Informatie groep 2 In groep 2 starten we elke ochtend met het aanwijzen van de helper van de dag, het bespreken van welke dag het is, met de tijdwijzer van Pompom en we bespreken aan de hand van de platen van het dagritmepakket wat er allemaal gedaan zal worden die dag. Dan beginnen we meestal in de kring, met een gebedje en een aandachtsmoment voor elkaar. Belangrijke gebeurtenissen kunnen daar dan ook verteld worden door de kinderen. In de kring vertellen we ook verhaaltjes, bieden we liedjes en versjes aan en taal- en rekenspelletjes. Dit gaat meestal n.a.v. een thema, of uit de methode Schatkist of gebonden aan feesten of seizoenen. Zo’n thema duurt meestal 3 weken. Tijdens het thema mogen kinderen spulletjes meebrengen die met het thema te maken hebben. Tijdens de werkles die in de morgen plaatsvindt, worden gerichte opdrachten aangeboden. Elke week worden er 5 opdrachten aangeboden. Aan het einde van de week heeft ieder kind alle 5 opdrachten gedaan. De moeilijkheidsgraad van de opdrachten proberen we zoveel mogelijk aan te passen aan het individuele kind. Werkjes kunnen dus op meerdere niveaus aangeboden worden. De 5 opdrachten bestaan uit: * Een ontwikkelingsmateriaal * Een constructiemateriaal * Een creatieve opdracht * Speel- en leerwerkbladen * De hoeken en de computer Regelmatig passen we coöperatieve werkvormen toe. Dit zijn werkvormen waarbij kinderen met elkaar moeten werken. Hierdoor leren ze veel van en met elkaar. Daarnaast passen we het zelfstandig werken toe. Hierbij maken we gebruik van het stoplicht. De leerkracht legt kort de werkjes uit, dan gaan de kinderen aan het werk en wordt het stoplicht op rood gezet. De kinderen gaan zelfstandig aan het werk. Ze mogen de leerkracht niet storen zolang het stoplicht op rood staat. Wel mogen ze elkaar binnen het groepje vragen stellen of elkaar helpen als ze zelf niet tot een oplossing komen. Belangrijk is dat ze het wel eerst zelf proberen. De leerkracht gaat aan de slag: * met een groepje kinderen die extra uitleg nodig hebben, bijvoorbeeld bij het aanbieden van een nieuw ontwikkelingsmateriaal. * of geeft een lesje aan een groepje dat extra uitleg of herhaling nodig heeft. * of geeft een lesje aan een groepje dat extra uitdaging nodig heeft. * of observeert de kinderen tijdens de werkles om beter inzicht te krijgen in de werkwijze en taakaanpak van de kinderen. ’s Middags is er een vrije werkles. Dan mogen de kinderen vrij kiezen uit de aangeboden materialen en de verschillende hoeken en de computer. Taal Op taalgebied werken we meestal aan de hand van de methode Schatkist en de thema’s rond feesten en seizoenen. Het thema wordt ingeleid met een prentenboek of een andere talige activiteit die zorgt dat het interesse bij de kinderen wordt gewekt. De aangeboden liedjes, versjes en taalspelletjes sluiten aan bij het thema. Enkele voorbeelden van taalspelletjes zijn: * welk woord is langer? * rijmspelletjes * verdelen van zinnen in woorden * verdelen van woorden in lettergrepen * klankonderscheiding: hoor je de letter voor of achteraan of in het midden van het woord. * het hakken en plakken van woorden: klanken samenvoegen tot een woord of een woord analyseren in klanken. Er wordt een begin gemaakt met aanvankelijk lezen en beginnende geletterdheid. We proberen belangstelling op te wekken voor het geschreven woord, kinderen ontdekken dat woorden opgebouwd zijn uit klanken en dat letters die klanken weergeven. Binnen elk thema worden er 1 of twee nieuwe letters aangeboden, die een plaatsje vinden in de lettermuur. De kinderen mogen plaatjes en spulletjes meenemen die beginnen met de aangeboden letter. Daarnaast heeft elk kind zijn letterschriftje waarin alle aangeboden letters staan. Kinderen die al verder zijn in het aanvankelijk leesproces kunnen een tutor uit groep 8 toegewezen krijgen. Zij gaan dan 4 keer per week 20 minuten met het kind lezen. Bij taal en rekenen gebruiken we de methode Schatkist, waarbij de kinderen ook werken met computerprogramma’ s. Schrijven Ook maken we een begin met het voorbereidend schrijven, waarbij we gebruik maken van de methode Pennenstreken. Bij groep 2 gaat het om het aanleren van de goede schrijfhouding, schrijfrichting en de potloodhantering. Eenvoudige schrijfpatronen worden geoefend met behulp van werkbladen. In de tweede helft van het schooljaar krijgt elk kind zijn eigen schrijfschriftje met schrijfpatronen. Zelf kunt u ook helpen bij dit proces. Laat uw kind tekenen en kleuren thuis en let dan goed op of uw kind het potlood goed vast houdt. Mocht dit niet zo zijn, corrigeer hem of haar dan. Merkt u dat het kind steeds weer verkeerd het potlood vasthoudt dan kunt u bij ons vragen om een hulpstuk. Als u nieuwe potloden koopt is het voor de potloodhantering goed als het driekantige potloden zijn. Zelfstandigheid In groep 2 wordt van de kinderen een grotere mate van zelfstandigheid verwacht: * ze moeten zichzelf aan en uitkleden en hun kleren en schoenen netjes neerzetten in de gymzaal. * ze moeten zorg dragen voor hun eigen spullen, zoals bakjes en jassen. * zelf naar de wc gaan en handen wassen. * ze moeten netjes met de materialen omgaan. * als het tijd is om op te ruimen moeten zij dit zelfstandig kunnen. * ze moeten leren elkaar te helpen. * ze moeten leren samen te werken * ze moeten opdrachten die gegeven worden uitvoeren, ook mondeling gegeven opdrachten. We merken echter op school dat de zelfstandigheid van veel kinderen te wensen overlaat. We als school proberen de zelfstandigheid van de kinderen te bevorderen, door ze zoveel mogelijk zelf te laten doen. U kunt hier zelf thuis ook aandacht aan besteden. Laat uw kind zoveel mogelijk zelf doen, ook al duurt het dan misschien wat langer. Geef uw kind meervoudige opdrachtjes die het moet uitvoeren en controleer of het deze opdrachten uitvoert. Het is echt heel belangrijk dat uw kind een grote stap maakt in zelfstandigheid als het in groep 2 zit. Rekenen We werken met de methode Schatkist en Met Sprongen Vooruit. Kinderen zijn handelend bezig met het vergelijken van hoeveelheden in een betekenisvolle context. Ze leren de begrippen meer, minder, evenveel, 1 meer of minder en erbij of eraf toe te passen Tellen en getalbegrip Kinderen komen al vroeg in aanraking met tellen en telwoorden bijv. nog 2 nachtjes slapen of je bent al 5 jaar. Ze ontdekken dat getallen verschillende betekenissen kunnen hebben zoals: - het getal geeft een bepaalde hoeveelheid aan - rangtelwoorden bijv. de vierde kapstok meetgetal: wie is er 5 jaar rekengetal: 3 + 2 = 5 Kinderen ontwikkelen kennis van de telrij tot 20 en leren cijfers tot 20 te herkennen en te benoemen. Ze kunnen het juiste getalsymbool koppelen aan een hoeveelheid. Meten en wegen Daarnaast doen kinderen ervaringen op met meten en wegen. Ze kunnen een ordening aanbrengen op basis van inhoud, lengte of gewicht. Ontdekken hoe ze de lengte of het gewicht van een voorwerp kunnen meten en vergelijken. Tijdsbegrip Kinderen leren handelingen in de juiste volgorde te zetten en kunnen tijd schatten waarbij ze begrippen als langer of korter gebruiken. Ze kunnende dagen van de week benoemen en weten welke dag het is.Ze leren tijdsaanduidingen zoals vroeger, later,gisteren enz. op de juiste wijze te gebruiken. Meetkunde Het omgaan met vormen en figuren bijv herkennen van de schaduw van een voorwerp, spiegelen of symmetrie. Het toepassen van plaatsbegrippen zoals voor, achter, links, rechts of naast en het begrijpen van een plattegrond. Gym Wanneer? We gaan elke morgen naar de speelzaal behalve op maandag. Wat doen we? -Gymlessen met materialen bijv. bal, hoepel,banken. -Tik en zangspelletjes. -Vrij spel met klim/klauter en evenwichtsmateriaal. -Bewegen op muziek. Kleding: Gymschoenen ( liefst zonder veters ) Kinderen spelen in hun ondergoed maar een gymbroekje en t shirtje mag. Sociale Ontwikkeling We werken samen met de kinderen aan een goede sfeer in de klas. We maken hierbij gebruik van de methode Leefstijl. Het Pestprotocol vormt hierbij een belangrijk onderdeel. Samen met de kinderen maken we afspraken en stellen regels op: wat mag wel en niet en welk gedrag past bij een bepaalde situatie. Routines worden besproken en ingeoefend m.b.v. pictogrammen: stopteken, op je beurt wachten, elkaar helpen enz. Er wordt ingezet op het benoemen en belonen van gewenst gedrag. Zorg dragen voor elkaar en de klas. We zijn er samen verantwoordelijk voor dat het voor iedereen een fijne dag wordt. Het volgen en bijhouden van de ontwikkeling van de kinderen Dit doen we door middel van: - observaties en journaalvoering in de klas door de leerkracht. - kijkregistratie waarbij alle ontwikkelingslijnen van het kind in kaart worden gebracht. - het leerlingvolgsysteem met de Cito toetsen. In de maanden januari en juni worden de vorderingen van het kind op taal en rekengebied getoetst. - portfolio: in een plakboek worden werkjes van de kinderen over een bepaald thema verzameld. Naast de analyse van de toetsresultaten spelen werkhouding, concentratie, doorzettingsvermogen, zelfstandigheid, luistergerichtheid en taakaanpak een rol bij de keuze van leerstofaanbod , groepsoverstijgend werken en doorstroom naar groep 3.