Hoofdstuk 2 Kwaliteit van werk Les 5 en 6 De afgelopen lessen • Resultaatbespreking • H1 doornemen • Introductie PO - Wat moet je nu af hebben? • Artikel als vertrekpunt voor je PO • Vragen H1 gemaakt en nagekeken De ene baan is de andere niet… DE 4 A’s • Arbeidsinhoud • Arbeidsomstandigheden • Arbeidsvoorwaarden • Arbeidsverhoudingen – Op bedrijfsniveau en op landelijk niveau • Wat is werk / arbeid ? • Arbeid = inspanning, capaciteiten, behoefte, product of dienst Functies van werk • Waarom werken mensen Maslow (Amerikaans psycholoog) werkte de volgende behoeftenhiërarchie uit: • Lichamelijke behoeften • Veiligheid en zekerheid • Sociale behoeften erbij horen • Erkenning en waardering • Zelfrealisatie innerlijke behoefte om iets zinvols te presteren Arbeidsethos vroeger en nu Arbeidsethos de betekenis die mensen aan arbeid toekennen Vroeger Middeleeuwen Noodzakelijk kwaad 16e eeuw o.i.v.Calvinisme: morele plicht 19e eeuw o.i.v. politieke stromingen: maatschappelijke plicht: jezelf en de maatschappij vooruit helpen Nu Naast plicht nu ook een sociaal grondrecht: de politiek spant zich in om iedereen de mogelijkheid te bieden te werken Arbeidsverdeling Arbeidsverdeling: De in de maatschappij te verrichten werkzaamheden verdelen over groepen en individuen. Specialisaties: Toeleggen op specifieke werkzaamheden, na de tijd van zelfvoorzienend zijn (autarkie) Maatschappelijke arbeidsverdeling: het gehele productieproces is verdeeld over een verfijnd netwerk van beroepen, functies, bedrijven en arbeidssectoren. Technische arbeidsverdeling: het productieproces wordt opgedeeld in deelhandelingen die door afzonderlijke werknemers worden verricht (fabrieksmatig) Henry Ford Fordism Frederick Taylor Taylorism: Principles of scientific management • Hierarchical leadership • Fixed, not fluid • Split locations for manufacturing and office work • Offices were compartmentalized • Work became specialized with divisional labor • Office features were a symbol of status • Product/outcome focused - not customer focused • Demand exceeded supply • Manufacturing and industrial companies were the main company types Waardering van werk • • • • • • • • • • Waardering hoofd en handwerk Geschoold en ongeschoold werk Vrouwen en mannenwerk Betaald en onbetaald werk Maatschappelijke positie: plaats die iemand heeft op de maatschappelijke ladder Gevolgen voor de levenswijze wonen, betere schoolprestatie, minder psychische problemen Belangen Salarisverhoging als je een laagbetaalde baan hebt voldoende werkgelegenheid als je een uitkering hebt Arbeid en sociale structuur • Vroeger: Sociale stratificatie de verdeling van de samenleving in groepen en lagen waartussen een verhouding van sociale ongelijkheid bestaat (priesters vs. Boeren en fabriekseigenaren vs. Arbeiders) • Tegenwoordig: Maatschappelijke ongelijkheid veel verfijnder niet twee lagen • Sociale mobiliteit: de mogelijkheid om te stijgen of te dalen op de maatschappelijke ladder Sociale stratificatie in Nederland: • • • • • Kapitaalbezitters en topbestuurders Ondernemersklasse Hoogopgeleide middenklasse Werknemers of arbeidersklasse Mensen met een zeer laag inkomen en uitkeringsgerechtigden Carrousselopdracht In groepjes van vier reageren op een stelling. Dit reageren gebeurt schriftelijk en ik wil dus dat het stil is tijdens de les. Elk groepje krijgt 4 A4tjes met een stelling. Deze draaien na een reactie met de klok mee in het groepje. Elke leerling voegt zijn bijdrage toe en neemt de opvattingen van anderen hierbij in overweging. Jullie hebben tot 11.05 uur de tijd om de reacties op papier te krijgen. Daarna zal ik per groepje een woordvoerder aanwijzen die de argumenten die zijn aangedragen door de groep moet voorlezen. Situatie 1 Samen met een collega moet je een offerte uitbrengen om een opdracht in de wacht te kunnen slepen. De dag dat de offerte de deur uitmoet is je collega afwezig. Hij was niet zo lekker. De offerte is nog lang niet af. Hoe los je dat op? Situatie 2 Een collega blijkt al langere tijd spullen achterover te drukken in het magazijn van een winkel. Jij merkt dat. Wat doe je? Situatie 3 Je hebt eindelijk een baan na lang solliciteren. Maar het blijkt helemaal niet te zijn wat je ervan had verwacht. Hoe ga je daar mee om? Situatie 4 Je hebt een beoordelingsgesprek. Je baas is kritisch (niet erg tevreden) over jouw werkhouding, maar jij vindt dat dit (deels) komt door de manier van leidinggeven. Hoe reageer je? Extra Voor de volgende les vraag je je af wat er allemaal belangrijk is wanneer je gaat solliciteren. Denk daarbij aan de presentatietraining van twee weken geleden. Wat zijn de do’s en don’t wanneer je gaat solliciteren? Stellingen Een werkgever kan iemand met piercings / tatoeages weigeren Een werkgever moet aan een vrouwelijke sollicitant mogen vragen of ze op korte termijn zwanger wil worden. Een werkgever kan eisen stellen waar het gaat om kleding. Een hoofddoek kan niet op het werk