Overige geloven – historie Aten (Egypte) – bestond ongeveer 25 jaar rond 1350 v. Chr. Amenothep III en IV regeerden in die tijd, de laatste veranderde zijn naam naar Akhenaten om zijn verbondenheid met Aten te laten zien. Deze godheid was man en vrouw tegelijk, had het universum geschapen, en bezat eigenschappen van andere Egyptische goden. Hij was de enige god en werd afgebeeld als zon. De verering van Aten is daarom ook een van de eerste monotheïstische godsdiensten. Akhenaten liet tempels voor andere godheden afbreken, en bouwde een nieuwe stad. Aan het einde van zijn regeerperiode was er echter grote hongersnood, en zijn opvolger weet dat aan het vereren van de verkeerde goden. Om deze reden heeft dit geloof maar korte tijd bestaan, maar het heeft zeker invloed gehad op latere monotheïstische godsdiensten zoals het Joden- en Christendom. Taoïsme – vanaf 600 v. Chr. Dit geloof is ontstaan dankzij de Chinees Laozi; hij schreef de Tao Te Ching, de belangrijkste taoïstische tekst. Taoïsten proberen de harmonie met het universum te bewaren en zich niet te verzetten, maar toch moedigden bepaalde sekten in 184 n. Chr. de arme boeren aan in opstand te komen omdat er enorme hongersnood heerste (Gele Tulbandenrevolutie). Rond 250 n. Chr. heeft Wang Bi belangrijke kanttekeningen bij de Tao Te Ching geplaatst, waarmee hij probeerde aspecten van het Confucianisme en het Boeddhisme bij het Taoïsme te betrekken. Ongeveer 400 jaar later werden deze drie stromingen officiële staatsgodsdiensten in China, en veel mensen namen in hun overtuiging en levenswijze aspecten van de verschillende stromingen op. Oude Griekenland – 800 v. Chr. tot 150 v. Chr. Griekse goden waren in heel veel opzichten gelijkenissen van mensen. De Grieken geloofden in een grote godenfamilie die woonde op de Olympus (berg). Ze stelden allemaal een natuurverschijnsel of iets uit het dagelijks leven voor, maar ondertussen bedrogen ze elkaar, hadden ze over alles ruzie, en kregen ze kinderen met mensen, dieren en andere goden. Verder geloofden de Grieken dat de goden een zekere invloed hadden in hun leven, dat ze mensen konden beïnvloeden, en dat het als mens goed was om open te staan voor die invloeden. Dit bepaalde voor een groot deel hoe zij in het leven stonden. De Griekse mythologie (verhalen over goden en mensen) werd gebruikt om bepaalde verschijnselen en gebeurtenissen uit te leggen, zoals het ontstaan van seizoenen of de reden voor een oorlog. Romeinse godsdienst – 300 v. Chr. tot 500 n. Chr. De Romeinen staan erom bekend dat zij veel van de Grieken hebben overgenomen. Dit komt omdat zij rond 150 v. Chr. grote delen van Griekenland overnamen, en in aanraking kwamen met die cultuur. Ook zijn er een aantal Egyptische en Etruskische goden in de godsdienst verwerkt. De Romeinse keizer was een godheid, en de godsdienst werd centraal geregeld omdat er een centraal bestuur was, iets wat de Grieken niet hadden. Het motto was “Do ut des” – ik geef opdat jij geeft (een offer voor een gunst). Germanen – 1000 v. Chr. tot 500 n. Chr. Mythologie en mondelinge overlevering speelden een grote rol in de verspreiding van dit geloof. De Germanen geloofden ook in een grote groep menselijke goden die natuurverschijnselen veroorzaakten. Deze goden zouden op de top van de levensboom Yggdrasil wonen, de mensen ergens halverwege, en de wezens van de onderwereld onderaan bij de wortels. De namen van goden verschilden van stam tot stam, maar over het algemeen waren de verhalen hetzelfde. Overgang tot het Christendom De Germanen en Romeinen bekeerden zich tussen 300 en 500 na Chr. met grote getale tot het Christendom. Dit komt omdat de Romeinen erg tolerant waren en het Christendom lange tijd toestonden in hun rijk, en uiteindelijk werd het ook de hoofdgodsdienst van het rijk. De Germanen romaniseerden omdat dit allerlei voordelen met zich meebracht (Romeinse cultuur, rijkdom en handelsmogelijkheden), en namen zo ook het Christendom over. Rastafari – vanaf 1920 De boodschap dat Afrika het beloofde land was en Haile Selassi, koning van Ethiopië, de vertegenwoordiger van God op aarde, kwam goed aan bij de arme zwarte bevolking in de sloppenwijken van Jamaica. Volgens Marcus Garvey hadden zij namelijk een goddelijke straf gekregen en mochten ze terug nu deze koning aangesteld was. Rastafari was dus voornamelijk een bron van hoop. Het vertoont ook veel gelijkenissen met het Jodendom (goddelijke straf, terugkeer naar het beloofde land). Maar Haile Selassi ontkende sterk dat hij God vertegenwoordigde, en Garvey was daarom niet blij met hem. Selassi heeft tegelijkertijd heel veel voor Ethiopië betekend en was zeer geliefd in het westen; hij was de eerste zwarte man die op de voorkant van Time Magazine verscheen.