Samenvatting Maatschappijwetenschappen Werk 4V

advertisement
Samenvatting Maatschappijwetenschappen Werk 4V
Hoofdstuk 1: Betekenis van werk
Wat is werk?

Betaald: loon

Onbetaald: wel maatschappelijk nut

Vrijwilligerswerk

Geen loon

Wel vaak verzekerd

Soms onkostenvergoeding
Arbeid:
alle activiteiten die maatschappelijk en/of economisch nuttig zijn, voor degene die ze
verricht, voor zijn of haar omgeving/samenleving


Economisch nut
Scheidingslijn moeilijk te trekken tussen soorten arbeid (bvb bed opmaken)
o Overeenkomst: maatschappelijke behoefte
Functies van werk
Voor individu
Voor samenleving
Materieel
 Inkomen
 Economisch onafhankelijk
Welvaartsfunctie
 Draagt bij aan welvaart en rijkdom
 Beste middel tegen armoede
Immaterieel
 Sociale status & contacten
 Zinvolle tijdsbesteding
 Kunt je in je werk ontplooien
Sociale functie
 Integratie: bijdrage sociale cohesie
 Samenwerking: betere samenleving
Verdelingsfunctie
 Verdelen van geld en macht
Werk en identiteit
Grondwet artikel 19 erkent het recht op vrije keuze van arbeid van iedere Nederlander >
sociale grondrechten.
Kwaliteit van werk

Arbeidsinhoud


Arbeidsomstandigheden


Werkplek, gereedschappen
Arbeidsverhoudingen


Afwisseling, zelfontplooiing
Sociale contacten, relatie tussen personeel en baas, inspraak
Arbeidsvoorwaarden
 Salaris, werktijden, vakantie, telefoon, auto
Samenvatting Maatschappijwetenschappen Werk 4V
Arbeidsethos
→
het belang dat mensen hechten aan werk
 Hoog: werken is leuk
 Laag: werken is stom

Recht op inkomen
> Om meeliftersgedrag te voorkomen móeten mensen een baan zoeken willen ze
een uitkering krijgen

Betekenis van werk bepaald door maatschappelijke factoren

Hoe welvarend is het land?



Moet je werken om te overleven of niet (bvb NL of Afrika)
Hoe groot is de werkloosheid?

Kleine werkloosheid: bijna iedereen moet solliciteren

Grote werkloosheid: niet iedereen hoeft te solliciteren
Welke inkomensvoorzieningen zijn er?
Bvb erfenis of vergoeding
Hoe sterk is de maatschappelijke druk om te werken?
 Economische motieven (zie hierboven)
 Sociale motieven (bvb de vrouw als huisvrouw toen en nu)


Geschiedenis van het arbeidsethos

Klassieke oudheid: werk is voor slaven

Middeleeuwen: wie niet werkt, zal niet eten

Verlichting: armoede is eigen schuld
o
Marx: het gaat om het bezit van de productiemiddelen

20 eeuw: recht op arbeid

In de VS is het arbeidsethos erg hoog
e
Piramide
vanbehoeften
Maslow op lage
Eerst
moeten
Eerst moeten de behoeften op lage niveaus bevredigd zijn,
dan pas kunnen mensen zich richten op de behoeften op hoger niveau.
Werk is belangrijk bij het
Werk is belangrijk bij het vervullen van:


Materiële basisbehoeften:
o Zekerheid
o Inkomen
Immateriële basisbehoeften:
o Sociale contacten
o Status en erkenning
o Ontwikkelen identiteit
Samenvatting Maatschappijwetenschappen Werk 4V
Maatschappelijke ladder

Sociale stratificatie:
verdeling samenleving in groepen en lagen waartussen een verhouding van sociale
ongelijkheid bestaat
 Sociale milieu waar mensen in leven
 Sekse
 Gezinssituatie

Sociale ongelijkheid
ongelijke verdeling van welvaart, macht en sociale privileges
 Mensen aan de top hebben meer mogelijkheden dan andere

Theorieën over sociale stratificatie:

Marx



Heersende klasse bezit de productiemiddelen
Arbeidersklasse bezit dit niet
Weber


Klasse: mensen in zelfde economische positie: economische macht
 Stand: netwerk met aanzien en bepaalde levensstijl: sociale macht
 Partijen : georganiseerd rondom verwerven van politieke macht
Functionalisten
 Berust op consensus en gemeenschappelijke waarden
 Ongelijkheid schept natuurlijke orde in de samenleving
 Doordat het talentvolle mensen motiveert om taken te vervullen
die meer beloning geven
Sociale mobiliteit
Mogelijkheid om te stijgen of dalen op de maatschappelijke ladder

Intergenerationele mobiliteit


Intragenerationele mobiliteit



Tussen generaties
Binnen één generatie
Reproductietheorie

Samenleving wordt gedomineerd door machtsverhoudingen tussen
maatschappelijke klassen

Bestaande machtsstructuur wordt doorgegeven
Meritocratietheorie
 Stijgen op de maatschappelijke ladder is eigen verdienste
 Afhankelijk van inzet en capaciteiten i.p.v. sekse, afkomst, etc.
Samenvatting Maatschappijwetenschappen Werk 4V
Hoofdstuk 2: Arbeidsverdeling
Arbeidsverdeling

Maatschappelijke arbeidsverdeling:
→
verdeling van arbeid over mensen in een samenleving
→
leidt tot efficiëntere productie

→
Technische arbeidsdeling
het maken van één product wordt opgedeeld in verschillende deelhandelingen
> efficiëntere productie
> treed pas op bij complexere samenlevingen
Sectoren in de economie
1.
2.
3.
4.
Primaire sector:
Secundaire sector:
Tertiaire sector:
Quartaire sector:
landbouw
industrie
commerciële dienstverlening
overheid en semi-overheid (niet-commerciële dienstverlening)
De eerste beroepen

Jagers-verzamelaars: rondtrekkend bestaan
o Vrouwen doen licht werk, mannen zwaar

Landbouwrevolutie: eerste nederzettingen

Leidt tot veranderingen van de arbeid:

Werkinhoud
→ Nieuwe beroepen

Werkorganisatie
→ Dichtbij huis
→ Dorpen, akkers, weiden
→ Gilden; beroepsorganisaties

Werkverhoudingen
→ Grondbezit belangrijk

Eerst in bezit van vrije boeren, daarna van
grootgrondbezitters en werd bewerkt door slaven
→ Kwamen werkplaatsen; gelegenheid eigen bedrijf

Sociale structuur
→ Sociale ongelijkheid

Uitbuiting, onderdrukking, verschil macht/rijkdom,
status en levensstijl

Slavernij

Elite had grondbezit en politieke macht
 Boeren of kooplieden waren middenklasse
→ Standenmaatschappij


Gesloten samenleving; sociale mobiliteit laag
Geboorte en afkomst bepaalden je leven
Samenvatting Maatschappijwetenschappen Werk 4V
Mechanisering van arbeid

Er ontstaan werkplaatsen (manufacturen)
o Kleine bedrijfjes konden die concurrentie niet aan en gingen hier daarom werken

Industriële revolutie: technische arbeidsverdeling maximaal (m.b.v. stoommachine/elektriciteit)
o

Vooral vrouwen en kinderen ingezet; goedkoper en werk was lichter en kennis overbodig
Leidt tot nieuwe veranderingen van de arbeid:


Werkinhoud
Werkorganisatie
→ Deeltaken; mensen hadden nauwelijks zicht op eindproduct

Saai werk

Geen mogelijkheden je te ontplooien
→ Fabrieksmatige productie

Eigenaar kocht met kapitaal een fabriek, machines, energie
en grondstoffen

Huurde arbeiders in
→ Rationalisatie; zo efficiënt mogelijke productie





Fabriek in buurt van mijn
Ploegendiensten
Machines 24 uur per dag
Lage lonen en slechte arbeidsomstandigheden
Arbeiders werden productiefactoren

Werkverhoudingen
→ Arbeider bezit geen productiemiddelen,
is afhankelijk van fabriekseigenaren

Sociale structuur
→ Klassenmaatschappij
 Een maatschappij waarbij de onderlinge verschillen niet
langer bepaald worden door afkomst of stand, maar door
economische factoren, zoals het beschikken over
productiemiddelen.
Marx over vervreemding
1. Arbeider vervreemd zich van eigen arbeid
a) De machines gebruiken de arbeider
b) Werkt alleen om in leven te blijven en vindt er geen vervulling in
c) Hij beschouwt arbeid niet meer als een deel van zichzelf
2. Arbeider is vervreemd van product dat het resultaat is van zijn arbeid
a) Doordat hij alleen deelhandelingen verricht kent hij het eindproduct niet
3. Arbeider vervreemd van de medemens
a) Arbeiders zien elkaar als elkaars concurrenten bij het hebben van loonarbeid
4. Arbeider vervreemd met zichzelf
a) Hij voelt zich alleen vrij als hij niet werkt
b) Op zijn werk is hij eigendom van iemand anders
Samenvatting Maatschappijwetenschappen Werk 4V
Van product naar dienst

Toegenomen welvaart leidt tot

toenemende dienstverdeling



tertiaire sector: commerciële dienstverlening

quartaire sector: overheid en semi-overheid
groei van de verzorgingsstaat (zorg, onderwijs, welvaart)
Internationalisering en globalisering

Leiden opnieuw tot veranderingen van de arbeid:

Werkinhoud
→ Hoger opleidingsniveau door diensteneconomie


Psychologische en sociale vaardigheden
Werkorganisatie
→ Klant is koning
→ 24-uurs-economie; altijd beschikbaar zijn
Werkverhoudingen
→ Raden van bestuur; leiders multinationals
→ Afstand tussen baas en personeel
→ Verhoudingen informeler
→ Flexibilisering (o.a. zzp); minder vaste contracten

Sociale structuur
→ Intergenerationele mobiliteit; geeft kinderen de
kans op te klimmen
→ Internationale mobiliteit; mensen uit een ander land
Informatisering van arbeid

Automatisering / robotisering
o Robots nemen niet alleen het doen over, ook het denken
o Snellere verwerking grote hoeveelheden informatie

Informatisering:
→ het effect van het steeds breder inzetten van informatietechnologie op de inhoud en
organisatie van het werk

Informatisering leidt tot

Productinnovatie; informatisering maakt het aanbieden van nieuwe diensten of
producten mogelijk (bvb spelletjes op telefoon i.p.v. alleen bellen)

Procesinnovatie; het productieproces verandert door informatisering (bvb post
wordt nu digitaal gesorteerd)
Samenvatting Maatschappijwetenschappen Werk 4V

Informatisering van arbeid leidt weer tot nieuwe veranderingen van de arbeid:

Werkinhoud


→ Functies worden anders ingevuld:
In alle 4 sectoren van economie vindt digitalisering & automatisering plaats:

Agrarisch; veevoer samenstellen

Industrie; software bij productie en ontwerpen

Zakelijke dienstverlening; administratie

(Semi)overheid; digitale gegevensverwerking

Taakverrijking; werk leuker en afwisselender

Taakverarming; werk saaier en routinematiger
Werkorganisatie
→ Telewerken; hoeft niet op een plaats te zijn
→ Fragmentering van sociale rollen; huis&werkvrouw

Werkverhoudingen
→ Plattere organisatie; afstand tussen verschillende
niveaus in een bedrijf kleiner


Sociale structuur
Meer ruimte creativiteit en ontplooiing
→ Open samenleving: Samenleving met goede kansen op
maatschappelijke stijging

Voor mensen met taalachterstand of problemen
met leren zijn mogelijkheden juist kleiner geworden

Voor vrouwen juist verbeterd
Download