olijfberg en boven de grafgrot van Christus te Jeruzalem. Ook zijn opvolgers keizerin Eudokia en Juvenalis, bisschop van Jeruzalem in de 5e eeuw, Justinianus in de 6e eeuw, gingen voort met met het stichten van kerken en kapellen op de H. Plaatsen. Van de eerste pelgrims uit deze periode beschikken wij naast de beschrijvingen van Eusebius en Hieronymus over de oudste reisbeschrijvingen: het Itinerarium van Bordeaux, 333, en de pelgrimage van Silvia of Aetheria, 390. Vanaf de vierde eeuw trok een toenemende stroom pelgrims vanuit allerlei landen uit Europa naar het H. Land. Er bestonden diverse mogelijkheden om in het H. Land te geraken. Het was ook in deze tijd dat fundamentele theologische vraagstukken werden behandeld in twee van de meest belangrijke concilies: in Efeze in 431 en Chalcedon in 453. het Concilie van Efeze werd bijeengeroepen door keizer Theodosius II op verzoek van Nestorius, patriarch van Constantinopel. Nestorius benadrukte, volgens de leer van de kerk van Antiochië, de scheiding van de goddelijke en menselijke kenmerken van Christus zodat er sprake was van twee personen in de figuur van Christus. Maria was in dit opzicht niet ‘godbarend’ (= theotokos). Cyrillus was volgens de Alexandrijnse school van mening dat de menselijke en goddelijke natuur van Christus samenvielen. Tijdens het concilie werd de leer van Nestorius verworpen. De bouw van de Mariakerk in Efeze was in volle gang!! De uitspraken van het Concilie van Efeze verklaarden patriarch Nestorius tot ketter vanwege zijn afwijkende opinie. De Syrische christenheid van Mesopotamië en Perzië legde de uitspraak van het concilie naast zich neer en ontwikkelde zich met de Nestoriaanse leer in het Sassanidisch rijk tot een onafhankelijke kerk. Op het Concilie van Chalcedon werd de leer van het monofysitisme verworpen en de Chalcedonische geloofsbelijdenis aangenomen dat Christus twee naturen heeft, menselijk en goddelijk. Het vrijwel directe gevolg was een schisma in de oosterse Kerk. Zo ontstonden nieuwe Kerken, de Oriëntaals-Orthodoxe Kerken of Oudorthodoxe Kerken. Een belangrijke nieuwe Kerk werd de Syrisch-Orthodoxe Kerk van Antiochië en werd gedefinieerd als de West-Syrische Kerk na de afscheiding van de Assyrische (= Oost Syrische of Nestoriaanse Kerk) in 431. De Koptisch Orthodoxe Kerk is ontstaan uit het patriarchaat van Alexandrië en verwierp het Concilie van Chalcedon. De Armeensapostolische Kerk, sinds 301 staatsreligie onder koning Trad III, verwierp ook het Chalcedonische Concilie en werd monofysitisch. De later ontstane Kerken van Ethiopië en Eritrea verwierpen ook het Chalcedonische Concilie. 40 ©posterheide brabant, helmond Koptische Kerk in Egypte Het christendom deed al vroeg zijn intrede in Alexandrië, vanuit Syrië en Judea. Volgens de overlevering gebeurde de kerstening door Marcus. De patriarchen van Alexandrië beschouwen zich dan ook de opvolgers van Marcus die volgens hen de eerste bisschop was. In 391 kwamen er wetten die de oude Egyptische gebruiken verboden en de sluiting van de tempels oplegden. In de 4e en 5e eeuw werden veel tempels uit de faraonische tijd omgedoopt in kloosters en kerken, zoals in Thebe West of Dendera. Sinds het Concilie van Chalcedon werd de Koptische Kerk steeds meer een nationale kerk met zeer uitgesproken liturgische, theologische en spirituele kenmerken. Tenslotte werd zelfs het Grieks verworpen en de Egyptische volkstaal, het demotisch, als het kerkelijke taal aangenomen. De Koptische kerk had zich afgescheiden van het Patriarchaat van Alexandrië dat als verlengstuk van Constantinopel werd gezien. Hiermee verloor de Oosters-Orthodoxe Kerk bijna al haar leden in Egypte. Inderdaad stond Constantinopel meestal vijandig tegenover de Koptische onderdanen en regelmatig werden door de Byzantijnse overheid vervolgingen uitgevoerd. Nitria, schilderingen in kloostercel en resten van vroegste ‘kloosters’ Egypte werd het ontstaansgebied van het monachisme, reeds vanaf de 3e eeuw. De leefwijze van de woestijnvaders moet als een instinctieve reactie op de eigenlijke zin van het ‘christen zijn’ worden begrepen - in tegenstelling tot een bedrieglijke verzoening met de wereld, die door de bekering van de keizer (Constantijn) als terecht kon schijnen. Ongetwijfeld waren de drang om de onverenigbaarheid van christendom en wereld duidelijk te maken en het afwijzen van de verwereldlijking van het christendom de oorzaak van een grotere populariteit van ascese in de 4e eeuw. Vanuit de optiek van deze christenen konden alleen monniken een echt christelijk leven leiden. De monniken wilden de houding van de eerste martelaren voortzetten. Vele anachoreten van het eerste uur waren vanwege de vervolgingen naar de bergen en de woestijn gevlucht. Zij waren aan het leven daar gewend en wensten ook na het Edict van Milaan in 313 daar te blijven. Wezenlijk kenmerk van de ervaring van de eenzaamheid van de woestijnmonniken is de erkenning dat het kwaad in het hart van de wereld zélf zit, en alleen door gebed en vasten kan worden tegengegaan. Deze woestijnmonniken beschouwden hun christelijk bestaan als een geloofsbekentenis, een martyrium zonder bloed. Zij waren ervan overtuigd dat hun eenzaam leven hun specifiek sacrament was. De monniken werden als ware godsmannen beschouwd, die zieken konden genezen, rouwenden konden troosten en zonen voor het spirituele leven konden voortbrengen. 41 ©posterheide brabant, helmond Het monnikenleven begon in Nitria in de eerste decennia van de 4de eeuw en verspreidde zich snel in Egypte, Syrië, Palestina en Klein-Azië. De monniken kwamen normaliter uit de onderste lagen van de Koptische maatschappij. De meesten waren nauwelijks opgeleid en konden lezen noch schrijven. Vandaar hun wantrouwen ten opzichte van theologische speculatie. Velen leefden in absolute eenzaamheid, bijvoorbeeld in grotten, en kregen voedsel van het volk via indirect contact, bijvoorbeeld door een gat in de wand van de grot. De meesten leefden autonoom, maar wel dicht bij elkaar. In het middelpunt van de kolonie stond de kerk met een of meerdere priesters. De beroemdste Koptische anachoreet was Antonius. In de woestijn ontstond na het fenomeen van de anachoreten de koinobitische monnikenwereld. Het moest de anarchie onder anachoreten oplossen, en hen samenbinden in kloosters met een gemeenschappelijk leven en onder leiding van een voorganger. Pachomios was de stichter van broedergemeenschappen zoals deze. Hij stichtte in 323 in Tabennisi een klooster. Iedereen moest zelfstandig zijn in alles, wat de materiële behoeften betrof. Pachomios stichtte acht kloosters, waarvan twee voor vrouwen. Meestal werden zij geleid door monniken die door Pachomios of één van zijn opvolgers werden uitgezocht. In Palestina stichtte de H. Hilarion in 329 het eerste klooster. Langzaam groeide er het aantal, vooral op en bij Heilige Plaatsen, verbonden met Christus. Beroemd werd het klooster van San Saba in het Heilig Land. In de vroeg-Koptische beeldtaal blijkt nog veel erfenis schuil te gaan uit de Romeinse periode. Goden uit het Grieks-Romeinse pantheon konden worden ‘gekerstend’ vanuit hun betekenis. Vaak komt men op kapitelen Aphrodite of Dionysos tegen, maar ook bijvoorbeeld Hercules. De heilige Joris had blijkbaar veel gelijkenis met Horus die het kwaad (krokodil) doodt: soms zijn de voorstellingen identiek. De meest opvallende synthese is wel die van Isis en Maria, met name de Isis lactans die voortleefde als Maria lactans. Het onderscheid tussen de reliëfs en beelden van Isis met het Horuskind uit de Romeinse keizertijd en de christelijke afbeeldingen van de moeder Gods ligt vaak in kleine iconografische details. Langzaam zou echter het syncretisme plaats maken voor een eenduidige christelijke beeldtaal. Isis lactans Geboorte Aphrodite 42 ©posterheide brabant, helmond Het vroege christendom in het Midden-Oosten In de eerste helft van de 3e eeuw waren er al grote christengemeenschappen in het MiddenOosten. Constantijn had het zwaartepunt van het Romeinse rijk verplaatst naar Constantinopel, Theodosius had in 379 zich officieel aangesloten bij de visie van Athanasius, bestrijder van het arianisme. Vanaf 392 werden de Romeinse godencultussen verboden, in 393 werden de Olympische Spelen verboden, daarna werden tempels gesloten. Groepen monniken in het oosten begonnen tempels aan te vallen. Ook bisschoppen vernielden veel, maar gebruikten ook tempels als kerk. Dit was uiteraard bedoeld als een overwinning op het heidendom, maar ook een kostenbesparing. In het Jordaanse Jerash en andere grote steden werden tempels vervangen door kerken. In Damascus werd de Jupitertempel afgebroken en met de bouwresten een Johannuskerk gebouwd. keizer Theodosius Sinds de tijd van Constantijn tot de regeerperiode van Justinianus was er politieke stabiliteit in het Byzantijnse Midden-Oosten en heerste er grote welvaart. De limes Arabicus reikte tot Nisibis in het oosten van Turkije. Tussen 500 en 636 werd Syrië het slagveld van oorlogen tussen de Byzantijnen en Sassaniden. In Qasr Ibn Wardan bouwde Justinianus een paleis met kerk als onderdeel van een nieuwe grenslijn naar Resafa en Halabyie aan de Eufraat. Niettegenstaande deze problemen vanaf de 6de eeuw, werd het christelijk Midden-Oosten in de eeuwen daarvoor economisch zeer rijk door de landbouw, en groeide het orthodoxe christendom als nergens zo snel. In Romeins-Byzantijnse tijd was Antiochië de derde stad van het keizerrijk, waar het christendom groeide in een kosmopolitische omgeving. Edessa (Urfa) was een theologisch en literair centrum. Het christendom was al vroeg diep doorgedrongen in de landelijke gebieden, vooral werk van monniken. Ook een stad als het Jordaanse Madaba profiteerde enorm van de rijke landbouw. Uit de 5e tot de 7e eeuw zijn maar liefst 14 kerken bewaard, meestal zeer rijk gedecoreerd met vloermozaïeken. Ook in grote steden werden veel kerken gebouwd, zoals in Jerash, Gadara, Bosra of Damascus, maar ook in talloze kleine plaatsen als Umm-es-Rasas, Nebo, en vooral de vele dorpen op het Belusmassief vlakbij Antiochië. Van deze dorpen (zog. ‘dode steden’) zijn nog veel ruïnes bewaard, met belangrijke kerkruïnes zoals Qalb Lozeh, Dar Qita, Serjilla en Brad. De kerken hier zijn weliswaar klein, maar uiterst verzorgd en rijk versierd. Bovendien liet het bloeiende kloosterleven talrijke grotere kloostercomplexen na. Veel van deze kerken hadden de functie van pelgrimsheiligdom. Zulke pelgrimsoorden werden ook in onherbergzame en onbewoonde gebieden gebouwd. Het bekendste voorbeeld is dat van Symeon de Styliet (gestorven 459) te Qal'at Sem'an in het Noord-Syrische kalksteengebergte. 43 ©posterheide brabant, helmond In de periode tussen de 4e en 7e eeuw kwam een ongekend pelgrimswezen naar het Midden-Oosten op gang. Eenmaal aangekomen in Palestina lag een grote hoeveelheid loca sancta te wachten op de pelgrims. Het is voorstelbaar dat zeker in de vroegste eeuwen de kennis van dit gebied bij pelgrims uit Europa niet tot slecht bekend was. Getuige een groot aantal archeologische vondsten kreeg de pelgrim op diverse plaatsen in kerken informatie over te bezoeken 'loca sancta' in het H. Land. Daarvoor werd de kerkvloer gebruikt waar zich afbeeldingen van belangrijke loca sancta konden bevinden. Het meest bekend in dit verband is wel de landkaart van het Midden-Oosten in een kerk in Madaba (Jordanië) uit de 6e eeuw. Het is de oudste kaart van het vroegchristelijk Palestina zowel ten westen als ten oosten van de Jordaan en de Dode Zee. Ongetwijfeld was de belangrijkste bron de Heilige Bijbel in het Grieks, de zog. Septuagint. Op de nog bestaande delen van de kaart zijn maar liefst 147 Bijbelse plaatsen 'ontcijferd'. Jeruzalem is zelfs zeer gedetailleerd uitgebeeld. Een van de doeleinden van de kaart was ongetwijfeld het verstrekken van informatie aan de christelijke pelgrims, te tonen hoe te gaan van plaats naar plaats. Wellicht was een nog belangrijker doel het verwezenlijken van het uitzonderlijk idee om de redding van God in een kaart weer te geven. Opmerkelijk is echter dat in andere kerken in Madaba, maar ook bijvoorbeeld in Umm-es-Rasas veel plaatsen in het H. Land in de vorm van een logo worden weergegeven, ook als vloermozaïek. Pas veel later in de middeleeuwen konden de pelgrims meer en meer gebruik maken van pelgrimsverhalen- en beschrijvingen en op den duur uiteraard kaarten. Ook groeide verering van inheemse martelaren en ‘heilige’ personen. De verering van Sergios maakte Resafa/Sergiopolis in de Syrische woestijn tot een heilige stad met veel indrukwekkende kerken. Na de dood van Symeon de Styliet werd de plaats waar hij jarenlang op een zuil als kluizenaar had gezeten een internationaal beroemde pelgrimsplaats, waarvoor een enorm kerkcomplex werd gebouwd. Umm-es-Rasas Serjilla Uit de vroegbyzantijnse tijd dateert het Maria-klooster in Sednaya, maar ook het Theklaklooster in Ma’alula. Zeer invloedrijk werd het klooster van Saba uit de 5e eeuw in Mar Saba in de woestijn van Palestina. 44 ©posterheide brabant, helmond De bewering dat de christelijke Kerk in het Midden-Oosten geen figuratieve voorstellingen tolereerde, is al lang gelogenstraft door de talloze voorstellingen in beeldhouw- mozaïeken schilderkunst. Er was in het geheel geen systematische weerstand tegen figuratieve voorstellingen. De dorpelingen, die niet konden lezen, hadden figuratieve voorstellingen nodig om hun geloof te voeden. Of zoals Gregorius van Nazianze (328-90) zei: ‘Quod legentibus scriptura, hoc idiotis pictura’. Soms had een schildering een devotioneel doel, zoals een afbeelding van bisschop Meletius in Antiochië, soms een kwaadwerend doel, zoals afbeeldingen van Symeon de Styliet bij de deuren van winkels. In de beeldhouwkunst ziet men al snel afbeeldingen van Christus en Maria Theotokos. Op den duur werden kostbare manuscripten gemaakt, zoals de 6e eeuwse codex van Rabbula, of maakten Syrische vaklui figuratieve voorstellingen voor het buitenland, zoals waarschijnlijk de houten deuren van S. Sabina in Rome. Kirbat al-Mukhaat, kerkvloer midden 6e eeuw In Jordanië, en inmiddels ook in Israël, zijn talloze christelijke vloermozaïeken gevonden, tot in Petra toe. Hoewel uiteraard puur christelijke voorstellingen vaak worden afgebeeld, is de invloed uit de klassiek Romeinse tijd zeer merkbaar in het gebruik van gekerstende ‘heidense’ personificaties, zoals de personificatie van de Zee of van de Aarde of rivieren, Nijlscènes en ommuurde steden, maar ook bijvoorbeeld de zodiaque. Daarmee blijkt de heidense beeldtaal geheel gekerstend te zijn en daarmee de maatschappij evenzeer. 45 ©posterheide brabant, helmond Islam in het Midden-Oosten In de 6de eeuw eeuw was de meerderheid van de bevolking in het Midden-Oosten christelijk. Dit was enerzijds het gevolg van de toenemende stroom christelijke pelgrims, maar ook door de kerstening van de autochtone bevolking. Overal had zich een goed georganiseerde kloosterstructuur ontwikkeld. Intussen was door besluiten op concilies en wetgeving de vrijheid van de joden beknot. Byzantijnse wetgeving verbood joden om met christenen te trouwen, handel te drijven en sociale relaties te onderhouden. In de 5de eeuw werd de bouw van nieuwe synagoges verboden. In 429 werd het ambt van Nassi bij wet opgeheven. De Nassi was de patriarch van Tiberias, de erkende leider van het volk omdat hij als loot van het ‘huis van David ‘gold. In de tijd van Justinianus werden de joden weliswaar getolereerd, maar tegelijkertijd door inperkende wetgeving gediscrimineerd. Zij werden uit het leger en officiële ambten geweerd, en moesten een bijzondere belasting betalen. Joodse missionering en polygamie werden verboden en streng gestraft. De 7de eeuw was één van de meest bewogen eeuwen van de geschiedenis van het MiddenOosten. Binnen 24 jaar, tussen 614 en 638, wisselde het grootste deel van het gebied drie maal van bewind: Sassanieden, Byzantium en Islam. In 614 trokken de troepen van de Sassanidische vorst Jeruzalem binnen en moordden de christelijke bevolking uit. Ook de omstandigheden voor de joden werden slechter in deze jaren. In 627 belegerde de Byzantijnse keizer Heraclius de Perzische hoofdstad Ktesiphon, Chosroes werd vermoord. In 629 trok Heraclius in triomf Jeruzalem binnen. In 634 vielen de Arabieren van het Arabisch schiereiland het Midden-Oosten binnen en belegerden Gaza. In 636 versloegen de Arabieren de Byzantijnse troepen bij de Yarmuk, in 636 werd Jeruzalem veroverd. Na de islamitische verovering van Syrië in 636, baden moslims en christenen zij aan zij tot 705. Ook met de verovering van Egypte door generaal Amr in 641 ontstond niet een directe islamisering van het land. Sinds de 7e eeuw bleken de moslims de Kopten niet welgezind, maar tot aan de 10e eeuw waren zij nog in de meerderheid. Mohammed in de moskee Mohammed, die ca. 570 te Mekka werd geboren, stamde uit een aanzienlijke, maar verarmde familie. Hij werd al vroeg wees, en werd door zijn oom opgevoed. Hij trok als Mekkaanse kameeldrijver met karavanen naar Syrië, waar hij veel omging met christenen. Op twintigjarige leeftijd huwde hij met een rijke weduwe. Van al hun kinderen zou alleen de dochter Fatima in leven blijven. Sinds de derde eeuw was het christendom Arabië binnengedrongen. Het jodendom was echter de religie die vóór de opkomst van de islam 46 ©posterheide brabant, helmond het meeste terrein had gewonnen. In 532 ging zelfs de Himjaritische vorst met een groot deel van zijn onderdanen over tot het joodse geloof. De christenen vielen ten prooi aan vervolgingen. Daarop grepen de Ethiopische vorsten van Axum in en zetten de Himjaritische dynastie af. De Axumitische vorsten handhaafden zich tot 570 in Zuid - Arabië. De Islam is de godsdienst die in de loop van de 7de eeuw door Mohammed in Arabië werd gesticht en waarvan de hoofdzaken hem uit de hemel in een aantal opeenvolgende openbaringen door de engel Gabriël of de Goddelijke Geest werden meegedeeld. Het geheel van die openbaringen vormt de Koran, het woord van God. Onder de eerste vier kaliefen die Mohammed opvolgden, werd de nieuwe godsdienst door de Arabieren buiten Arabië verspreid, die in de periode van het Omajjadische kalifaat van Damaskus (660-750) een onmetelijk rijk uitbouwden dat zich van de Indus tot aan de Atlantische Oceaan uitstrekte en de hele zuidkust van de Middellandse Zee omvatte. De term islam heeft niet slechts betrekking op de moslimse (soennitische) orthodoxie, maar ook op de volgens orthodoxe opvattingen ketterse sekten van de sjiïeten en de charidjieten. Ze onderscheiden zich trouwens van de orthodoxen meer door verschilpunten van politieke aard (opvattingen beteffende het kalifaat) en door verschillen in theologische details dan door diepgaande leerstellige of de eredienst rakende geschilpunten. De voornaamste leerstellingen, in de koran bondig uiteengezet, zijn het geloof in een enige God, schepper van de wereld, zelf ongeschapen, die zich aan de wereld heeft geopenbaard en haar door middel van zijn profeten (van wie Abraham, Mozes en Jezus worden genoemd en van wie Mohammed de laatste, ‘het zegel’ is) heeft bewogen het monotheïsme te aanvaarden; het geloof in een toekomstig leven, waarin de goeden worden beloond (paradijs) en de kwaden gestraft (hel), in de Opstanding en in het Laatste Oordeel. Vijf verplichtingen vormen de vijf zuilen (arkan) van de islam, waaraan men in sommige sekten nog de heilige oorlog tegen de ongelovigen (djihad) toevoegd. Aangezien de cultus geen liturgie insluit, bestaat er geen bedienaar van de cultus. Noch de moëddzin (moeadhin), die de gelovigen van de minaret af tot het gebed oproept, noch de imam die met de leiding van het gebed is belast, noch de chatib, de prediker, heeft de priesterlijke waardigheid. De salat is een essentieel element voor de cultus, dat uit riten, gebaren en woorden bestaat en vijfmaal per dag plaatsvindt. Men spreekt het uit met het gelaat naar Mekka gekeerd. Een belijdend moslim behoort ten minste éénmaal in zijn leven de pelgrimstocht naar Mekka te volbrengen; dit mag echter ook bij volmacht geschieden. De vasten legt gedurende een maanmaand onthouding op; gedurende de ramadan moet de moslim van zonsopgang tot zonsondergang volledig vasten. De zakat is een belasting die in natura wordt betaald en die over het algemeen een tiende van de oogst of van de jaarlijkse winst bedraagt. Zij is bestemd voor goede werken en voor de ontvangers van die aalmoes. Joden hebben sinds oeroude tijden in Arabië gewoond. Rond 610 verkondigde Mohammed zijn monotheïstische openbaringen. Deze waren doorspekt met tradities van joden en christenen. Veel elementen in zijn openbaringen waren het directe gevolg van de tradities en gebruiken van de joodse stammen in Medina. Na zijn uitwijking naar Mekka hoopte hij op de steun van de joodse stammen daar. Toen deze zijn leer afwezen, wijzigde hij zijn politiek: de kibla van de moskee werd voortaan gericht naar Mekka en niet meer naar Jeruzalem. Daarop besloot hij de Joden uit Arabië te verwijderen. De mannen van de joodse Kuraisa-stam werden vermoord, vrouwen en kinderen verbannen. De islam is meer dan alleen maar een godsdienst; hij is ook een wet die het gedrag van de moslim in alle omstandigheden van het godsdienstige, politieke, sociale en persoonlijke leven regelt. De koran is de bron van de wet; daar die echter slechts voor een beperkt 47 ©posterheide brabant, helmond aantal gevallen regelingen bood, werd hij met de overlevering van de Profeet (hadith) aangevuld, die aldus tot de uitbreiding van de wet bijdroeg. Zij die gestudeerd hebben, kennen en onderwijzen de wet. Deze geleerden (oelama) vervullen de functie van geestelijke leiders en rechtsgeleerden in de gemeenschap waarvan zij deel uitmaken. Zij vormen echter nooit een clerus. In Iran en Indië worden zij moella genoemd. Enerzijds bestaat de opvatting dat het essentiële voor de moslim in het nauwgezet en streng onderhouden van de godsdienstige en maatschappelijke wet is gelegen. Daarnaast is de opvatting der mystici ontstaan, waarin de onmiddellijke verhouding tot God door middel van ascetische oefeningen, meditatie en het reciteren van koranteksten wordt nagestreefd. Zo kwamen er broederschappen tot stand die van elkaar verschillen door hun initiatiemethoden, de gebedsformules en de geestelijke oefeningen die door hun leiders werden aanbevolen. Zij verwierven veel macht onder de volksmassa's en speelden een grote politieke rol. Om de extase te bereiken kwamen zij soms tot vreemde praktijken. Hun leiders hebben soms de godsvrucht van het volk uitgebuit. De orthodoxe islam heeft hen vaak bestreden. Mohammed en de Zwarte Steen Het opvolgingsrecht der kaliefen werd geenszins algemeen erkend. Nadat Omar vermoord was, brak onder de zwakke Othman (644-656) de strijd uit. Othman werd gedood door de aanhangers van Ali (de Sjiieten), die op zijn beurt in 661 vermoord werd. De tweede zoon van Ali, Hussein, werd bij Kerbela in 680 gedood. Het Sjiïtisme was geboren, de overtuiging dat Mohammed zélf Ali had aangewezen als zijn opvolger. Na de moord op Ali volgde echter een familielid van Othman op, Moawija, stadhouder van Syrië, uit de familie der Omajjaden. Moawija (661-680) verplaatste zijn zetel naar Damascus, waar de vroegere eenvoud plaats maakte voor grote praal. Onder de eerste Omajjaden (661-750) werd het rijk politiek georganiseerd en de expansie voortgezet. Hierna kwam de expansie voorlopig tot stilstand door de zwakheid der laatste Omajjaden. Deze dynastie werd in 750 verdreven door een opstand, waarbij alle leden der familie op één na vermoord werden, en opgevolgd door die van, Aboel Abbas, de Abbasiden (750-1258). Onder deze afstammelingen van een oom van Mohammed, die zijn gezag op religie baseerde, kreeg het rijk een meer universeel karakter. Iedere muzelman stond als zodanig onder de kalief; de hegemonie van Arabië kwam hiermee ten einde, Baghdad werd de nieuwe kalifaatszetel. 48 ©posterheide brabant, helmond Na zijn vlucht naar Medina legde Mohammed in 622 daar de grondslag voor de eerste moskee; een grote binnenplaats, omgeven door vier muren; aan één zijde een galerij, overdekt met een plat dak, rustend op stammen van palmbomen, waarin de gelovigen naast elkaar in rijen neerknielden en allen gewend in dezelfde richting de imam in het gebed volgden. Ondanks die eenvoudige aanleg vertoonde de eerste moskee reeds de essentiële kenmerken van de latere moskeeën. Andere elementen verrijkten achteraf dit basisschema. Het binnenplein werd omgeven door overdekte galerijen in de trant van de Grieks-Romeinse peristyle; de achterkant van de gebedszaal werd voorzien van een nis, de mihrab, die de kibla aangeeft, d.w.z. de gebedsrichting. De eerste jaren was de gebedsrichting echter naar Jeruzalem. De historische en geografische situaties waarin de islamitische kunst tot ontwikkeling is gekomen, verklaren de aanvankelijke verscheidenheid. Na haar ontstaan drong de kunst, in het voetspoor van de religie, door in dat deel van Azië waar sinds lang twee elkaar bekampende machten heersten: het Byzantijnse keizerrijk en het koninkrijk der Sassaniden, met culturen die elkaar wederzijds verrijkt hebben: het hellenisme en de Perzische cultuur. Mekka, Ka’aba De Ka’ba is het middelpunt van de islamitische wereld, het punt waarop alle islamitische gebedsplaatsen ter wereld gericht zijn. Dit is sinds 630 het geval. Zes jaar na het uitwijken naar Medina besloot Mohammed om een pelgrimstocht naar Mekka te ondernemen. Twee jaar later trok hij de stad gewapenderhand binnen. Vanaf dat moment werd de Ka’ba het middelpunt van de islamitische wereld. Het betrof een eeuwenoud heiligdom van vooroudercultus, wellicht teruggaand tot Abraham. Mohammed sloeg alle afgodsbeelden van het heiligdom stuk, behalve de Zwarte Steen, een meteoriet, die zich in een reusachtig rechthoekig schrijn bevindt. De Rotskoepel in Jeruzem werd tussen 687 en 692 op de plaats van de Joodse tempel gebouwd. Het gebouw herinnert aan de Constantijnse grafrotonde, de mozaïeken herinneren aan byzantijnse ornamentiek. Zowel de Al Aksa moskee in Jeruzalem als de Ommaydenmoskee in Damascus zijn hypostiele zalen, gelijk de vroegchristelijke basilika. De moord op de familie der Omayyaden markeert het begin van de tweede dynastie in het islamitisch rijk, gesticht door Abou al-Abbas al-Saffah, een nakomeling van een oom van Mohammed. Zij zal in naam vijf eeuwen regeren. Tussen de 8e en 10e eeuw was de bloeitijd van hun macht, daarna had het nog slechts een symbolisch karakter. Door de afbrokkeling van de macht zou de vorst snel alleen nog maar heersen over Irak, Syrië en een deel van Perzië. De twee eeuwen van bloei betekenden voor de kalief absolute macht. De kalief was een heilig heerser met een indrukwekkende hofcultuur. De kaliefs maakten gebruik van een 49 ©posterheide brabant, helmond machtig garnizoen Turken, pas tot de Islam bekeerd. Zij betekenden een onrustige factor, maar waren onmisbaar om couppogingen te verijdelen. Van 754 tot 775 was al-Mansour kalief. In 762 stichtte hij Baghdad aan de Tigris. De stad werd met bakstenen gebouwd. Omdat de ronde vormen van Baghdad problemen veroorzaakten bij stadsuitbreidingen bouwden de opvolgers van al-Mansour op zo’n honderd kilometer ten noorden van Baghdad een nieuwe hoofdstad, Samarra. Uiteindelijk werd de stad 35 kilometer lang en twee tot vijf kilometer breed, met wijken langs de Tigris. In de moskeeënbouw bereikte de Abbassidische architectuur in de hang naar het kolossale een hoogtepunt. De Grote Moskee, gebouwd door kalief al-Moetawakkil tussen 848 en 852 is 4 ha groot, met een enorme binnenhof binnen een ommuring. Het Fatimidisch kalifaat was een shiïtisch islamitisch kalifaat, dat in 909 in Tunesië ontstond en bloeide in de Gouden Tijd van de islam. In 969 werd Caïro gesticht als hoofdstad van het kalifaat. Zij claimden af te stammen van Fatima, de dochter van Mohammed. Er bestond een religieuze tolerantie jegens de joden en christenen. Palestina, Jordanië, Libanon en Syrië maakten deel uit van het Fatimidisch kalifaat. Caïro werd een bloeiende stad, de Al Ahzar Universiteit werd de eerste in het oosten. Het intellectuele leven stond op een hoog niveau, vrijheid van gedachte werd een groot goed. Het Turks-Seldsjukse rijk maakte echter in 1072 een einde aan de Gouden Tijd en het kalifaat. Caïro, Al Ahzar moskee Stromingen binnen de Islam. Syncretisme Het Ismaïlisme is een stroming binnen de sjiïtische Islam. Het is de enige stroming binnen het sjiïtisme dat nog altijd slechts één imam kent. Na de zesde imam in de bloedlijn van Mohammed, Jafer Sadiq, ontstond er een breuk in de imams. De zoon van Jafer Sadiq, Ismail, zou zijn overleden voor hij het imamaat kon overnemen. Daarom koos de meerderheid van de sjiïeten de andere zoon Moesa al-Kazim. Sommigen beweerden dat Ismail helemaal niet was overleden, maar zijn dood in scène had gezet om te ontsnappen aan zijn vijanden. Uit deze groep van volgelingen zijn later de Ismaïlieten ontstaan. Volgens hun leer zijn hun imams profeten. De imam hoeft niet bekend te zijn bij de mensen, het kan een eenvoudige mens zijn. Het soefisme wordt vaak beschreven als het hart, de kern of essentie van de Islam, en niet als een aparte stroming. Ali wordt als de vader van het soefisme beschouwd omdat Mohammed hem daarin zou hebben onderwezen. Een aanhanger van het soefisme heet soefi of derwish. De soefi’s vormen mystieke broederschappen. 50 ©posterheide brabant, helmond Vermoedelijk waren er al in de 6e eeuw eeuw soefi’s. Rond de 8e eeuw waren er diverse ordes of tariqats. Soefi’s geloven dat de Koran en de sharia uiterlijke regels zijn en dat er diverse stadia van nabijheid tot God bestaan. Het soefisme begon als een zuivere individuele mystieke ervaring en groeide uit tot een maatschappelijke beweging. Dankzij een van de grootste middeleeuwse islamfilosofen, Abu Hamid al-Ghazali (1059-1111), werden de leerstellingen van het soefisme in de officiële islamitische leer opgenomen. Onontbeerlijk voor de soefi is het ascetisme, met name de praktijk van het reciteren van de naam van Allah, de dhikr. De soefi probeert een directe ervaring van Allah te bereiken door gebruik te maken van ‘intuïtieve en emotionele hulpmiddelen’. De leraar speelt een belangrijke rol in het soefisme. De ideale leraar is de ‘Perfecte Mens’ die in staat is om het goddelijke licht van zijn hart over te brengen naar het hart van de student. Daarom is het noodzakelijk dat een student lange tijd bij een leraar woont. Tussen de 13e en 16e eeuw verschafte het soefisme een bloeiende intellectuele cultuur in de gehele islamitische wereld. Soefi’s tijdens het reciteren Dhikr is de herinnering aan Allah door middel van een devotionele handeling, bijvoorbeeld het reciteren van zij namen. Bij sommige ordes kan dat in rituele ceremonies worden betrokken, de sema. Daarbij kan worden gezongen, gedanst, gemediteerd, de extase worden bereikt en in trance geraakt. De meest bekende dans is de Sufi wentelddans. De Druzen vormen een kleine religieuze gemeenschap met leden in Syrië, Libanon, Israël en Jordanië. De beweging is ontstaan als een van de vele mystieke stromingen in de middeleeuwse sjiïtische Islam. Sommigen beweren dat zij een sekte van het sjïtisme zijn, anderen beweren dat zij geen moslims zijn. De religie ontwikkelde zich uit de Fatimidische Ismaïlitische islam in de 11de eeuw. De beweging begon als een poging om de islam te vernieuwen die onder de Abbasieden als corrupt werd beschouwd. Het druzisme wordt als een syncretistische religie beschouwd. Hun religie is mysterieus. Er wordt maar weinig bekend gemaakt aan buitenstaanders. Zij accepteren traditioneel geen bekeerlingen. Zij geloven in één God. Zij geloven in het platonische gedachtegoed dat het werkelijke wezen van de mens tijd en ruimte overstijgt en dat de geest van zijn wezen de perfectie heeft bereikt in het rijk van de eeuwigheid alvorens neer te dalen in de materie. Daarom is de menselijke geest voorafgegaan aan elke schepping. Hun gedachtegoed is tevens beïnvloed door het soefisme en heeft elementen van bepaalde gnostische en esoterische sekten in zich. De Druzen geloven dat God zichzelf verschillende keren heeft geïncarneerd, waarvan de laatste die van al Hakim-bi Amr Allah, de 6e Fatimidische kalief, was. De Druzen geloven in de transmigratie van de ziel, met voortdurende verbetering en uiteindelijke verlossing. Zij wijzen het materialisme af. 51 ©posterheide brabant, helmond De Alawieten zijn voortgekomen uit een afsplitsing van de sjiïtische Islam. Alawieten wonen in Noordwest-Syrië, Turkije en Libanon. Etnisch zijn de Alawieten voornamelijk Arabieren. Zij geloven dat de Twaalf Imams de enige wetmatige opvolgers zijn van Mohammed. Het alawitisme gaat terug tot de 9e of 10e eeuw. De Alawieten zijn eeuwenlang vervolgd door de soennieten. Hun emancipatie begon pas echt met de opkomst van de Ba’ath partij in Syrië en de staatsgreep van Assad in 1970. Een groot deel van de alawitische geloofsleer is alleen bekend aan veelal mannelijke ingewijden en wordt naar buitenstaanders strikt geheim gehouden. Zij vieren zowel sjiïtische als christelijke feestdagen en geloven dat Ali niet dood is. Net als de meeste sjiïeten erkennen zij een groot deel van de metgezellen van profeet Mohammed niet. Zij geloven in een vorm van reïncarnatie. Zij wijzen de islamitische reinheidsen spijswetten af. De meeste soennieten beschouwen Alawieten als ongelovigen, waardoor zij vaak meer dan dhimmi-chistenen en dhimmi-joden vervolgd zijn. Jezidi zijn Koerdische aanhangers van een syncretistische geloofsovertuiging waarin christelijke, islamitische, zoroastrische, manicheïsche, mithraïstische en heidense elementen opgenomen zijn. Jezidi geloven in één God ‘Yezdan’, de schepper van de wereld, en in de ‘Pauwenengel’, de voornaamste van de zeven aartsengelen. Zij beschouwen zichzelf niet moslim, het doopsel hebben zij overgenomen uit het christendom, de reïncarnatie uit het hindoeïsme. Jezidi is men van geboorte. De Pauwengel in de Koran wordt vereenzelvigd met de Satan. Daarom worden de Jezidi door vooral soennieten verketterd als duivelvereerders. Schisma, Seldsjukken en Kruistochten In 1054 scheurden de Rooms-Katholieke kerk en de Oosters-Orthodoxe kerken uiteen. In feite waren beide kerken al eeuwenlang van elkaar vervreemd geraakt. Lange tijd beschouwde men de paus van Rome als een primus inter pares van vijf bisschoppen met een speciale positie: Rome, Alexandrië, Antiochië, Jeruzalem en Constantinopel. Na de verhuizing van de Romeinse hoofdstad van Rome naar Constantinopel behield de paus zijn positie van primus inter pares, maar niet meer zijn vetorecht over de patriarchen. Met het verdwijnen van de taaleenheid begon ook de culturele eenheid van de twee Kerken af te nemen. De Kerk van het Oosten en de Kerk van het Westen gingen elk hun eigen weg: ze hadden een verschillende benadering van de religieuze doctrines en gebruikten andere rituelen. De patriarch van Constantinopel ging zich als spirituele leider van het ‘nieuwe Rome’ beschouwen en hoofd van de christelijke Kerk. De paus in Rome beschouwde zich als patriarch van de universele Kerk. Het verschil van duofysitisme en monofysitisme deed zich steeds gevoeliger gelden. De conflictsituatie leidde tot een serie excommunicaties van beide kanten in 1054. Slag bij Mantzikert, 1054 52 ©posterheide brabant, helmond De Seldsjoeken stootten in korte tijd door van Centraal-Azië naar Oost-Anatolië. In 1071 bracht Alpaslan de byzantijnse keizer Romanos IV een beslissende slag toe bij Mantzikert. Daarna overspoelden de islamitische Seldsjoeken het Midden-Oosten en werd in 1068 het sultanaat van Iznik uitgeroepen. De interne opbouw van het rijk is vooral verbonden met de naam Nizam-al Molk (1018-1092). Hij schreef het ‘Boek der Staatskunst’. Het belangrijkste instrument van de islamitische religieus-politieke eenwording was de medrese. Het waren geen gewone koranscholen, maar universiteiten voor toekomstige juridische bestuurseliten. Paus Urbanus II riep in 1095 de christelijke wereld op om op kruistocht te gaan naar het Heilig Land. Door het gestaag opdringen van de Islam (zo was in 1070 Jeruzalem ingenomen door Seldjoeken) werd het steeds moeilijker om christelijke pelgrimages naar Jeruzalem en het Heilig Land te maken. Door deze problemen werd Transjordanië een gebied van de eerste orde voor de Islamitische vorsten. Het door de Fransen veroverde Jeruzalem werd koninkrijk en ter bevestiging van hun macht en verdediging van hun rijk (en de handels- en pelgrimsweg van Damascus naar Arabië) stichtten zij tal van forten, o.a. ten oosten van de Jordaan in Jordanië. Shobeq en Kerak waren de belangrijkste Franse steunpunten. De bouw ervan is zeker vergemakkelijkt door de aanwezigheid van Arabische stammen die het christelijk geloof hadden bewaard. Met de forten te Shobeq en Kerak konden de Fransen de verbindingen tussen Syrië en Egypte onderbreken. Akko werd de belangrijkste havenstad. De bundeling van de moslem-krachten tegen de Kruisvaarders begon in Aleppo. De Seljukse regent Imad ad-Din Zengi veroverde in 1144 Edessa op de Kruisvaarders; zijn zoon zette de veroveringen voort. In 1171 schafte de vizier Saladin het kalifaat van de Fatimiden geruisloos af, en werd de stichter van de dynastie der Ayyubiden. Toen de Ayyubidische eenheidsstaat werd gesticht, waarbij Saladin Syrië en Egypte aaneensloot, vonden grootsere belegeringen plaats. In 1187 viel Jeruzalem in zijn handen. In 1188 viel Kerak in handen van Saladin, nadat de Kruisridders acht maanden stand hadden gehouden. Kruisvaarders en moslims in gevecht Vanaf ca. 1100 raakte het Seldsjukse rijk in verval door broederoorlog en de kruistochten. In 1243 werd het Seldsjukse sultanaat verpletterend verslagen door de Mongolen. Sinds de Mamlukken de macht in het Midden-Oosten in handen hadden vanaf het midden van de 13de eeuw, beleefde de regio een grote bloeitijd. Zij verdreven de kruisvaarders, wisten ook de Mongolen diverse malen tot staan te brengen en bouwden scholen en moskeeën. Caïro werd het centrum van de wereld, en dat voor drie eeuwen lang. 53 ©posterheide brabant, helmond De verovering van Palestina door de kruisvaarders veranderde het leven van de Joden daar nauwelijks. De juridische status van de joden van Palestina was dezelfde als die van andere bevolkingsgroepen. De enige uitzondering was dat zij niet in Jeruzalem mochten wonen. Tijdens de periode van de kruistochten reisden wel meer en meer diaspora-joden naar Palestina als pelgrim. Dit kwam in de 13de eeuw tot een hoogtepunt. Nadat Jeruzalem in 1244 door de Moslims verwoest was, werd Akko de nieuwe hoofdstad van de kruisvaarders. Zo trok deze kosmopolitische stad veel joodse geleerden aan uit de gehele diaspora. Met de komst van de Mamlukken in Egypte en het Midden-Oosten verslechterde de situatie van de joden. De joden werden als minderheid behandeld. De christenen verloren sinds de komst van de Seldsjukken hun dominante positie in het Midden-Oosten. Eeuwenlang werd er nauwelijks een nieuwe kerken gebouwd. Tijdens de Mamlukse overheersing werden Koptische christenen vervolgd en veel kerken verwoest. Orthodoxe Kerken in het Midden-Oosten De Oosters-Orthodoxe Kerken in het Midden-Oosten hebben hun eigen, vaak nationale organisatie. Deze kerken worden niet centraal geleid. De oecomenische patriarch van Constantinopel heeft de eerste plaats onder de oosterse patriarchen. Het is echter een moreel leiderschap, geen autoritair. De autocefale kerken hebben een eigen hoofd, een patriarch, metropoliet of aartsbisschop. Alexandrië is de zetel van een Grieks-orthodox patriarchaat. Antiochië is de zetel van een Grieks-orthodox patriarchaat. Jeruzalem is ook de zetel van een Grieks-orthodox patriarchaat. De orthodoxe kerk van Georgië wordt geleid door een patriarchkatholikos. De orthodoxe kerk van Armenië wordt geleid door een patriarch. De Chaldeeuws-katholieke Kerk is ontstaan als Nestoriaanse Kerk uit de Kerk van Antiochië na het Concilie van Efeze. De liturgische taal is Arabisch of Syrisch. De kalender is de Gregoriaanse. In 1552 verenigden zij zich met de Kerk van Rome. Zij verzetten zich tegen de erfelijke overdracht van het patriarchaat en benoemden een eigen patriarch. Deze werd als eerste door de Kerk van Rome erkend. Deze christenen behielden hun eigen liturgie, maar verlieten de theorieën van Nestorius. Gaandeweg sloot een groot deel van de Nestorianen zich aan bij deze katholieke Kerk. Tegenwoordig heeft deze kerk meer aanhangers in Irak dan de oorspronkelijke Nestoriaanse. De Maronitische Kerk is ontstaan na het Concilie van Chalcedon. Deze Kerk had haar oorsprong in een klooster, gesticht door Maron in het dal van van de Orontes bij Apameia. Deze Kerk stond een compromis-voorstel voor die voor- en tegenstanders van het Concilie van Chalcedon moest verzoenen: het monotheletisme ( Christus heeft één wil, maar twee naturen). De leer werd in 681 bij het Concilie van Constantinopel III veroordeeld. De gemeenschap van Maron nam de wijzigingen in de leer niet over, mede door de verovering van de regio door moslimArabieren. Er ontstond een eigen gemeenschap in West-Syrië. In de 8e eeuw verhuisden zij naar Libanon, tijdens de kruistochten verenigden zij zich met Rome. De Melkitisch-Grieks-katholieke Kerk is ontstaan uit het Grieks-orthodoxe patriarchaat van Antiochië. Historisch gezien wonen zijn in Syrië, Libanon en Palestina, maar door emigratie is de Kerk verspreid naar veel landen. Deze Kerk is ontstaan in de 18de eeuw, toen de christenen van Damascus een pro-katholieke kandidaat tot patriarch van Antiochië kozen. Korte tijd later werd een orthodoxe patriarch aangesteld die tegen katholieke eenheid met Rome was. Er was voortaan een Melkitisch Grieks-orthodoxe en een Melkitisch Grieks-katholieke patriarch van Antiochië. De orthodoxe Kerk liet na enige tijd de term ‘melkitisch’ wegvallen. Melkitisch was oorspronkelijk een spotwoord. Het werd in de 5e eeuw gebruikt door de monofysieten om de aanhangers van het Concilie van Chalcedon aan te duiden. 54 ©posterheide brabant, helmond