productie

advertisement
3.1
PRODUCTIE
PRODUCTIE
Produceren is het maken van goederen en
het verrichten van diensten.
Alle productie samen is de productie in
ruime zin.
De productie door bedrijven en overheid die
geregistreerd is, is de productie in enge
zin.
PRODUCTIE
Formele productie is de productie die
plaatsvindt bij bedrijven en de overheid en
die officieel wordt geregistreerd.
Informele productie is de niet officieel
geregistreerde productie zoals
vrijwilligerswerk en onbetaald huishoudelijk
werk.
PRODUCTIEFACTOREN
Bedrijven produceren goederen en diensten.
Ze maken tijdens de productie gebruik van
de productiefactoren.
Dit zijn:
1. natuur (pacht)
2. arbeid (loon)
3. kapitaal (rente)
4. ondernemerschap (winst)
KAPITAALGOEDEREN
Kapitaalgoederen zijn goederen waarmee
je andere producten maakt.
Investeren is het kopen van nieuwe
kapitaalgoederen.
3.2
ARBEIDSPRODUCTIVITEIT
INTENSIEF
Als een bedrijf veel kapitaalgoederen gebruikt, dan
is de productie kapitaalintensief.
Gebruikt ene bedrijf weinig kapitaalgoederen, dan
is het kapitaalextensief.
Als een bedrijf veel arbeid gebruikt, dan is de
productie arbeidsintensief. Arbeid is duur in
Nederland. Daarom verhuizen arbeidsintensieve
bedrijven naar andere landen.
BEDRIJFSKOLOM
De bedrijven die na elkaar meewerken bij de
productie van grondstof tot eindproduct.
BEDRIJFSTAK
De groep van bedrijven die ongeveer
hetzelfde doen in het productieproces van
een product op dienst.
 Bedrijven die in dezelfde schakel in een
bedrijfskolom zitten horen bij dezelfde
bedrijfstak.
4 SECTOREN
Bedrijven kun je verdelen in 4 sectoren:
1. primaire sector
landbouw, tuinbouw, mijnbouw, visserij en
veeteelt
2. secundaire sector
industrie
3. tertiaire sector
dienstverlenende bedrijven die winst willen
maken
4. quartaire sector
dienstverlenende bedrijven die geen winst
willen maken
BINNENLANDS PRODUCT
De waarde van alle productie door bedrijven
in een land = nationaal inkomen.
GROEIEN
Bedrijven willen meestal groeien.
Omdat zij meer omzet, winst of vestigingen willen, maar
ook om de concurrent voor te blijven.
Dat kan door:
1. innoveren
Het ontwikkelen van nieuwe ideeën, werkmethodes of
producten.
2. mechanisering
Een deel van het werk dat eerst door mensenhanden
werd gedaan wordt overgenomen door machines.
3. automatisering
Productieprocessen worden automatisch uitgevoerd,
zonder dat er mensen nodig zijn voor de bediening van
de machines.
ARBEIDSPRODUCTIVITEIT
De productie die een werknemer in een
bepaalde periode kan verrichten.
De arbeidsproductiviteit kun je berekenen
als aantal producten per uur, maar ook als
de waarde van de productie per uur.
ARBEIDSVERDELING
Door de arbeidsverdeling kan de
arbeidsproductiviteit toenemen.
ARBEIDSVERDELING
Door de arbeidsverdeling kan de
arbeidsproductiviteit toenemen.
ARBEIDSVERDELING
Iedereen specialiseert zich in dat waar hij of zij goed in is.
Daardoor stijgt de kwaliteit van het werk en gaat het werk
sneller.
soorten arbeidsverdeling:
1. technische arbeidsverdeling
De arbeidsverdeling binnen het bedrijf.
2. maatschappelijke arbeidsverdeling
Het werk wordt ook verdeeld tussen bedrijven en de
overheid.
3. regionale arbeidsverdeling
De arbeidsverdeling tussen regio's, gebieden.
4. internationale arbeidsverdeling
De arbeidsverdeling tussen landen.
3.3
WE GAAN ONDERNEMEN
AFZET & OMZET

afzet
Het aantal verkochte goederen.

omzet
Het geldbedrag dat de verkoop oplevert
afzet x verkoopprijs

verkoopprijs
bestaat uit de onderdelen inkoopkosten,
bedrijfskosten en winstopslag.
BTW
belasting toegevoegde waarde (btw)
Belasting over het bedrag waar consumenten
goederen en diensten voor kopen
 verkoopprijs exclusief btw
wat het bedrijf overhoudt na het afdragen van
de btw.
 verkoopprijs inclusief btw
prijs die de klanten betalen.
Rekenhulp 6F: Rekenen met btw
KOSTEN





brutowinstmarge = brutowinstopslagpercentage
Het percentage waarmee het bedrijf de inkoopprijs verhoogt
als dekking van de bedrijfskosten en als nettowinst voor de
eigenaar.
inkoopprijs
De prijs van de grondstoffen of producten die je nodig hebt
om het eindproduct te maken.
inkoopwaarde
De som van de inkoopprijs en de inkoopkosten van de
ingekochte goederen.
loonkosten
Bestaan uit de onderdelen: nettoloon, loonbelasting, sociale
premies voor werknemers en sociale premies voor
werkgevers.
wig
Het verschil tussen de loonkosten en het nettoloon.
WINST
nettowinst of nettoverlies
het verschil tussen de brutowinst en de
bedrijfskosten.
 brutowinst
omzet – inkoopprijs

3.4
WAT KOST ‘T?
KOSTEN

constante kosten
Kosten die gelijk blijven, ook als de
productieomvang verandert.

variabele kosten
Kosten die veranderen als de
productieomvang verandert.
AFSCHRIJVINGEN

afschrijving
Het minder waard worden van een
duurzaam productiemiddel.
vervangingswaarde – restwaarde
levensduur
PRIJS
kostprijs
Alle kosten voor het maken van een
product.
 verkoopprijs
De verkoopprijs bestaat uit de onderdelen
inkoopkosten, bedrijfskosten en
winstopslag.
 consumentenprijs
De verkoopprijs inclusief btw.

PRIJS

bedrijfskosten
kosten die een bedrijf maakt; bijv. loon en huur.
MAATSCHAPPELIJKE KOSTEN
De kosten die de samenleving
(maatschappij) moet betalen, bijvoorbeeld
voor milieuschade. De veroorzakers van de
schade betalen de kosten niet en rekenen
ze ook niet door in hun verkoopprijs.
Soms zijn de kosten van milieuschade
moeilijk in geld uit te drukken
(geluidsoverlast, een vervuilde rivier)
MAATSCHAPPELIJKE OPBRENGSTEN
De opbrengsten van bijvoorbeeld
uitvindingen waar de maatschappij als
geheel voordeel van heeft.
Download