dc5.1 opgaven

advertisement
Elasticiteiten:
1
Op tijdstip t0 worden 50000 stuks verkocht tegen een prijs van € 5.
Op tijdstip t, worden 45 000 stuks verkocht tegen een prijs van € 5,25.
Hoe groot is de prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid?
E=relatieve verandering afzet / relatieve verandering van de prijs
E=(-5.000/50.000) / (0,25/5,--) = -10% / 5% = -2
2
De omzet van product Y bedroeg in maart 2012 € 24.000. De prijs per stuk bedroeg in die
maand € 4. Als gevolg van de toenemende concurrentie zal de prijs met ingang van 1 april 2012 met
2,5% worden verlaagd. De prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid is -2.
Wat wordt de vermoedelijke omzet in april?
E= -2 en Prijsverandering = -2,5%  Hoeveelheidsverandering = -2 x -2,5% = 5%
Omzet in april 2012 wordt 105% x 97,5% x €24.000 = € 24.570,-
3
Bij elasticiteiten gaat het om de verhouding tussen twee veranderingen.
Hoe worden die veranderingen gemeten?
Wat is het verband tussen die veranderingen?
Relatieve verandering van de afzet (aantallen) / Relatieve verandering van de oorzaak (meestal prijs)
In de teller van de breuk staat de relatieve verandering van het gevolg.
In de noemer staat de relatieve verandering van de oorzaak.
Meestal is het verband negatief.
Bij prestigegoederen en concurrerende goederen kan het ook positief zijn !
4
De prijzen en afzetten van twee merken koffie, Melle en Egberts, zijn in twee perioden als
vermeld in de tabel.
Prijzen en afzet koffie
Melle
Egberts
Prijs
Afzet
Prijs
Afzet
Periode 1
€ 2,00
1000
€ 2,50
800
Periode 2
€ 2,20
900
€ 2,50
880
Hoeveel bedraagt de kruiselingse prijselasticiteit tussen Melle en Egberts?
De prijs van Van Melle (de enige die verandert !) stijgt van €2,-  €2.20 (+ 10%)
De afzet van Egberts stijgt van 800  880 stuks (+10%)
E = 10% / 10% = 1
5
Welke elasticiteiten hebben een positieve uitkomst?
Inkomenselasticiteit van meeste producten
Reclame-elasticiteit (verreweg meeste gevallen)
Kruiselasticiteit voor substitutiegoederen
Soms prijselasticiteit van goedkope producten als de koper de werkelijke kwaliteit niet zelf kan
inschatten
6
Ten gevolge van een prijsstijging van benzine van € 1,75 naar € 1,82 per liter, wordt een
afzetstijging van dieselolie met 5% waargenomen. Hoe groot is de kruiselingse prijselastiet ?
Rel. verandering prijs benzine = 0,07 / 1,75 = + 4%
Rel. verandering afzet dieselolie = + 5%
Kruis-Elasticiteit = 5% / 4% = 1,25
7
Een productmanager ziet dat de voorraad van een van zijn producten aanzienlijk is
opgelopen. Hij besluit door een prijsverandering zijn afzet voor de komende periode met 30% te
verhogen om de voorraad tot normale proporties terug te brengen. Het product wordt normaal
verkocht voor € 14,95. De productmanager schat dat de relevante prijs elasticiteit van de vraag voor
dit product -2 is.
Bereken de nieuwe verkoopprijs die berekend moet worden om het doel te bereiken.
Rel. hoev. Verandering = + 30% / Rel prijsverandering = -2
Rel. prijsverandering = -15%
Nieuwe verkoopprijs = (100%-15%) x € 14,95 = € 12,71
8. Een leverancier van games besluit een kortingsactie te houden. In de uitgangssituatie worden
150.000 cd's à €38,50 verkocht. De brutowinst bedraagt 40% van de verkoopprijs. De actiekorting is
10%. De eis is dat de huidige brutowinst gedurende de actie blijft gehandhaafd.
Met welk percentage zal de afzet van games moeten toenemen?
Brutowinst zonder de actiekorting: 40% x €38,50 = €15,40 x 150.000=€2.310.000
Brutowinst na 10% korting = 30% x 38,50 = €11,55
Vereiste afzet = €2.310.000,- / € 11,55 = 200.000 stuks
% Toename = 50.000 / 150.000 = + 33,3%
9. Een fles frisdrank heeft een consumentenprijs van € 1,41 incl. 17,5% BTW. De marge voor de
detaillist bedraagt 20% en voor de groothandel 10,4% van hun netto-verkoopprijs. Wat is de affabrieksprijs van deze frisdrank?
Cons.prijs ex BTW = 100/117,5 x €1.41 = €1,20
Inkoop detaillist = 80% (20% marge !) x €1,20 = €0,96
Inkoop GH = af-fabrieksprijs = 89,6% (10,4% marge) x €0,96 = €0,86
10. De totale markt van een productgroep bedraagt € 1 miljoen (incl. 6% BTW). De productiekosten
van product X uit deze productgroep bedragen:
- variabele kosten € 1 per eenheid product.
- vaste kosten € 10.000,-.
De verkoopprijs bedraagt € 1,25 (excl. 6% BTW).
Welk marktaandeel - in euro’s - dient product X te behalen om het break-even- punt te bereiken?
BEP = CK / (p-v) = 10.000 / (1.25 – 1,- ) = 40.000 stuks
BEO = 40.000 stuks x 1,25 x 1,06 (BTW) = €53.000,Marktaandeel BEO = 53.000 / 1.000.000 = 5,3%
Sommen, marge en opslag:Een detaillist verkoopt een artikel voor € 2,45 per
stuk, inclusief 17,5% BTW. Zijn inkoopprijs is € 1,80 per stuk, exclusief BTW. Daarnaast ontvangt de
detaillist aan het eind van het jaar een bonus van 6% over de factuurwaarde. Bereken de marge over
de verkoopprijs exclusief BTW.
Verkoopprijs ex BTW = 100/117,5 x €2,45 = €2.085
Marge = 2.085 – 1,80 (inkoop) = € 0,285
Bonus = 6% x €1,80 =
€ 0,108
Marge + Bonus
€ 0,393
0,393/2,085 = 18,8%
2. Een fles jenever kost in de winkel € 16,95 incl. 17,5% BTW. De marge voor de detaillist
bedraagt 14% over de verkoopprijs (excl. BTW). De marge voor de groothandel
bedraagt 10% over diens inkoopprijs (excl. BTW).
Hoeveel bedraagt de inkoopprijs van de groothandel?
€ 11,28
3. Drankenhandel Slob hanteert een opslag van 65% op de inkoopprijs van een fles
Fonseca Rode Port om zijn verkoopprijs (exclusief BTW) vast te stellen. Wat is de
procentuele marge van zijn verkoopprijs exclusief BTW?
Opslag = 65% en inkoop = 100%  samen 165% (is verkoop)
Marge = 65% / 165% = 39,4%
4. Een fabrikant van plastic boterhamzakjes levert zijn product via de groothandel en de
detailhandel aan de consument in een pak met 750 boterhamzakjes. De af-fabrieksprijs exclusief
BTW bedraagt € 211,58 per pallet van 980 pakken. De groothandel rekent met een marge van 25%
op de inkoop en de detaillist met een marge van 34% van de omzet exclusief 17,5% BTW.
Hoeveel bedraagt de consumentenprijs van een pak boterhamzakjes?
Pallet vol verkoop GH = inkoop detail = € 211,58 x 125% =€264,475
Verkoop det. = 100% / (100%-34%) x €264,475 = €400,72
Per pakje €400,72 / 980 x 117,5% (BTW erbij) = €48,04
5.
Een platenmaatschappij brengt een nieuwe cd op de markt.
De consumentenprijs wordt vastgesteld op € 35, inclusief 17,5% BTW.
De kostenopbouw van de productie van deze cd is als volgt:
•
vaste kosten: € 100.000;
•
variabele productiekosten: € 5 per cd;
•
auteursrechten: 20% van de verkoopprijs, inclusief BTW, deze worden alleen uitbetaald over
de verkochte cd's;
•
de marge voor de tussenhandel is 30% van de verkoopprijs exclusief BTW.
De cd's worden in consignatie aan de detaillisten geleverd, dat wil zeggen dat de niet-verkochte cd's
na verloop van tijd geretourneerd kunnen worden. Van de cd's zijn in eerste instantie 100000
exemplaren geproduceerd. Er wordt begroot dat hiervan ongeveer 10% door de detaillisten wordt
geretourneerd. Wat is het rendement op verkopen (inclusief BTW) op basis van deze begroting?
Omzet incl BTW 90.000 x €35,- = €3.150.000
Omzet excl. BTW 100/117,5 x €3.150.000 = €2.680.851
Marge tussenhandel = 30% x €2.680.851 = €804.255
Variabele kosten 100.000 x €5,- = €500.000
Vaste Kosten
€100.000
Auteursrechten 20% x €35,- x 90.000 = €630.000
Nettowinst = €646.596
Rendement €646.596 / €3.150.000 = 20,5%
6.
Een fabrikant levert een product aan de groothandel voor een prijs van € 11,92. De
groothandel levert het product aan de detailhandel tegen een prijs die de groothandel 15%
brutomarge laat over zijn inkoop. De detaillist rekent met 30% brutomarge over zijn omzet. Het
product valt onder het BTW-tarief van 6%.
Wat is de consumentenprijs voor dit product?
De fabrikant wil een nieuw product op de markt brengen. Uit onder zoek is gebleken, dat een prijs
van € 17,90 door de consument een betaalbare prijs wordt gevonden. Voor welke prijs moet de
fabrikant dit product aan de groothandel leveren als dezelfde marges als onder a worden
aangehouden, maar het BTW-tarief 17,5% bedraagt?
BTW gaat zo kort mogelijk mee, dus als eerste er uit en als laatste erin !
Verkoopprijs GH 115/100 x €11.92 = €13.71
Verkoopprijs detailhandel 100/70 x €13.71 = €19.58
Verkoopprijs det.handel incl BTW 1,06 x €19.58 = €20.75
Consumentenprijs incl BTW =
€17.90
Cons prijs excl. BTW = 100/117,5 x €17.90 = €15.23
Inkoop Det.handel = 70% x €15.23 = €10.66
Inkoop GH=verkoop fabriek = 100/115 x €10.66 = €9.27
7. Een fabrikant brengt een product op de markt tegen een consumentenprijs van € 450
(exclusief 17,5% BTW). De kosten zijn: variabele kosten: € 170 per eenheid; vaste kosten:
€ 10.000.000 per jaar; marge tussenhandel: 40% van de consumentenprijs (exclusief
BTW); productiecapaciteit: 130 000 stuks per jaar. Wat is de break-even-afzet voor deze
fabrikant?
BEP = CK / (p-v)
Prijs excl. BTW na aftrek marge tussenhandel = 60% x €450 = €270,BEP = €10.000.000,- / (€270 - €170) = 100.000 stuks
Download