biblica iii: midden-oosten - Posterheide Brabant Infocentrum

advertisement
BIBLICA III: MIDDEN-OOSTEN
Bakermat van jodendom, christendom en islam
Juliana van Stolberglaan 3
5707 CK Helmond
www.posterheidebrabant.n
1
©posterheide brabant, helmond
2
©posterheide brabant, helmond
Het Midden-Oosten
De term Midden-Oosten heeft betrekking op de regio west-Azië en Egypte. Traditioneel
worden tot het Midden-Oosten gerekend Iran, Klein-Azië, Mesopotamië, de Levant, het
Arabische schiereiland en Egypte. Naast huidige landen als Iran, Irak, Syrië, Israël,
Jordanië, Palestina en Libanon, vallen daar ook onder Cyprus, Egypte, Bahrein, Koeweit,
Oman, Saoedi-Arabië, Turkije, Yemen en Cyprus. Niet alle landen hebben een even grote
rol gespeeld in de politieke, economische en religieuze ontwikkelingen. Arabieren, Azeri,
Koerden, Perzen en Turken vormen de grootste etnische groepen in de regio, Armeniërs,
Assyriërs, Cirkassiërs, Kopten, Drozen, Joden, Maronieten en andere groepen vormen
belangrijke minderheden.
De geschiedenis van het Midden-Oosten gaat terug tot de vroegste menselijke
geschiedenis, de regio was in veel perioden een hoofdcentrum van mondiale
ontwikkelingen en handel. Het is de geboorteplaats van belangrijke monotheïstische
religies, zoals het judaïsme, het christendom, de islam, maar ook het manicheïsme,
jezuïtisme, het Drusische geloof, Mithrascultus en zoroastrisme. En dit alles tegen het licht
van het gebied met een aantal krachtige polytheïstische religies. De meest voor de hand
liggende vraag is hoe het mogelijk is dat in zo’n gebied het monotheïsme in diverse
varianten zo populair kon worden. Het antwoord hierop is niet eenvoudig, en kan
vooralsnog ook niet bevredigend worden beantwoord. Wel kan uit de geschiedenis van de
regio worden opgemaakt hoe relatief de monotheïsmen moeten worden beschouwd,
tegen het licht van de vroege geschiedenis. Ongetwijfeld speelt daarbij een grote rol dat
in de loop van de Bronstijd enkele grote polytheïstische beschavingen in de regio een
uitermate belangrijke en dominante rol hebben gespeeld. Daarom zal de politieke en
culturele situatie in die periode, grofweg 1800 tot 1200 v. Chr. in eerste instantie in
ogenschouw moeten worden genomen.
Midden-Oosten, overzichtskaart
3
©posterheide brabant, helmond
Bronstijd in het Midden-Oosten
Vanaf het begin van het tweede millennium v. Chr. vochten talrijke staten om de
zeggenschap over het Midden-Oosten. Het Akkadisch spijkerschrift was inmiddels aan veel
buitenlandse talen buiten het Sumerisch aangepast. Dit spijkerschriftsysteem verspreidde
in feite de cultuur van Sumer en Akkad uit het derde millennium v. Chr. over het gehele
Midden-Oosten. Nog lange tijd zou het Akkadische spijkerschrift gangbaar zijn in de
communicatie tussen steden in Mesopotamië, de Levant, Arabië en Egypte. Op het einde
van het derde millennium zat zowel Mesopotamië als Egypte in een overgangsfase. Vanuit
het Syrische gebied, maar waarschijnlijk oorspronkelijk afkomstig uit het Arabisch
schiereiland vestigden zich de Amorieten in het voormalige Akkadische gebied en stichtten
Babylon, waar later de legendarische Amoritische koning Hammurabi aan de macht kwam.
Zij overheersten een aantal staten, zoals Mari, Aleppo, Ebla, Uruk en Larsa. Het Hettitisch
rijk werd kort na 2000 v. Chr. gesticht en zou eeuwenlang een dominante factor blijven
in Klein-Azië en de Levant. Rond 1595 v. Chr. kwam een einde aan het eerste Amoritische
Babylonische tijdperk toen de Hettieten binnenvielen. Daardoor kwamen nieuwe groepen
als de Kassieten en Hurrieten op. Na de Hettitische veroveringen kwamen een eeuw lang
geen nieuwe staten naar voren in de regio. Daarna ontstond er een samengesteld inheems
Syrisch rijk, de Mitanni.
De relatief voorspoedige tijd in Egypte tijdens het Middenrijk kwam kort na 1800 v. Chr.
tot een einde door de teloorgang van de gecentraliseerde staat en de overheersing van
de Hyksos, een Semitische stam. Een opvallend element was de instroom van immigranten
uit Palestina, waarschijnlijk voorlopers van de grote immigrantengroepen uit Palestina die
zich later in de oostelijke Nijldelta vestigden. Uiteindelijk zou de farao van het zuiden in
Thebe, Ahmose, de Hyksos rond 1550 v. Chr. geheel verdrijven. Hierna geraakte Egypte
op het hoogtepunt van haar macht. Thoetmosis III bracht het grootste deel van zijn leven
op de slagvelden door en maakte Egypte tot een wereldmacht. Zo veroverde hij Palestina
tot aan Kadesh en behaalde de overwinning bij Megiddo. In 1440 v.Chr. sloot hij met
Mitanni een verbond omdat de macht van de Hethieten weer aanwakkerde. Om dit
verbond te bekrachtigen huwde Thoetmosis III met een prinses van Mitanni, die echter
later in de harem belandde tot groot ongenoegen van Mitanni.
De periode van de 15de eeuw was ook een profijtelijke voor de Minoïsche cultuur op
Kreta, en de beschaving op Cyprus. Tegelijkertijd kwam de wereld van de Achaeërs op in
Griekenland, en was Troje aan de westkust van Turkije een internationaal opererende
handelsmacht.
De periode van ca. 1500 tot de 12de eeuw v. Chr. was een bloeitijd van beschavingen in
de regio, met een systematische opkomst en verval van rijken. Hoewel niet al de rijken
eenzelfde mate van machtspositie en invloed tegelijkertijd bereikten, namen zij deel aan
een internationaal systeem van diplomatie, handel en cultuur. Gebruikelijk waren een of
twee staten machtiger dan de anderen, waardoor een politieke hiërarchie werd gevormd,
maar ook de voordelen van diplomatie onderkend werden.
Eén van de belangrijkste bronnen die wij van deze groep van Grote Machten hebben zijn
de Amarna brieven in Egypte. Farao Echnaton verhuisde de hoofdstad naar Amarna en
bewaarde daar de correspondentie van hemzelf en zijn vader met de rest van de
supermachten. Een collectie van 350 kleitabletten is bewaard. De meeste werden
geschreven aan de vazallen van Egypte in de Syrisch-Palestijnse regio, een klein aantal
was gericht aan koningen die door de farao als gelijkwaardig werden beschouwd. Het
waren de koningen van Babylon, Assyrië, Mittanni, Hettieten, Alashiya op Cyprus, en
Arzawa in het zuiden van Anatolië.
4
©posterheide brabant, helmond
De catastrofe op het einde van de Bronstijd
De overgang van de late bronstijd naar de vroege Ijzertijd was een dramatische catastrofe
tijdens de introductie van ijzeren werktuigen en wapens. De culturele ineenstorting van de
Mykeense rijken, het Hettitisch rijk in Anatolië en Syrië, en het Egyptisch rijk in Syrië en
Israël, en de plotse staking van internationale handelscontacten vond plaats tussen 1206
en 1150 v. Chr. In de eerste fase werd bijna elke stad tussen Troje en Gaza met geweld
verwoest, en later vaak onbewoond achtergelaten, zoals in de gevallen van Hattusa,
Mykene en Ugarit. Het langzame einde van deze donkere eeuwen zag de opkomst van
nieuwe rijken, Neo-Hittitisch of Aramees, en de opkomst van het nieuwe Assyrische rijk.
Er vonden enorme migraties plaats naar het Midden-Oosten door de zogenaamde
Zeevolkeren vanuit het Egeïsch Zeegebied. Rond 1180 leverde Ramses III strijd tegen
deze zog. Zeevolkeren en verdreef ze uit Egypte. Dat dit op weinig zachtzinnige wijze
werd uitgevoerd, blijkt uit de gedetailleerd uitgevoerde voorstellingen op de buitenmuren
van de dodentempel van Ramses III in Medinet Habu. De Egyptische farao Menerptah
verwees expliciet naar hen met de naam ‘de vreemde landen (of volkeren) van de zee’ in
een grote inscriptie in Karnak. Voor de Bijbel zijn deze Zeevolkeren, van wie zich
uiteindelijk velen gevestigd hebben op de kusten van de Levant, te identificeren als de
Filistijnen. Zij hadden vestigingen in Kanaän. Tussen 1200 en 1100 v. Chr. raakte het
grootste deel van Kanaän bezet door Israëlieten. Volgens sommige wetenschappers
kwam dit volk van buiten Kanaän, anderen zijn van mening dat zij afstammen van de
Kanaänietische bevolking. Het noordelijk deel van Kanaän kwam onder Aramees bestuur.
Het overblijvend gebied werd door de Grieken Fenicië genoemd.
Medinet Habu, verzameling van afgehakte handen verslagenen van de Zeevolkeren
5
©posterheide brabant, helmond
Religie in het oude Midden-Oosten
Elke stad in het oude Nabij Oosten had een eigen lokale beschermgod. Zo was Shamash
bijvoorbeeld de beschermgod van Larsa, Sin van Ur en Amon van Thebe. Alleen al in
Mesopotamië werden zo’n 2100 goden vereerd. Het is bekend dat de god Ashur nog in
de 4de eeuw v. Chr. in Assyrië werd vereerd. De invloed van deze polytheïstische religie
is erg groot en duurzaam geweest. Veel Bijbelse verhalen in het judaïsme, christendom
en de islam zijn waarschijnlijk gebaseerd op mythen uit Mesopotamië, zoals die van de
Schepping, de Hof van Eden, de Zondvloed, de Toren van Babel, en figuren als Nimroth
en Lilith. Het verhaal van Mozes lijkt sterk op dat van Sargon van Akkad en de Tien
Geboden verraden in zekere mate Assyrisch-Babylonische wetsteksten. De religies van
het oude Mesopotamië hebben een grote invloed gehad op latere religies, zoals die van
Kanaän, de Aramese, de oud-Griekse en Fenicische, maar ook de monotheïstische
religies als joodse, christelijke en islamitische.
Ook in het faraonisch Egypte was het aantal vereerde goden enorm groot, naar schatting
zo’n 1400 in teksten vermeld, maar in werkelijkheid waarschijnlijk veel meer. Verschillende
goden bekleedden de hoogste positie in de godenwereld, zoals Ra, Amon en Isis. Volgens
sommige wetenschappers zouden de Egyptenaren één enkele goddelijke macht erkennen
(verbonden met schepping van de wereld en de zon) die in alle andere goden aanwezig
was. Toch zouden de Egyptenaren nooit hun oorspronkelijke polytheïstische visie op de
wereld loslaten, misschien op één enkele keer na. Vanwege de contacten met
beschavingen in het Midden-Oosten namen de Egyptenaren ook vreemde goden over.
Voorbeelden zijn Baal, Anat en Astarte uit de Kanaänitische religie. Anderzijds
infiltreerden Egyptische goden ook de andere beschavingen in het Midden-Oosten. In het
gehele Midden-Oosten was ook sprake van syncretisme, versmelting van goden, hetzij
binnen de eigen cultuur, hetzij tussen twee culturen. Zo kennen we in Egypte Amon-Ra of
Ra-Horakthy, maar in Syrië ook Baal-Hammon of Astarte-Hathor. Syncretisme bevestigde
de overlappende rol van de betreffende goden en de uitbreiding van de invloed van elk
van hen.
Astarte, met horens Hathor
Baal, Ugarit
Kanaän bestond uit welvarende steden met vruchtbare landbouwgebieden onder gezag
van een tempel aan het hoofd waarvan een priesteres stond. De priesteres werd Baälat
(heerseres) genoemd en haar gemaal was Baäl (heerser). De godin van Ugarit was, zoals
overal in deze streken, de moedergodin en werd vooral in zuidelijk Kanaän onder de naam
Ashtoreth vereerd. In Hazor zijn heel wat beeldjes gevonden van Astarte, wat op
verwantschap met deze moedergodin wijst, die zowat overal rondom de Middellandse Zee
6
©posterheide brabant, helmond
werd vereerd. Ook ovale Astarteplaketten in klei zijn gevonden, votieven met daarop de
naakte Godin Asherah afgebeeld, met in de handen papyrusstengels of slangen, en op het
hoofd twee lange spiraalvormige krullen, identiek aan die van de Egyptische Hathor. Dit
wijst op sterke connecties met zowel het Oude Egypte, dat er aan de kust enkele havens
en kolonies had, als met Kreta, waar de Slangengodin algemeen vereerd werd.
De religie in Kanaän was sterk beïnvloed door de machtiger buren, Mesopotamië en
Egypte. Het polytheïsme hier was vooral gericht op vooroudergoden, maar daarnaast ook
de verering van Baal en El, Asherah en Astarte. Vanwege de intermediaire positie tussen
Egypte en Mesopotamië hadden de religies en godenwereld van deze buren een
toenemende invloed op de religie in Kanaän. Toen de Hyksos over Egypte regeerden
vanuit Avaris, werd Baal geassocieerd met de Egyptische god Seth. Asherah, Astarte en
Anath werden afgebeeld met Hathor-achtige Egyptische vleugels.
De invloed uit Mesopotamië blijkt uit het feit dat Yah van Ebla in de Akkadische tijd
gelijkgesteld was met de Mesopotamische god Ea. De Hurritische god Hebat werd in
Jeruzalem vereerd, en Baal werd gelijkgesteld met de Hurritische stormgod Teshub en de
Hethitische stormgod Tarhunt. Kanaänitische goden waren praktisch gelijk in vorm en
functie met die van de Aramaeërs. In later tijd ziet men duidelijk religieuze invloeden van
Kanaän in de Griekse mythologie. Waarschijnlijk waren het Fenicische zeevaarders die ze
verspreidden naar het westen. Er zijn zeer frappante overeenkomsten tussen de verhalen
van de Werken van Hercules en de verhalen van Melkart uit Tyrus.
Aan de Syrische westkust ligt de plaats Ugarit, Ras Shamra. Deze belangrijke Amoritische
havenstad had internationale contacten, met Egypte, Cyprus, de Achaeïsche wereld en de
Hethieten. De bloeitijd was tussen 1450 en 1200 v. Chr. In de beruchte periode van de
Zeevolkeren ging de stad ten onder. De twee belangrijkste tempels bleken gewijd aan
Baal en Dagon, een chtonische (vis)godheid. In 1929 werd een groot archief van
kleitabletten gevonden, waarin veel gegevens waren opgetekend met betrekking tot de
Kanaänitische religie en godenwereld van vóór de komst van de Israëlieten. Deze teksten
tonen perfecte overeenkomsten en parallellen met Hebreeuwse Bijbelse literatuur, in het
bijzonder op het gebied van de godenwereld. De Baal-cyclus verhaalt over de vernietiging
van Yam (god van chaos en zee) door Baal Hadad. Daarbij blijkt een verrassende
overeenkomst van de strijd tegen de chaos in Kanaän met die in Mesopotamië en het
Aegeïsch Zeegebied: een krijger staat op als held van een nieuw pantheon om chaos te
verdrijven en orde te scheppen. Uit veel gevonden kleitabletten blijkt een verrassende
overeenkomst van Kanaänitische en Israëlitische praktijken, bijvoorbeeld met betrekking
tot het huwelijk en erfrecht.
Ugarit, toegang naar paleis
7
©posterheide brabant, helmond
Van polytheïsme naar monotheïsme
Op het einde van de Bronstijd en in de vroege Ijzertijd was het aantal goden in het MiddenOosten niet alleen overweldigend groot, maar was er ook sprake van een wisselende
gelijkstelling van tal van goden uit de diverse cultuurgebieden. Dit gold voor het gehele
Midden-Oosten. Toch is hierboven ook gerefereerd aan de suggestie dat in het Oude
Egypte een besef was ontstaan van één goddelijke macht die in alle andere goden
aanwezig was. In ieder geval kan dit duiden op een tendentie naar één primaire god die
centraal werd gesteld, henotheïsme, waarbij andere goden wél werden erkend en vereerd,
maar hun betekenis langzaam zou wegebben. Deze primaire god was verbonden met
schepping en zon.
In dit beeld past de poging van Echnaton om de monotheïstische religie van de zonnegod
Aton in te stellen als centrale focus van de staatsreligie. Echnaton (1353-1336 v. Chr.)
ging in het vijfde jaar van zijn regering over tot deze drastische omwenteling naar een
monotheïsme. Er werden geen fondsen meer aan tempels van andere goden ter
beschikking gesteld en namen en beeltenissen van andere goden werden van tempels
verwijderd, met name die van de zonnegod Amon. In de Aton religie lag de nadruk op het
monotheïstische van het goddelijke, met uitsluiting van de traditionele pluriformiteit in de
godenwereld. Toch is het de vraag of de Aton-cultus een volledig monotheïsme was, met
uitsluiting van verering van andere goden. Er zijn aanwijzingen dat de bevolking andere
goden mocht vereren, maar privé. Daarnaast blijkt de Atoncultus toch tolerantie te hebben
gehad voor andere goden, zoals Shu. In ieder geval schoot deze cultus geen wortel bij de
Egyptische bevolking, en in het 17de regeringsjaar van Echnaton werd door steun van
Horemheb en de opperpriester Ay de verering van de staatsgod Amon weer ingesteld.
Nog altijd blijft de vraag actueel of de daad van Echnaton tot instelling van de Atoncultus
niet vooral ingegeven is door politieke oorzaken, zoals de machtspositie van de Amon
priesters.
Echnaton en Aton
8
©posterheide brabant, helmond
Deze hang naar een vorm van monotheïsme, of liever henotheïsme, heeft duidelijke
overeenkomsten met de ontwikkeling van de vroegste Abrahamitische religie. Historisch
gezien wordt aangenomen dat de Abrahamitische religie (en de latere ontwikkelingen)
een oorsprong hebben in het polytheïsme. Geleidelijk werd één god centraal gesteld,
JHWH, en tenslotte werd vereren van andere goden verdrongen. Dit proces is goed te
zien in de Hebreeuwse Bijbel. In Genesis (geschreven omstreeks 6e-5e eeuw v. Chr.)
suggereren veel passages dat er meerdere goden bestaan. Zo spreekt God herhaaldelijk
over zichzelf in meervoud:
"God zei: 'Laten wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken;...'" (Genesis
1:26)
"Toen dacht God, de HEER [JHWH]: 'Nu is de mens aan ons gelijk geworden, nu heeft hij
kennis van goed en kwaad.'” (Genesis 3:22)
Naast de godsnaam JHWH komen ook bijvoorbeeld voor:
El: "Hij [Jakob] bouwde daar een altaar, dat hij ‘El is de God van Israël’ noemde."
(Genesis 33:20)
Elohim (dat zowel 'god' als 'goden' kan betekenen, maar in combinatie met een
persoonsvorm in meervoud alleen "goden"): " Toen de goden mij ver van mijn verwanten
lieten rondzwerven" (Genesis 20:13); "hij [Jakob] bouwde er een altaar (...), omdat de
goden zich daar aan hem geopenbaard hadden" (Genesis 35:7)
In Exodus (geschreven omstreeks 6e-4e eeuw v.Chr.) is een sterke neiging te zien om
JHWH te verheffen boven andere goden, die niet mogen worden vereerd zoals hij.
"Nu zie ik in dat JHWH machtiger is dan alle andere goden." (Exodus 18:11)
"Vereer naast mij geen andere goden (...) want ik, JHWH, uw god, duld geen andere goden
naast mij." (Exodus 20:3-5)
"Wie aan andere goden offers brengt, en niet uitsluitend aan JHWH, moet onder de ban
worden geplaatst en gedood worden." (Exodus 22:19)
YHWH, Jahweh op Moabitische inscriptie
Hoewel JHWH dus in toenemende mate wordt gezien als de belangrijkste god van de
Israëlieten en het vereren van andere goden wordt verboden op straffe des doods, wordt
het bestaan ervan niet ontkend. In Numeri, Deuteronomium, Richteren, I en II Koningen,
I en II Kronieken en andere boeken is te lezen dat veel Israëlieten ondanks deze verboden
nog vaak andere goden aanbidden, zoals Asjera, Baäl en Astarte: De Israëlieten (...)
keerden JHWH de rug toe, de god van hun voorouders, (...) om Baäl en Astarte te dienen.
9
©posterheide brabant, helmond
(Richteren 2:11-13); "Hij [Achab] liet in Samaria een tempel voor Baal bouwen en richtte
er een altaar voor hem op. Ook maakte hij een Asjerapaal." (I Koningen 16:32-33)
Pas in Jesaja 44:6 (verhaalt over de 8e eeuw v.Chr., geschreven omstreeks 539 v.Chr.)
wordt gesteld dat alleen JHWH bestaat en alle andere goden niet: "Dit zegt JHWH, Israëls
koning en bevrijder, de HEER van de hemelse machten [JHWH Tsevaoth]: 'Ik ben de
eerste en de laatste, er is geen god buiten mij”.
De naam Jhw ("Jhw in het gebied van de Shasu “) duikt voor het eerst op in Transjordanië,
vanaf 1400 v.Chr., namelijk in Egyptische teksten van Amenhotep III die verwijzen naar
een volk dat daar leefde. Stammen werden wel meer geïdentificeerd aan de hand van de
godheid die zij aanhingen. In dit geval zou Jhw duiden op Jaw of Jahu, de naam waarvoor
de vroegere El door een stam werd ingeruild. El was oorspronkelijk een Fenicische
hemelstiergod en werd de naam van het hoofd van het Kanaanitische pantheon. Zijn
functie was die van vader van de godenfamilie en scheppergod. De aanroeping HalleluJah betekent letterlijk Ere zij Jah. Veel persoonsnamen van deze stam die eerder el
bevatten (Elia, Natanaël), kregen nu ja als suffix. El zou dus de evolutionaire voorloper
zijn van Jahweh.
Latere teksten in Ugarit opgegraven komen volgens taalgeleerden qua stijl erg dicht bij
die van de Tenach en vermelden El en Baal ("de Heer") tezamen. Het vroeg Hebreeuws
lijkt bovendien heel erg op het Ugaritisch. Sommigen menen dat de latere profeten van
het Oude Testament Baal als een valse god en vijand verketterden om het verband tussen
Baal en El te ontkennen. In Ugarit was El echter de vader van de vruchtbaarheidsgod Baal
en zijn strijdbare zuster Asnat. Volgens Exodus 6 werd God door de stamvaders van Israel
vereerd als El Shaddai. El betekent hoog of verheven. Aan Mozes maakt God zich bekend
als JHWH, "ik ben die ik ben". De naam El blijft meestal in de meervoudsvorm Elohim, een
aanduiding van God. Het woord Baal, heer, wordt helemaal verbonden met de
vruchtbaarheidscultus, zodat men later zelfs in de geschriften namen als Isbaal en
Mefibaal veranderde in Isboseth en Mefiboseth (Boseth = schande). Aanvankelijk zal Baal
echter een neutraal woord geweest zijn. Op kleitabletten, gevonden tijdens opgravingen
in Ebla, komt de naam Ja (Jaw (JW), Jahu (JHW)) overigens al voor (zie ook Ea).
El ontvangt geschenken van een priester of koning
10
©posterheide brabant, helmond
Opkomst en ondergang van nieuwe rijken
Na de regeerperiode van Ramses III zou Egypte voorgoed zijn machtspositie in het
Midden-Oosten verliezen. De eerste eeuwen waren ronduit een woelige periode waarin
oorlogen en heersers elkaar afwisselden. Het rijk werd weer opgedeeld in twee delen, de
rol van Libische koningen werd zelfs belangrijk. In deze tijd werd de dierencultus zeer
populair, misschien als antwoord op de onzekerheid en vreemde invloed. Isis werd vooral
populair als een godin van bescherming, magie en persoonlijk heil, en werd de
belangrijkste godin van Egypte.
In het Aziatische Midden-Oosten waren de meeste regionale staten door de grootschalige
migraties ten onder gegaan. De Libanese kuststrook liet een opmerkelijke continuïteit zien.
De Kanaänitische cultuur bleef bloeien in stadsstaten als Tyrus, Sidon en Byblos. De door
de Grieken Feniciërs genoemde bewoners werden een supermacht op het gebied van
handel in het Middellandse Zeegebied, met kostbare producten als purper, glas en ceders.
In plaats van het gecompliceerde spijkerschrift ontwikkelden zij de revolutionaire
opvolger, het alfabet. Het werd aan vele talen aangepast, waaronder Aramees,
Hebreeuws, Grieks, Frygisch, Lydisch, Etruskisch en Latijn.
Byblos, sarcofaag Ahiram met tekst in Fenicisch alfabet
Nadat Josua een groot deel van Kanaän had veroverd en afzonderlijke stammen
verschillende delen van het land waren toegewezen, brak na 1190 v. Chr. de turbulente
tijd aan van de Rechters. De Israëlieten zochten naar economische zekerheid, maar
voerden ook een ideologische strijd uit naam van het geloof. Toch werden vaak andere
goden dan Jahweh vereerd. In 1051 v. Chr. werd Saul de eerste officiële koning. Er
ontwikkelde zich een gezamenlijk koningschap over de territoriale staat Israël onder David
en Salomo met als centrum Jeruzalem. Onder Salomo heerste grote welvaart door de
handel met Egypte, Tyrus en Arabië. De eerste tempel werd gebouwd, met de beste
medewerking van de koning van Tyrus. De vorm van de tempel kan verwant geweest zijn
aan tempelvormen, waarvan resten in de Bekaa-vallei bewaard zijn. Toch bouwde Salomo
waarschijnlijk ook tempels voor andere goden en was er nog sprake van henotheïsme,
verering van één god met erkenning van het bestaan van andere. Internationale
11
©posterheide brabant, helmond
betrekkingen vereisten ook een tolerantie ten aanzien van buitenlandse goden! In 931 v.
Chr. kwam aan de eenheidsstaat echter een einde, en ontstonden onder de zoon van
Salomo twee staten, Juda en Israël. Onder invloed van het Nieuw-Assyrische rijk
implodeerde Israël. In 721 v. Chr. werd Israël zelfs bezet, de bevolking gedeporteerd en
het rijk letterlijk van de kaart geveegd.
Vanaf de 9de tot het einde van 7de eeuw v. Chr. overheerste Assyrië het Nabije Oosten in
politiek en economisch opzicht. Rond 860 v. Chr. had Assyrië al het gebied heroverd wat
het rond 1200 v. Chr. verloren was. Onder koningen als Salmanassar III, Tiglatpilesar III,
en Sargon II nam het rijk ongekende vormen aan. In 671 v. Chr. werd zelfs Memphis
ingenomen. Vaak vonden deportaties op grote schaal plaats. In deze wereld
concentreerde alles zich op de koning; hij was de enige aardse vertegenwoordiger van de
god Assur. Een machtige rivaal van Assyrië was het koninkrijk Urartu in het huidige OostTurkije, Armenië en Noordwest-Iran. Dat rijk kende rond het midden van 8e eeuw v. Chr.
het toppunt van de macht, maar werd kort daarna door de Assyriërs teruggedreven.
Doorgaans waren de betrekkingen van Juda met Assyrië vriendschappelijk, maar in 701
v. Chr. viel het Assyrische leger het rijk binnen. Nieuwe afspraken met de Assyriërs
voorkwamen deportatie. In 701 v. Chr. viel de jonge Assyrische metropool Ninivé door
een gezamenlijke aanval van Meden en Babylon. Het machtsevenwicht in het Nabije
oosten was daardoor verstoord. Babylon kon een nieuwe gouden tijd ingaan. De farao in
Egypte stuurde nog een leger (dat in Megiddo met Josua slaags raakte) om het Assyrische
leger te steunen, maar zonder echt succes. In 605 v. Chr. werden de Egyptische legers
bij Karkemish door de Babylonische troepen verslagen. Babylon was de nieuwe
wereldmacht geworden. Opstanden, zoals die in Jeruzalem, werden bestreden,
deportaties volgden. In 597 werd Jeruzalem door Nebukadnezar ingenomen, met grote
deportaties als gevolg. De Joodse ballingschap in Babylon duurde van 586 tot 539 v. Chr.
en ging deel uitmaken van de Joodse volksmythe en versterkte de nationale en religieuze
identiteit van het Joodse volk. De ontberingen van de ballingen waren vooral retorisch:
de ballingen mochten in Babylon grond bezitten, hun geloof belijden en handel drijven.
De steen des aanstoots was de beeldenverering, door de profeten beschouwd als een
verafschuwde ketterij. De afwezigheid van een eigen tempel dwong de verbannen
gemeenschap tot vasten, boetedoening en bestudering van de wet. De tempel werd
vervangen door een boek: schrijvers werden aangespoord tot herziening van de
Pentateuch en andere geschriften tot wat de Hebreeuwse Bijbel zou worden.
Babylonische gevangenen
12
©posterheide brabant, helmond
Achaemeniden, Joden en Zoroasters
Met de inname van Babylon door Cyrus de Grote ontstond een geheel nieuwe situatie in
het Midden-Oosten. Niet alleen verdween Babylon als machtsfactor van het toneel, maar
de Joden konden terugkeren en kregen alle mogelijkheden een nieuwe tempel in
Jeruzalem te bouwen, maar nu met een nog veel sterkere focus op de eigen identiteit.
Sinds Cyrus rond 546 v. Chr. Ecbatane veroverde en koning van Meden en Perzen werd
groeide het rijk van de Achaemeniden tot onder zijn latere opvolger Darius van de
Indusvallei tot aan Zuidoost-Europa en van het Aralmeer tot Noordoost-Afrika. Sinds 525
v. Chr. werd zelfs Egypte voor driekwart eeuw onderdeel van het Perzische rijk.
Met Cyrus brak een periode van humane restauratie aan, zoals uit de cilinder van Cyrus
blijkt, waarbij gedeporteerde volkeren naar hun land van herkomst terug mochten om
daar hun goden te eren.
Het Zoroastrisme of Mazdaïsme werd in de tijd van de Achaemeniden een overkoepelende
staatsreligie, hoewel andere religies ook getolereerd werden. De stichter was Zoroaster,
een profeet uit 1400-1200 v. Chr. De godsdienst die hij stichtte is een half dualistischmonotheïstische religie. Volgens de Zoroasters is er één universele, transcendente
oppergod, Ahura Mazda (Wijze Heer). De belangrijkste teksten zijn die van de Avesta.
Hoofdgedachte is dat God goed is. Hemelse wezens steunen hem en zijn abstracte
krachten. Hij is omgeven door zeven goddelijke wezens, ‘aspecten’ ofwel ‘Onsterfelijke
Weldoeners’: de Goede Geest, rechtvaardigheid, wijsheid, rijkdom, gehoorzaamheid,
volkomenheid en onsterfelijkheid. De Goede Geest is de hoofddeugd van Ahura Mazda,
de andere zijn ook voor mensen voorbeschikt. Tegenover de Goede Geest staat de Kwade
Geest, Ahriman die zich in duisternis en onwetendheid schuilhoudt. De mens zit ingeklemd
tussen de twee en moet trachten voor het goede te kiezen. Dit laatste, het dualisme, is
door latere volgelingen ingevoerd. Deze hebben de vraag of er binnen het Ene een
tweedeling aanwezig is, vertaald door goed en kwaad, terwijl de intentie van de vraag
was of het nodig is onderscheid te maken om te kunnen zien en te kunnen groeien. Het
dualisme van goed en kwaad manifesteert zich in tegengestelden zoals licht en donker,
gezondheid en ziekte, leven en dood. De dood is verblijfplaats van het Kwade, het lijk is
een verblijfplaats van demonen. In de torens der stilte werden de lijken opgegeten door
gieren en de beenderen door de zon gebleekt. Water en vuur zijn de media van rituele
zuiverheid, resp. de tweede en laatste scheppingselementen waarbij volgens de teksten
vuur uit water is voortgekomen, maar beide levengevend zijn. De mens is geschapen om
te strijden tegen de machten van het kwade. Het geloof zit daarom niet in het aanvaarden
van een leer, maar in het denken, zeggen en doen van het goede, in vrije wil.
Behistun, Darius en Ahura Mazda
13
©posterheide brabant, helmond
Griekse hegemonie in het Midden-Oosten
De korte periode van ambitieuze veroveringspolitiek van Alexander de Grote zou na zijn
dood in 323 v. Chr. grote consequenties hebben voor de politiek, cultuur en religie van
het Midden-Oosten. Na de dood van Alexander de grote werd een bloedige reeks oorlogen
gevoerd om de afbakening van onafhankelijke koninkrijken.
Ptolemaeus I riep zichzelf in 305 v. Chr. uit tot koning over Egypte en werd de fakkeldrager
van een nieuwe faraonische dynastie met Alexandrië als hoofdstad. Zijn familie regeerde
over Egypte tot aan de Romeinse verovering van 30 v. Chr., en bevorderde een grote
invloed van Griekse cultuur in het land. Onder Ptolemaeus II werd Alexandrië een centrum
van Hellenistische literatuur. Hij en zijn opvolgers vochten in een aantal oorlogen tegen
de Seleuciden, bekend als de Syrische oorlogen.
Sinds de regering van Ptolemaeus I nam de vergrieksing in Egypte snel toe. Voor de
Egyptische religie betekende dit een toenemend syncretisme. Ptolemaeus I zou zélf een
nieuwe god hebben gecreëerd, Serapis. Hij was een combinatie van de twee Egyptische
goden Apis en Osiris, plus de belangrijke Griekse goden Zeus, Hades, Asklepios, Dionysos
en Helios. Serapis had macht over de vruchtbaarheid, de zon, koren, de funeraire wereld
en artsenij. Het doel van de schepping van deze god was de integratie van de Egyptische
religie met de Griekse. De Serapis-cultus verspreidde zich zelfs later door het Romeinse
rijk en overleefde in Alexandrië tot in de 4de eeuw na Chr. Het was een Griekse religie,
ondanks de naam, met initiatierituelen zoals de Eleusinische Mysteriën. Uiteraard werden
de Ptolemaïsche farao’s ook als godheid vereerd, zoals de Egyptische farao’s voordien.
De stichting van heerserscultussen was echter meer gebaseerd op systematische
eerbewijzen om de koning op gelijke hoogte met de goden te stellen dan een werkelijk
geloof in hun goddelijke natuur.
Serapis, Isis en Harpocrates
De vrouw van Ptolemaeus II, Arsinoe II, werd vaak afgebeeld als Aphrodite, maar zij
droeg de kroon van Beneden-Egypte met ramshorens en struisvogelveren. Cleopatra VII
werd vaak voorgesteld als de godin Isis. Egyptische goden werden in deze tijd meer
menselijk voorgesteld.
14
©posterheide brabant, helmond
De Joden die in deze tijd in Egypte leefden, waren geëmigreerd uit Israel. Zij gingen ook
het Grieks gebruiken en mengden het met het Hebreeuws. De Septuagint, de Griekse
vertaling van de Joodse geschriften, ontstond.
Met de verdeling van het rijk van Alexander de Grote kreeg Seleucus I Nicator Babylon.
Vanhier bouwde hij een nieuw rijk op over het gehele Nabije Oosten, met centraal
Anatolië, de Levant, Mesopotamië, Perzië, Turkmenistan en delen van Pakistan. Onder
Antiochus I (324-261 v. Chr.) brokkelden al delen af zoals Pergamon, Capppadocië en
Pontus. Evenals de Ptolemaeën stichtte Antiochus I ook een dynastieke religie waarin zijn
vader werd vergoddelijkt. Seleucus claimde van Apollo af te stammen en had zijn eigen
priesters en maandelijkse offerplechtigheden. Onder Seleucus II bleef de verbrokkeling
doorgaan, met verlies van Bactrië, Sogdië en het Parthisch gebied. Het enorme
Seleucidische rijk werd, net als Egypte, gedomineerd door een Grieks-Macedoonse elite.
Antiochus III wist veel verloren gebied van het eens zo grote rijk terug te veroveren. Toch
zou hij al zijn gebieden in Anatolië verliezen. De Parthen wisten rond het midden van de
2de eeuw v. Chr. het oostelijk deel van het rijk te veroveren.
Armenia werd na de dood van Alexander de Grote een vazalstaat van het Seleucidisch
rijk, maar behield een grote mate van autonomie. Na de nederlaag van de Seleuciden bij
de Slag van Magnesia in 190 v. Chr. werd Armenië onafhankelijk. Tijdens het bewind van
Tigranes de Grote (95-55 v. Chr.) kende het rijk zijn grootste omvang en vond er een
sterke hellenisering plaats.
Onder de Seleuciden werd Parthia bestuurd door verschillende Griekse satrapen. In 238
v. Chr. stichtte Arsaces de dynastie van de Arsaciden. Onder Antiochus III werd veel
gebied onder Arsacidische bewind terug veroverd door de Seleuciden. Onder het bewind
van Mithridates van Parthië breidde het Parthisch territorium weer enorm uit, met Babylon
en het gebied van de Meden en de Perzen. Ook bij de Parthen was sprake van
hellenisering; zij gebruikten zowel de Griekse als hun eigen taal, Griekse kunst beïnvloedde
die van de Parthen. Zij bleven Griekse goden vereren, versmolten met de eigen Perzische.
De vorsten vestigden een heerserscultus zoals die bij de Hellenistische koningen.
Petra, Khazne Firaun
Het Nabataeïsche koninkrijk was een Arabische staat tussen het schiereiland van de Sinaï
en het Arabisch schiereiland. De hoofdstad Petra was een belangrijk handelscentrum op
de wierookroute. De Nabataeërs waren bondgenoten van de Hasmonaeërs in hun strijd
tegen de Seleuciden, maar vochten later tegen Herodes de Grote. Tot de 1e eeuw v. Chr.
15
©posterheide brabant, helmond
bespeurt men geen hellenisering van de Nabataeïsche cultuur. Dat veranderde in de
laathellenistische stijd. Eeuwenlang vereerden de Nabataeërs hun goden in symbolische
vormen zoals stenen en pijlers- betyloi-, maar in hellenistische tijd begonnen zij hun goden
te identificeren met Griekse goden en af te beelden in Grieks beïnvloedde vormen. Zij
namen langzaam het Grieks als taal over als handelstaal, samen met het Aramees en
Arabisch.
De wierookroute omvatte een netwerk van zee-en landwegen die de Middellandse Zee
landen met Arabië, Yemen en India verbonden. De wierookhandel over land van ZuidArabië naar de Middellandse Zee bloeide vanaf de 7de eeuw v. Chr. tot de 2de eeuw na
Chr. Gerrha in de Perzische Golf was een belangrijke havenstad. Vanwege de gunstige
positie trok Yemen veel mensen aan uit Mesopotamië. De Assyrische koning Tiglatpilesar
III probeerde al in de 8e eeuw v. Chr. greep te krijgen op de wierookhandel en de
handelsroutes. Eeuwenlang zou Petra de controle hebben over de handelsroutes, wat tot
grote welvaart bij de Nabataeërs leidde, maar ook allerlei culturele en religieuze invloeden
mogelijk maakte.
Avdat, handelsplaats op de wierookroute
Tijdens de Hellenistische periode werd Judea een grensregio tussen het Seleucidisch en
Ptolemaeïsche rijk en lag daarom in de frontlinie van de Syrische oorlogen in die tijd. In
deze tijd werd Judea geregeerd als een Hellenistische vazalstaat door de erfelijke functie
van de hogepriester van Israël. Het was de periode van het Hellenistisch Judaïsme die
eerst in de Joodse diaspora van Alexandrië en Antiochië ontstond en later zich naar Judea
verspreidde. Door dit culturele syncretisme ontstond de Septuagint vertaling van de
Hebreeuwse Bijbel. Het schijnt dat veel Joden in Alexandrië geen Hebreeuws of Aramees
meer konden spreken.
Tussen 301 en 219 v. Chr. regeerden de Ptolemaeën in betrekkelijke rust over Judea.
Joden werkten in het Ptolemaïsche bestuur of leger, wat tot een vergriekste Joodse elite
leidde. Onder Antiochus III kwam Judea onder Seleucidisch bewind, Antiochus IV
Epiphanes plunderde Jeruzalem en de tempel. Hij verbood elementaire religieuze rituelen
en tradities in Judea. Hij probeerde gehele regio te vergrieksen. Dit leidde tot spanningen
tussen pro en anti Seleucidisch Joodse facties met de Makkabeïsche Revolte in 167 v. Chr.
als gevolg.
16
©posterheide brabant, helmond
Deze periode wordt gezien als een burgeroorlog tussen de Hellenistische en orthodoxe
vormen van het Judaïsme. Uit de revolte ontstond een onafhankelijk Joods koninkrijk. De
dynastie der Hasmoneeërs. Deze regeerde van 165 tot 63 v. Chr. Hoewel het
Hasmoneïsche koninkrijk oorspronkelijk een revolte tegen de Griekse overheersing was,
vergriekste het langzaam zélf. De latere dynastie van Herodes was een cliënt van Rome,
Herodes zélf was een voorbeeld van Hellenistische invloed in de monumentale architectuur
die hij in en buiten Jeruzalem liet verrijzen.
Sinds Alexander de Grote stichtten de Grieken nieuwe steden en Griekse kolonies. Zo werd
een groot aantal steden met de naam Pella gesticht, de geboorteplaats van Alexander. De
belangrijkste stichting in Egypte was Alexandrië, daarnaast de havenstad Naucratis. De
belangrijkste stichtingen van de Seleuciden in het noorden van Syrië waren Antiochië,
Apameia, Laodikeia en Seleukia Pieria. Deze steden werden niet enkel om reden van
economische activiteiten en militaire aanwezigheid gesticht, maar ook als bewuste
kiemcellen van de Griekse beschaving. Het voorbeeld van de Griekse beschaving schijnt
de lokale bevolking aangetrokken te hebben. Zo veranderden de steden aan de
Phoenicische kust in Griekse poleis. Het bewustzijn van het eigen verleden en de eigen
cultuur bleef echter levend: het Phoenicisch bleef waarschijnlijk tot in de Romeinse tijd
gesproken. Een zeer fraai voorbeeld van vergrieksing werd een aantal jaren geleden
ontdekt in Tell Marisha, niet ver van Jeruzalem. In deze kolonie van het Phoenicische
Sidon werden schilderingen uit de 2e eeuw v. Chr. in graven gevonden. De schilderingen
tonen Ptolemaeïsche invloed uit Egypte, en zijn voorzien van Griekse en Phoenicische
teksten. Een ander voorbeeld van Hellenisme is het paleisje van Iraq el-Emir, niet ver van
Amman. Het werd kort na 200 v. Chr. gebouwd door Hyrkanus, een Joodse dynast van
de Tobiadenfamilie. Een monumentale leeuwenfries en de vorm van het gebouw is
hellenistisch, de megalithische bouwwijze doet eerder denken aan Perzische parallellen.
Tell Marisha, schilderingen in grafkamer
In 303 v. Chr. werd op de kruising van de oost-west handelsroute én de handelsroute
langs de Euphraat Dura gesticht, een niet erg grote stad, maar wel zeer belangrijk op
economisch en militair gebied. De stad zou later een schoolvoorbeeld van hellenisering en
romanisering worden, ook voor wat betreft de religie. Steden en kolonies waren centra
van bestuurlijke controle en Macedonische macht in nieuw veroverde gebieden. De
verspreiding van de Griekse cultuur vond meestal plaats door de verspreiding van de
17
©posterheide brabant, helmond
Grieken zélf, meer dan door actieve politiek. De Grieks-Macedonische kolonisten
beschouwden zichzelf superieur boven de inheemse bevolking. Het grootste deel van de
bevolking was niet vergriekst, enkel de elite. Met name in de grote steden als Antiochië,
Alexandrië of Sidon. In de loop van de tijd zag men wel Grieks-Macedoniërs bewust
naturaliseren in de verschillende regio’s, vermoedelijk om controle te houden over de
lokale bevolking. In de 2e eeuw v. Chr. zien wij veregyptiseerde Grieken. Zo ontstonden
hybridische ‘Hellenistische’ culturen op een natuurlijke wijze.
In de Hellenistische tijd was er een grote continuïteit in de Griekse religie. De Griekse
goden bleven vereerd worden, en dezelfde rituelen werden gepraktiseerd als voorheen.
Door de sociaal-politieke veranderingen veranderden de religieuze praktijken echter wel.
Dit varieerde sterk per plaats of regio. Op het Griekse vasteland kwamen nauwelijks
andere of nieuwe goden, alleen de Egyptische godin Isis in Athene. De multi-etnische stad
Alexandrië had daarentegen een zeer gevarieerd pakket aan goden en religieuze
praktijken, Egyptisch, Joods en Grieks. De Grieken namen hun goden naar alle plaatsen
waar zij heen gingen. Daarnaast hadden niet-Grieken meer mogelijkheden en gelegenheid
om te reizen en handel te drijven naar zeer uiteenlopende gebieden.
Zo komt men op het eiland Delos in deze tijd naast de Egyptische god Serapis ook de
Syrische goden Atargatis en Hadad tegen, maar ook een Joodse synagoge. Uiteraard naast
alle Griekse goden. Het was een gebruikelijke praktijk om Griekse goden te identificeren
met inheemse goden met dezelfde karakteristieken. Zo ontstonden nieuwe mengvormen,
zoals Zeus-Ammon, Aphrodite-Hagne en Isis-Demeter. Voor Grieken bestonden meer dan
ooit tevoren individuele religieuze keuzes..
Zeus-Ammon
Isis-Demeter
Hellenistische koninkrijken waren nauw verbonden met het religieuze leven van de rijken
die zij bestuurden. Hellenistische koningen adopteerden goden als patroon en
beschermgod van hun familie en claimden soms zelfs van ze af te stammen. Voor de
Ptolemaeën was onder andere Dionysos beschermgod, voor de Seleuciden was dat Apollo.
De Horustempel in Edfu werd gebouwd door Ptolemaeus III Euergetes I vanaf 237 v. Chr.
De tempelvorm volgt de Egyptische principes, de stijl van de goed bewaarde reliëfs is
sterk Grieks beïnvloed. Opmerkelijk is dat met de groeiende populariteit van de Griekse
god Asklepios ook in Egypte bij tempels vaker sanatoria waren. De tempel van Kom Ombo
is een goed voorbeeld. De hoofdtempel van Isis op het eiland Philae bij Assouan is door
verschillende farao’s uit de Ptolemaeïsche dynastie gebouwd. Voor al de goden offert een
18
©posterheide brabant, helmond
koning, net als in oude tijden, in traditioneel Egyptisch ornaat. Hoewel de koning nu geen
Egyptenaar is, kan alleen hij als priester van de goddelijke machten de goden tegemoet
treden. Alleen de koning van Egypte mag aan de goden offeren. Een enkele keer is er
onder invloed van de Griekse cultuur sprake van een holocaust-brandoffer van dieren.
Syncretisme was een essentieel aspect van de Griekse religie, vooral in Egypte in het
Midden-Oosten. Er ontstond sinds Alexander de Grote een ‘interpretatio Graeca’ van
Perzische, Anatolische, Egyptische en Voor-Aziatische goden. Zo werd de Egyptische god
Amon ontwikkeld naar de Hellenistische Zeus Ammon, nadat Alexander de Grote in de
Lybische woestijn het orakel van Amon zocht te Siwa. In Alexandrië woonde tijdens de
Joodse diaspora een zeer grote groep Joden. Daar werden ook de Joodse en Egyptische
invloeden vermengd met de Griekse cultuur tot bijvoorbeeld gnostische facties.
Isis stond bekend als een vruchtbaarheidsgodin. Kenmerkend voor Isis is de troon,
symbool van opperste macht. Bekende plaatsen van oorsprong waren Taposiris Magna in
het noorden van Egypte en Philae in het diepe zuiden. Sinds de tijd van Alexander de
Grote werd de Isiscultus over de gehele Hellenistische wereld verspreid. Zij werd
vereenzelvigd met Demeter van Eleusis, en verleende onsterfelijkheid aan degenen die in
de mysteriecultussen waren ingewijd. Ook werd zij gelijkgesteld met Aphrodite. De
verbinding van Isis met Thermuthis, een oude vruchtbaarheidsgodin, leidde ertoe dat zij
zelfs de gedaante van een slang kon aannemen. Haar zoon Horus kreeg de naam van
Harpokrates. De moedergodin Hathor werd ook met Isis geassimileerd.
Cybele was een oorspronkelijk Anatolische moedergodin, en haar Phrygische cultus werd
door de Grieken overgenomen en verspreid. Zij werd geassimileerd met de Griekse godin
Gaia en Demeter, maar ook met Isis. In 204 v. Chr. werd haar cultus door de Romeinse
senaat toegelaten.
Cybele
Isis Thermutis
De belangrijkste godin van Noord-Syrië was Atargatis, vruchtbaarheids- en belangrijkste
beschermgodin. Haar belangrijkste heiligdom was te Hierapolis, iets ten noordwesten van
Aleppo. Bij haar tempels, zoals in Edessa, waren vijvers met vissen die allleen door haar
priesters mochten worden aangeraakt. Haar cultus raaakte wijd verbreid door Syrische
handelaren. In de 3e eeuw v. Chr. was haar cultus al verspreid naar Egypte en
Griekenland. Op den duur assimileerden de cultussen van Atargatis, Ba’alat Gebal en
19
©posterheide brabant, helmond
Astarte, van oorsprong aparte godinnen met eigen cultussen, tot bijna niet te
onderscheiden godinnen. Atargatis werd zelfs vereenzelvigd met Aphrodite en Cybele.
De mysteriecultus rondom Dionysos was vooral populair in Anatolië en op de Griekse
eilanden, veel minder op het Griekse vasteland. In de Hellenistische tijd zou de cultus zich
ook verspreiden naar Noord-Egypte en het Midden-Oosten (bijv. Jerash).
In de Hellenistische tijd ontstond een desillusie in de traditionele religie. Door de opkomst
van filosofie en wetenschapsbeoefening waren de goden van veel van hun traditionele
domeinen verdreven. De Sophisten pleitten voor een centrale plaats van de mensheid.
Het geloof in het Euhemerisme werd populair, d.w.z. goden werd enkel beschouwd als
oude koningen en helden. De filosoof Epicurus verkondigde de leer van ongeïnteresseerde
goden die ver de mensenwereld vandaan verbleven. Daarnaast kwam de apotheose van
heersers en koningen op, wat de unieke positie van goden ondermijnde.
Magie werd op grote schaal gepraktiseerd. In Hellenistische tijd werden vaak orakels
geraadpleegd en voorspellingen gebruikt. Symbolen werden op de huisdeuren
aangebracht om geluk te brengen en ongeluk af te wenden. Ook ontwikkelde zich in deze
tijd een complex systeem van astrologie die karakter en toekomst van iemand probeerde
te duiden in de bewegingen van zon, maan en planeten. Astrologie was in Babylonië
onstaan waar het enkel van toepassing was op de natie of de koning. De Grieken werkten
het in Hellenistische tijd uit tot een fantastisch complex systeem. De astrologie was nauw
verbonden met de cultus van Tyche.
Dendera, Egyptische constellaties, Ptolemaeïsch
Een alternatief voor de traditionele religie werd geboden door de Hellenistische filosofie.
Het meest verbreid was het Stoïcisme die leerde dat de mens hun lot moesten accepteren
volgens de wil van god. Diametraal hiertegenover staat de leer van het Epicurisme. Hier
is het menselijk geluk het hoogste goed in het bestaan. Centraal hierbij staan het
vermijden van angst en pijn, en het bevrijden van de angst voor goden en de dood. De
Cynici kenden een verachting van conventies en materieel bezit. Al deze visies bleven
echter beperkt tot een kleine elitaire groep.
Het Hellenistisch Judaïsme combineerde de Joodse traditionele religie met elementen van
de Griekse cultuur. De belangrijkste centra van Hellenistisch Judaïsme waren eeuwenlang
Alexandrië en Antiochië. Het bestond ook in Jeruzalem tijdens de Tweede Tempelperiode,
toen conflicten uitbraken tussen de ‘Hellenisten’ en de traditionalisten.
Het belangrijkste literaire product van het contact van het Judaïsme van de Tweede
Tempel en het Hellenisme is de Septuagint vertaling van de Hebreeuwse Bijbel uit het het
20
©posterheide brabant, helmond
Bijbels Hebreeuws en het Bijbels Aramees in het Griekse koinè. Volgens de legende zou
Ptolemaios I de vertaling van de Torah (Pentateuch) gesponsord hebben. De Griekse
vertaling was met name in gebruik bij de Joden van Alexandrië die vloeiend Grieks
spraken, maar geen Hebreeuws meer kenden.
Manuscripten van de Septuagint zijn gevonden bij de boekrollen van Qumran.
De literaire inhoud en de hoeveelheid Dode Zeerollen suggereren een milieu van Joodse
geleerden die op verschillende intellectuele niveaus hun voorvaderlijke tradities wilden
begrijpen. De mensen achter de Dode Zeerollen hielden zich bezig met de uitleg van de
gezaghebbende teksten, de Joodse wet, maar ook met wetenschap, magie en zelfs
geschiedschrijving. Het Hellenisme had een zelfbewustzijn en historisch besef bij de
Joodse gemeenschap veroorzaakt.
Veel van de teksten zijn op verschillende wijzen aan elkaar gerelateerd en lijken niet
gezien te kunnen worden als een toevallige selectie van allerlei Joodse teksten. De rollen
vertegenwoordigen een bredere stroming van Joods denken. Deze stroming bestond
mogelijk uit meerdere maar verwante groepen. Specifieke toeschrijving aan Essenen,
Farizeeën of Sadduceeën is zeer moeilijk. De verscheidenheid in het Jodendom van die
tijd was vele malen rijker dan voorheen gedacht.
Een belangrijk aspect van de Essenen en de Qumran-sekte was hun exclusivisme. Zij
beschouwden zichzelf als het enige ware Israël en zagen de rest van de Joden als
afvalligen. De leden van de sekte mengden zich niet in het gewone religieuze leven. De
Essenen zagen zichzelf waarschijnlijk meer als een partij binnen het normale Judaïsme.
De leden van de Qumran sekte daarentegen geloofden dat hun gemeenschap de ware
tempel vormden.
Nemrut Dag, Kommagene, Antiochos I
Het koninkrijk Commagene was een zelfstandig rijk in het zuidoosten van Turkije tijdens
de Hellenistische periode (163 v. Ch-17 na Chr.). Het ontstond toen de satraap Ptolemaios
zich onafhankelijk maakte van het vervallende Seleucidische rijk. Ptolemaios was verwant
aan de Parthische koningen, maar zijn opvolger Mithridates I Callinicus omarmde het
Hellenisme en huwde met de Syrische Griekse prinses Laodice VII Thea, waardoor er ook
een familiaire band ontstond met Alexander de Grote. Zo werd het rijk van Commagene
meer Grieks dan Perzisch. De opvolger van Mithridates werd zijn zoon Antiochos I Theos.
Hij wilde zijn eigen cultus in de Griekse vorm van het Zoroastrisme. De goden die hij
aanbad, waren een syncretisme van Griekse, Armeense en Perzische goden, zoals
Hercules-Vahagn, Zeus-Aramazd en Apollo-Mithras. Perzische en Griekse invloeden zijn
volop aanwezig in de beelden van zijn grootse heiligdom en graf te Nemrut Dag. Hij
praktiseerde astrologie en verbond de berekening van het kalenderjaar van Commagene
met de cyclus die door de Egyptenaren werd gebruikt.
21
©posterheide brabant, helmond
Judaïsme in de Hellenistische en vroeg Romeinse periode
De periode van het judaïsme in de hellenistische tijd wordt gekenmerkt door een steeds
veranderende wereld. De Joden in Judea werden geregeerd door niet-Joodse heersers,
maar er waren ook perioden van onafhankelijkheid. Het Joodse leven werd voor een deel
gevormd door de interactie met niet-Joden, Grieken en Romeinen, Nabataeërs,
Phoeniciërs en Egyptenaren.
De controle over de smalle, strategische landbrug tussen de twee rijken van Ptolemaeën
en Seleuciden, waar onder andere Judea lag, werd hevig bevochten gedurende de 3e eeuw
v. Chr. In Judea bestonden verschillende facties rondom invloedrijke families zoals de
Oniaden en Tobiaden, die politieke allianties sloten met de Seleuciden en Ptolemaeën. De
Oniaden beheersten de functie van hogepriester van de tempel van Jeruzalem en leken
daarmee aan het hoofd te staan van de Judese maatschappij. Maar de Tobiaden waren
als belastinginners voor de Ptolemaeïsche vorsten ook machtig. De Ptolemaeën heersten
in feite over het gebied, maar in 200-198 v. Chr. lukte het Antiochus III het gebied in
Seleucidische handen te brengen. De goede relatie tussen Joden en Seleucidische vorsten
verslechterde onder Antiochus IV. In Jeruzalem streden Jason en zijn broer Onias III om
het hogepriesterschap. Het hogepriesterschap werd gepolitiseerd: de hogepriester werd
ook belastinginner in een tijd van drastische belastingverhogingen. De Romeinen
mengden zich in deze tijd in de machtsstrijd in het gebied, na de slag bij Apameia in 168
v. Chr. De situatie in Jeruzalem was in deze tijd niet duidelijk, maar Antiochus IV belegerde
Jeruzalem, nam de stad in 167 v. Chr. en plunderde de tempel. Hij begon zelfs de Joodse
cultus te onderdrukken. Tegen deze maatregelen ontstond een guerrillabeweging, de
Makabese opstand. In 164 v. Chr. werd de tempel heroverd en opnieuw ingewijd. In 152
v. Chr. kreeg een broer van Judas Makkabeüs, Jonathan, het hogepriesterschap in handen
en werd de eerste Hasmonese heerser over Judea.
Judas Makkabaeüs
Jonathan en zijn opvolgers breidden het gebied van Judea behoorlijk uit. Onder
Aristobulus I op het einde van de 2e eeuw v. Chr. namen de Hasmonaeërs ook de
koningstitel aan. Hasmonese munten droegen het oud-Hebreeuwse schrift. Sommige
munten hadden Griekse of Aramese teksten, noodzakelijk vanwege de vele niet-Joodse
volkeren in hun rijk. Judea kwam in de 2e eeuw v. Chr. op als grootste macht in Palestina.
De politieke en religieuze opvattingen van de Hasmonaeërs zouden grote invloed hebben
op het latere judaïsme. Onder Antiochus VII kregen de Joden zelfs het recht eigen munten
te slaan. Johannes Hyrkanus I kreeg in Rome officiëel de onafhankelijkheid van de
Hasmonaeeërs bevestigd. Hij regeerde als hogepriester en Joodse koning van 134 tot 104
22
©posterheide brabant, helmond
v. Chr. Aristobulus I regeerde vervolgens slechts 1 jaar. Hij bekeerde Galilea tot het
Jodendom door de besnijdenis van de mannen. Onder zijn opvolger bereikte het rijk van
de Makkabaeën zijn grootste omvang, van de kustgebieden, tot Samaria en Moab.
Tegelijkertijd groeide de sectarische onvrede, met name de Farizeeërs tegen de
Saduceeërs die de Hasmonaeërs steunden.
Munt van Johannus Hyrkanus I
Sinds de opkomst van de Hasmonaeërs lijken voor het eerst duidelijke groepen als
Farizeeërs, Sadduceeën en Essenen op de voorgrond te treden. De Sadduceeën zouden
volgens Flavius Josephus een elitaire en aristocratische beweging zijn geweest, die een
strikte interpretatie van de voorvaderlijke teksten voorstonden. De Farizeeën werden door
Flavius Josephus en ook in het Nieuwe Testament neergezet als een beweging met veel
invloed. Waarschijnlijk waren zij helemaal niet de wettische scherpslijpers zoals wij ze uit
het Nieuwe Testament kennen. Zij waren de navolgers van de vroegere Hasmonaeërs en
hielden zich fanatiek vast aan de Mozaïsche Thora aangepast aan de veranderde
omstandigheden. De Essenen worden door Josephus omschreven en sommige van de
karakteristieken komen overeen met de Regel van de Gemeenschap, gevonden in de
grotten van Qumran. In ieder geval deelden al deze groepen een bezorgdheid omtrent de
juiste uitleg van de voorvaderlijke tradities. Bijzonder is dat er teksten zijn gevonden die
zeer kritisch over de Hasmonese koningen zijn, maar ook positieve woorden hebben.
De Romeinse aanwezigheid in het oostelijk Middellands Zeegebied kwam voort uit de
inmenging in de conflicten tussen de Hellenistische koninkrijken in de 2de eeuw v. Chr. Na
hun overwinning op Hannibal richtten de Romeinen zich op Macedonië en in 167 v. Chr.
wisten ze dat koninkrijk in te nemen. Ze trokken vervolgens ten strijde tegen de Seleuciden
van Syrië en versloegen koning Antiochos III in 189 v. Chr. De Romeinse aanwezigheid in
het oosten werd belangrijker toen koning van Pergamon in Klein-Azië in 133 v. Chr. stierf
zonder erfgenaam en zijn koninkrijk aan Rome naliet. Toen Pompeius in 64 v. Chr. de
opdracht kreeg om af te rekenen met koning Tigranes van Armenië, maakte hij eerst een
einde aan het restant van het Seleucidische Rijk voordat hij Tigranes versloeg. Dat leverde
de nieuwe Romeinse provincie Syrië op. Pompeius dwong nu een wapenstilstand af tussen
Johannes Hyrkanus II en zijn broer Aristobulus II. Omdat de aanhangers van Aristobulus
II zich op de Tempelberg hadden verschanst, namen de Romeinen dat deel van Jeruzalem
gewapenderhand in. Daarbij kwamen 12.000 Joden om het leven. In 63 v. Chr. benoemde
Pompeius Johannes Hyrkanus II weer tot hogepriester. Hij bleef het ambt vervullen van
63 tot 40 v. Chr. en werd later op bevel van Herodes de Grote geëxecuteerd.
In 40 v. Chr. vielen de Parthen Syrië binnen en veroverden Judea. De Parthen moedigden
de anti-Romeinse sentimenten aan en installeerden Antigonos, die door Pompeius was
verdreven. In hetzelfde jaar werd Herodes door de senaat tot koning van Judea
uitgeroepen. Hij veroverde in 37 v. Chr. Jeruzalem op Antigonus en de Parthen.
23
©posterheide brabant, helmond
Uiteindelijk wist hij zijn loyaliteit bij Octavianus geaccepteerd te krijgen. Tot aan zijn dood
in 4 v. Chr. zou hij een uitstekende cliënt-koning van Rome blijken. Augustus vergrootte
zijn rijk enorm, en gaf hem de controle over de kopermijnen op Cyprus. Johannes
Hyrkanes II werd naar Babylon gedeporteerd, Herodes moest vluchten. Herodes vluchtte
naar Rome om steun te krijgen van Marcus Antonius. Hij keerde terug naar het oosten
met een leger onder leiding van Ventidius, een van de beste generaals van Marcus
Antonius. Ventidius verdreef de Parthen in 38 v. Chr. uit Syrië. Herodes werd in Jeruzalem
geïnstalleerd als vazalkoning van de Romeinen. In de burgeroorlog tussen Marcus
Antonius en Octavianus sloot Herodes zich aan bij Octavianus. Na de overwinning op
Antonius en Cleopatra in 31 v. Chr. beloonde Octavianus Herodes met een flinke
gebiedsuitbreiding. Hij kreeg nu ook het bewind over de kuststrook van Phoenicië en de
steden in het zuiden van Syrië.
Herodes de Grote
Omdat Herodes niet gekwalificeerd was voor het hogepriesterschap werd het koningschap
gesplitst van het hogepriesterschap (Herodes kwam uit Idumea, een gebied dat nog maar
sinds kort deel uitmaakte van Judea, en zijn familie was van Arabische oorsprong). Hij
moest ook laveren tussen de Joodse groepen die fel gekant waren tegen
hellenisering/romanisering en de noodzaak de Romeinen te vriend te houden. Zo
organiseerde hij in 30 v. Chr. de Actische Spelen in Jeruzalem ter ere van de overwinning
van Octavianus op Marcus Antonius bij Actium, liet een theater en amfitheater in
Jeruzalem bouwen, en herbouwde de hoofdstad van Samaria als het nieuwe Sebaste.
Daarnaast begon hij 22 v. Chr. met de vergroting van de tempel van Jeruzalem. De
Klaagmuur was een onderdeel van de westelijke muur die Herodes om het tempelcomplex
liet bouwen. De oude stad Jericho werd tot vesting uitgebouwd, nieuwe steden als
Herodium verrezen, en de paleisburcht van Masada werd gebouwd. Ook liet hij de nieuwe
havenstad Caeasarea Maritima aanleggen. Daarmee kwam een nieuwe HellenistischRomeinse ‘deken’ over het gebied. Toch had hij vanaf het begin van zijn kroning
tegenstand ondervonden van de Hasmonaeërs. De elite imiteerde de Herodiaanse familie
in het naleven van de Romeinse cultuur, met de komst van Rome was een einde gekomen
aan onafhankelijkheid. Tempel en Wet stonden centraal, maar hoe de Wet moest worden
uitgelegd, was in debat.
Qumran ligt niet ver van de noordwestoever van de Dode Zee. Sinds in 1947 hier in grotten
de eerste Dode Zeerollen ontdekt zijn, staat deze plaats in het middelpunt van de
belangstelling. De grotten bevinden zich niet ver van een oude nederzetting, Khirbet
Qumran. Hier zijn bewoningslagen gevonden uit de tijd van de Hasmonaeërs. De teksten
dateren vanaf de 2e eeuw v. Chr. De meeste specialisten geloven dat het een stad van
Essenen was, hoewel deze een ascetisch bestaan leidden, en bij de opgravingen een
zekere welvaart is waargenomen. In totaal zijn ca. 500 teksten gevonden, in het Aramees,
Hebreeuws en Grieks. De nederzetting Qumran ligt op een mergelplateau aan de
24
©posterheide brabant, helmond
noordwestelijke oever van de Dode Zee, ongeveer 40 meter boven zeeniveau. Het is een
strategisch gelegen plek. Het gebied kwam onder het gezag van de Hasmonaeërs tijdens
de eerste bouwperiode van de nederzetting. Opmerkelijk is het grote aantal baden en
bassins in Qumran. Sommige zijn wellicht gebruikt voor wateropvang, andere werden
gebruikt voor rituele reiniging (mikveh).
De gevonden nederzetting moet rond 100 v. Chr. gebouwd zijn en was 160 jaar in gebruik.
Rond 30 v. Chr. werd de nederzetting onder Herodes uitgebreid.
De tweede bouwfase van Qumran was omvangrijker dan alleen herbouw. Volgens
sommigen wijst de uitbreiding op een verandering van functie vanwege nieuwe bewoners
die het gebouw gebruikten als een sektarisch centrum. Het aantal bewoners van het
complex wordt geschat op 30 tot 50 personen.
Qumran
De mensen die de Dode Zeerollen kopieerden, behoorden tot de maatschappelijke
tussenlaag, zij waren geleerde mensen die zich op hoog niveau wijdden aan de
bestudering van de Joodse voorvaderlijke tradities. De mensen achter de Dode Zeerollen
hielden zich bezig met de uitleg van de gezaghebbende teksten, de Joodse wet, maar
ook met wetenschap, magie en zelfs geschiedschrijving. Zij vormden deel van de Joodse
maatschappij. De rollen vertegenwoordigen een bredere stroming van Joods denken. Deze
stroming bestond uit mogelijk meerdere verwante groepen. De verscheidenheid in het
Jodendom van die tijd was vele malen rijker dan voorheen gedacht.
Naast monotheïsme, besnijdenis en het vieren van de Sabbat behoorden de
reinigingsregels tot de meest karakteristieke elementen van het vroege Jodendom. Vanaf
de 2e eeuw v. Chr. lijkt een ‘democratisering’ van priesterlijke reinheidsregels te zijn
opgekomen. De priesterlijke regels werden steeds meer door andere Joden, onafhankelijk
van het bezoeken van de tempel. Joden moesten ritueel rein zijn wanneer zij in de
nabijheid van God waren.
Vanaf de 1e eeuw v. Chr. werden rituele baden door de Joden ontwikkeld, miqveh. Wat
aanvankelijk een priesterlijk ritueel was geweest, raakte weid verspreid ver buiten
Jeruzalem. Qumran is vanwege de aanwezigheid van rituele baden sterk verbonden met
de Joodse materiële cultuur van die tijd.
25
©posterheide brabant, helmond
Nabataeërs, wierookroute en handel
De van oorsprong Arabische Nabataeërs kwamen wellicht in de zesde eeuw v. Chr. in de
buurt van Petra, in het zuiden van Jordanië. 312 v. Chr. is het eerste historische jaartal
t.a.v. de Nabataeërs vanwege een door Diodorus Siculus vermelde rampzalige militaire
expeditie door de Seleuciden uit Syrië tegen Petra. In die tijd verzorgden zij al de handel
tussen Arabia Felix en het oostelijk deel van het Middellands Zeegebied. Tot in de eerste
eeuw v. Chr. wisten de Nabataeërs hun positie van onafhankelijkheid te bewaren, tot de
Romeinse keizer Augustus. In 106 na Chr. werd het Nabataeïsche rijk door keizer Trajanus
tot kolonie van het Romeinse rijk gemaakt.
De Nabataeërs waren een woestijnvolk waarvan de karavanen de kostbare goederen uit
Zuid-Arabië, met name wierook en myrrhe, naar het Middellandse Zeegebied vervoerden.
Wierook en myrrhe waren al eeuwenlang de meest profijtelijke producten van het Arabisch
schiereiland, met name Yemen. Het zorgde eeuwenlang voor een bloeiende economie in
Yemen. Daarnaast brachten aromatische producten uit Dhofar en luxe goederen uit India
welvaart in de koninkrijken van Arabië. Er was handel over land en per schip. Karavanen
brachten de goederen naar het noorden naar Shabwa en vandaar naar de koninkrijken
van Qataban, Saba, Ma’in, Palestina en verder. Tolbetalingen onderweg maakten de
producten uiterst duur. De Nabataeërs maakten zich meester van Petra dat halverweg de
Golf van Aqaba en de Dode Zee lag op een punt waar de wierookroute van Arabia naar
Damascus de landroute van Petra naar Gaza kruiste. Daarmee werden de Nabataeërs de
monopolisten langs de wierookroute. Hun controle over de handel strekte zich over een
immense gebied uit en versterkte zich zelfs in Romeinse tijd.
Nabateïsche handelsroutes
26
©posterheide brabant, helmond
In de 2e eeuw v. Chr. moet er zich een koninkrijk hebben gevormd. Als eerste koning
geldt Aretas. In de tijd erna bemerkt men de invloed van de Hellenistische monarchieën,
zoals bijnamen ‘philhellenos’ en het tot god verklaren van de koning na de dood. Toch
was het Nabataeïsche rijk nooit een ‘normaal’ Hellenistisch koninkrijk. Het bezat geen
eigen landsgrenzen, de Nabataeërs waren ook in hun gebied niet het enige volk. Er moet
een symbiotische coëxistentie geweest zijn met de niet-Nabataëische boeren. De
Hasmonaeër Alexander Iannaeus nam de voor de Nabataeërs zo belangrijke haven Gaza
aan het begin van de eerste eeuw v. Chr. voor korte tijd in. Het Nabataeïsche rijk genoot
de handelszekerheid van de Pax Romana, maar sinds het midden van de 1e eeuw na Chr.
boette de handel in aan waarde, o.a. omdat de Romeinen door een verbeterde
scheepvaart de goedkopere zeeroute konden gebruiken. In 106 na Chr. werd het rijk een
Romeinse provincie.
Door de strategische positie tussen en intensieve contacten met de naburige culturen van
Egypte, Syrië en de Griekse culturele suprematie ontstond in de Nabataeïsche cultuur een
wonderlijke versmelting van vormen in de bouwkunst. Het werd het mooiste voorbeeld
van acculturatie. Grieks-Romeinse invloed is overal zichtbaar in Petra, maar ook in Mada’in
Saleh in Arabië of Avdat in Israël.
Mada’in Saleh, graven
De belangrijkste god in Petra was Dushara, de belangrijkste van het Nabataeïsche rijk en
in Hellenistische tijd gelijkgesteld met Zeus of Dionysos. Hij werd als een bethyl
uitgebeeld, een rechthoekige stèlè al dan niet in een nis. In zijn tempel in Petra werd hij
als zwarte steen op een gouden podium vereerd. Bethyls komt men echter op allerlei
plaatsen tegen, vaak in de rotswanden, soms hele families van stèlès. In de dodencultus
kende men de nefesh, reliëfs in de vorm van spitse pijlers of ‘obelisken’.
Al-Uzzá werd ook door de Nabataeërs vereerd, een van de drie hoofdgodinnen uit de
vroege Arabische religie, en door de Nabataeërs gelijkgesteld met Aphrodite Ourania. Zij
was in Arabië en bj de Nabataeërs een godin van een triade in het gevolg van Allah. De
godin Allat hoorde ook tot deze triade, en werd gelijkgesteld met Athena en Tyche. De
goden van de Nabataërs werden uiteindelijk als menselijke figuren uitgebeeld onder
invloed van de Grieks-Romeinse dominantie.
27
©posterheide brabant, helmond
Het grootste monument in Palmyra is de Bel-tempel. De tempel is gebouwd in opdracht
van keizer Tiberius, begonnen vóór 19 na Chr., om de entree van Palmyra in het Romeinse
rijk plechtig te bekrachtigen. Op het eerste gezicht is de tempel een klassieke vorm,
pseudipteraal, korinthisch. Afwijkingen van de klassieke tempels vallen ook direct op. Een
talud bevindt zich aan de brede in plaats van de korte zijde van de tempel. De ingang is
aan de brede zijde, maar niet precies in het midden van deze zijde. In het interieur is niet
één cultische plaats, maar twee, recht tegenover elkaar. In deze twee thalamoi bevonden
zich waarschijnlijk de beelden van de goden. De astrale symboliek is een belangrijk
bestanddeel van de betekenis van het decor van de thalamos. In de noordelijke thalamos
bevindt zich een adelaar, met afbeeldingen van de goden van de maan en de zon. In de
Palmyreense symboliek stelt de adelaar Bel voor, terwijl de zon de god Iarhibol en de
maan de god Aglibol voorstellen, een goddelijke trias met astrologisch karakter. In de
koepel bevinden zich de busten van de zeven planeten; hieromheen de afbeeldingen van
de dierenriem. Op de hoeken voorstellingen van de adelaar, die de hemel lijkt te dragen.
In de tempel waren ook drie beelden van Tiberius, zijn zoon Drusus en Germanicus
opgesteld, mogelijk als pendant van de godenbeelden in de kamer van de zuidelijke
thalamos. Zo werden de drie leden van de keizerlijke familie vergoddelijkt en werden
gezellen van de goden in één en hetzelfde heiligdom. Zo hadden de Palmyrenen een
‘Babylonische’ tempel, zoals de mode van die tijd wilde, zo had de keizer zijn keizerlijke
cultus tot aan het gebied van de Parthen ingevoerd, ultieme assimilatie ten noorden van
het Nabataeïsche gebied.
Palmyra, Bel tempel, noordelijke thalamos
Bel tempel
De Nabataeërs legden een veiligheidscordon aan met wachtposten en bewaakte
waterplaatsen langs hun handelsweg naar Arabia. Een tweede weg hadden zij ten noorden
daarvan in bezit, de karavanenweg door de Wadi Sirhan. De Nabataeërs wisten
roofzuchtige bedoeïenen van zich af te schudden, maar de agressieve economische
politiek van de Ptolemaeën in Egypte, die de Zuid-Arabische handel wilden annexeren viel
hen zwaar. Een vorm van tegenstand was zeeroverij. Daarnaast probeerden de
Nabataeërs zich voorzichtig te verzoenen met de Seleuciden in het noorden.
De periode tussen 75 en 25 v. Chr. was er een van politieke intriges en militaire
interventies geweest. Rome maakte de dienst uit, maar Nabatea wist uiteindelijk
ongehinderd handel te blijven drijven. Nabatea genoot de handelszekerheid van de Pax
Romana, maar sinds het midden van de eerste eeuw na Chr. boette de handel meer en
meer aan waarde in. Door het binnendringen van nomadenstammen in het noorden
moesten diverse Nabataeïsche steden worden opgegeven, de Romeinen konden door een
verbeterde scheepvaart de goedkopere zeeroute gaan uitbuiten. Geleidelijk aan gingen
meer Nabataeërs over van de handel op de landbouw. In 106 na Chr. wordt Nabatea een
Romeinse provincie. Met de politieke autonomie ging echter ook de nationale en etnische
identiteit verloren. De Nabataeïsche religie raakte meer en meer verwant aan de Grieks28
©posterheide brabant, helmond
Romeinse. Tot 106 na Chr. was Petra de hoofdstad. Zeer opmerkelijk is de overweldigende
invloed van Grieks-Romeinse vormen in de bouwkunst, bij tempels en graven.
Waarschijnlijk waren de graven met klassicistische gevels voor leden van het Nabataeïsche
koningshuis bestemd, en voor personen van status, zoals bij de Khazne-Firaun of Ed Deir.
Aan de oostkant van de Jordaan heersten de Arabische koningen gedurende de gehele 1e
eeuw na Chr.. Zij stichtten een nieuw bestuurscentrum in Bosra. In 106 werd het
koninkrijk echter in de Romeinse provincie Arabia veranderd. Van toen af monopoliseerden
de handelaren van Palmyra de handel in de woestijn. In Bosra kwamen vijf belangrijke
Romeinse wegen samen. Tot 106 was het het belangrijkste steunpunt van de Nabataeërs.
Toen het in 106 hoofdstad werd van de nieuwe Romeinse provincie Arabia, breidden de
Romeinen de stad enorm uit met o.a. het indrukwekkende theater uit ca. 200 na Chr.
Palmyra, detail kolonnade-straat
Bij de oase van de zwavelhoudende Efqa-bron in de Syrische woestijn ligt de grandioze
stad Palmyra. De Semitische naam voor de stad was altijd Tadmor, dat klonk als tadmor
(= dadelpalm). De oase vormde de belangrijkste halte door de woestijn van de Euphraat
naar de Middellandse Zee. Na de verovering van Pompeius van het Seleucidische rijk in
64 v. Chr. kwam Tadmur tussen de Romeinse en Parthische invloedssferen te liggen. De
Palmyrenen schikten zich naar het gezag van de Romeinen, maar bleven ook met de
Parthen ‘on speaking terms’. Zo creëerden zij een neutrale zone, waarin de handel kon
bloeien, zeker naarmate de Romeinen meer behoefte kregen aan exotische producten als
parfum, ivoor, specerijen en zijde. De stad bloeide in de tweede en derde eeuw vanwege
de terugval van Petra in Jordanië. In 273 werd de stad door keizer Aurelianus verwoest.
Vanwege de halfnomadische, in stammen verdeelde maatschappijstructuur was er in
Palmyra geen echt Pantheon van goden. Elke stam vereerde naast lokale beschermgoden
goden van heel verschillende herkomst. Naast inheemse goden, werden er goden uit
Noord- en Zuid-Syrië, Arabië en Mesopotamië vereerd. Volgens textuele overlevering
bezat Palmyra vier hoofdheiligdommen, die het gemeenschappelijke van de vier
hoofdstammen representeerden: de tempel van Baalshamin, god van de hemel, de tempel
van Arsu, een inheemse kamelen- en karavanengod, de tempel van de oud-Syrische
Atargatis, en die van goddelijke broers Aglibol, Maan, en Melakbel, Zon. Daarnaast was
de Bel-tempel de gemeenschappelijke nationale cultusplaats. Bel, wellicht voortgekomen
uit de Mesopotaamse Bal-Marduk, werd als heerser over het universum door Grieken en
Romeinen met Zeus/Jupiter geïdentificeerd. Het kosmische karakter van deze god komt
daarin tot uitdrukking, dat hij in een trias optreedt met Yarhibol, een oude lokale brongod,
die later met de zon werd geïdentificeerd, en Aglibol, een maangodheid. Ook Baalshamin,
29
©posterheide brabant, helmond
die als god van de hemel en vruchtbaarheid gebruik kon maken van bliksem en regen en
gelijkgesteld werd met de Nabateïsche Dushara en de Grieks-Romeinse Dionysos/
Bacchus, trad in een trias gemeenschappelijk op met Aglibol en Melakbel.
Daarnaast hadden de oudoriëntaalse godin Allat-Athena en Nabu-Apollo in Palmyra
belangrijke heiligdommen.
De cultuspraktijken van de individuele goden werden uitgeoefend door georganiseerde
priestergenootschappen, thiasoi. Belangrijkste cultuspraktijk was het verbranden van
wierook of het offeren van vruchten. Deze offers vonden vaak op vuuraltaren plaats, op
de daken van de tempels. Daarnaast werden er veel dieren geofferd. Aan de
cultusmaaltijden namen behalve de priesters ook mensen van buiten deel die moesten
beschikken over ‘toegangskaarten’ (tesserae). Triclinia voor de maaltijden zijn in enkele
tempels teruggevonden. Ook in de hof van grote Bel-tempel zijn lage banken voor de
banketten gevonden.
Baalbek, tempel Jupiter Heliopolitanus
De plaats Baälbek in de Bekaa-vallei in Libanon was een heilige plek, gewijd aan de
semitische god Baal. De Grieken noemden het heiligdom Heliopolis, en vervingen de
Phoenicische triade (Baal-Shamash, Aliyan en Astarte) door Jupiter/Zeus, Aphrodite/
Venus en Hermes/Mercurius / Bacchus. Syncretistische theologie versmolt Zeus met Baal,
Aphrodite met Atargatis ; het semitische equivalent voor Mercurius blijft een vraag. Keizer
Tiberius liet op de akropolis een schitterende tempel bouwen ter ere van Jupiter
Heliopolitanus. Tot in het midden van de 3e eeuw zou aan het complex van tempels
gebouwd worden. Het terrein omvat 7 hectaren en betreft drie tempels. Baalbek bereikte
het hoogtepunt van haar bloei tijdens de periode van de ‘Syrische’ keizers in het begin
van de 3e eeuw.
Op het dak van de Bacchustempel werd waarschijnlijk de inheemse zonnecultus vereerd.
In de tempelruimte zelf speelden zich initiatierites en mysteriecultische praktijken af.
De immense altaren benadrukken de betekenis van de op de daken gehouden riten die
voor de Arabisch-Aramese volkeren van Voor-Azië typisch zijn, zoals ook in Petra en
Palmyra.
Over de identificatie van de goden bestaat nog altijd onzekerheid. Probleem daarbij is dat
men altijd het Romeinse pantheon van goden in het hoofd heeft, terwijl de cultussen een
30
©posterheide brabant, helmond
zeer lokaal aspect bezaten en inheemse goden betroffen. De tempels werden aan Syrische
goden gewijd, die nooit geheel met de Romeinse goden geassimileerd zijn.
Blijkbaar berustte de religieuze opvatting in Baalbek op het idee van een trias: een god
de vader als schepper en waarschijnlijk zonnegod; een godin die een kind draagt en
misschien aan het principe van water beantwoordt; een goddelijke zoon die door het
godenechtpaar opgevoed wordt en de vegetatie voorstelt.
Hatra, tempel
Hatra in Iraq werd waarschijnlijk in de 3e of 2e eeuw v. Chr. gebouwd door de Seleuciden.
Nadat de Parthen de stad hadden ingenomen, bloeide hij tijdens de 1e en 2e eeuw na Chr.
als een religieus- en handelscentrum. Later werd het waarschijnlijk de hoofdstad van
mogelijk het eerste Arabische koninkrijk in de reeks steden met Palmyra en Petra. De door
Hatra beheerste regio was het koninkrijk Araba, een half-autonoom bufferkoninkrijk aan
de westgrens van het Parthische rijk. De stad werd diverse malen door de Romeinen
aangevallen. De Grote Tempel domineerde een groot terrein met tempels. Hier was een
extreme vermenging van Griekse, Mesopotaamse, Kanaänitische, Aramese n Arabische
pantheons. Er waren tempels van Nergal, Herms, Atargatis, Allat, Shamash, Ashur en Bel.
31
©posterheide brabant, helmond
Romeinse keizertijd. Polytheïsme en Monotheïsme
Herodes had vanaf zijn kroning tegenstand van de Hasmonaeërs ondervonden. Hij liet zijn
eerste vrouw vermoorden, omdat zij een verwante was van de laatste koning van de
Hasmonaeërs. In 9 v. Chr. beging hij de grote fout het koninkrijk van de Nabataeërs
binnen te vallen vanwege een lening die niet was afbetaald. Hij had echter geen
toestemming gevraagd aan Augustus of de gouverneur van Syrië. Daardoor verzwakte
zijn positie ernstig. In 4 v. Chr. stierf hij. Zijj zoon Archelaüs volgde hem op. In 6 na Chr.
werd Archelaüs afgezet en werd Judea gëannexeerd en een Romeinse provincie. Pontius
Pilatus was éën van de Romeinse procurators, hij bestuurde Judea van 26 tot 37 na Chr,
en ook hij kreeg te maken met de sterk verdeelde religieuze en politieke facties onder de
Joden.
Onder Claudius werd er weer een vazalkoning benoemd, Herodes Agrippa I. Hij stierf
echter al in 44 na Chr. De daarna benoemde procurators traden strenger op tegen
degenen die weigerden deel te nemen aan de cultus van Roma en Augustus. De
spanningen namen toe als gevolg van hongersnood, belastingen en werkloosheid. In 66
na Chr. braken ernstige ongereldheden uit in Caesarea, waarbij Grieken en Joden elkaar
aanvielen.
Vervolgens
vond
een
grote
opstand
in
Jeruzalem
plaats.
In 67 na Chr. kreeg Vespasianus de opdracht de Joodse oorlog te voeren. De Joodse
historicus Flavius Josephus was één van de Judese generaals die tegenover Vespasianus
stond. Vespasianus zegevierde uiteindelijk over Josephus, maar raakte bevriend met hem.
Toen Vespasianus keizer werd, belastte hij Titus als veldheer over 40.000 manschappen
met de Joodse oorlog. Titus nam in 70 na Chr. Jeruzalem in, de tempel werd verwoest,
de tempelschatten naar Rome gevoerd. Naar schatting stierven 220.000 mensen bij het
beleg. Masada was inmiddels uitgegroeid tot grootste haard van verzet, maar viel in 73
na Chr. Alle verdedigers op drie na pleegden zelfmoord voordat de Romeinen de vesting
konden innemen.
Munt Vespasianus, Iudeae Capta
Veel Joden waren naar andere landen van het Middellands Zeegebied gevlucht, naar
steden van de diaspora als Antiochië, Alexandrië of Rome. Nieuwe opstanden kwamen,
zoals die van Cyrene en Alexandrië in 115-117. De belangrijkste opstand was echter in
Jeruzalem tijdens de regering van Hadrianus. Hadrianus wilde van Jeruzalem een nieuwe
stad maken met een Jupitertempel. In 132 verbood Hadrianus castratie en besnijdenis,
wat leidde tot een opstand van 3 jaar in Jeruzalem onder leiding van Simon Bar Kochba.
Hij voerde een guerilla-oorlog tegen de Romeinse legioenen, die pas na lange tijd en grote
verliezen werd gewonnen door de Romeinen. Hadrianus trad vervolgens meedogeloos op
tegen het judaïsme en het Judeïsche nationalisme. Het onderwijzen van de Mozaïsche wet
werd verboden.
32
©posterheide brabant, helmond
De Dode Zeerollen zijn van groot belang voor ons begrip van de vroegste christenen,
omdat zij voor het eerst heel duidelijk Joodse wortels laten zien van zaken die voor de
ontdekking als uniek christelijk werden beschouwd. Het is nu veel duidelijker dat het
vroege christendom één van de vele Joodse stromingen vormden. Na de ontdekking van
de rollen is het beeld van de interesses van de mensen uit die tijd in wetenschappen van
de oudheid en hun contacten met andere culturen volledig veranderd.
De geschiedenis van het christendom begint volgens de Bijbel en naar de mening van
christenen in Palestina in de dagen van Jezus van Nazareth. De directe aanleiding tot de
verspreiding van het christendom vormt het geloof van de volgelingen van Jezus. Jezus
zou de door God beloofde Messias zijn. Het concept van Messianisme ontstond in het
judaïsme. Christus is de Hebreeuwse vertaling van ‫משִׁיח‬
ָ (Māšîaḥ). Jezus werd in het
judaïsme niet geaccepteerd als een Joodse Messias en het idee van een goddelijke
Christus is altijd verworpen als afgoderij door het judaïsme. Religieuze Joden wachten nog
altijd op de eerste komst van de Messias, de christenen op de tweede komst. In het
Jodendom is de Messias vanaf de 2e eeuw v. Chr. een leider die een messiaanse periode
van vrede en welvarendheid voor Joden en andere volkeren gaat inluiden, die uiteindelijk
leidt tot de eindtijd. Mogelijk was het succes van het christendom de open leer, zonder
geheime inwijdingen. Het nieuwe monotheïstische geloof richtte zich tot iedereen zonder
aanzien van ras of stand en bood het vooruitzicht op een hiernamaals dat aanvankelijk
vooral aantrekkelijk was voor slaven en mensen uit de lagere standen.
Damascus, huis Ananias
Damascus, Bab Kisan
Dankzij Paulus kon het Christendom in de eerste eeuw enorm groeien. Hij had het
voordeel zowel Jood als Romeins burger te zijn, en kon zo zowel Joodse als Romeinse
toehoorders bedienen. Mogelijk werd zijn prediking bevorderd door de komst van
Griekssprekende nieuwkomers, zoals Joodse Cyprioten en Lybische Joden, naar ZuidTurkije en noordwest-Syrië, en die een meer liberale vorm van judaïsme beleden en meer
ontvankelijk waren voor een nieuwe canon. De Griekssprekende Joden werden sneller en
massaler bekeerd dan de Aramees sprekende Joden. Dat proces begon in Antiochië,
toentertijd de belangrijkste hellenistische stad in het Midden-Oosten. Vandaar verspreidde
het zich naar de verschillende steden en provincies van Syrië, zowel onder Hellenistische
‘Syriërs’ als Hellenistische Joden. Deze laatste groep werd vanwege grote opstanden tegen
de Romeinen in 70 en 130 uit Jeruzalem en Palestina verdreven aar Syrië.
Het Christendom was niet de enige religie die in de 1e eeuw populair werd. De Mithrascultus werd in het Romeinse rijk al vanaf de 1e eeuw v. Chr. gepraktiseerd en werd
gaandeweg zeer populair. Over het algemeen wordt aangenomen dat het mithraïsme van
Perzische oorsprong is, voortgekomen uit het zoroastrisme, maar niet van de leer van
Zarathustra. De cultus was een mysteriecultus met ingewijdenen. Er zijn weinig teksten
bewaard. De religie was erg populair bij soldaten, vrouwen waren niet welkom. De rituelen
33
©posterheide brabant, helmond
vonden plaats in een grot, waar de belangrijkste plaats ingenomen werd door een
voorstelling van de Mithras als tauroctonos (stierendoder). Recentelijk is gesuggereerd
dat het doden van de stier een symbolische voorstelling is van de constellaties. Mithras
wordt soms voorgesteld als geboren als herboren uit een rots, vandaar de beschrijving
van Mithras als ‘opgestaan uit de dood’. Eén van de centrale motieven is het doden van
de heilige stier door Mithras. Deze is geschapen door Ahura Mazda die ook aan Mithras
de taak opgelegd zou hebben hem te doden. Deze stier wordt wel gezien als het teken uit
de dierenriem. De populariteit van de Mithrascultus kan mede veroorzaakt zijn door de
koningschappen van Pontus en Parthia. Verschillende koningen noemden zich Mithridates.
Wellicht gaf Mithras hier zelfs aan een koning goddelijkheid.
Mithras
Heliogabalus
In het oostelijk deel van het Middelllands Zeegebied bestonden veel zonnegoden, zoals
de Griekse Helios die vervangen werd door Apollo. In de 3de eeuw vermengden de
populaire cultussen van Apollo en Mithras zich tot de cultus van Sol Invictus. In 274 werd
deze zelfs officieel. Er wordt veel gespeculeerd over het feit dat het Christendom beïnvloed
werd door het mithräisme.
De zonnecultus werd sowieso populair in de Romeinse keizertijd. Sinds de tijd van
Septimius Severus werden vormen van zonnecultus wijd verbreid. De 3e eeuwse keizer
Elagabalus was hogepriester van de zonnegod Elagabal in Emesa (Homs). Deze godheid
werd aanvankelijk alleen in Homs vereerd. De cultus werd vanaf de 2e eeuw verspreid en
de godheid werd in de 3e eeuw in het Romeinse pantheon geïntroduceerd en daarin
gelijkgesteld aan de Romeinse zonnegod met Sol Invictus. De godinnen Astarte, Demeter
en Urania werden tot echtgenote gemaakt. In de grote Elagabal-tempel in Rome werd de
god vertegenwoordigd door een grote meteoriet. Om hogepriester te worden van zijn
nieuwe religie liet Elagabalus zich besnijden in aanwezigheid van senatoren.
Dura Europos: een kosmopolitische stad vol goden
Bij toeval werden in 1920 de eerste resten van Dura Europos aan de Euphraat gevonden.
De belangrijke opgravingen werden echter uitgevoerd tussen 1928 en 1937 door een
Amerikaans- Franse expeditie onder leiding van de Russische archeoloog Rostovtzeff.
De stad werd tegen 300 v. Chr. gesticht op bevel van Seleucos I en werd een belangrijk
steunpunt aan de vaak omstreden Syrisch-Mesopotaamse demarcatielinie, en kende een
opmerkelijke ontwikkeling. Het kwam in handen van de Parthen en de Romeinen. In de
Romeinse keizertijd veranderde de stad door de gewijzigde politieke situatie van politiek
34
©posterheide brabant, helmond
en economisch steunpunt in grensstad. In 162-5 werd de stad in de Syrische limes
opgenomen. De oorlog van de Romeinen tegen de Sassaniden werd de stad echter
noodlottig, en in 256 na Chr. kon Shapur I de stad innemen en verwoesten.
Minder dan de helft van de stad is blootgelegd, maar de vondsten hebben een
opmerkelijke mengeling van Griekse, Parthische, Semitische en Romeinse beschavingen
blootgelegd. Er waren evident handels- en religieuze betrekkingen met Palmyra, er waren
joodse en christelijke gemeenschappen. Ondanks de Parthische verovering van de stad in
114 v. Chr. bleven in Dura-Europos het Griekse bestuur en de taal bewaard. Zo blijft de
stad tot het midden van de 1e eeuw v. Chr. een Griekse stad, waar de nieuwbouw van
het Parthisch paleis op de citadel vreemd was.
In 50 v. Chr. werd een Atargatis-tempel gebouwd en in 40-30 v. Chr. een Artemis-tempel
verbouwd. De stijl van de beedlhouwkunst is Parthisch. Ten noorden van deze tempel was
een heiligdom waar verschillende goden uit de kring van de Palmyreense Baalshamin
werden vereerd. In het noordelijk deel van de stad werd in Romeinse tijd een Mithrastempel gebouwd.
Dura-Europos: voorstellingen uit de Palmyreense tempel, Mithras-tempel en kerk
Aan de binnenzijde van de westelijke stadmuur zijn twee belangrijke monumenten
gevonden. Een synagoge met indrukwekkende muurschilderingen die overgebracht zijn
naar het museum in Damascus. De laatste bouwfase is in een Aramese inscriptie
gedateerd in 244. De muurschilderingen duiden in ieder geval aan dat er in deze tijd een
joodse traditie was van vertellende religieuze voorstellingen, in ieder geval in de
diasporagebieden. Tevens is een vroegchristelijke huiskerk gevonden. Het betreft een
typisch Parthisch woonhuis dat in 232/3 tot een christelijke huiskerk werd veranderd. Er
is o.a. een baptisterium geïnditificeerd, waar op de muren schilderingen zijn gevonden
(o.a. Goede Herder, Vrouwen bij het Graf). Hieruit blijkt dat in de eerste helft van de derde
eeuw reeds een iconografie van christelijke thema’s bestond, die ook een officieel karakter
bezat. De schilderingen volgden duidelijk de Hellenistisch-joodse iconografische traditie.
35
©posterheide brabant, helmond
Gnosticisme en manichaeïsme
De gnostiek is een verzamelnaam voor een brede waaier aan religieuze stromingen binnen
het vroege christendom. Een van de belangrijkste thema’s van de gnostiek is dat de mens
van zichzelf vervreemd kan raken. Wie zichzelf kwijt is, leeft als een slaaf van
onpersoonlijke machten. Vanaf halverwege de 2e eeuw werd het gnosticisme fel bestreden
door het vroege christendom. De verlossing uit de dwaling kan men verkrijgen door zich
te verbinden met zijn ware zelf. In de gnostische teksten is Jezus de verlosser die de mens
komt oproepen ‘zichzelf te herinneren’. De wonderen van Jezus worden niet beschouwd
als feitelijke gebeurtenissen, maar symbolische beschrijvingen van ‘het herstel’. De
gnostische Jezus geneest mensen van de dwaling.
In de Nag-Hammadi geschriften wordt Jezus gepresenteerd als iemand die een radicale
breuk met Jahweh voorstond. Jahweh is de god van het kwaad, de god die Jezus als ‘mijn
vader’ noemde is een god van liefde en kon niet dezelfde zijn als de wraakzuchtige Jahweh
van het Oude Testament. De gnostische Jezus wil de mens uit deze wereld van angst
verlossen. In de gnostiek heeft iedere mens twee naturen. De ene natuur is zijn
persoonlijke natuur en eigen identiteit, de tweede natuur is zijn tijdloze goddelijke kern
die in de gnostiek ‘de Christus’ wordt genoemd. Men gelooft in de gelijkheid van het wezen
van de mens met het wezen van God.
Manichaeërs
Het manichaeïsme was een religie in Perzië, gesticht door Mani (216-276) en beïnvloed
door o.a. het gnosticisme. Het was de eerste grote synthese van de wereldreligies. Naar
gelang de regio van ontplooiing, kon de plaats van Jezus ook ingenomen worden door
Boeddha of Zarathustra. De leer was een tegenstelling tussen licht en duisternis, tussen
goed en kwaad, tussen ziel en stof. In dit dualisme zag Mani zich als de door Jezus
beloofde definitieve openbaarder. Het is een syncretistische religie met divere elementen
van verschillende godsdiensten. Aan de oostelijke grens van het Romeinse rijk namen
christelijke elementen een grote plaats in. Doel van de religie is om het Licht te bevrijden.
Een hoofdrol in de bevrijding spelen de Electi, de uitverkorenen. Zij vermijden alles wat
schade kan toebrengen aan het gevangen Licht door een strenge ascese, het oefenen van
sexuele onthouding en en het vermijden van arbeid. De verzorging van de Electi is in
handen van de Auditores, de toehoorders. De kerk van de Manichaeërs is daarmee in twee
soorten gelovigen verdeeld. Men kent een Laatste Oordeel, waarin Licht en Duisternis voor
eeuwig van elkaar worden gescheiden. Men kent ook een geloof in reïncarnatie.
Na de marteldood van Mani in 276 werden de volgelingen vervolgd. Het manichaeïsme
werd concurrent van het christendom toen de laatste staatsgodsdienst was geworden. In
de 4e eeuw bood het geloof de gegoede burgerij van Rome om de mogelijkheid om de
keizerlijke anti-heidendomwetgeving te omzeilen en het manichaeïsme als christendom
van een hogere orde te omhelzen.
36
©posterheide brabant, helmond
Zoroasters, Joden en het vroege christendom
De Sassaniden beheersten Mesopotamië van 239 tot 633 als deel van hun grote rijk. Het
Tweestromenland werd nu het strijdtoneel van Romeinen en Sassaniden. Om deze reden,
maar ook vanwege het rijke landbouwgebied werd de Sassanidische hoofdstad van
Firuzabad naar Ktesiphon aan de Tigris verplaatst.
Sjapur I (241-272) voerde drie oorlogen met de Romeinen. Hij nam o.a. in 256 Dura
Europos in. Hij versloeg drie keizers, Gordianus III, Valerianus en Philippus Arabs. Keizer
Diocletianus viel de Sassaniden in 297 opnieuw aan en versloeg Narseh. Daarna volgde
een vredestijd van 40 jaar. Onder Shapur II (310-379) bereikte het Sassanidisch rijk zijn
hoogtepunt. Hij versloeg de Romeinse keizer Julianus Apostata en heroverde in 363
Armenië en Noord-Mesopotamië.
Chosroes II (591-628) was de laatste machtige koning van de Sassaniden. Hij voerde
oorlogen met Byzantium, maar ook tegen de Arabieren, Syrië en Palestina. Hij veroverde
Jeruzalem en zou het kruis van Christus naar Ktesiphon genomen hebben. Yazdegard III
(632-652) was de laatste Sassanidische koning en werd in 642 verslagen door de
Islamitisch-Arabische legers.
Tijdens de Sassanidische tijd was het Zoroastrisme staatsreligie. Enkele malen kregen
andere religies zoals het christendom geloofsvrijheid, maar werden ook vervolgd.
Hoewel er joden bleven wonen in Israël die het joodse leven en de cultuur voortzetten,
was het zwaartepunt van de joodse geschiedenis verschoven naar de diaspora. In de
eerste eeuwen van de jaartelling streefden zowel joden als christenen ernaar bekeerlingen
voor zich te winnen, een strijd die door die laatsten werd gewonnen, toen Constantijn in
312 het christendom, oorspronkelijk een joodse sekte, geloofsvrijheid gaf en Theodosius
op het einde van de 4de eeuw er staatsreligie van maakte. Wat begon als een familieruzie
tussen Jezus en de rabbijnen verwerd tot een ideologisch probleem. Kerkleiders en
theologen bezagen het Jodendom met ambivalentie.
Kapharnaüm, synagoge
Zodra de diaspora een feit werd – al voor de verwoesting van de Tweede Tempel – werd
de synagoge een bekend verschijnsel, gebedshuizen in tal van steden in het Beloofde
Land en vooral ook daarbuiten. De synagoge was niet een plaats voor professionele
priesters, maar een plaats voor het volk. Het was de plaats voor de openbare lezing van
de Wet en het gebed. Het werd ook een plaats van studie en wetenschap. De oudste
synagoges, gevonden bij opgravingen, dateren in het Heilig Land niet voor de 2e en 3e
eeuw na Chr. Synagogen in de diaspora bestonden al lange tijd daarvóór, zelfs in de 3e
eeuw v. Chr. Resten van oude synagoges zijn niet alleen in het Heilig Land gevonden,
37
©posterheide brabant, helmond
maar ook in Egypte, Turkije, of Noord-Afrika. Opvallend is dat in tal van oude synagoges
figuratieve voorstellingen zijn gevonden in muurschilderingen en vloermozaïeken.
Frequent terugkomend is de zodiaque, het offer van Abraham of andere
oudtestamentische voorstellingen. De algemene opinie is dat deze voorstellingen
aangebracht zijn in synagoges van joodse gemeenschappen die in de diaspora leefden,
vaak mensen die opgevoed waren in een Grieks-Romeinse beeldtaalcultuur en weinig
bezwaren kenden tegen het afbeelden van mensen en dieren in de synagoge. Veel vroege
synagoges in het Heilig Land zijn aangetroffen in het noorden, met name in Galilea. Het
is ook daar dat veel voorstellingen op vloeren worden aangetroffen. Vanaf het einde van
de 2de en begin van de 3de eeuw, toen keizers een vriendelijke houding jegens de joden
aannamen, werden weer openbare synagoges gebouwd. Vanaf deze tijd tot de 8e eeuw
zijn er vele synagoges in Israël en de gebieden van de diaspora bewaard. Hoewel er
perioden van Joodse vervolgingen waren en de bouw van synagoges in de 5e eeuw zelfs
werd verboden, zijn er toch veel gebouwd. De vroegchristelijke kerkvaders ageerden fel
tegen de synagoge. Sinds het einde van de 4e eeuw werden steeds meer maatregelen en
wetten afgekondigd tegen de bouw van synagoges. Al deze maatregelen ontstonden
ongetwijfeld door de druk van de inmiddels belangrijk geworden christelijke kerk.
Verbazingwekkend was deze periode echter ook de gouden tijd van de bouw en renovatie
van synagogen in Palestina en daarbuiten. De meeste synagoges in Palestina zijn gebouwd
in de periode van de 4e tot de 7e eeuw. In de laatromeinse tijd ontwikkelde Babylon zich
tot een belangrijk centrum van religieuze wetenschap, en werd rivaal van Palestina.
Tussen de 3de en 5de eeuw voerden de Babylonische akademies een methode van
bijbelcommentaar in, die de basis voor de Babylonische Talmud werd. Deze traditie werd
door de gehele joodse wereld geaccepteerd, Het klinkt als een paradox dat nazaten van
een joodse gemeenschap, waarvan vóór de 3de eeuw niets bekend is, 15 eeuwen lang de
normen van de joden in de gehele wereld zouden bepalen. In de eerste 7 eeuwen van het
christelijk tijdperk preekten en leerden de geestelijke leiders van het Joodse volk in twee
instellingen: de synagoge en de akademie. Zij maakten gebeden en de liturgie en
vertaalden de Bijbel in het Aramees. Zij stelden een wetboek samen – de Halacha – die
elke stap in het menselijk leven van de wieg tot het graf regelde. De Talmud uit Jeruzalem
en Babylon maken hiervan onderdeel uit. De Aggada bevatten interpretaties van Bijbelse
verhalen, benadrukken de trots van het Joodse volk en bevatten discussies over
theologische en ethische kwesties.
Diocletianus werd in 284 keizer en was een religieus conservatief. Hij streefde een
algemene religieuze revival na en liet zeer veel tempels in het rijk repareren en
restaureren. Hij identificeerde zich met Jupiter, maar begunstigde de meeste Olympische
goden, de keizercultus en bijvoorbeeld ook Sol en Isis. De Joden werden met rust gelaten,
de christenen niet omdat hun religie nieuw was. Men moet ook beseffen dat de
christengemeenschappen in het Romeinse rijk inmiddels waren gegroeid tot wellicht 6
miljoen, dat wil zeggen ca 10 % van de totale bevolking in het Romeinse rijk rond 300.
De medekeizer Galerius was een overtuigde heiden en was volgens christelijke bronnen
rond 300 de hoofdfiguur bij de vervolgingen in die tijd. Waarschijnlijk dwong hij in 302
Diocletianus om een wet tegen de christenen in te voeren. De eerste slachtoffers waren
de manichaeërs. In 303 werd hert eerste ‘Edict tegen de Christenen’ gepubliceerd. Er
volgde een golf van vervolgingen, boekrollen werden verbrand, kerken vernield en
christenen levend verbrand (met name in het oosten). Na de abdicatie van Diocletianus
ging Galerius in het oosten door met vervolgingen, in het westen kwam meer ontspanning
met de komst van Constantijn als keizer die christenen hun bezit en identiteit teruggaf,
38
©posterheide brabant, helmond
misschien om zich te afficheren als de mogelijke bevrijder van vervolgde christenen overal.
Op zijn sterfbed gaf Galerius in 311 een proclamatie uit die alle religies in het oosten alle
geloofsvrijheid teruggaf!! Toch gingen na de dood van Galerius onder Maximinus de
vervolgingen in het oosten door. Pas in 313, na de succesvolle campagne van Constantijn
tegen Maxentius in Rome, gaf Maximianus een edict van tolerantie uit. Tot 311 vonden
ook vervolgingen plaats in Egypte.
In 313 werd door Licinius, medekeizer in het oosten, het edict van Milaan uitgevaardigd
dat was gericht aan de stadhouders van het oosten van het Romeinse rijk. Daarin stond
vermeld dat de Romeinse burgers voortaan vrij waren om zelf hun religie te kiezen. Licinius
beschermde daardoor eerder de niet-christelijke religies. In feite had het christendom die
bescherming na het edict van Valerianus in 311 niet meer nodig. Het edict zou later
worden toegeschreven aan Constantijn die als overwinnaar uit hun beider tweestrijd was
gekomen en het edict in 312 had ondertekend uit collegialiteit. Constantijn werd de
onbetwiste alleenheerser, het christendom profiteerde het meest van de keizerlijke
vrijgevigheid. In 392 werd het christendom in het oosten staatsreligie.
Constantijn en Arianen
Hoewel het christendom nu duidelijk triomfeerde, kreeg men al snel te maken met enkele
ketterse bewegingen, waarvan het arianisme het meest besproken was. De Arianen,
genoemd naar Arius, verkondigden dat Christus geen deel had aan de goddelijkheid van
God de Vader. Dit geschilpunt gaf aanleiding tot heftige onenigheid. In een in 324 te
Nicaea bijeengeroepen concilie werden de ariaanse opvattingen duidelijk afgewezen. Toch
zou het arianisme pas in de 7e eeuw voorgoed verdwijnen.
39
©posterheide brabant, helmond
Concilie van Efeze en concilie van Chalcedon
Sinds Constantijn groeide het christendom als kool. Sinds zijn regeerperiode werden, vaak
onder keizerlijk patronaat, veel kerken gebouwd. Veel van de eerste basilika's werden
onder Constantijn boven of bij de gedachtenisplaatsen in het Heilig Land gebouwd. In het
Heilig Land verrezen grote kerken boven Heilige Plaatsen, zoals bij de geboortegrot te
Bethlehem, een basilika op de Olijfberg en boven de grafgrot van Christus te Jeruzalem.
Ook zijn opvolgers keizerin Eudokia en Juvenalis, bisschop van Jeruzalem in de 5e eeuw,
Justinianus in de 6e eeuw, gingen voort met met het stichten van kerken en kapellen op
de H. Plaatsen. Van de eerste pelgrims uit deze periode beschikken wij naast de
beschrijvingen van Eusebius en Hieronymus over de oudste reisbeschrijvingen: het
Itinerarium van Bordeaux, 333, en de pelgrimage van Silvia of Aetheria, 390. Vanaf de
vierde eeuw trok een toenemende stroom pelgrims vanuit allerlei landen uit Europa naar
het H. Land. Er bestonden diverse mogelijkheden om in het H. Land te geraken.
Het was ook in deze tijd dat fundamentele theologische vraagstukken werden behandeld
in twee van de meest belangrijke concilies: in Efeze in 431 en Chalcedon in 453.
het Concilie van Efeze werd bijeengeroepen door keizer Theodosius II op verzoek van
Nestorius, patriarch van Constantinopel. Nestorius benadrukte, volgens de leer van de
kerk van Antiochië, de scheiding van de goddelijke en menselijke kenmerken van Christus
zodat er sprake was van twee personen in de figuur van Christus. Maria was in dit opzicht
niet ‘godbarend’ (= theotokos). Cyrillus was volgens de Alexandrijnse school van mening
dat de menselijke en goddelijke natuur van Christus samenvielen. Tijdens het concilie
werd de leer van Nestorius verworpen. De bouw van de Mariakerk in Efeze was in volle
gang!!
De uitspraken van het Concilie van Efeze verklaarden patriarch Nestorius tot ketter
vanwege zijn afwijkende opinie. De Syrische christenheid van Mesopotamië en Perzië
legde de uitspraak van het concilie naast zich neer en ontwikkelde zich met de
Nestoriaanse leer in het Sassanidisch rijk tot een onafhankelijke kerk.
Op het Concilie van Chalcedon werd de leer van het monofysitisme verworpen en de
Chalcedonische geloofsbelijdenis aangenomen dat Christus twee naturen heeft, menselijk
en goddelijk. Het vrijwel directe gevolg was een schisma in de oosterse Kerk. Zo
ontstonden nieuwe Kerken, de Oriëntaals-Orthodoxe Kerken of Oudorthodoxe Kerken.
Een belangrijke nieuwe Kerk werd de Syrisch-Orthodoxe Kerk van Antiochië en werd
gedefinieerd als de West-Syrische Kerk na de afscheiding van de Assyrische (= Oost
Syrische of Nestoriaanse Kerk) in 431. De Koptisch Orthodoxe Kerk is ontstaan uit het
patriarchaat van Alexandrië en verwierp het Concilie van Chalcedon. De Armeensapostolische Kerk, sinds 301 staatsreligie onder koning Trad III, verwierp ook het
Chalcedonische Concilie en werd monofysitisch. De later ontstane Kerken van Ethiopië en
Eritrea verwierpen ook het Chalcedonische Concilie.
40
©posterheide brabant, helmond
Koptische Kerk in Egypte
Het christendom deed al vroeg zijn intrede in Alexandrië, vanuit Syrië en Judea. Volgens
de overlevering gebeurde de kerstening door Marcus. De patriarchen van Alexandrië
beschouwen zich dan ook de opvolgers van Marcus die volgens hen de eerste bisschop
was. In 391 kwamen er wetten die de oude Egyptische gebruiken verboden en de sluiting
van de tempels oplegden. In de 4e en 5e eeuw werden veel tempels uit de faraonische tijd
omgedoopt in kloosters en kerken, zoals in Thebe West of Dendera.
Sinds het Concilie van Chalcedon werd de Koptische Kerk steeds meer een nationale kerk
met zeer uitgesproken liturgische, theologische en spirituele kenmerken. Tenslotte werd
zelfs het Grieks verworpen en de Egyptische volkstaal, het demotisch, als het kerkelijke
taal aangenomen. De Koptische kerk had zich afgescheiden van het Patriarchaat van
Alexandrië dat als verlengstuk van Constantinopel werd gezien. Hiermee verloor de
Oosters-Orthodoxe Kerk bijna al haar leden in Egypte. Inderdaad stond Constantinopel
meestal vijandig tegenover de Koptische onderdanen en regelmatig werden door de
Byzantijnse overheid vervolgingen uitgevoerd.
Nitria, schilderingen in kloostercel en resten van vroegste ‘kloosters’
Egypte werd het ontstaansgebied van het monachisme, reeds vanaf de 3e eeuw. De
leefwijze van de woestijnvaders moet als een instinctieve reactie op de eigenlijke zin van
het ‘christen zijn’ worden begrepen - in tegenstelling tot een bedrieglijke verzoening met
de wereld, die door de bekering van de keizer (Constantijn) als terecht kon schijnen.
Ongetwijfeld waren de drang om de onverenigbaarheid van christendom en wereld
duidelijk te maken en het afwijzen van de verwereldlijking van het christendom de oorzaak
van een grotere populariteit van ascese in de 4e eeuw. Vanuit de optiek van deze
christenen konden alleen monniken een echt christelijk leven leiden. De monniken wilden
de houding van de eerste martelaren voortzetten. Vele anachoreten van het eerste uur
waren vanwege de vervolgingen naar de bergen en de woestijn gevlucht. Zij waren aan
het leven daar gewend en wensten ook na het Edict van Milaan in 313 daar te blijven.
Wezenlijk kenmerk van de ervaring van de eenzaamheid van de woestijnmonniken is de
erkenning dat het kwaad in het hart van de wereld zélf zit, en alleen door gebed en vasten
kan worden tegengegaan. Deze woestijnmonniken beschouwden hun christelijk bestaan
als een geloofsbekentenis, een martyrium zonder bloed. Zij waren ervan overtuigd dat
hun eenzaam leven hun specifiek sacrament was. De monniken werden als ware
godsmannen beschouwd, die zieken konden genezen, rouwenden konden troosten en
zonen voor het spirituele leven konden voortbrengen.
41
©posterheide brabant, helmond
Het monnikenleven begon in Nitria in de eerste decennia van de 4de eeuw en verspreidde
zich snel in Egypte, Syrië, Palestina en Klein-Azië. De monniken kwamen normaliter uit de
onderste lagen van de Koptische maatschappij. De meesten waren nauwelijks opgeleid en
konden lezen noch schrijven. Vandaar hun wantrouwen ten opzichte van theologische
speculatie. Velen leefden in absolute eenzaamheid, bijvoorbeeld in grotten, en kregen
voedsel van het volk via indirect contact, bijvoorbeeld door een gat in de wand van de
grot. De meesten leefden autonoom, maar wel dicht bij elkaar. In het middelpunt van de
kolonie stond de kerk met een of meerdere priesters.
De beroemdste Koptische anachoreet was Antonius. In de woestijn ontstond na het
fenomeen van de anachoreten de koinobitische monnikenwereld. Het moest de anarchie
onder anachoreten oplossen, en hen samenbinden in kloosters met een
gemeenschappelijk leven en onder leiding van een voorganger. Pachomios was de stichter
van broedergemeenschappen zoals deze. Hij stichtte in 323 in Tabennisi een klooster.
Iedereen moest zelfstandig zijn in alles, wat de materiële behoeften betrof.
Pachomios stichtte acht kloosters, waarvan twee voor vrouwen. Meestal werden zij geleid
door monniken die door Pachomios of één van zijn opvolgers werden uitgezocht. In
Palestina stichtte de H. Hilarion in 329 het eerste klooster. Langzaam groeide er het aantal,
vooral op en bij Heilige Plaatsen, verbonden met Christus. Beroemd werd het klooster van
San Saba in het Heilig Land.
In de vroeg-Koptische beeldtaal blijkt nog veel erfenis schuil te gaan uit de Romeinse
periode. Goden uit het Grieks-Romeinse pantheon konden worden ‘gekerstend’ vanuit hun
betekenis. Vaak komt men op kapitelen Aphrodite of Dionysos tegen, maar ook
bijvoorbeeld Hercules. De heilige Joris had blijkbaar veel gelijkenis met Horus die het
kwaad (krokodil) doodt: soms zijn de voorstellingen identiek. De meest opvallende
synthese is wel die van Isis en Maria, met name de Isis lactans die voortleefde als Maria
lactans. Het onderscheid tussen de reliëfs en beelden van Isis met het Horuskind uit de
Romeinse keizertijd en de christelijke afbeeldingen van de moeder Gods ligt vaak in kleine
iconografische details. Langzaam zou echter het syncretisme plaats maken voor een
eenduidige christelijke beeldtaal.
Isis lactans
Geboorte Aphrodite
42
©posterheide brabant, helmond
Het vroege christendom in het Midden-Oosten
In de eerste helft van de 3e eeuw waren er al grote christengemeenschappen in het MiddenOosten. Constantijn had het zwaartepunt van het Romeinse rijk verplaatst naar
Constantinopel, Theodosius had in 379 zich officieel aangesloten bij de visie van Athanasius,
bestrijder van het arianisme. Vanaf 392 werden de Romeinse godencultussen verboden, in
393 werden de Olympische Spelen verboden, daarna werden tempels gesloten. Groepen
monniken in het oosten begonnen tempels aan te vallen. Ook bisschoppen vernielden veel,
maar gebruikten ook tempels als kerk. Dit was uiteraard bedoeld als een overwinning op
het heidendom, maar ook een kostenbesparing. In het Jordaanse Jerash en andere grote
steden werden tempels vervangen door kerken. In Damascus werd de Jupitertempel
afgebroken en met de bouwresten een Johannuskerk gebouwd.
keizer Theodosius
Sinds de tijd van Constantijn tot de regeerperiode van Justinianus was er politieke stabiliteit
in het Byzantijnse Midden-Oosten en heerste er grote welvaart. De limes Arabicus reikte tot
Nisibis in het oosten van Turkije. Tussen 500 en 636 werd Syrië het slagveld van oorlogen
tussen de Byzantijnen en Sassaniden. In Qasr Ibn Wardan bouwde Justinianus een paleis
met kerk als onderdeel van een nieuwe grenslijn naar Resafa en Halabyie aan de Eufraat.
Niettegenstaande deze problemen vanaf de 6de eeuw, werd het christelijk Midden-Oosten
in de eeuwen daarvoor economisch zeer rijk door de landbouw, en groeide het orthodoxe
christendom als nergens zo snel. In Romeins-Byzantijnse tijd was Antiochië de derde stad
van het keizerrijk, waar het christendom groeide in een kosmopolitische omgeving. Edessa
(Urfa) was een theologisch en literair centrum. Het christendom was al vroeg diep
doorgedrongen in de landelijke gebieden, vooral werk van monniken. Ook een stad als het
Jordaanse Madaba profiteerde enorm van de rijke landbouw. Uit de 5e tot de 7e eeuw zijn
maar liefst 14 kerken bewaard, meestal zeer rijk gedecoreerd met vloermozaïeken. Ook in
grote steden werden veel kerken gebouwd, zoals in Jerash, Gadara, Bosra of Damascus,
maar ook in talloze kleine plaatsen als Umm-es-Rasas, Nebo, en vooral de vele dorpen op
het Belusmassief vlakbij Antiochië. Van deze dorpen (zog. ‘dode steden’) zijn nog veel
ruïnes bewaard, met belangrijke kerkruïnes zoals Qalb Lozeh, Dar Qita, Serjilla en Brad. De
kerken hier zijn weliswaar klein, maar uiterst verzorgd en rijk versierd. Bovendien liet het
bloeiende kloosterleven talrijke grotere kloostercomplexen na. Veel van deze kerken hadden
de functie van pelgrimsheiligdom. Zulke pelgrimsoorden werden ook in onherbergzame en
onbewoonde gebieden gebouwd. Het bekendste voorbeeld is dat van Symeon de Styliet
(gestorven 459) te Qal'at Sem'an in het Noord-Syrische kalksteengebergte.
43
©posterheide brabant, helmond
In de periode tussen de 4e en 7e eeuw kwam een ongekend pelgrimswezen naar het
Midden-Oosten op gang. Eenmaal aangekomen in Palestina lag een grote hoeveelheid loca
sancta te wachten op de pelgrims. Het is voorstelbaar dat zeker in de vroegste eeuwen de
kennis van dit gebied bij pelgrims uit Europa niet tot slecht bekend was. Getuige een groot
aantal archeologische vondsten kreeg de pelgrim op diverse plaatsen in kerken informatie
over te bezoeken 'loca sancta' in het H. Land. Daarvoor werd de kerkvloer gebruikt waar
zich afbeeldingen van belangrijke loca sancta konden bevinden. Het meest bekend in dit
verband is wel de landkaart van het Midden-Oosten in een kerk in Madaba (Jordanië) uit
de 6e eeuw. Het is de oudste kaart van het vroegchristelijk Palestina zowel ten westen als
ten oosten van de Jordaan en de Dode Zee. Ongetwijfeld was de belangrijkste bron de
Heilige Bijbel in het Grieks, de zog. Septuagint. Op de nog bestaande delen van de kaart
zijn maar liefst 147 Bijbelse plaatsen 'ontcijferd'. Jeruzalem is zelfs zeer gedetailleerd
uitgebeeld. Een van de doeleinden van de kaart was ongetwijfeld het verstrekken van
informatie aan de christelijke pelgrims, te tonen hoe te gaan van plaats naar plaats. Wellicht
was een nog belangrijker doel het verwezenlijken van het uitzonderlijk idee om de redding
van God in een kaart weer te geven. Opmerkelijk is echter dat in andere kerken in Madaba,
maar ook bijvoorbeeld in Umm-es-Rasas veel plaatsen in het H. Land in de vorm van een
logo worden weergegeven, ook als vloermozaïek. Pas veel later in de middeleeuwen konden
de pelgrims meer en meer gebruik maken van pelgrimsverhalen- en beschrijvingen en op
den duur uiteraard kaarten.
Ook groeide verering van inheemse martelaren en ‘heilige’ personen. De verering van
Sergios maakte Resafa/Sergiopolis in de Syrische woestijn tot een heilige stad met veel
indrukwekkende kerken. Na de dood van Symeon de Styliet werd de plaats waar hij
jarenlang op een zuil als kluizenaar had gezeten een internationaal beroemde
pelgrimsplaats, waarvoor een enorm kerkcomplex werd gebouwd.
Umm-es-Rasas
Serjilla
Uit de vroegbyzantijnse tijd dateert het Maria-klooster in Sednaya, maar ook het Theklaklooster in Ma’alula. Zeer invloedrijk werd het klooster van Saba uit de 5e eeuw in Mar Saba
in de woestijn van Palestina.
44
©posterheide brabant, helmond
De bewering dat de christelijke Kerk in het Midden-Oosten geen figuratieve voorstellingen
tolereerde, is al lang gelogenstraft door de talloze voorstellingen in beeldhouw- mozaïeken schilderkunst. Er was in het geheel geen systematische weerstand tegen figuratieve
voorstellingen. De dorpelingen, die niet konden lezen, hadden figuratieve voorstellingen
nodig om hun geloof te voeden. Of zoals Gregorius van Nazianze (328-90) zei: ‘Quod
legentibus scriptura, hoc idiotis pictura’. Soms had een schildering een devotioneel doel,
zoals een afbeelding van bisschop Meletius in Antiochië, soms een kwaadwerend doel, zoals
afbeeldingen van Symeon de Styliet bij de deuren van winkels. In de beeldhouwkunst ziet
men al snel afbeeldingen van Christus en Maria Theotokos. Op den duur werden kostbare
manuscripten gemaakt, zoals de 6e eeuwse codex van Rabbula, of maakten Syrische vaklui
figuratieve voorstellingen voor het buitenland, zoals waarschijnlijk de houten deuren van S.
Sabina in Rome.
Kirbat al-Mukhaat, kerkvloer midden 6e eeuw
In Jordanië, en inmiddels ook in Israël, zijn talloze christelijke vloermozaïeken gevonden,
tot in Petra toe. Hoewel uiteraard puur christelijke voorstellingen vaak worden afgebeeld,
is de invloed uit de klassiek Romeinse tijd zeer merkbaar in het gebruik van gekerstende
‘heidense’ personificaties, zoals de personificatie van de Zee of van de Aarde of rivieren,
Nijlscènes en ommuurde steden, maar ook bijvoorbeeld de zodiaque. Daarmee blijkt de
heidense beeldtaal geheel gekerstend te zijn en daarmee de maatschappij evenzeer.
45
©posterheide brabant, helmond
Islam in het Midden-Oosten
In de 6de eeuw eeuw was de meerderheid van de bevolking in het Midden-Oosten christelijk.
Dit was enerzijds het gevolg van de toenemende stroom christelijke pelgrims, maar ook
door de kerstening van de autochtone bevolking. Overal had zich een goed georganiseerde
kloosterstructuur ontwikkeld. Intussen was door besluiten op concilies en wetgeving de
vrijheid van de joden beknot. Byzantijnse wetgeving verbood joden om met christenen te
trouwen, handel te drijven en sociale relaties te onderhouden. In de 5de eeuw werd de bouw
van nieuwe synagoges verboden. In 429 werd het ambt van Nassi bij wet opgeheven. De
Nassi was de patriarch van Tiberias, de erkende leider van het volk omdat hij als loot van
het ‘huis van David ‘gold.
In de tijd van Justinianus werden de joden weliswaar getolereerd, maar tegelijkertijd door
inperkende wetgeving gediscrimineerd. Zij werden uit het leger en officiële ambten
geweerd, en moesten een bijzondere belasting betalen. Joodse missionering en polygamie
werden verboden en streng gestraft.
De 7de eeuw was één van de meest bewogen eeuwen van de geschiedenis van het MiddenOosten. Binnen 24 jaar, tussen 614 en 638, wisselde het grootste deel van het gebied drie
maal van bewind: Sassanieden, Byzantium en Islam. In 614 trokken de troepen van de
Sassanidische vorst Jeruzalem binnen en moordden de christelijke bevolking uit. Ook de
omstandigheden voor de joden werden slechter in deze jaren. In 627 belegerde de
Byzantijnse keizer Heraclius de Perzische hoofdstad Ktesiphon, Chosroes werd vermoord.
In 629 trok Heraclius in triomf Jeruzalem binnen. In 634 vielen de Arabieren van het
Arabisch schiereiland het Midden-Oosten binnen en belegerden Gaza. In 636 versloegen de
Arabieren de Byzantijnse troepen bij de Yarmuk, in 636 werd Jeruzalem veroverd. Na de
islamitische verovering van Syrië in 636, baden moslims en christenen zij aan zij tot 705.
Ook met de verovering van Egypte door generaal Amr in 641 ontstond niet een directe
islamisering van het land. Sinds de 7e eeuw bleken de moslims de Kopten niet welgezind,
maar tot aan de 10e eeuw waren zij nog in de meerderheid.
Mohammed in de moskee
Mohammed, die ca. 570 te Mekka werd geboren, stamde uit een aanzienlijke, maar
verarmde familie. Hij werd al vroeg wees, en werd door zijn oom opgevoed. Hij trok als
Mekkaanse kameeldrijver met karavanen naar Syrië, waar hij veel omging met christenen.
Op twintigjarige leeftijd huwde hij met een rijke weduwe. Van al hun kinderen zou alleen
de dochter Fatima in leven blijven. Sinds de derde eeuw was het christendom Arabië
binnengedrongen. Het jodendom was echter de religie die vóór de opkomst van de islam
46
©posterheide brabant, helmond
het meeste terrein had gewonnen. In 532 ging zelfs de Himjaritische vorst met een groot
deel van zijn onderdanen over tot het joodse geloof. De christenen vielen ten prooi aan
vervolgingen. Daarop grepen de Ethiopische vorsten van Axum in en zetten de
Himjaritische dynastie af. De Axumitische vorsten handhaafden zich tot 570 in Zuid - Arabië.
De Islam is de godsdienst die in de loop van de 7de eeuw door Mohammed in Arabië werd
gesticht en waarvan de hoofdzaken hem uit de hemel in een aantal opeenvolgende
openbaringen door de engel Gabriël of de Goddelijke Geest werden meegedeeld. Het geheel
van die openbaringen vormt de Koran, het woord van God. Onder de eerste vier kaliefen
die Mohammed opvolgden, werd de nieuwe godsdienst door de Arabieren buiten Arabië
verspreid, die in de periode van het Omajjadische kalifaat van Damaskus (660-750) een
onmetelijk rijk uitbouwden dat zich van de Indus tot aan de Atlantische Oceaan uitstrekte
en de hele zuidkust van de Middellandse Zee omvatte. De term islam heeft niet slechts
betrekking op de moslimse (soennitische) orthodoxie, maar ook op de volgens orthodoxe
opvattingen ketterse sekten van de sjiïeten en de charidjieten. Ze onderscheiden zich
trouwens van de orthodoxen meer door verschilpunten van politieke aard (opvattingen
beteffende het kalifaat) en door verschillen in theologische details dan door diepgaande
leerstellige of de eredienst rakende geschilpunten.
De voornaamste leerstellingen, in de koran bondig uiteengezet, zijn het geloof in een enige
God, schepper van de wereld, zelf ongeschapen, die zich aan de wereld heeft geopenbaard
en haar door middel van zijn profeten (van wie Abraham, Mozes en Jezus worden genoemd
en van wie Mohammed de laatste, ‘het zegel’ is) heeft bewogen het monotheïsme te
aanvaarden; het geloof in een toekomstig leven, waarin de goeden worden beloond
(paradijs) en de kwaden gestraft (hel), in de Opstanding en in het Laatste Oordeel.
Vijf verplichtingen vormen de vijf zuilen (arkan) van de islam, waaraan men in sommige
sekten nog de heilige oorlog tegen de ongelovigen (djihad) toevoegd. Aangezien de cultus
geen liturgie insluit, bestaat er geen bedienaar van de cultus. Noch de moëddzin
(moeadhin), die de gelovigen van de minaret af tot het gebed oproept, noch de imam die
met de leiding van het gebed is belast, noch de chatib, de prediker, heeft de priesterlijke
waardigheid. De salat is een essentieel element voor de cultus, dat uit riten, gebaren en
woorden bestaat en vijfmaal per dag plaatsvindt. Men spreekt het uit met het gelaat naar
Mekka gekeerd. Een belijdend moslim behoort ten minste éénmaal in zijn leven de
pelgrimstocht naar Mekka te volbrengen; dit mag echter ook bij volmacht geschieden. De
vasten legt gedurende een maanmaand onthouding op; gedurende de ramadan moet de
moslim van zonsopgang tot zonsondergang volledig vasten. De zakat is een belasting die
in natura wordt betaald en die over het algemeen een tiende van de oogst of van de
jaarlijkse winst bedraagt. Zij is bestemd voor goede werken en voor de ontvangers van die
aalmoes.
Joden hebben sinds oeroude tijden in Arabië gewoond. Rond 610 verkondigde Mohammed
zijn monotheïstische openbaringen. Deze waren doorspekt met tradities van joden en
christenen. Veel elementen in zijn openbaringen waren het directe gevolg van de tradities
en gebruiken van de joodse stammen in Medina. Na zijn uitwijking naar Mekka hoopte hij
op de steun van de joodse stammen daar. Toen deze zijn leer afwezen, wijzigde hij zijn
politiek: de kibla van de moskee werd voortaan gericht naar Mekka en niet meer naar
Jeruzalem. Daarop besloot hij de Joden uit Arabië te verwijderen. De mannen van de joodse
Kuraisa-stam werden vermoord, vrouwen en kinderen verbannen.
De islam is meer dan alleen maar een godsdienst; hij is ook een wet die het gedrag van de
moslim in alle omstandigheden van het godsdienstige, politieke, sociale en persoonlijke
leven regelt. De koran is de bron van de wet; daar die echter slechts voor een beperkt
47
©posterheide brabant, helmond
aantal gevallen regelingen bood, werd hij met de overlevering van de Profeet (hadith)
aangevuld, die aldus tot de uitbreiding van de wet bijdroeg. Zij die gestudeerd hebben,
kennen en onderwijzen de wet. Deze geleerden (oelama) vervullen de functie van
geestelijke leiders en rechtsgeleerden in de gemeenschap waarvan zij deel uitmaken. Zij
vormen echter nooit een clerus. In Iran en Indië worden zij moella genoemd.
Enerzijds bestaat de opvatting dat het essentiële voor de moslim in het nauwgezet en streng
onderhouden van de godsdienstige en maatschappelijke wet is gelegen. Daarnaast is de
opvatting der mystici ontstaan, waarin de onmiddellijke verhouding tot God door middel
van ascetische oefeningen, meditatie en het reciteren van koranteksten wordt nagestreefd.
Zo kwamen er broederschappen tot stand die van elkaar verschillen door hun
initiatiemethoden, de gebedsformules en de geestelijke oefeningen die door hun leiders
werden aanbevolen. Zij verwierven veel macht onder de volksmassa's en speelden een
grote politieke rol. Om de extase te bereiken kwamen zij soms tot vreemde praktijken. Hun
leiders hebben soms de godsvrucht van het volk uitgebuit. De orthodoxe islam heeft hen
vaak bestreden.
Mohammed en de Zwarte Steen
Het opvolgingsrecht der kaliefen werd geenszins algemeen erkend. Nadat Omar vermoord
was, brak onder de zwakke Othman (644-656) de strijd uit. Othman werd gedood door de
aanhangers van Ali (de Sjiieten), die op zijn beurt in 661 vermoord werd. De tweede zoon
van Ali, Hussein, werd bij Kerbela in 680 gedood. Het Sjiïtisme was geboren, de overtuiging
dat Mohammed zélf Ali had aangewezen als zijn opvolger. Na de moord op Ali volgde echter
een familielid van Othman op, Moawija, stadhouder van Syrië, uit de familie der Omajjaden.
Moawija (661-680) verplaatste zijn zetel naar Damascus, waar de vroegere eenvoud plaats
maakte voor grote praal. Onder de eerste Omajjaden (661-750) werd het rijk politiek
georganiseerd en de expansie voortgezet. Hierna kwam de expansie voorlopig tot stilstand
door de zwakheid der laatste Omajjaden. Deze dynastie werd in 750 verdreven door een
opstand, waarbij alle leden der familie op één na vermoord werden, en opgevolgd door die
van, Aboel Abbas, de Abbasiden (750-1258). Onder deze afstammelingen van een oom van
Mohammed, die zijn gezag op religie baseerde, kreeg het rijk een meer universeel karakter.
Iedere muzelman stond als zodanig onder de kalief; de hegemonie van Arabië kwam
hiermee ten einde, Baghdad werd de nieuwe kalifaatszetel.
48
©posterheide brabant, helmond
Na zijn vlucht naar Medina legde Mohammed in 622 daar de grondslag voor de eerste
moskee; een grote binnenplaats, omgeven door vier muren; aan één zijde een galerij,
overdekt met een plat dak, rustend op stammen van palmbomen, waarin de gelovigen
naast elkaar in rijen neerknielden en allen gewend in dezelfde richting de imam in het gebed
volgden. Ondanks die eenvoudige aanleg vertoonde de eerste moskee reeds de essentiële
kenmerken van de latere moskeeën. Andere elementen verrijkten achteraf dit basisschema.
Het binnenplein werd omgeven door overdekte galerijen in de trant van de Grieks-Romeinse
peristyle; de achterkant van de gebedszaal werd voorzien van een nis, de mihrab, die de
kibla aangeeft, d.w.z. de gebedsrichting. De eerste jaren was de gebedsrichting echter naar
Jeruzalem.
De historische en geografische situaties waarin de islamitische kunst tot ontwikkeling is
gekomen, verklaren de aanvankelijke verscheidenheid. Na haar ontstaan drong de kunst,
in het voetspoor van de religie, door in dat deel van Azië waar sinds lang twee elkaar
bekampende machten heersten: het Byzantijnse keizerrijk en het koninkrijk der Sassaniden,
met culturen die elkaar wederzijds verrijkt hebben: het hellenisme en de Perzische cultuur.
Mekka, Ka’aba
De Ka’ba is het middelpunt van de islamitische wereld, het punt waarop alle islamitische
gebedsplaatsen ter wereld gericht zijn. Dit is sinds 630 het geval. Zes jaar na het uitwijken
naar Medina besloot Mohammed om een pelgrimstocht naar Mekka te ondernemen. Twee
jaar later trok hij de stad gewapenderhand binnen. Vanaf dat moment werd de Ka’ba het
middelpunt van de islamitische wereld. Het betrof een eeuwenoud heiligdom van
vooroudercultus, wellicht teruggaand tot Abraham. Mohammed sloeg alle afgodsbeelden
van het heiligdom stuk, behalve de Zwarte Steen, een meteoriet, die zich in een reusachtig
rechthoekig schrijn bevindt. De Rotskoepel in Jeruzem werd tussen 687 en 692 op de plaats
van de Joodse tempel gebouwd. Het gebouw herinnert aan de Constantijnse grafrotonde,
de mozaïeken herinneren aan byzantijnse ornamentiek. Zowel de Al Aksa moskee in
Jeruzalem als de Ommaydenmoskee in Damascus zijn hypostiele zalen, gelijk de
vroegchristelijke basilika.
De moord op de familie der Omayyaden markeert het begin van de tweede dynastie in het
islamitisch rijk, gesticht door Abou al-Abbas al-Saffah, een nakomeling van een oom van
Mohammed. Zij zal in naam vijf eeuwen regeren. Tussen de 8e en 10e eeuw was de bloeitijd
van hun macht, daarna had het nog slechts een symbolisch karakter. Door de afbrokkeling
van de macht zou de vorst snel alleen nog maar heersen over Irak, Syrië en een deel van
Perzië. De twee eeuwen van bloei betekenden voor de kalief absolute macht. De kalief was
een heilig heerser met een indrukwekkende hofcultuur. De kaliefs maakten gebruik van een
49
©posterheide brabant, helmond
machtig garnizoen Turken, pas tot de Islam bekeerd. Zij betekenden een onrustige factor,
maar waren onmisbaar om couppogingen te verijdelen. Van 754 tot 775 was al-Mansour
kalief. In 762 stichtte hij Baghdad aan de Tigris. De stad werd met bakstenen gebouwd.
Omdat de ronde vormen van Baghdad problemen veroorzaakten bij stadsuitbreidingen
bouwden de opvolgers van al-Mansour op zo’n honderd kilometer ten noorden van Baghdad
een nieuwe hoofdstad, Samarra. Uiteindelijk werd de stad 35 kilometer lang en twee tot
vijf kilometer breed, met wijken langs de Tigris. In de moskeeënbouw bereikte de
Abbassidische architectuur in de hang naar het kolossale een hoogtepunt. De Grote Moskee,
gebouwd door kalief al-Moetawakkil tussen 848 en 852 is 4 ha groot, met een enorme
binnenhof binnen een ommuring.
Het Fatimidisch kalifaat was een shiïtisch islamitisch kalifaat, dat in 909 in Tunesië ontstond
en bloeide in de Gouden Tijd van de islam. In 969 werd Caïro gesticht als hoofdstad van
het kalifaat. Zij claimden af te stammen van Fatima, de dochter van Mohammed. Er bestond
een religieuze tolerantie jegens de joden en christenen. Palestina, Jordanië, Libanon en
Syrië maakten deel uit van het Fatimidisch kalifaat. Caïro werd een bloeiende stad, de Al
Ahzar Universiteit werd de eerste in het oosten. Het intellectuele leven stond op een hoog
niveau, vrijheid van gedachte werd een groot goed. Het Turks-Seldsjukse rijk maakte echter
in 1072 een einde aan de Gouden Tijd en het kalifaat.
Caïro, Al Ahzar moskee
Stromingen binnen de Islam. Syncretisme
Het Ismaïlisme is een stroming binnen de sjiïtische Islam. Het is de enige stroming binnen
het sjiïtisme dat nog altijd slechts één imam kent. Na de zesde imam in de bloedlijn van
Mohammed, Jafer Sadiq, ontstond er een breuk in de imams. De zoon van Jafer Sadiq,
Ismail, zou zijn overleden voor hij het imamaat kon overnemen. Daarom koos de
meerderheid van de sjiïeten de andere zoon Moesa al-Kazim. Sommigen beweerden dat
Ismail helemaal niet was overleden, maar zijn dood in scène had gezet om te ontsnappen
aan zijn vijanden. Uit deze groep van volgelingen zijn later de Ismaïlieten ontstaan. Volgens
hun leer zijn hun imams profeten. De imam hoeft niet bekend te zijn bij de mensen, het
kan een eenvoudige mens zijn.
Het soefisme wordt vaak beschreven als het hart, de kern of essentie van de Islam, en niet
als een aparte stroming. Ali wordt als de vader van het soefisme beschouwd omdat
Mohammed hem daarin zou hebben onderwezen. Een aanhanger van het soefisme heet
soefi of derwish. De soefi’s vormen mystieke broederschappen.
50
©posterheide brabant, helmond
Vermoedelijk waren er al in de 6e eeuw eeuw soefi’s. Rond de 8e eeuw waren er diverse
ordes of tariqats. Soefi’s geloven dat de Koran en de sharia uiterlijke regels zijn en dat er
diverse stadia van nabijheid tot God bestaan. Het soefisme begon als een zuivere individuele
mystieke ervaring en groeide uit tot een maatschappelijke beweging. Dankzij een van de
grootste middeleeuwse islamfilosofen, Abu Hamid al-Ghazali (1059-1111), werden de
leerstellingen van het soefisme in de officiële islamitische leer opgenomen.
Onontbeerlijk voor de soefi is het ascetisme, met name de praktijk van het reciteren van
de naam van Allah, de dhikr. De soefi probeert een directe ervaring van Allah te bereiken
door gebruik te maken van ‘intuïtieve en emotionele hulpmiddelen’. De leraar speelt een
belangrijke rol in het soefisme. De ideale leraar is de ‘Perfecte Mens’ die in staat is om het
goddelijke licht van zijn hart over te brengen naar het hart van de student. Daarom is het
noodzakelijk dat een student lange tijd bij een leraar woont. Tussen de 13e en 16e eeuw
verschafte het soefisme een bloeiende intellectuele cultuur in de gehele islamitische wereld.
Soefi’s tijdens het reciteren
Dhikr is de herinnering aan Allah door middel van een devotionele handeling, bijvoorbeeld het
reciteren van zij namen. Bij sommige ordes kan dat in rituele ceremonies worden betrokken,
de sema. Daarbij kan worden gezongen, gedanst, gemediteerd, de extase worden bereikt en
in trance geraakt. De meest bekende dans is de Sufi wentelddans.
De Druzen vormen een kleine religieuze gemeenschap met leden in Syrië, Libanon, Israël en
Jordanië. De beweging is ontstaan als een van de vele mystieke stromingen in de
middeleeuwse sjiïtische Islam. Sommigen beweren dat zij een sekte van het sjïtisme zijn,
anderen beweren dat zij geen moslims zijn.
De religie ontwikkelde zich uit de Fatimidische Ismaïlitische islam in de 11de eeuw. De
beweging begon als een poging om de islam te vernieuwen die onder de Abbasieden als
corrupt werd beschouwd. Het druzisme wordt als een syncretistische religie beschouwd. Hun
religie is mysterieus. Er wordt maar weinig bekend gemaakt aan buitenstaanders. Zij
accepteren traditioneel geen bekeerlingen. Zij geloven in één God. Zij geloven in het
platonische gedachtegoed dat het werkelijke wezen van de mens tijd en ruimte overstijgt en
dat de geest van zijn wezen de perfectie heeft bereikt in het rijk van de eeuwigheid alvorens
neer te dalen in de materie. Daarom is de menselijke geest voorafgegaan aan elke schepping.
Hun gedachtegoed is tevens beïnvloed door het soefisme en heeft elementen van bepaalde
gnostische en esoterische sekten in zich. De Druzen geloven dat God zichzelf verschillende
keren heeft geïncarneerd, waarvan de laatste die van al Hakim-bi Amr Allah, de 6e Fatimidische
kalief, was. De Druzen geloven in de transmigratie van de ziel, met voortdurende verbetering
en uiteindelijke verlossing. Zij wijzen het materialisme af.
51
©posterheide brabant, helmond
De Alawieten zijn voortgekomen uit een afsplitsing van de sjiïtische Islam. Alawieten wonen in
Noordwest-Syrië, Turkije en Libanon. Etnisch zijn de Alawieten voornamelijk Arabieren. Zij
geloven dat de Twaalf Imams de enige wetmatige opvolgers zijn van Mohammed. Het
alawitisme gaat terug tot de 9e of 10e eeuw. De Alawieten zijn eeuwenlang vervolgd door de
soennieten. Hun emancipatie begon pas echt met de opkomst van de Ba’ath partij in Syrië en
de staatsgreep van Assad in 1970. Een groot deel van de alawitische geloofsleer is alleen
bekend aan veelal mannelijke ingewijden en wordt naar buitenstaanders strikt geheim
gehouden. Zij vieren zowel sjiïtische als christelijke feestdagen en geloven dat Ali niet dood is.
Net als de meeste sjiïeten erkennen zij een groot deel van de metgezellen van profeet
Mohammed niet. Zij geloven in een vorm van reïncarnatie. Zij wijzen de islamitische reinheidsen spijswetten af. De meeste soennieten beschouwen Alawieten als ongelovigen, waardoor zij
vaak meer dan dhimmi-chistenen en dhimmi-joden vervolgd zijn.
Jezidi zijn Koerdische aanhangers van een syncretistische geloofsovertuiging waarin
christelijke, islamitische, zoroastrische, manicheïsche, mithraïstische en heidense elementen
opgenomen zijn. Jezidi geloven in één God ‘Yezdan’, de schepper van de wereld, en in de
‘Pauwenengel’, de voornaamste van de zeven aartsengelen. Zij beschouwen zichzelf niet
moslim, het doopsel hebben zij overgenomen uit het christendom, de reïncarnatie uit het
hindoeïsme. Jezidi is men van geboorte. De Pauwengel in de Koran wordt vereenzelvigd met
de Satan. Daarom worden de Jezidi door vooral soennieten verketterd als duivelvereerders.
Schisma, Seldsjukken en Kruistochten
In 1054 scheurden de Rooms-Katholieke kerk en de Oosters-Orthodoxe kerken uiteen. In feite
waren beide kerken al eeuwenlang van elkaar vervreemd geraakt. Lange tijd beschouwde men
de paus van Rome als een primus inter pares van vijf bisschoppen met een speciale positie:
Rome, Alexandrië, Antiochië, Jeruzalem en Constantinopel. Na de verhuizing van de Romeinse
hoofdstad van Rome naar Constantinopel behield de paus zijn positie van primus inter pares,
maar niet meer zijn vetorecht over de patriarchen. Met het verdwijnen van de taaleenheid
begon ook de culturele eenheid van de twee Kerken af te nemen. De Kerk van het Oosten en
de Kerk van het Westen gingen elk hun eigen weg: ze hadden een verschillende benadering
van de religieuze doctrines en gebruikten andere rituelen. De patriarch van Constantinopel
ging zich als spirituele leider van het ‘nieuwe Rome’ beschouwen en hoofd van de christelijke
Kerk. De paus in Rome beschouwde zich als patriarch van de universele Kerk. Het verschil van
duofysitisme en monofysitisme deed zich steeds gevoeliger gelden. De conflictsituatie leidde
tot een serie excommunicaties van beide kanten in 1054.
Slag bij Mantzikert, 1054
52
©posterheide brabant, helmond
De Seldsjoeken stootten in korte tijd door van Centraal-Azië naar Oost-Anatolië. In 1071 bracht
Alpaslan de byzantijnse keizer Romanos IV een beslissende slag toe bij Mantzikert. Daarna
overspoelden de islamitische Seldsjoeken het Midden-Oosten en werd in 1068 het sultanaat
van Iznik uitgeroepen. De interne opbouw van het rijk is vooral verbonden met de naam
Nizam-al Molk (1018-1092). Hij schreef het ‘Boek der Staatskunst’. Het belangrijkste
instrument van de islamitische religieus-politieke eenwording was de medrese. Het waren geen
gewone koranscholen, maar universiteiten voor toekomstige juridische bestuurseliten.
Paus Urbanus II riep in 1095 de christelijke wereld op om op kruistocht te gaan naar het Heilig
Land. Door het gestaag opdringen van de Islam (zo was in 1070 Jeruzalem ingenomen door
Seldjoeken) werd het steeds moeilijker om christelijke pelgrimages naar Jeruzalem en het
Heilig Land te maken. Door deze problemen werd Transjordanië een gebied van de eerste
orde voor de Islamitische vorsten. Het door de Fransen veroverde Jeruzalem werd koninkrijk
en ter bevestiging van hun macht en verdediging van hun rijk (en de handels- en pelgrimsweg
van Damascus naar Arabië) stichtten zij tal van forten, o.a. ten oosten van de Jordaan in
Jordanië. Shobeq en Kerak waren de belangrijkste Franse steunpunten. De bouw ervan is
zeker vergemakkelijkt door de aanwezigheid van Arabische stammen die het christelijk geloof
hadden bewaard. Met de forten te Shobeq en Kerak konden de Fransen de verbindingen tussen
Syrië en Egypte onderbreken. Akko werd de belangrijkste havenstad. De bundeling van de
moslem-krachten tegen de Kruisvaarders begon in Aleppo. De Seljukse regent Imad ad-Din
Zengi veroverde in 1144 Edessa op de Kruisvaarders; zijn zoon zette de veroveringen voort.
In 1171 schafte de vizier Saladin het kalifaat van de Fatimiden geruisloos af, en werd de
stichter van de dynastie der Ayyubiden. Toen de Ayyubidische eenheidsstaat werd gesticht,
waarbij Saladin Syrië en Egypte aaneensloot, vonden grootsere belegeringen plaats. In 1187
viel Jeruzalem in zijn handen. In 1188 viel Kerak in handen van Saladin, nadat de Kruisridders
acht maanden stand hadden gehouden.
Kruisvaarders en moslims in gevecht
Vanaf ca. 1100 raakte het Seldsjukse rijk in verval door broederoorlog en de kruistochten. In
1243 werd het Seldsjukse sultanaat verpletterend verslagen door de Mongolen. Sinds de
Mamlukken de macht in het Midden-Oosten in handen hadden vanaf het midden van de 13de
eeuw, beleefde de regio een grote bloeitijd. Zij verdreven de kruisvaarders, wisten ook de
Mongolen diverse malen tot staan te brengen en bouwden scholen en moskeeën. Caïro werd
het centrum van de wereld, en dat voor drie eeuwen lang.
53
©posterheide brabant, helmond
De verovering van Palestina door de kruisvaarders veranderde het leven van de Joden daar
nauwelijks. De juridische status van de joden van Palestina was dezelfde als die van andere
bevolkingsgroepen. De enige uitzondering was dat zij niet in Jeruzalem mochten wonen.
Tijdens de periode van de kruistochten reisden wel meer en meer diaspora-joden naar
Palestina als pelgrim. Dit kwam in de 13de eeuw tot een hoogtepunt. Nadat Jeruzalem in 1244
door de Moslims verwoest was, werd Akko de nieuwe hoofdstad van de kruisvaarders. Zo trok
deze kosmopolitische stad veel joodse geleerden aan uit de gehele diaspora. Met de komst
van de Mamlukken in Egypte en het Midden-Oosten verslechterde de situatie van de joden.
De joden werden als minderheid behandeld. De christenen verloren sinds de komst van de
Seldsjukken hun dominante positie in het Midden-Oosten. Eeuwenlang werd er nauwelijks een
nieuwe kerken gebouwd. Tijdens de Mamlukse overheersing werden Koptische christenen
vervolgd en veel kerken verwoest.
Orthodoxe Kerken in het Midden-Oosten
De Oosters-Orthodoxe Kerken in het Midden-Oosten hebben hun eigen, vaak nationale
organisatie. Deze kerken worden niet centraal geleid. De oecomenische patriarch van
Constantinopel heeft de eerste plaats onder de oosterse patriarchen. Het is echter een moreel
leiderschap, geen autoritair. De autocefale kerken hebben een eigen hoofd, een patriarch,
metropoliet of aartsbisschop. Alexandrië is de zetel van een Grieks-orthodox patriarchaat.
Antiochië is de zetel van een Grieks-orthodox patriarchaat. Jeruzalem is ook de zetel van een
Grieks-orthodox patriarchaat. De orthodoxe kerk van Georgië wordt geleid door een patriarchkatholikos. De orthodoxe kerk van Armenië wordt geleid door een patriarch.
De Chaldeeuws-katholieke Kerk is ontstaan als Nestoriaanse Kerk uit de Kerk van Antiochië na
het Concilie van Efeze. De liturgische taal is Arabisch of Syrisch. De kalender is de
Gregoriaanse. In 1552 verenigden zij zich met de Kerk van Rome. Zij verzetten zich tegen de
erfelijke overdracht van het patriarchaat en benoemden een eigen patriarch. Deze werd als
eerste door de Kerk van Rome erkend. Deze christenen behielden hun eigen liturgie, maar
verlieten de theorieën van Nestorius. Gaandeweg sloot een groot deel van de Nestorianen zich
aan bij deze katholieke Kerk. Tegenwoordig heeft deze kerk meer aanhangers in Irak dan de
oorspronkelijke Nestoriaanse.
De Maronitische Kerk is ontstaan na het Concilie van Chalcedon. Deze Kerk had haar oorsprong
in een klooster, gesticht door Maron in het dal van van de Orontes bij Apameia. Deze Kerk
stond een compromis-voorstel voor die voor- en tegenstanders van het Concilie van Chalcedon
moest verzoenen: het monotheletisme ( Christus heeft één wil, maar twee naturen). De leer
werd in 681 bij het Concilie van Constantinopel III veroordeeld. De gemeenschap van Maron
nam de wijzigingen in de leer niet over, mede door de verovering van de regio door moslimArabieren. Er ontstond een eigen gemeenschap in West-Syrië. In de 8e eeuw verhuisden zij
naar Libanon, tijdens de kruistochten verenigden zij zich met Rome.
De Melkitisch-Grieks-katholieke Kerk is ontstaan uit het Grieks-orthodoxe patriarchaat van
Antiochië. Historisch gezien wonen zijn in Syrië, Libanon en Palestina, maar door emigratie is
de Kerk verspreid naar veel landen. Deze Kerk is ontstaan in de 18de eeuw, toen de christenen
van Damascus een pro-katholieke kandidaat tot patriarch van Antiochië kozen. Korte tijd later
werd een orthodoxe patriarch aangesteld die tegen katholieke eenheid met Rome was. Er was
voortaan een Melkitisch Grieks-orthodoxe en een Melkitisch Grieks-katholieke patriarch van
Antiochië. De orthodoxe Kerk liet na enige tijd de term ‘melkitisch’ wegvallen.
Melkitisch was oorspronkelijk een spotwoord. Het werd in de 5e eeuw gebruikt door de
monofysieten om de aanhangers van het Concilie van Chalcedon aan te duiden.
54
©posterheide brabant, helmond
Download