Jens Jörgensen Combinatie van 1ste – 2de kandidatuur Politieke Wetenschappen Tekst: Marx’s Sociology of Alienated Labor “Das Kapital” = sociologische studie van de wereld van vervreemde arbeid = studie van wat Marx beschouwt als de fundamentele aspecten van het uitbreidende kapitalistisch systeem Volgens Marx zijn er verschillende fases in de ontwikkeling van de productiekrachten in de kapitalistische productiemethode. 1. Eenvoudige coöperatie Samenwerking is karakteristiek voor elke productie op grote schaal. Bij eenvoudige coöperatie worden meerdere arbeiders samengebracht in eenzelfde ruimte. Eenvoudige coöperatie komt voor wanneer het kapitaal op grote schaal opereert, maar de verdeling van arbeid en machinerie slechts een ondergeschikte rol spelen. Een groter aantal arbeiders werken samen op dezelfde plaats en op hetzelfde tijdstip aan hetzelfde soort artikel onder het leiderschap van een kapitalist. Deze handenarbeid verschilt van het handwerk in de gilden alleen door het groter aantal arbeiders die tegelijk tewerkgesteld worden door eenzelfde kapitalist. Dit heeft tot gevolg dat het productieproces enigszins versneld wordt waardoor er meer geproduceerd kan worden. De nadruk ligt hier op de sociale productiekracht; door vele mensen samen te brengen om aan elkaars zijde te werken en samen te werken, ontstaat er een meerwaarde. De kapitalist betaalt elke arbeider afzonderlijk maar krijgt er in totaal meer voor in de plaats. Dit is volgens Marx de eerste fase van het kapitalisme. Er zullen voorheen ook al wel voorbeelden geweest zijn van samenwerking, maar nieuw is dat het gebruik en de verdere groei van deze productiekracht nu afhankelijk was van specifieke productierelaties. Voorwaarde is immers dat het kapitaal en de productiemiddelen in handen zijn van één kapitalist die vele arbeiders tegelijk kan tewerkstellen. Echter belangrijk om te onthouden is dat in deze fase echter de arbeider nog steeds een ambachtsman is (een stielman) waarmee ik bedoel dat hij in deze fase nog niet is vervreemd van het eindproduct. Hij vervaardigd het volledige product nog steeds zelf en is minder afhankelijk van de kapitalist dan als je het vergelijkt met de latere fases. Hij is enkel op de markt minder competitief omdat hij een kleinere afzet bekomt en met bijgevolg een hogere prijs gaat moeten vragen. De kapitalist die door zijn grote kapitaal vele ambachtslieden kan bundelen gaat zo steeds een nog groter kapitaal bezitten waardoor hij dus steeds een groter aantal arbeiders (ambachtslieden) onder zijn hoede kan krijgen. 2. Manufactuur en verdeling van de arbeid Deze fase wordt gekenmerkt door een meer complexe verdeling van de arbeid. Gelijklopend met de vorige fase is dat elke handeling nog steeds met de hand gedaan wordt en afhankelijk is van de handvaardigheid van de individuele arbeider bij het gebruiken van zijn gereedschap. Verschillend is dat de werkman zich nu bezig houdt met één enkele handeling in het productieproces. In plaats van de verschillende deelprocessen in de productie van een artikel na elkaar uit te voeren en aldus regelmatig van plaats en van instrument te moeten veranderen, gaat de arbeider nu de hele dag één en dezelfde handeling continu verrichten. Op deze manier wordt de loop van de arbeid niet langer onderbroken. Zo wordt er ingeboet op creativiteit, maar gewonnen op efficiëntie. De arbeider heeft immers minder tijd nodig om een specifieke handeling uit te voeren. Ook wordt voor elke specifieke handeling gespecialiseerd gereedschap gebruikt. Wat de arbeider moet inboeten aan artistieke vaardigheden en creativiteit komt dus tegoed aan de organisatie. Deze fase brengt veranderingen mee in het karakter en de persoonlijkheid van de werkman. De arbeidsverdeling leidt immers tot vervreemding van de arbeider en het eindproduct. En dit leidt tevens ook tot een vervreemding van arbeider tot arbeider. Ook wordt er een hiërarchie gecreëerd. Werklieden hangen immers vast aan gelimiteerde functies die geplaatst worden in een hiërarchie. Op deze manier wordt er een klasse van ongeschoolde arbeiders gecreëerd. 3. Machinerie Dit is de belangrijkste fase in de kapitalistische productiemethode. Het productieproces wordt geanalyseerd in een opeenvolging van fases waarbij voor elke fase een oplossing gezocht wordt door middel van machines. Ook de overschakeling van de ene fase in het productieproces naar de andere gebeurt niet meer met de hand maar eerder door machines. Hierdoor wordt de arbeider nog meer afhankelijk van de fabriek en dus van de kapitalist. In de vorige fase gebruikte de arbeider zijn gereedschap, maar nu gebruiken de machines hem. Waar in de manufactuur het productieproces nog werd aangepast aan de vaardigheden van de werkman, verplicht het machinesysteem de werkman juist om zichzelf hieraan aan te passen. Voor Marx is dit de kritieke fase in de ontwikkeling van de kapitalistische methode omdat ze gepaard gaat met groeiende vervreemding. De mens verliest de controle over het productieproces. Het begrip “vervreemding” wordt verscherpt en geconcretiseerd en verwijst nu naar de groeiende dehumanisering van de mens onder kapitalistisch-industriële condities. Marx’ revolutionaire antwoord hierop is dat arbeid niet kan afgeschaft worden, maar dat de vervreemde arbeid, de exploitatie en de verdrukking wel geëlimineerd kunnen worden uit de menselijke ervaring. Zij die hier het meest onder lijden (de arbeiders zelf) zullen vroeg of laat het kapitaal en de macht losrukken van hun verdrukkers. Met dit als begin en met de afschaffing van de klassen en de klassenstrijd, zou de mens ooit een toestand bereiken waarin de vrije ontwikkeling van elk zal leiden tot de vrije ontwikkeling van allen.