Dubbel divers: Routeplanner voor het omgaan met seksuele

advertisement
Dubbel divers: Routeplanner voor het omgaan met seksuele diversiteit en cultuurverschillen in onderwijs
en hulpverlening
1. INLEIDING
- Samengesteld door TRIANGLE (Transfer of Information to Combat Discrimination Against Gays
and Lesbians in Europe)
- Doel: Handboek voor medewerkers in het onderwijs en in de hulpverlening, voor het omgaan
met lesbische, biseksuele en homo problemen in multiculturele situaties opdat zij een veilige
en positieve sfeer te creëren waarin jonge mensen hun gevoelens kunnen uiten en beslissingen
kunnen nemen over het leven dat ze willen leiden
2. COMING-OUT
- Definitie:
o = het proces dat lesbische vrouwen, homoseksuele mannen en biseksuelen doormaken
als zij voor hun seksuele voorkeur uitkomen
o = een onderdeel van een breder proces van identiteitsmanagement, waarin mensen
leren omgaan met het sociale stigma dat aan hun gevoelens vastzit

-
-
-
≠ eenmalige beslissing, = steeds terugkerende beslissingen
2 Delen:
o 1. toegeven aan gevoelens voor iemand van hetzelfde geslacht en dit accepteren 
een coming out naar jezelf
o 2. Elke keer men een nieuwe persoon ontmoet, beslissen voor of tegen coming out in
die situatie  coming out naar anderen
Beïnvloed door: Geslacht, etnische groep, omgeving (stad/landelijk), waarden en opvattingen
van de my, individuele aspecten en aanleg, de manier waarop ze op hun myl leven worden
voorbereid
Niet veel rolmodellen, zeker niet voor etnische minderheden  laag zelfvertrouwen (naast
discriminatie en homohaat)
Wat dit betekent voor de docent of hulpverlener:
o Moeten realiseren: coming out = persoonlijke keuze + = doorgaand proces
o
-
  beslissingen respecteren
Voorwaarde goede ondersteuning:
 een veilige sfeer creëren (u begripvol opstellen)
 zodat tieners vrijuit kunnen praten over hun behoeften
 steun en aanmoediging
 om hun gevoelens en identiteitskwesties te kunnen hanteren
Onderwijs – Sta even stil bij:
o Uw mening over leerlingen die er in de klas voor uitkomen? Uw reacties?
o Reacties van medeleerlingen? Waarom reageren zij zo?

o
-
(= erg belangrijk voor de ontwikkeling van een sterk zelfbeeld)
Zij zijn ook hun eigen identiteit aan het opbouwen… Iemand die de meerderheid niet
volgt, is voor hen eerder storend omdat hun eigen ontwikkeling en de in dit verband
genomen beslissingen ter discussie gesteld worden.
Sfeer in de klas? Durven de leerlingen er wel voor uitkomen? (5 à 10% is lesbisch of
homoseksueel!)
Onderwijs – Tips en methodieken
o
Ik/Ik niet-spel


o
VIP – percentages


o

-
-
Doel: Uitvinden waarom mensen in de seksuele voorkeur van anderen geïnteresseerd
zijn
Hoe? Vraag: Welke VIP’s zijn homoseksueel/lesbisch + vooral hoe weet je dat? +
Ondervond de VIP daar gevolgen van voor zijn carrière?
‘Stel je voor’

-
Doel: op ≠de niveaus ervaren wat het betekent deel uit te maken van een meerderheid
of minderheid. Overeenkomsten en verschillen ontdekken
Hoe? A.d.h.v. een lijst met ‘wie’-vragen (ook over relaties en seksualiteit), te
beantwoorden door bij voor hen juiste kant te gaan staan (bijvoorbeeld: rechts ‘ik’,
links ‘ik niet’) + Onthoud: deelnemers mogen liegen ( laatste vraag = “wie heeft
minimum 1x gelogen?”, spelleider doet mee en liegt ook min. 1x)
Doel: Begrijpen waarom het coming out proces voor homoseksuele mannen, lesbische
vrouwen en biseksuelen moeilijk kan zijn
Hoe?
 Vraag = Wat zou in je leven veranderen als je homoseksueel of lesbisch was?
(voor jezelf, je vrienden, waarom?), te beantwoorden in kleine groepjes. O
o Indien te moeilijk zich dit voor te stellen: Omgekeerde vragen: Stel je
voor dat iedereen homoseksueel was en dat er maar weinigen
heteroseksueel zijn
 OF: passage bespreken uit biografie van homoseksuele of lesbische auteur
Onderwijs – Veel gestelde vragen (met antwoorden daarop)
o Hoe weet een tiener zeker dat hij/zij lesbisch, homo- of biseksueel is?  zelfde manier
als bij hetero’s: Als zij ontdekken romantische gevoelen en seksuele verlangens voor
iemand te hebben (en die is toevallig van hetzelfde geslacht)
o Hoe reageert de omgeving op de coming out van een persoon?  afhankelijk van
omgeving tot omgeving
o Waarom is iemand homoseksueel/lesbisch/biseksueel?  complexe mengeling van
biologische, sociale en culturele factoren
o Hoe ga ik met een tiener om die er in de klas voor uitkomt?  zo vrij mogelijk, indien
leerling akkoord gaat: over praten, eerst algemeen
Hulpverlening – Sta even stil bij
o Effecten van discriminatie op een homoseksuele/lesbische tiener?
o Termen voor homoseksualiteit: ‘voorkeur’, ‘geaardheid’, ‘oriëntatie’, ‘gedrag’ 
verschillen?
o Hoe gaat u om met een lesbische of homoseksuele tiener die er niet voor durft uit te
komen?
Hulpverlening – Tips en methodieken
o Wat moet ik doen als een tiener aan mij als hulpverlener vraagt of hij/zij
homoseksueel/lesbisch is? Aanwijzingen?  Niet af te lezen, laat tiener antwoorden op
open vragen, vraag ev. ook naar vrees homoseksueel te zijn en waarom die vrees er ev.
is
o Kiezen mensen ervoor lesbisch of homo te zijn?  Nee
o Seksuele voorkeur ≠ erotische aantrekking ≠ seksueel gedrag ≠ seksuele fantasieën ≠
verliefdheid ≠ zelfdefinitie ≠ sociale voorkeur (zelfdefinitie nooit in twijfel trekken!)
3. RELATIES
- Homoseksuele relaties in wezen ~ heteroseksuele relaties, alleen minder geaccepteerd en niet
mogelijk te functioneren op basis van rolmodellen
- Definitie relatie ~ religie, cultuur, nationale wetgeving, opvoeding en onderwijs, sociale (ev.
familiale) normen en persoonlijke waarden
- Wat betekent dit voor mij?
o ≠de vormen van relaties respecteren + accepteer: “Alle relatievormen = bijdrage ad
my”
o Moedig jongeren aan om respectvol en vriendelijk met elkaar om te gaan
o Steun ook de ouders van de homoseksuele jongeren (zij niet accepteren = zware last
voor jongere)
o Homoseksualiteit = meer dan gedrag, = ook gevoelens  seksuele opvoeding: ook
daarover
- Onderwijs – Sta even stil bij
o Relaties: Iedereen heeft er ≠de, met verschillende mensen; = uniek en tegelijk
veranderlijk, goede relatie = ≠nd van persoon tot persoon
- Onderwijs – Tips en methodieken
o Lovestory


o
Hetero, homo, bi: pro, contra en stereotypen


o
Doel: Erkennen dat er ≠de vormen van families bestaan
Hoe?
(vanaf 11 jaar)
 Verschillende families met verschillende leden, iedere leerling krijgt kaartje.
Families staan samen, maar andere families moeten raden wie welke rol
opneemt
 2de ronde: Soms vader vervangen door extra moeder of moeder door extra
vader
 + Nabespreking: reacties van binnen en buiten de groep
Onderwijs – Veel gestelde vragen
o ‘‘Mannetje/vrouwtje’ in alle relaties” = stereotiep beeld, op vooroordelen gebaseerd
o Homoseksuele relaties duren even lang als heteroseksuele relaties
o Niet meer bedrog
o Wel gediscrimineerd:


-
Doel: Herkennen van stereotypen en ≠de vormen van relaties vergelijken
Hoe? In kleine groepen de voor- en nadelen en stereotypen voor de drie groepen
(hetero, homo, bi) opnoemen
(vanaf 14 jaar)
Familie Jansen, Pieterse en Karelse


-
Doel: De beeldvorming van homoseksuele of lesbische relaties in de media
onderzoeken en leerlingen de invloed van de media op de openbare opinie duidelijk
maken
Hoe? A.d.h.v. een voorbeeld van een homoseksueel of lesbisch liefdesverhaal in een
tijdschrift  kritisch bespreken: Algemene functie van het verhaal? Beeld dat gegeven
wordt? Feitelijke informatie/stereotypen (bronnen?)?
(vanaf 14 jaar)
juridisch in vele landen niet erkend  gevolgen m.b.t. uitkeringen, …
sociaal lager gewaardeerd, vaak verzwegen/ niet vermeld (vb. in schoolboeken)
Hulpverlening – Sta even stil bij
o Elke relatie: kwaadheid, stress, verschillende verwachtingen
o Vele vormen van trouw  conflicten

o





-
Stel je hebt relatie met iemand van hetzelfde geslacht  iets verschillen?
Stel jezelf vragen:
Wanneer realiseerde u zich dat er andere vormen van samenleven bestaan dan degene
die u van thuis uit kende? Welke opvatting over relaties moet uw partner hebben?
Gelooft u dat homoseksuele relaties bevrediging geven?
Zijn er problemen in relaties die u als typisch m/v zou omschrijven?
Welke invloed kan een onzekere juridische status hebben op een relatie?
In hoeverre wordt uw hulpverlening door uw persoonlijke waarden beïnvloed?
Hulpverlening – Tips en methodieken
o Beoordeling van vragen


o
Doel: partners helpen hun verwachtingen te formuleren
Methode: partners onafhankelijk van elkaar uitspraken laten beoordelen op een schaal
van 1-10
Sociale omgeving als ondersteuning
 Doel: De sociale omgeving van lesbische en homoseksuele stellen in kaart
brengen. Helpen zoeken naar ondersteuning bij het oplossen van problemen
 Methode:



-
1) Het stel een systeem laten tekenen met verschillende gekleurde figuren of
symbolen die voor henzelf en hun sociale omgeving staan
2) Het systeem laten uitleggen
3) Analyserende vragen over het systeem stellen (hoe dynamisch?, waar
grenzen?, verbindingen?, verleden?, …)
Hulpverlening – Veel gestelde vragen
o Welke invloed heeft een ongelijke juridische situatie op homoseksuele relaties?
 In veel landen niet dezelfde rechten als hetero’s. oa: Allerlei gevolgen bij
overlijden van de ander, elkaar niet kunnen volgen naar een land, geen rechten
op uitkeringen,… + minder sociale steun & op zichzelf aangewezen  een niet
te onderschatten stressfactor
o Waarin verschilt het dagelijkse leven van homoseksuele stellen van heteroseksuele
relaties?

o
Hoe kan ik een lesbisch meisje of een homojongen helpen om een partner te vinden?

o
Enige verschil: Anderen die er problemen mee hebben & daarom moeten uitleggen of
rechtvaardigen van relatie
Naar homoseksuele/ lesbische jongerengroep/vereniging/organisatie sturen of internet
voor wie geografisch geïsoleerd zit (maar gevaarlijk…)
Ben ik homo als ik maar een keer seks heb gehad met iemand van hetzelfde geslacht?

Kan maar hoeft niet zo te zijn
4. LEEFSTIJLEN
- Ten eerste
o Veel vooroordelen over leefstijlen h/l, bijvb.: geen langdurige relaties, frustraties over
andere geslacht, zondig, een verslaving waartoe je verleid bent, … Deze vooroordelen
zien we vooral bij jongeren die niet goed geïnformeerd zijn.
o Tegenstanders: neiging enkele extreme, volgens hen ‘schandalige’ eigenschappen op
de voorgrond te plaatsen, terwijl zij de positieve aspecten vergeten/ ontkennen
- Basisinformatie
o Gevoelens ≠ leefstijl: het tweede kies je zelf, het eerste niet
o
-
-
-
In Europa: leefstijl kent vaak een activistisch aspect: antidiscriminatie, maar niet voor
allemaal, ook een subcultuur van ontmoetingsptn en organisaties
o Ook l/h m/j kunnen verlangen naar een duurzame, romantische, monogame relatie of
zo’n relatie hebben
o Wel: hedendaagse samenleving: meer sociale en economische mobiliteit  meer
diversiteit en vrijheid eigenheid te uiten –> vereist meer tolerantie
o Tolerantie neemt toe –> niet meer hoeven verbergen (in een heteroseksuele relatie)
o Ook zij k kinderen opvoeden: niet minder warmte of gebrek aan rolmodellen
(onderzoek), wel lijden onder hoe de wet de relatie bemoeilijkt: adoptiemogelijkheden,
verkrijgen voogdijschap, discriminatie
Wat betekent dit voor mij?
o Gelijke behandeling is voor iedereen voordelig (ook voor mensen met andere culturele
achtergrond, leeftijd, religie, handicap)
o Hoe gaat uw organisatie met verschillende leefstijlen om? Gelijke behandeling m/v, …?
o Taak hulpverlening: Tieners helpen hun gevoelens en behoeften te onderzoeken,
aanmoedigen een eigen leefstijl te ontwikkelen (eigen keuze)
Onderwijs – Sta even stil bij
o Nieuwe ideeën: ruimte & tijd nodig
o Ongeveer 70% van uw invloed in de les heeft een directe relatie met uw
persoonlijkheid  eigen mening over de verscheidenheid van leefstijlen en over het
thema homo- of biseksualiteit eens onder de loep te nemen: leefstijlen bevallen
u? Aan welke leefstijlen geeft u de voorkeur? Waarom is dat? - Waar liggen uw
grenzen? Waar zou dat aan kunnen liggen?, …
o u zich erop voorbereiden naar de gevoelens en meningen van uw leerlingen te
luisteren: hoe zullen zij reageren op dit thema?
Onderwijs – Tips en methodieken
o Normaliteit definiëren



o
Integratie van diversiteit

o
Doel: De relativiteit van de begrippen ‘normaal’ en ‘abnormaal’, ‘in-group’ en
‘out-group’ duidelijk maken, en de gevaren bespreken van het iemand
behandelen als ‘buitenstaander’.
Adhv afbeeldingen van mannen & vrouwen, in volgorde leggen van normaal –
abnormaal, waar ligt ieders grens?
Opgelet: Jongeren die in ‘collectivistische’ culturen opgegroeid zijn, zullen moeite
hebben met deze oefening en om de reactie van anderen te observeren. Om dit
tegen te gaan, kunt u de discussie beter op verschillende groepen of culturele
meningen richten
Doel: Lesbische, homo- en biseksuele thema’s in reguliere vakken integreren, bij
voorbeelden, oefeningen, klasgesprekken, …
Etiketten


Doel: De werking van stereotypen onderzoeken en aan de weet komen hoe
etikettering stereotype gedrag versterkt.
Methode: Plak een etiket met een gegeneraliseerde beschrijving (bijvoorbeeld ‘lui’,
‘gevoelig’, ‘slim’, eigenwijs’) op de rug van elke deelnemer. De dragers van het
etiket mogen niet weten wat er op het etiket staat. Alle deelnemers moeten
een eenvoudige gemeenschappelijke taak uitvoeren; Tijdens deze oefening

-
Onderwijs – Veel gestelde vragen
o Hoe ver moet ik gaan als ik in de les andere standpunten dan mijn eigen
overbreng?

o
o
De basisregel is: ‘alle meningen mogen, zolang men ze met respect voor anderen
uit en ze op serieuze wijze verdedigt.’ Vraag de leerlingen hun posities te bekijken
en uit te leggen.
Hoe ga ik met ouders om die verwachten dat de school hun favoriete leefstijl
vertegenwoordigt?

-
Niet alles willen overbrengen, wel de belangrijkste sociale discussies aanhalen
Hoe ga ik om met tegenstrijdige standpunten over diversiteit in mijn klas?

-
moeten ze op elkaar reageren alsof ze ‘zijn’ zoals het etiket op hun rug. Beëindig
de oefening na een paar minuten en bespreek wat er gebeurde en wat men
voelde. Doorgaans zijn de deelnemers zeer gefrustreerd. In de loop van de
samenwerking gaan velen zich onwillekeurig in overeenstemming met hun
etiket te gedragen, vooral als de ander hen consequent zo benadert. Zo
functioneren stereotypen. Breid de discussie uit naar de etiketten lesbisch,
homo- en biseksueel.
Plak geen negatieve stereotypen op jongeren die al relatief buitengesloten zijn
de taak van de school is alle jongeren respectvolle omgangsvormen te leren.
Vraag de ouders hoe ze hun kinderen respect bijbrengen en leg de ouders uw
methodes en de daarachter liggende doelen uit.
Hulpverlening – Sta even stil bij
o Uw eigen meningen over verschillende leefstijlen, nodig om niet onbewust te
veroordelen
Hulpverlening – Tips en methodieken
o Aandachtspunten





o
Twee stoelen

o
Plaats twee stoelen tegenover elkaar. Eén stoel symboliseert de externe
verwachtingen, de andere stoel staat voor de innerlijke behoeften. De cliënt
zit eerst op de ene stoel en dan op de andere en hij/zij probeert alleen die
gevoelens op te roepen die bij de desbetreffende stoel horen. Hoe voelt hij/zij
zich op de verschillende stoelen? Wat zou hij/zij tegen de persoon op de
andere stoel willen zeggen?
De spiegel

o
Weinig rolmodellen voor h/l  onzekerheid over h/l leefstijlen
h/l gevoelens = een uitdaging voor de jongere, maar misschien ook mogelijkheid tot
meer persoonlijke vrijheid
eigen gevoel van geluk en tevredenheid m het doorslaggevende criterium voor hun
leefstijl zijn
informeer naar lokale zelfhulp- of ontmoetingsgroepen
verdriet om niet dezelfde familie te kunnen hebben dan heteroseksuelen, maar kunnen
merken dat ze met eigen familiekeuze ook heel gelukkig kunnen zijn
De cliënt moet zijn/haar ogen sluiten en zich voorstellen dat hij/zij zichzelf in de
spiegel ziet. Wat zou hij/zij aan de leefstijl van deze persoon bekritiseren? Wat
zou hij/zij bewonderen?
De goede fee


-
De cliënt moet zich voorstellen dat een goede fee naar hem/haar komt en
hem/haar vraagt hoe hij/zij wenst te leven. Hoe voelt dat aan? Wat weerhoudt
uw cliënt ervan om daadwerkelijk zo te leven?
Let op: Het is belangrijk te controleren of de angsten van uw cliënt met de
realiteit overeenstemmen. Maar ook als dit niet het geval is, moet u de angsten
serieus nemen, anders voelt uw cliënt zich niet begrepen.
Hulpverlening – Veel gestelde vragen
o Hoe kan ik vermijden dat ik leefstijlen veroordeel waar ik persoonlijk niks mee
heb?

o
In de meeste situaties veroordelen we andere leefstijlen omdat we ons niet
kunnen voorstellen wat zich in werkelijkheid achter de beelden van deze
leefstijlen verbergt.  proberen voorstellen
Hoe ga ik met een cliënt om die ongelukkig is over zijn/haar homoseksuele
leefstijl?

Veel mensen die ongelukkig zijn met hun homoseksuele leefstijl hebben niet de
gelegenheid gehad om zelf te kiezen voor een echt eigen leefstijl en zo´n eigen
keuze als een persoonlijk alternatief te ervaren. Zij moeten weten dat er niet
slechts één enkele homoseksuele leefstijl bestaat.
o
Hoe kan ik cliënten helpen andere mensen te vinden met dezelfde leefstijl?
o
Hoe kan ik de cliënt over alle die leefstijlen vertellen, als ik die zelf niet ken?


 zelfhulpgroepen
‘t Is aan uw cliënt om erachter te komen wat hij/zij prettig vindt. Steun de
persoon in zijn of haar zoektocht.
5. GEZONDHEID
- Het kader
o Pas in 1993 verklaarde de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)
homoseksualiteit als een natuurlijke variant van de menselijke seksualiteit.
o Lesbische vrouwen, homoseksuele mannen en biseksuelen uit andere
minderheidsgroeperingen hebben het dubbel zwaar. Zij moeten vaak
meerdere conflicten overwinnen die ontstaan doordat ze tot verschillende
minderheidsgroepen horen waarin zij zich mogelijk buitenstaander voelen.
Etnische seksuele minderheden zijn aan meervoudige discriminatie
blootgesteld.
o Uit angst voor stigmatisering en discriminatie in het dagelijkse leven kunnen
jongeren die zich tot mensen van hetzelfde geslacht aangetrokken voelen,
sneller psychische problemen krijgen: denk aan chronische stress, depressie of
zelfmoordneigingen
o Een belangrijke uitdaging voor alle pubers is om zichzelf te accepteren zoals ze zijn.
o 3 fasen acceptatieproblemen:
1. Ongecompliceerde acceptatieproblemen (jonge cliënten, met een goed
sociaal netwerk en steun van familie en vrienden)
2. Gecompliceerde acceptatieproblemen (een minder goede sociale omgeving, een
negatief zelfbeeld, angst voor contacten met andere homoseksuelen,
geïnternaliseerde homofobie, strenge religieuze achtergrond
3. Secundaire acceptatieproblemen (mentale en psychiatrische problemen zoals
depressies, zelfmoordpogingen, angstaanvallen). Deze problemen zijn zo sterk dat
zij zwaarder wegen dan de acceptatieproblemen en moeten daarom met
voorrang worden behandeld.
Een coming out is mogelijk het begin van een zware tijd.  belang van sociale
omgeving!
Wat betekent dit voor mij?
o h/l adolescenten moeten in aanraking komen met juiste informatie (ook
voorzorgsmaatregelen voor gezondheidsproblemen), steun van gelijkgezinden
(ontmoetingsgroepen) en ondersteunende maatregelen om hun seksuele
voorkeur met succes te kunnen accepteren.
o Docenten: inlevingsvermogen tonen en open met homoseksualiteit omgaan  taboe
helpen doorbreken en psychosociale problemen verminderen
o Hulpverleners: veilige seks bespreekbaar maken
Onderwijs – Sta even stil bij
o Hoe kan ik de opvattingen van mijn heteroseksuele leerlingen beïnvloeden en
tegelijkertijd mijn lesbische, homoseksuele en biseksuele jongeren steunen?
o
-
-


-
Onderwijs – Tips en methodieken
o Over normaliteit spreken: relatief & historisch concept, bijvb. Door beoordelen
verschillende gedragswijzen (=inleiding)
o Brainstormen over het thema gezondheid
o Socio-affectieve pedagogiek: ‘Hebben wij een strijdcultuur?’ : hoe vreedzaam
discussiëren? Ik i.p.v. jij in discussie, minder direct woordgebruik
o Groepsdiscussie: Uitwerking van oordelen over de persoon op het eigen welzijn

-
Iemand uitnodigen die zelf h/l is om erover te praten? Film?
 De ‘contacthypothese’ van Allport toont aan dat als verschillende groepen met elkaar in contact komen, vooroordelen worden weggenomen.
Bovendien vormt dit contact ook de mogelijkheid voor lesbische, homoof biseksuele jongeren om een positief rolmodel te krijgen en dat is
belangrijk voor hun zelfrespect.
scheldwoorden – die jongeren dikwijls automatisch en zonder na te denken
gebruiken – kan men als kapstok in een voorlichting gebruiken. Onderbreek de
leerlingen zodat zij nadenken waarom zij het een of andere beledigende woord
gebruiken. Laat de leerlingen erover nadenken wie zij door het gebruik van
dergelijke woorden zouden kunnen beledigen.
Lees uit het boek The Bluest Eye van Toni Morrison de passage waarin de
hoofdpersoon, een meisje van Afrikaanse afkomst, blauwe ogen wil hebben.
Vraag de groep waarom het meisje blauwe ogen wil.
Onderwijs – Veel gestelde vragen
o Psychologisch: Wat is de emotionele uitwerking van verbale beledigingen? Een verbale
belediging ertoe dat een deel van de identiteit van een persoon verachtelijk
wordt gemaakt. Dat kan gevoelens van schaamte en schuld teweeg brengen en
het zelfrespect van het slachtoffer van de belediging aantasten.
o Psychologisch: Ik vermoed dat een van mijn leerlingen homoseksueel is. Hij beleeft
op dit ogenblik een moeilijke periode, maar wil er niet met mij over praten. Ik
geloof dat hij zichzelf niet kan accepteren zoals hij is. Moet ik hem naar een
-
-
psycholoog verwijzen? Af en toe kunnen kleine dingen al veel in een leerling teweeg
brengen en hem/haar helpen.
o Gezondheid: Moet ik homoseksuele en biseksuele jongens specifiek over soa en hiv
informeren? Niet alleen vertellen, ook praktische adviezen, positieve en fijne
kanten van seksualiteit, iedereen moet nadenken over wat hij/zij wil, iedereen
moet grenzen partners respecteren, belang van vertrouwen voor veiligheid en
ontspanning.
o Gezondheid: Lopen ook lesbische vrouwen risico op hiv en soa’s? Ja, maar geringer
Hulpverlening – Sta even stil bij
o We zien dikwijls over het hoofd dat bepaalde problemen in verband staan met
seksuele voorkeur.
o Denk over uw eigen vooroordelen na
o Maak geen problemen als die er niet zijn
o Kunt u in de sociale omgeving van de betrokkene een belangrijke
vertrouwenspersoon zijn zonder daarbij uw professionele afstand op te geven?
Hulpverlening – Tips en methodieken
o Open omgaan met homoseksualiteit… Als u het gevoel heeft dat de problemen
van een cliënt met seksuele voorkeur te maken hebben, dan kunt u daarachter
komen door bepaalde vragen te stellen. Stel deze vragen uiterst zorgvuldig en
dwing de cliënt nooit ‘bekentenissen’ over zijn of haar seksualiteit af te leggen.
o Werk aan zelfvertrouwen


o
Beeldvorming rond homoseksualiteit


-
Doel: de impact van homofobie onderzoeken
Methode: De cliënt 10 bijvoeglijke naamwoorden laten opschrijven die op hem/haar
slaan en 10 bijv. naamwoorden die beschrijven hoe hij/zij zou willen zijn. Vraag naar
een beoordeling van elk woord. Kijk naar de betekenis van de bijvoeglijke
naamwoorden, vergelijk de lijsten en onderzoek of ze in verband staan met seksuele
voorkeur.
 Met deze oefening kunt u onderzoeken hoe de cliënt zichzelf ziet. Zoek een
goede balans tussen problematiseren en de-problematiseren.
Doel: De cliënt helpen erachter te komen wat de externe invloeden zijn op hoe
hij/zij zichzelf ziet als homoseksueel.
Methode: Stel de cliënt de volgende vragen. Hoe werd, toen je opgroeide, tegen
homoseksualiteit aangekeken?
Hulpverlening – Veel gestelde vragen
o Is het waar dat lesbische, homoseksuele en biseksuele mensen meer psychologische
problemen hebben dan heteroseksuelen? Indien ja,waarom?

o
Wat doe ik met een jonge homoseksueel die zeer depressief is en van wie ik vermoed
dat hij onder acceptatieproblemen lijdt? Hoe moet ik omgaan met zijn
geïnternaliseerde homohaat?

o
Zijn niet gevoeliger, kunnen wel sneller psychosociale problemen krijgen door een
omgeving die hun leefstijl of identiteit niet accepteert
Heeft de depressie inderdaad te maken met zelfacceptatie en geïnternaliseerde
homofobie?
Lopen lesbische, homo- en biseksuele jongeren uit andere culturen meer risico’s op
psychologische problemen?

Ja, voor deze jongeren is het immers waarschijnlijk dat ze meer moeilijkheden met
zelfacceptatie hebben. Dit doordat homoseksualiteit als ziekte, zonde of misdaad
gezien wordt en ze minder sociale steun uit hun gemeenschap krijgen.
6. HULPVERLENING
- Kader
o Ten eerste


o
Basisinformatie




o
Jongeren vragen niet snel om hulp (leggen zelden zelf contact met een hulpverlener)
en ze zullen ook niet snel expliciete vragen stellen. Voor jongeren uit etnische
minderheden is dit nog moeilijker. Onbehagen met hun seksuele oriëntatie kan zich
ook achter andere problemen verschuilen.
De school biedt goede randvoorwaarden om dergelijke thema’s met jongeren te
bespreken gaan en met zoveel mogelijk jongeren in contact te komen. Het zou
een plaats kunnen zijn waar tieners tot een respectvolle omgang met anderen
worden opgevoed. Echter, de school is ook een complexe omgeving waar pesten
een gewoonte is en groepen sociaal gestigmatiseerd worden.
H/l worden geïsoleerd door de onzichtbaarheid van een homoseksuele identiteit op
zich en in de programma’s van de gezondheidssector. Zowel op school, in de
gezondheidszorg en in de jeugdhulpverlening voelen h/l stigmatisering. Deze
stigmatisering beïnvloed hun psychosociale veerkracht op een negatieve manier
Specifieke aandacht stoot snel op weerstand, ook op school.
Het is niet overdreven het thema homoseksualiteit gelijkwaardig naast
heteroseksualiteit op school en binnen de hulpverlening te behandelen.
Redenen waardoor specifieke hulpverlening aan h/l wordt beïnvloed: verlegenheid of
ongepast/incompetent gedrag van de hulpverlener, geloof dat homoseksualiteit een
vorm van psychopathologie is, het toeschrijven van de problemen aan de
homoseksualiteit van de cliënt, niet herkennen symptomen van geïnternaliseerde
homofobie en effecten van meervoudige discriminatie, ongeloof dat de cliënt
homoseksueel is,…
Wat betekent dit voor mij?


Docenten en hulpverleners moeten hun bewustzijn voor het thema
homoseksualiteit en homo/lesbische relaties en leefwijzen verscherpen
Maak de acceptatie van etnische en seksuele minderheden en leefstijlen
zichtbaar in het beleid, de praktijk en de PR van uw instelling (‘diversity-


-
management’).
Bied de staf ondersteuning: training, workshops, bijscholingen.
Creëer een netwerk met onder andere zelfhulp- en steungroepen (rolmodellen nodig)
Onderwijs – Sta even stil bij
o uw persoonlijke acceptatie- en tolerantieniveau bij het thema homoseksualiteit
o mate waarin u bereid bent zich met het thema bezig te houden? (grens
voldoende-onvoldoende + hoe?)
o grens van acceptatie en tolerantie over homo- en lesbische leefstijlen in uw
organisatie en bij de ouders?
o situatie van lesbische meiden en homoseksuele jongens in uw school in relatie tot
-
hun medeleerlingen of leeftijdgenoten (omgang met andere tieners, pesterijen,
antihomoseksueel geweld en discriminatie)
Onderwijs – Tips en methodieken
o Etnische stereotypen


o
Lidmaatschap van een groep


o
Doel: Verduidelijken dat we allemaal bij verschillende groepen horen waarvan
sommige soms worden gestigmatiseerd. Wat betekent het om, op emotioneel
vlak, tot een gestigmatiseerde groep te horen?
Methode: Vraag de leerlingen erover na te denken bij welke verschillende
groepen zij horen (bijvoorbeeld mannen, Turken, voetbalspelers, broers). Vraag:
‘Bij welke groepen ben ik er trots op lid te zijn?’ ‘Bij welke groepen wil ik niet
horen?’ Discussie
Hoe wordt ik begroet?
 Doel: typische gevoelens en gedragwijzen te beleven die optreden als mensen uit

-
Doel: De deelnemers laten zien dat etnocentrisme een rol speelt bij
stereotypen en dat mensen de neiging vertonen om positieve trekken aan de
eigen groep en negatieve trekken aan de andere groepen toe te schrijven.
Methode: vraag aan de deelnemers de volgende zinnen schriftelijk aan te vullen:
‘Het is algemeen bekend, dat Marokkanen (/Italianen/Nederlanders/…) ... zijn.’
(Neem geen ‘Marokkanen als er Marokkanen in de klas zitten). Bespreek de
antwoorden in de groep. In hoeverre zijn deze uitspraken stereotypen? Wat is de
functie van stereotypen? Berusten stereotypen deels op de waarheid?
verschillende culturele kringen en met verschillende identiteiten elkaar
ontmoeten
Methode: Deelnemers zitten in een kring, 1 iemand verlaat de kamer om even
later terug te komen . De anderen spreken een manier van begroeten af.
(interesse, onverschillig, ...) De ene persoon is ‘nieuwkomer’.
Onderwijs – Veel gestelde vragen
o Is het een deel van mijn werk als docent om jongeren te helpen die
homoseksueel of lesbisch zijn?

Het is niet uw belangrijkste taak, maar soms kan het nodig zijn in te grijpen,
bijvoorbeeld bij antihomoseksuele discriminatie of geweld, sterk minderende
prestaties van een leerling (kan zijn door verwarring over zijn gevoelens)
o
Bestaat er geen rollenconflict als ik aan de ene kant les geef om vooroordelen te
bestrijden, en aan de andere kant als leerlingbegeleider open moet staan voor
alle meningen

Jawel, maar het kan ook samengaan. Zelf moet u stevig in uw schoenen staan,
maar ook ruimte maken voor andere meningen, zolang jongeren respectvol
gedrag vertonen of respectvol kunnen discussiëren.
o
Als jeugdwerker in een jongerencentrum voel ik mij niet op mijn gemak als ik
tieners raad moet geven over het thema homoseksualiteit. Ik ben bang de
acceptatie van de meerderheid van de andere jongeren te verliezen als zij dat te
weten zouden komen.

Dat hoeft niet zo te zijn. Het is wel nodig dat u op een betrouwbare manier en
ondubbelzinnig met het thema homoseksualiteit omgaat
o
Hoe kan ik een omgeving creëren waarin de jongere open over zijn/haar
homoseksualiteit kan praten?

Door te laten zien dat u open en zonder vooroordelen bent. Dan – en dat is zeer
belangrijk – moet u de jongere verzekeren dat alles waarover u met hem of haar
praat, strikt vertrouwelijk wordt behandeld.
o
Kan ik met mijn collega of mijn superieur over een gesprek met een specifieke
leerling praten?

Nee. U bent aan uw beroepsgeheim gebonden en u schendt het in u gestelde
vertrouwen als u met anderen over een bepaalde jongen of een bepaald meisje
praat. U kan het wel hebben over een ‘15-jarig meisje’ of een ‘13-jarige jongen’,
zo is hij/zij niet identifieerbaar.
-
-
Hulpverlening – Sta even stil bij
o psychoseksuele ontwikkeling: zijn of haar omgang met seksualiteit in de familie,
informatie over homo- of biseksualiteit
o seksuele identiteit: hoe ziet uw cliënt zichzelf over zijn of haar seksualiteit en
sekserol en identiteit - de acceptatiedrempel van de cliënt over lesbische of
homoseksuele gevoelens
o de geschiedenis van het coming out proces van de lesbische of homoseksuele
cliënt - het lesbische of homoseksuele sociale netwerk van de cliënt
o leefwijzen
o geweld tegen seksuele minderheden
o uw persoonlijke verhaal, ook als u niet homoseksueel of lesbisch bent.
Hulpverlening – Tips en methodieken
o Het zoeken naar de ‘waarom-vraag’ (seksuele identiteit)
o

Doel: De cliënt helpen bij zijn of haar zoektocht naar zelfdefiniëring. Maak
onderscheid tussen seksuele voorkeur en seksuele identiteit. Zie de seksuele
voorkeur van cliënt nooit als vaststaand gegeven.

Methode: Vraag uw cliënt hoe hij of zij zichzelf benoemt (in de ogen van anderen
en van zichzelf) en welke betekenis hij of zij geeft aan deze ‘etiketten’ (seksuele
oriëntatie en verwachtingen, verleden/heden/toekomst, vooroordelen)
Potenrammen

Doel: Het ondersteunen van slachtoffers van zogenoemd ‘potenrammen’
(geweld tegen homoseksuelen) en discriminatie.

-
Methode: Vraag de cliënt of hij of zij ooit het slachtoffer is geweest van
lichamelijke, psychologische of verbale aanvallen. (direct/indirect?, wanneer? Door
wie?, effecten?)
Hulpverlening – Veel gestelde vragen
o Hoe kan ik herkennen of een meisje lesbisch is?

o
Eigenlijk onmogelijk.
In welke mate moet ik de familie bij de hulpverlening betrekken?

Dat hangt sterk af van hoe belangrijk de familie in het leven van de cliënt is en
hoe sterk de acceptatie of de afwijzing binnen de familie is. Vraag uw cliënt ernaar
en ook of hij/zij dat zelf wil. De familie is een belangrijke sociale omgeving maar
ook een kwetsbare.
o
Hebben lesbische vrouwen en homoseksuele mannen specifieke hulpverlening
nodig?

o
Niet altijd, maar er moet wel bijzondere aandacht en erkenning zijn voor
lesbische/homoseksuele thema’s in hun persoonlijk verhaal of hun actuele
situatie.
Wie is geschikter als hulpverlener van homoseksuele/lesbische cliënten: een
hulpverlener die zelf lesbisch of homoseksueel is of iemand die heteroseksueel
is?

Beide is mogelijk. Als heteroseksuele hulpverlener moet u zich de moeite nemen
de juiste vragen te stellen zonder daarbij vaag te zijn. Als homo- of lesbische
hulpverlener kunt u misschien een voorbeeldrol spelen voor uw cliënten. In dat
geval moet u ervoor waken dat ze zich dan misschien te veel met u gaan
identificeren.
7. SEKSUALITEIT
- Het kader
o Ten eerste



o
Basisinformatie
 Het feitelijke verschil tussen lesbische seks, homoseks en heteroseks is minder dan

o
Homoseksualiteit wordt dikwijls tot de seksuele aspecten gereduceerd. De
reden daarachter is dat de meeste mensen een bepaald beeld in hun hoofd
hebben over seks, meestal in een heteroseksueel kader. En vreemd maakt
nieuwsgierig.
Seksualiteit is al een moeilijk onderwerp is om over te praten, seksuele diversiteit
is dat nog veel meer.
Voor docenten, voorlichters en hulpverleners is het echter noodzakelijk om over seks
te praten met jonge mensen. In deze levensfase moeten ze zo veel mogelijk leren over
seks, en als ze dit alleen op straat doen, kunnen ze onjuist geïnformeerd raken.
veel mensen denken. Het feit dat lesbische vrouwen en homoseksuele mannen
ook penetratie willen, heeft te maken met de behoefte aan intimiteit en met een
seksueel verlangen naar elkaar. Het verschil: geen voortplanting.
Over het algemeen zijn homoseksuele mannen meer geneigd met veel
verschillende partners te vrijen dan lesbische vrouwen. Dit is een verschil in
sekse, niet in seksuele voorkeur.
Wat betekent dit voor mij?
 Kunnen praten over seks is de sleutel tot verbetering. Mag niet worden verzwegen. Dit
is belangrijk voor alle jongeren. Bij adolescenten die erotische gedachten of
gevoelens voor een partner van dezelfde sekse hebben, is deze steun zelfs nóg
belangrijker. Want de kans op uitstoting door de groep is groot.
 Als seksualiteit ter sprake komt, mag de mogelijkheid van ervaringen met
personen van dezelfde sekse niet worden vergeten. Dit moet op een zo
vanzelfsprekend mogelijke manier worden aangehaald.
 Zorg ervoor dat u zich bewust bent van uw eigen kwetsbaarheden ten
opzichte van (homo)seksualiteit
 Verstrek informatie in de vorm van brochures of
tijdschriften/(web)adressen waarin jongeren informatie kunnen vinden
als ze vragen over seksualiteit hebben.
-
Onderwijs – Sta even stil bij
o Jongens en meisjes kunnen, vooral tijdens de puberteit, intens met seksualiteit bezig
zijn. Zij vertonen de neiging zwart/wit te denken. Let erop dat een gesprek over
seksualiteit ook een bepaalde mate van authenticiteit en intimiteit vereist. Daarom moet
u erop voorbereid zijn dat ze u ook persoonlijke vragen over uw eigen ervaringen en
meningen zullen stellen. Denk van tevoren na waarover u in de klas wilt praten en
waarover niet? (wat u leerde op school over (homo)seksualiteit, uw vooroordelen over
homoseksuele en lesbische seks, uw eerste seksuele ervaringen, …)
-
Onderwijs – Tips en methodieken
o Seksuele voorlichting





o
Carrouselspel


o

Doel: Een discussie over homoseksualiteit stimuleren; leerlingen voor deelname aan
een schoolbreed programma motiveren.
3 fasen:
1/ Vraag: Waar komt jullie kennis, informatie en mening over seksualiteit
vandaan?
2/ Schenk aandacht aan hun behoeften aan seksuele opvoeding in de klas
3/ Vraag: Hoe moet de school daarmee omgaan?
Van discriminatie tot seksualiteit


-
Doel: De schaamte overwinnen en leerlingen aanmoedigen over seksualiteit te praten.
Methode: Schrijf 25 vragen over seksualiteit op kaarten. Maak zoveel kaartensets als er
leerlingen in de klas zijn. De vragen moeten verschillend zijn. Sommige moeten feitelijk
zijn, andere vragen naar meningen die van gemakkelijk tot relatief moeilijk gaan en van
objectief tot persoonlijk. Zorg ervoor dat er ook een reeks vragen over het thema
homoseksualiteit is. Plaats uw leerlingen in stoelen tegenover elkaar, in paren. De
stoelen zelf moeten in een cirkel of in een rij staan. Gedurende telkens 5 min. Spreken
met degene die tegenover hen zit over het antwoord op een vraag, indien ze daar
beiden willen op antwoorden.
Seksuele opvoeding en homoseksualiteit

o
Niet alleen over biologische aspect, ook over emoties
Samen met een collega van andere sekse lesgeven, jongens & meisjes apart, nadien
samenkomen
Het één niet boven het ander: heteroseksualiteit niet boven homoseksualiteit
Verwijzen naar concrete voorbeelden en ervaringen (= ook nadenken over eigen
interesses)
Nuttig: lesbische & homoseksuele gastsprekers (maar les niet volledig in hun handen
leggen)
Doel: Een discussie over homoseksualiteit stimuleren, zonder daarbij de focus op seks
te leggen.
3 stappen:
 1/ Vraag: Geef voorbeelden van discriminatie
 2/ Discriminatie: ook bij mensen die elkaar goed kennen? ( huiselijk geweld,
verwachtingen mannen/vrouwen, …)
 3/ Andere soorten relaties? Hoe oplossen in lesbische/homoseksuele relatie?
Onderwijs – Veel gestelde vragen
 Af en toe hoor ik hoe mijn Arabischsprekende leerlingen elkaar voor ‘Zamel’
uitschelden. Dat schijnt een seksuele belediging te zijn. Wat betekent dat
woord?

o

o
Er bestaat een samenhang tussen sekse en seksueel gedrag, maar wees voorzichtig met
het versterken van stereotypen! Maar dit kan niet altijd gegeneraliseerd worden.
Doen alle homo's aan anale seks, en doet het pijn?

-
een man die de passieve rol tijdens seks met een andere man aanneemt
Wie is het 'mannetje' en wie het 'vrouwtje' in een homoseksuele of lesbische relatie?
Niet allemaal, ook hetero’s en lesbiennes die het doen. Het gebied rond de anus is erg
gevoelig en kan seksueel genot verschaffen (vooral voor mannen als de
prostaatklier zachtjes wordt beroerd).
Hulpverlening – Sta even stil bij
o belangrijk dat het gedrag van hulpverleners authentiek is: de eigen overtuigingen
beïnvloeden het proces van de hulpverlening en het proces met de cliënt.
 Wat leerde u over homoseksualiteit in uw opvoeding?; Wat weet u erover? Hoe
weet u dat?; Hoe denkt u erover?; Belang dat u hecht aan seksualiteit voor
identiteitsontwikkeling?; Ervaring met h/l als cliënten?; …
-
Hulpverlening – Tips en methodieken
o Mijn lichaam

Doel: De oefening maakt mensen gevoeliger voor hun eigen gevoelens en hun
zelfbeeld.

o
Methode: Vragen voor zelfreflectie (rol kleding, reacties op beelden, mooiste deel van
mijn lichaam, delen die mij niet bevallen, rol ouders, verbinding lust/geluk/pijn,
ontwikkeling)
Seksualiteit gisteren – vandaag – morgen

Doel: hulp bieden bij het nadenken over het verleden om daarbij zijn of haar huidige
persoonlijke waarde te herkennen en de wensen voor de toekomst te formuleren.

Methode: vragen schriftelijk beantwoorden:
 Hoe heb ik mijn seksualiteit tijdens de pubertijd beschouwd?
 Hoe zie ik mijn seksualiteit nu?
 Hoe zou ik mijn seksualiteit graag in de toekomst willen zien?



o
Als ik over de toekomst van mijn seksualiteit nadenk en over de vorm die ik
wens, wat belemmert mij dan om de obstakels te overwinnen?
Welke wensen voor de toekomstige vorm van mijn seksualiteit zijn al
werkelijkheid geworden?
Wie kan me bij het verwezenlijken van mijn wensen ondersteunen?
Drie-stoelen-oefening

Doel: De cliënt helpen inzicht te krijgen in de eigen seksualiteit. Uitvinden hoe de
cliënt zijn of haar seksualiteit momenteel beoordeelt.

Methode: 3 (denkbeeldige) stoelen: 1 voor iemand uit de familie, 1 voor iemand
uit de vriendenkring (geen seksuele relatie), 1 voor een (ex-)partner. De namen
worden opgeschreven. Nu: beschrijven: ‘Als ik aan deze persoon zou vragen hoe
jij je seksualiteit beleeft en in hoeverre je tevreden daarmee bent, wat zou hij/zij
dan zeggen?’
-
Hulpverlening – Veel gestelde vragen
o Is het waar dat homoseksueel gedrag in de dierenwereld bestaat?

o
Ja. Besluit: Seks dient niet alleen voor de voortplanting, maar ook voor sociale functies.
Hoe kan ik reageren als een cliënt veel behoefte heeft om zichzelf 100% te kunnen
benoemen?

o
Mensen die zichzelf als heteroseksueel identificeren, kunnen ook fantasieën of
ervaringen hebben met mensen van dezelfde sekse. Breng flexibiliteit in de
begrippen van seksuele categorieën. Deze categorieën zijn niet door de ‘natuur’
uitgevonden, maar door mensen, en pas in de negentiende eeuw. Mensen hoeven zich niet aan ‘wetenschappelijke’ definities te conformeren, alleen maar
omdat deze bestaan. Ondersteun mensen zodat het geen obsessie voor ze
wordt om hun eigen seksuele oriëntatie al te precies te definiëren. Help hen
positief na te denken als ze liefde voor een ander mens voelen ongeacht het
geslacht en moedig de persoon aan om deze gevoelens op voor hem/haar
passende wijze uit te drukken.
Hoe kunnen twee vrouwen echte seks hebben zonder een penis?
 Deze vraag wordt vaak gesteld door jonge mensen, vooral door jongens. Orale
of manuele stimulatie kan net zo fijn zijn. De ruimte voor individuele
ontdekkingen maakt seks juist zo leuk en spannend.
8. SUBCULTUREN
- Het kader
o Ten eerste

o
Basisinformatie

o
Vaak: karaktereigenschappen van h/l beperkt tot hun seksualiteit. Omdat h/l
regelmatig op onbegrip of discriminatie stuiten, hebben zij wereldwijd hun eigen
groepen opgericht.
Vaak gescheiden groepen, maar voor jongeren vaak nog gemengd. De groepen kunnen
zich richten op het coming-outproces (gesprekken, steun, ontmoetingen, delen van
ervaringen, …), op het onderwijs (daar gaan spreken, …) of op ontspanning (sport,
boekenclubs, …). Ook zijn er commerciële mogelijkheden (bars, restaurants, …) waar ze
als homoseksueel in de meerderheid zijn en zich niet hoeven te verantwoorden als ze
hun partner kussen. Al deze initiatieven worden de lesbische en homoseksuele
subcultuur, de homoscene of de community genoemd. Het vormt vaak een
laagdrempelige manier om anderen te leren kennen. Vaak in grotere steden,
waardoor h/l zich daar ook meer gaan vestigen. Bovendien is een stad anoniemer
wat hen tegen vooroordelen en discriminatie kan beschermen. (Spartacus:
internationale reisgids met uitgaansgelegenheden over de hele wereld). + (In de
grotere steden: zelfs homo-organisaties voor etnische minderheden)
Wat betekent dit voor mij?
 Idealiter zou u zich eens moeten begeven in de lesbische of homoseksuele
gemeenschap in uw stad om een beeld te krijgen van hoe het er daar aan toe
gaat. Dit is de enige manier om jonge lesbische vrouwen en homoseksuele
mannen een uitgaansplek of organisatie aan te raden.
-
Onderwijs – Sta even stil bij
o Hoe denkt u persoonlijk over de lesbische en homoseksuele subcultuur?
o Heeft u een idee hoe het daar is?
o Wat is volgens u de reden voor het bestaan van deze community?
o Wat voor voordelen zou dit kunnen hebben?
 De subcultuur is belangrijk omdat daar geen druk is van hetero-normativiteit en
traditionele genderrollen er een minder grote rol spelen.
-
Onderwijs – Tips en methodieken
o Feiten en vooroordelenpatroon onderzoeken

o
Gay Pride
 Doel: Duidelijk maken waarom zichtbaarheid voor lesbische vrouwen en

o
homoseksuele mannen belangrijk is.
Methode: Toon een foto van een Gay Pride en vraag de leerlingen of ze weten wat
het is. Vraag om commentaar. Spreek over de effecten van discriminatie op de
identiteit en de zelfwaardering van een persoon. Vergelijk de trots van etnische
groepen met de trots van homoseksuele groepen. Wat met andere stoeten en
rol media?
We leven in een heterowereld


-
Maak met de klas een woordenweb met associatielijnen over ‘homo en lesbo
subcultuur’, met groen en rood voor positieve en negatieve opmerking. Vraag:
Waarom zoveel groene/rode? Welke rode zijn feiten en welke zijn stereotiepen?
Meningen? Hoe daarbij komen?
Doel: De effecten van hetero-normativiteit onderzoeken en de plaats
definiëren die de lesbische, homoen biseksuele subcultuur daarin heeft.
Methode: Iedereen wordt opgevoed heteroseksueel te zijn. Geef de leerlingen een
ogenblik de tijd om over de volgende vraag na te denken: ‘Als de wereld niet
hetero zou zijn, maar juist lesbisch/homoseksueel, zouden jullie dan naar een
‘heteroseksueel’ restaurant gaan?’ Als extra vraag is mogelijk: ‘Wat zou de
‘normale’, dus de lesbische/homoseksuele bevolking daarvan denken?’ De
leerlingen moeten nu onderling nadenken en discussiëren over hun gedachten
en vragen. Trek conclusies voor de huidige situatie
Onderwijs – Veel gestelde vragen
o Waarom creëren lesbische vrouwen en homoseksuele mannen hun eigen plekken? Zijn
dat geen getto’s?
 Om hun identiteit en hun eigenwaarde te ontwikkelen hebben deze jonge
mensen ‘vrije ruimtes’ nodig waarin ze niet aan onaangename blikken of
beledigingen worden blootgesteld. Voor iemand die niet met deze subcultuur
vertrouwd is, kan dit de indruk van een getto geven. Maar we leven in een
heterowereld…
o
Hoe kan ik meer over de plaatselijke lesbische en homoseksuele subcultuur te weten
komen?

o
Mag ik als heteroseksueel plaatsen bezoeken die bij de homoscene horen?

-
Meestal wel. Wanneer u er niet zeker van bent, vraag het gewoon. In het lokale
homotijdschrift of de Spartacus staat het er meestal bij.
Hulpverlening – Sta even stil bij
o
o
-
Internet, bij de organisaties zelf.
Vraag u zelf af wat u over de lesbische/homoseksuele subcultuur weet, waar u deze
informatie vindt en of u ooit zelf in deze subcultuur geweest bent.
Hou er bij het verlenen van hulp rekening mee dat de subcultuur een onderdeel van de
identiteit van de cliënt kan zijn. Echter, er zijn ook h/l die zich juist niet in de homoscene thuis
voelen.
Hulpverlening – Tips en methodieken
o Denk na:



Wat kunt u aanraden als uw cliënt zich geïsoleerd voelt?
Wat kunt u aanraden als uw cliënt in de homosubcultuur geïnteresseerd is, maar er
angst voor heeft?
In welke andere levensgebieden bestaat een subcultuur?



o
-
Passen de activiteiten en het aanbod, die in de subcultuur in uw stad worden
aangeboden, bij de culturele en individuele achtergrond van uw cliënt?
Bij welke specifieke groep hoort uw cliënt nog meer, naast de homoseksuele groep?
Zijn er in uw omgeving groepen die bij de specifieke achtergrond van uw cliënt passen?
Een sociaal netwerk voor lesbische vrouwen en homoseksuele mannen

Doel: De cliënt helpen over zijn/haar positie in het homoseksuele/lesbische

sociale netwerk na te den- ken.
Methode: Vraag: welke beelden heeft uw cliënt van de scene? Rekent hij/zij zichzelf
erbij? Waarom (niet)?
Hulpverlening – Veel gestelde vragen
o Waar vind ik informatie over de lesbische/homoseksuele scene bij mij in de buurt?
 Op het internet, bijvoorbeeld: www.switchboard.nl
o Hoe kan ik met cliënten omgaan die zelf erg negatief denken over de
lesbische/homoseksuele subcultuur?
 De subcultuur is meer dan alleen clichés. Ook homo’s en lesbo’s hebben
vooroordelen. Dat kan te maken hebben met eerdere negatieve ervaringen of
angst voor het onbekende. Het kan zijn dat ze een negatieve mening hebben
omdat ze tot nu toe niet ondersteund zijn om op zoek te gaan. Stimuleer uw
cliënt om verder te kijken dan de geijkte vooroordelen en nieuwe aspecten van
de subcultuur gemeenschap te ontdekken.
o
Wanneer is het beter iemand aan te bevelen buiten de subcultuur te blijven?
 Dat is niet eenvoudig te zeggen, het is persoonsafhankelijk en afhankelijk van de
mate van zelfacceptatie van uw cliënt. Vaak biedt de scene veel mensen houvast
en de scene zelf is er tot op zekere hoogte om anderen te ondersteunen.
Informeer de cliënt over wat hij/zij waar kan vinden. Soms is het wijs te
adviseren eerst via Internet contact met de subcultuur te zoeken. Dat kan
veiliger en anoniemer zijn.
o
Hoe kan ik met een cliënt omgaan die bang is voor de lesbische/homoseksuele
subcultuur?
 Het belangrijkste is om uw cliënt in ieder geval niet te dwingen om toch te gaan.
Bespreek de behoeften van de cliënt gedetailleerd en werk op verschillende
manieren om de persoon tevreden te stellen. Contact met de subcultuur is
slechts één manier en niet elke organisatie daarin past bij iedere persoon.
9. GESCHIEDENIS
- Kader:
o Voor de meeste mensen zijn hun roots belangrijk. Je achtergrond, geschiedenis en cultuur bepalen grotendeels
hoe je je voelt en met wie je je identificeert. Voor veel lesbische, homo en biseksuele mensen is dit
identificatieproces moeilijker: je groeit namelijk niet op met 'homo' of 'lesbische' rootsen op veel scholen wordt
hier helemaal geen aandacht aan besteed.
-
Onderwijs – Tips en methodieken
o Oral history (mondelinge overlevering)


Doel: Jongeren bewust maken van de manier waarop in hun opvoeding met
seksualiteit is omgegaan.
Methode: Alle leerlingen vertellen iets over hun opvoeding. Vraag de leerlingen
wat en hoe ze geleerd hebben over hun gender identiteit, seksuele rol en
seksualiteit. Vraag de leerlingen ook welke informatie ze hebben gemist en hoe
ze dit hebben gecompenseerd. Hoe deden hun grootouders dit? (Eventueel:
interviews) Discussie: Welke verschillen zijn tussen de verhalen te zien?
Conflicten? Oplossingen daarvoor? Hoe zullen zij hun kinderen opvoeden? Let op
voor privé-sfeer en persoonlijke grenzen!
o
Helden


-
Doel: betekenis onderzoeken van historische rolmodellen voor mensen met
lesbische of homoseksuele gevoelens.
Methode: Vraag aan de leerlingen om bekende historische figuren op te noemen
die ze als rolmodellen en voorbeelden zien. Exploreer waarom deze personen
belangrijk zijn: als voorbeelden van creativiteit, onafhankelijkheid, kracht,
eerlijkheid en dergelijke. Focus de discussie op homoseksualiteit en vraag welke
rolmodellen belangrijk kunnen zijn voor lesbische vrouwen, homoseksuele
mannen en biseksuelen. Vraag waarom lesbische vrouwen, homoseksuele
mannen en biseksuelen de behoefte hebben om iets over historische figuren te
weten.
Hulpverlening – Tips en methodieken
o Naar historische en culturele boodschappen over homoseksualiteit zoeken


o
Doel: Het onderzoeken van historische en culturele boodschappen over
homoseksualiteit die relevant zijn voor de persoonlijke situatie van uw cliënt
Methode: Iets lezen over visies op homoseksualiteit door de geschiedenis heen.
Vraag welke boodschappen over homoseksualiteit en seksualiteit hem of haar
gegeven werden toen hij of zij opgroeide. Leg uit hoe de eigen geschiedenis en
cultuur de aard en wijze beïnvloedt waarop lesbische vrouwen en homoseksuele
mannen zichzelf en hun identiteit waarnemen. Vergelijk hun eigen verhaal met
een verhaal dat een ander perspectief op homoseksualiteit geeft
Een uitgebreide familiestamboom



10. RELIGIE
- Het kader
Doel: Doel: onderzoeken van historische en culturele boodschappen over
homoseksualiteit die verband houden met de situatie van uw cliënt.
Methode: Laat de cliënt een ‘uitgebreide familiestamboom’ tekenen (met alle
personen die voor hem/haar sociaal relevant zijn) en met deze vragen in
gedachten: Waar past iedereen in?; Waar komen ze vandaan, waar werden ze
geboren?; Welke mensen leerden u iets over uw geschiedenis en uw
seksualiteit? Wat leerden ze u?; Welke mensen speelden een belangrijke rol in
boodschappen over homoseksualiteit gegeven? Welke boodschappen?; Welke
mensen kunnen u ondersteunen in uw seksualiteit?; Hoe gaat u met die
personen om die u niet steunen of die negatief zijn ingesteld?; Hoe kunt u meer
personen vinden die u kunnen ondersteunen en waarmee u uw ‘uitgebreide’
familie groter kunt maken?
Advies voor interculturele communicatie
 U kunt het vertrouwen van uw cliënten winnen door vragen te stellen
over zijn of haar familie. Veel culturen zijn minder ik-georiënteerd dan de
Nederlandse cultuur.
 Wees eerlijk tegen uw cliënt als u weinig kennis heeft over zijn/haar
culturele achtergrond.
 Denk eraan dat in bepaalde hiërarchisch gestructureerde culturen
hulpverleners veel aanzien hebben en als een autoriteit worden
beschouwd.
o
Ten eerste



o
Basisinformatie





o
Wijd verspreide overtuiging: “Alle religies zijn tegen homoseksualiteit”. In de praktijk
zijn het vooral fundamentalistische of strenge gelovigen die zich tegen
homoseksualiteit afzetten. Gelovigen die minder streng in de leer zijn, hebben
vaak een tolerantere houding.
Lesbische vrouwen, homoseksuele mannen en biseksuelen komen vaak in een
conflict met hun kerk terecht als ze opgroeien. Desondanks blijven velen religieus,
ook als ze wegens discriminatie uit de kerk treden.
Vaak zijn jonge mensen nog niet op de hoogte van de verschillende en meer
genuanceerde religieuze opvattingen over homoseksualiteit.
Christendom
 Officieel tegen. Homoseksuele handelingen zijn een ernstige zonde. Seks voor
voortplanting. Erkennen wel dat het een onveranderbare aanleg is. Vragen
deze mensen met respect en sympathie tegemoet te treden.
 Verschil protestantse kerken in Noord- en West-Europa <-> Evangelische Vrije
kerken en parochies & Katholieke Kerk: diversiteit binnen instituut
Jodendom
 Orthodoxe <-> vrijzinnige bewegingen (Amerika, Israël, Europa)
Islam
 Orthodox-islamitische opvattingen over homoseksualiteit zijn vrijwel altijd
negatief: Grote zonde die moet worden gestraft. Maar de koran kan ook
op een liberalere manier worden uitgelegd. Er staat nergens een
duidelijke veroordeling geschreven van de liefde tussen twee mannen of
twee vrouwen zoals we die vandaag de dag kennen.
 Probleem: de islamitische wet (Sharia/Fiqh). Doodstraf op anale gemeenschap
tussen mannen. Maar is door mensen, niet door God geschreven, moet dus
niet noodzakelijkerwijs als religieus gezien worden.
Hindoeïsme
 Strikte sociale scheiding in de cultuur. In alle lagen en kasten van de
maatschappij heerst een patriarchale en heteroseksistische orde,
hoewel deze orde in de grote steden iets is afgezwakt.
Boeddhisme
 streeft ernaar om vrij te raken van afhankelijkheid. Hoe minder men aan
seks doet, hoe minder afhankelijk men van de wereld is en hoe vrijer men
dus is om zijn ware Zelf te ontdekken. Maar deze weg naar het Zelf hangt
af van de keuzes die ieder individu voor zichzelf maakt.
 De Pali Canon, de boeddhistische ‘bijbel’, veroordeelt homoseksualiteit
tussen monniken, maar verder is het niet uitgewerkt.
Wat betekent dat voor mij?


De religieuze identiteit is meestal eerder gevormd dan de seksuele voorkeur.
Antwoorden t.o.v. jongeren:
 Constitutioneel vastgelegde mensenrechten (o.a. ontwikkelen eigen
persoonlijkheid) gaan voor op fundamentalistische, eenzijdige denkbeelden
 Het is belangrijk dat de veelzijdigheid van verschillende religieuze stand punten getoond wordt en dat de vraag wat religie persoonlijk voor
jongeren betekent een plaats krijgt.
 Tolerantie en respect zijn essentiële menselijke deugden en een
onderdeel van de grondwet
-
Onderwijs – Sta even stil bij
o Verschillende vormen van geloof: fundamentalisten (Heilige schriften = ‘aanwijzingen voor
o
o
-
het leven’; autoritair overgebracht) <-> niet-fundamentalisten (Heilige schriften =
‘weerspiegeling tijd’) <-> liberalen: (Heilige schriften = ‘ieders eigen verantwoordelijkheid’;
toestaan persoonlijke vrijheden + kritiek). Velen nemen middenweg.
Waar plaatst u zichzelf op deze schaal? Waar passen uw leerlingen? Wat betekent dat
voor uw professionele relatie met uw leerlingen?
Wat is uw morele visie op homoseksualiteit? Hoe gaat u om met leerlingen die hier
anders over denken dan u?
Onderwijs – Tips en methodieken
o Een brief aan Christina

Doel: Een discussie op gang brengen over de relatie tussen homoseksualiteit en
kerk, en empathie voor de problemen van mensen stimuleren.

Methode: Brief laten schrijven aan Christina + discussie verschillende meningen:
 Christina is katholiek en diep gelovig. Ze voelt zich zeer tot vrouwen
aangetrokken. Onlangs is ze op Charlotte verliefd geworden en heeft ze
geen twijfels meer over haar gevoelens. Maar ze vindt het heel moeilijk om
deze gevoelens met haar religie te verenigen en ze is bang voor de reactie
van haar ouders en van vriendinnen en vrienden.
o
Tolerantie


o
De genezing


-
Doel: Wederzijds respect en tolerantie in een religieuze context stimuleren.
Methode: “Naastenliefde is in alle wereldreligies belangrijk”. Zijn jullie het daarmee
eens? Hoe heeft dit betrekking op h/l? (liefhebben: geen zonde mogen laten begaan of
vrijheid niet mogen aantasten?). Accepteer ook negatieve gevoelens over
homoseksualiteit.
Doel: De mythe doorbreken dat homoseksualiteit kan worden ‘genezen’.
Methode: “sommige fundamentalistische christenen denken dat homoseksualiteit
een geestelijke stoornis is die kan worden genezen” Laat ‘genezingswijzen’
opzoeken.
Onderwijs – Veel gestelde vragen
o Wat zegt de bijbel over homoseksualiteit?

o
Wat zegt de koran over homoseksualiteit?



o
Hangt af van interpretatie: historisch, cultureel, religieus <-> fundamentalistisch,
conservatief?
Koran ≠ wetboek.
De koran vermeldt echter nergens expliciet seks of homoseksualiteit, pedofilie of anaal
geslachtsverkeer.
Koran: ‘Verhaal van Lot’ ~ Bijbel ‘Verhaal van Sodom & Gomorrah’: De mannen die
worden beschuldigd, zijn getrouwd en kunnen niet worden vergeleken met
homoseksuele mannen (lesbische vrouwen). Ze zijn een aanklacht tegen vergrijp en
verkrachting, tegen onrecht en geweld en het schenden van gastvrijheid.
Hoe moet ik met religieuze vooroordelen in mijn klas omgaan?

Leg uit dat er een grote verscheidenheid aan religieuze geloven en religieuze
instellingen is, van fundamentalistische tot liberale opvattingen. Begin een
discussie over de diversiteit in de groep. Stimuleer de respectvolle omgang van de
leerlingen onder elkaar en moedig ze aan om eigen overwegingen en een
dialoog tot stand te brengen.
o
Hoe ga ik met de religieuze overtuigingen van de ouders om?


-
-
Leg ze uit:

school heeft de taak een overzicht van religieuze standpunten te geven en
het wederzijdse respect onder de leerlingen te stimuleren.

U helpt hen hun eigen, persoonlijke relatie met God, Allah en hun kerk
te definiëren
 u moedigt ze aan met hun ouders te discussiëren.
Vraag de ouders om voorstellen over hoe u volgens hen u met thema’s zoals religie,
diversiteit en respect in de klas kunt omgaan.
Hulpverlening – Sta even stil bij
o Is het voor u mogelijk/noodzakelijk dat hulpverleners zich voor een deel van hun eigen
religieuze overtuigingen afscheiden? Invloed van uw religieuze overtuigingen?
o Ethische bezwaren van een cliënt afkeuren <-> naar een cliënt luisteren?
o Als hulpverlener of arts heeft u autoriteit en kunt een sterke psychologische invloed
hebben op jongeren.
Hulpverlening – Tips en methodieken
o De spirituele gids


o
Doel: Een startpunt vinden om de betekenis van religie in het leven van de cliënt
te traceren en de problemen te identificeren waarmee hij of zij wordt
geconfronteerd. Deze oefening kan oplossingsrichtingen bieden.
Methode: “Stel u voor: U ontmoet samen met een vriend(in) een geestelijke die u als
spirituele gids ervaart, wat gebeurt er tijdens de ontmoeting?” (ook mogelijk met
ontmoeting goede vriend die vragen stelt over zijn/haar leven en behoeftes)
Het evenwicht tussen seks en religie
 Doel: Onderzoeken welke rol religie in het leven van een jongere speelt. De
oefening helpt de cliënt een persoonlijk evenwicht tussen zijn of haar uitdrukking
van seksualiteit en de bekentenis van het geloof te vinden.

Methode:





o
Vraag: “Welke plaats neemt religie in uw leven in?
Onderzoek: houding van bekende religieuze persoonlijkheden over
homoseksualiteit?
Bespreek de historische en culturele ontwikkeling van religie als een
mengeling van spirituele en sociale aspecten en ook als een middel voor
sociale controle.
Onderzoek of religie een belangrijk aspect in de individuele identiteit
van de cliënt is. Als religie een sterk deel van de identiteit van de cliënt
is, raad dan aan om contact met homoseksuele religieuze groepen te
zoeken indien mogelijk. Dit kan de cliënt helpen een ondersteunend
netwerk te vinden.
Spiritualiteit (relatie met goddelijk wezen) ≠ religieuze normen (relaties
tussen mensen)
Rollenspel in de groepssessie
 Doel: Manieren zoeken om het probleem van het persoonlijke dilemma op te

lossen dat zich in samenhang met religie en homoseksualiteit kan voordoen.
Methode: Rollenspel: Een lesbisch meisje/ homoseksuele jongen wil praten
over de conflicten waarmee ze/hij wordt geconfronteerd en gaat naar een
geestelijke voor hulp. Zij/hij vraagt de geleerde om hulp. Verander de rollen
(vrijwilligers?). Als de discussie tussen het meisje en de priester geen nieuwe
gezichtspunten naar voren brengt, dan moet u de groep vragen aan te geven wat ze
als speler en als toeschouwer hebben opgemerkt en gevoeld.
-
Hulpverlening – Veel gestelde vragen
o Hoe moet ik ermee omgaan als in de religie van mijn cliënt homoseksuele handelingen
verboden zijn?
 begrijp welke plaats de religie in het leven van die cliënt inneemt om na te gaan

o
of het voor de cliënt mogelijk is zich te distantiëren van traditioneel gevormde
gedragspatronen
Veel conflicten zijn op religieuze verboden gebaseerd en uit de ouderlijke
omgeving en/of uit cultureel gemotiveerde verwachtingen ontstaan. Leg de
cliënt uit dat niet alle teksten in de Heilige Schriften letterlijk moeten worden
genomen en gebruik daarbij voorbeelden.
Mijn geloof veroordeelt homoseksualiteit. Moet ik wel lesbische of homoseksuele
cliënten in behandeling nemen?
 Als u om religieuze redenen echt veel moeite met homoseksualiteit heeft, dan
kunt u beter afstand nemen van de behandeling van lesbische of homoseksuele
cliënten en ze doorsturen naar een collega.
o
Is het mogelijk om je geloof te belijden en tegelijkertijd openlijk als lesbische vrouw of
homoseksuele man te leven?
 Ja. Velen zijn in staat om een gelukkig privéleven te leiden en hun geloof daarin
een plaats te geven. Sommigen zijn zelfs aangesloten bij specifieke progressieve
kerkgenootschappen of groeperingen
Download