De Nederlandse Grondwet: Artikel 1 van de Nederlandse Grondwet is belangrijk, gelijke behandeling is belangrijk. Maar soms gaat het mis, ook bij onszelf. Opdracht 1: Je werkt in een groepje van drie of vier leerlingen. Is dit eerlijk? Worden mensen gelijk behandeld? Lees de situaties hieronder en bespreek ze. Wat vinden jullie: is dit eerlijk? Waarom wel of niet? A Johan is net 18 en hij zit in de kroeg, hij heeft al veel gedronken. Hij bestelt nog een drankje, maar de barman geeft hem niets en stuurt hem naar buiten. B Charifa en Ellen kijken wat rond in een drogisterij. De winkelier komt op hen af en zegt dat ze hun zakken en tassen moeten leegmaken. Hij denkt dat ze gestolen hebben. C Anil en Bram fietsen van school naar huis. Het is al bijna donker. Een politie agent houdt hen aan en geeft Bram een boete, omdat hij geen licht op zijn fiets heeft. Anil mag heeft ook geen licht op zijn fiets, maar hij mag gewoon doorrijden. D Mark zit in de les te bellen. De docent neemt hem zijn mobiele telefoon af. Hij krijgt de telefoon pas de volgende dag weer terug. E Jongeren van 18, die een hogere opleiding (HBO of universiteit) volgen, krijgen van de overheid een ov-kaart, waarmee ze door de week of in het weekeinde gratis kunnen reizen met het openbaar vervoer. Als je 18 bent en je volgt een mbo-opleiding, dan krijg je geen ovkaart. Opdracht 2: Je voert deze opdracht alleen uit. Dat was niet eerlijk. Bedenk een situatie, waarin je zelf niet eerlijk behandeld bent. Situatie Waar was je? Wat was je aan het doen? Wie was de ander? Wat deed de ander? Wat deed je zelf Hoe voelde je je? Hoe had je beter kunnen reageren? Opdracht 3: Je werkt in een groepje van 3 leerlingen. Vertel wat er gebeurde aan anderen in je groepje. De anderen luisteren en stellen vragen, maar geven geen mening. Als alle leden van je groepje hun situatie uitgelegd hebben, mag je elkaar tips geven om een dergelijke situatie in de toekomst te voorkomen. Burgerschap mbo 2 politiek juridische dimensie Opdracht 4: Je voert deze opdracht alleen uit. Bedenk een situatie, waarin jij iemand anders niet eerlijk hebt behandeld. Schrijf voor jezelf in steekwoorden op: Situatie (waar, wanneer) – wat gebeurde er – wie heb jij oneerlijk / ongelijk behandeld – hoe heb je iemand ongelijk / oneerlijk behandeld – hoe reageerde de ander – hoe had je zelf beter kunnen reageren? Situatie Waar was je? Wat was je aan het doen? Wie was de ander? Wat deed de ander? Wat deed je zelf Hoe voelde je je? Hoe had je beter kunnen reageren? Opdracht 5: Je werkt in een groepje van 3 leerlingen. Vertel wat er gebeurde aan anderen in je groepje. De anderen luisteren en stellen vragen, maar geven geen mening. Als alle leden van je groepje hun situatie uitgelegd hebben, mag je elkaar tips geven om een dergelijke situatie in de toekomst te voorkomen. Burgerschap mbo 2 politiek juridische dimensie