Menswaardig leven

advertisement
Menswaardig leven, Vlaams Parlement, 14 januari 2014
Persdossier
Bérénice Storms, onderzoeksleider Cebud
[email protected]
0475 51 58 76
Op deze studiedag worden de resultaten gepresenteerd van enkele recent door Cebud uitgevoerde
onderzoekprojecten die de implementatie van de referentiebudgetten voor een menswaardig
inkomen in de Vlaamse OCMW’s beogen. Wat we hieruit leren, wordt hieronder samengevat
weergegeven.
Menswaardig leven
‘Menselijke waardigheid’ is een belangrijk juridisch sleutelbegrip. Het is een fundamenteel recht en
als zodanig opgenomen als eerste artikel in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en
in het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. Het vormt de basis waarop de sociale
grondrechten in de Belgische Grondwet (art. 23 en 24) steunen en het is het leidinggevend principe
voor het handelen van OCMW-medewerkers en -beleidsvoerders (art. 1 OCMW wet). Krachtens de
OCMW-wet van 1976 heeft iedere persoon in ons land recht op maatschappelijke dienstverlening. Dit
recht verplicht OCMW’s om elke hulpvraag ernstig te nemen en te toetsen aan de vraag of een
tussenkomst van de gemeenschap onder de vorm van materiële of immateriële hulp is aangewezen
op grond van de menselijke waardigheid. Welke steun het OCMW verleent, op basis van welke criteria
en welke bedragen worden uitgekeerd ingeval van geldelijke materiële hulpverlening, beslist het
lokale OCMW autonoom. Deze ruime beleidsvrijheid kan worden verantwoord vanuit de gedachte dat
de OCMW-hulpverlening, als laatste vangnet van de financiële bescherming, best zo nauw mogelijk
aansluit op de individuele behoeften van de cliënt.
Beleidsvrijheid leidt tot zeer grote verschillen tussen en binnen OCMW’s
De keerzijde van deze grote autonomie van OCMW’s bij de uitvoering van hun opdracht, is de enorme
verscheidenheid in hulp- en dienstverlening. Ten eerste zijn er grote verschillen tussen OCMW’s in de
mate waarin zij het beslissingsproces om te bepalen wie er in aanmerking komt voor (aanvullende)
financiële steun hebben gestandaardiseerd: ongeveer een vierde van de OCMW’s hanteerde in 2006
geen formele of informele normen, terwijl in ongeveer 63% van de OCMW’s werd gebruik gemaakt van
schriftelijke steunnormen om te bepalen aan wie bijkomende steun wordt gegeven, onder welke vorm
en hoe de hoogte van de steun moet worden berekend.1 Ten tweede blijken voor dezelfde
cliëntsituaties er zeer grote verschillen te bestaan, zowel tussen als binnen OCMW’s op vlak van de
aard en de hoogte van de uitkeringen, en ook op het vlak van voorwaarden die aan de toekenning
ervan worden gekoppeld.2
Vanuit het gegeven dat menselijke waardigheid de basis vormt van de sociale grondrechten en vanuit
het gegeven dat alle Belgen gelijk zijn voor de wet, zou de woonplaats (en de daar geldende normen
Van Mechelen, N., & Bogaerts, K. (2008). Aanvullende steun in Vlaamse OCMW’s. CSB-Berichten (juni 2008).
K., Bruyndonckx, S., Schildermans, E., Van Beurden, V., Van Braeckel, F., & Van Deun, E. (2008). Menswaardig leven. Een onderzoek
binnen de Kempense OCMW's, Katholieke Hogeschool Kempen, Geel.
Storms, B., Peeters, N., Cornelis, I., Reynaert, J.-F., Thijs, P., & Nisen, L. (2013). Ook getest op mensen. Referentiebudgetten als maatstaf
voor de doeltreffendheid van de sociale bescherming. In L. Willy, P. Isabelle, J. Vranken & R. Van Rossem (Eds.), Armoede in België. Jaarboek
2013 (pp. 267-287). Leuven: Acco
Cornelis, I., Peeters, N., Storrms, B. 2013. OCMW-steun en menselijke waardigheid. Onderzoek naar de effectiviteit van het implementeren
van REMI voor het berekenen van de aanvullende steun door Vlaamse OCMW’s. Geel: Cebud
1
2Beyns,
Pagina 1 van 6
en beslissingen van het OCMW, alsook de financiële draagkracht van het plaatselijke OCMW) geen
bepalende factor mogen zijn van het feit of mensen wel of niet menswaardig kunnen leven.
Langdurig moeten rondkomen met een niet-menswaardig inkomen is
schadelijk voor mens en maatschappij
Dat armoede schadelijk is voor de gezondheid, de cognitieve ontwikkeling, de relaties binnen en
buiten het gezin, de deelname aan het maatschappelijk leven en het perspectief op werk blijkt uit
‘Het maximum halen uit het minimum’. In dit onderzoek zochten Van Thielen en Storms (2013) naar
de mogelijke gevolgen van langdurig leven in armoede en toetsten zij hun resultaten af aan de
internationale onderzoeksliteratuur over overlevingsstrategieën.3 De kernboodschap uit dit onderzoek
is dat personen in armoede niet bij de pakken blijven zitten. Op tal van terreinen voeren zij dagelijks
strijd om hun hoofd en dat van hun kinderen boven water te kunnen houden. Zij hanteren hiervoor
een waaier aan verschillende overlevingsstrategieën. Die kunnen worden gegroepeerd rond vijf grote
clusters, namelijk: het stellen van prioriteiten, het beperken van uitgaven, het maken van schulden,
het aanspreken van netwerken en het buiten de lijnen kleuren.
Uit de gesprekken met kansarme ouders blijkt dat de dagelijkse strijd om te overleven veel energie
vraagt.4 Omdat iedereen, arm of rijk, slechts beschikt over een beperkte energiebron, is het
belangrijk dat die energiebron niet steeds moet worden uitgeput. Anders bestaat het gevaar dat
mensen hun zelfcontrole verliezen.5 Recent nog werd wetenschappelijk aangetoond dat een tekort
aan geld, net zoals de schaarste aan slaap of het gebrek aan tijd, leidt tot slechte beslissingen en
verminderde cognitieve functies, en dit los van de kenmerken van de context of de individuele
persoon.6
Ook voor de maatschappij heeft armoede schadelijke gevolgen, zowel op financieel als op sociaal
vlak. Denken we maar aan de extra overheidsuitgaven voor onder andere gezondheidszorg,
werkloosheids- en bijstandsuitkeringen of de bijzondere jeugdbijstand. Griegs & Walker7 raamden de
financiële kost voor het bestrijden van kinderarmoede in Engeland in 2008 op 40 biljoen8 pond per
jaar. Op sociaal vlak tasten armoede en inkomensongelijkheid het maatschappelijk weefsel9 aan en
schemerstrategieën als uitkeringsfraude, zwartwerk, diefstal en andere vormen van criminaliteit
ondermijnen de sociale cohesie10.
Referentiebudgetten tonen de weg naar een inclusieve samenleving
De normatieve kracht die uitgaat van het fundamenteel recht op een menswaardig leven alsook
bovengenoemde schadelijke gevolgen van het niet kunnen rondkomen, moet beleidsvoerders op
diverse beleidsniveaus ertoe aanzetten te werken aan een inclusieve samenleving. Hierbij definiëren
we sociale inclusie als het (resultaat van een) maatschappelijk proces dat vertrekt vanuit menselijke
waardigheid en waarbij de maatschappelijke structuren en de heersende culturen worden aangepast
met het oog op volwaardige maatschappelijke participatie van alle burgers. Dit vereist het faciliteren
en stimuleren van kwetsbare burgers om zelf mee te werken aan structurele veranderingen.11
Mensen gaan bij een te laag inkomen diverse tactieken toepassen om de basisbehoeften op een minimaal bevredigend niveau in te lossen.
Deze bewuste handelingen om zich te handhaven in moeilijke situaties en beperkingen te overstijgen worden overlevingsstrategieën genoemd.
Het kunnen zowel effectieve als minder effectieve strategieën zijn.
4 Niet in het minst omdat armoede de ervaren aspecten van andere tegenspoeden zoals ziekte, echtscheiding of eenzaamheid nog versterkt
(Smith, Langa, Kabeto, &Ubel, 2005 in:Kahneman, D. (2012). Ons feilbare denken: Business Contact)
5 Baumeister, R. F., & Tierney, J. (2012). Wilskracht. De herontdekking van de grootste kracht van de mens. Amsterdam: Nieuwezijds.
6 Mani, A., Mullainathan, S., Shafir, E., & Zhao, J. (2013a). Poverty impedes cognitive function. Science, 341(6149), 976-980.
Mani, A., Mullainathan, S., Shafir, E., & Zhao, J. (2013b). Response to Comment on “Poverty Impedes Cognitive Function”. Science, 342(6163),
1169-1169.
Shah, A. K., Mullainathan, S., &Shafir, E. (2012).Some consequences of having too little.Science,338(6107), 682-685.
7Griggs, J., & Walker, R. (2008). The costs of child poverty for individuals and society. A literature review (pp. 33). York: Joseph Rowntree
Foundation.
8 Het Engelse biljoen wordt in het Nederlands een miljard genoemd.
9 Kennedy, B. P., Kawachi, I., Prothrow-Stith, D., Lochner, K., & Gupta, V. (1998).Social capital, income inequality, and firearm violent
crime.Social science & medicine, 47(1), 7-17.
10 Wilkinson, W., Picket, K. (2009).The spirit level. Why more equal societies almost always do better. London: Pinguin Books.
11 Storms, B. (2012). Referentiebudgetten voor maatschappelijke participatie. Doctoraal proefschrift. Universiteit Antwerpen, Antwerpen.
3
Pagina 2 van 6
Via het subjectief recht op maatschappelijke dienstverlening zijn OCMW’s verplicht om iedere vraag
tot materiële ondersteuning af te toetsen aan de vraag of een tussenkomst van de gemeenschap is
aangewezen op grond van de menselijke waardigheid. De referentiebudgetten voor maatschappelijke
participatie kunnen hierbij een inspirerend en richtinggevend kader vormen. Referentiebudgetten
zijn geprijsde korven van goederen en diensten die een bepaalde levenstandaard
vertegenwoordigen.12 Uitgangsbasis bij de uitwerking van de Belgische referentiebudgetten zijn niet
de klassieke productcategorieën zoals voeding, kleding, huishoudgoederen enzovoort, maar wel de
fundamentele behoeften die moeten vervuld zijn om volwaardig te kunnen participeren aan de
samenleving. Ze vertegenwoordigen een financiële ondergrens van wat gezonde en zelfredzame
burgers in onze samenleving minimaal nodig hebben met het oog op volwaardige maatschappelijke
deelname.13 Geïnspireerd op het werk van Doyal en Gough 14 (1991) geven ze voor bepaalde
typegezinnen het prijskaartje van noodzakelijke producten en diensten met het oog op de bevrediging
van de universele behoeften ‘gezondheid’ en ‘autonomie’. Deze twee universele behoeften worden
verder geconcretiseerd in een tiental intermediaire behoeften. Om gezond te kunnen zijn en
autonoom te kunnen handelen, moeten mensen beschikken over voldoende en adequate voeding,
huisvesting, gezondheidszorg en persoonlijke verzorging, kleding, rust en ontspanning. Daarnaast
moeten ze een veilige kindertijd hebben doorgemaakt, de mogelijkheden krijgen om betekenisvolle
sociale relaties te onderhouden, zich veilig voelen en voldoende mobiel zijn. Naast de genoemde
behoeften, was nog een derde criterium richtinggevend bij de opmaak van deze budgetten: ze moeten
als haalbaar worden aanzien en aanvaard worden door wie ervan moet leven. Om deze reden worden
alle budgetkorven uitgebreid besproken in focusgroepen met gewone burgers.
Uiteindelijk zijn er referentiebudgetten geconstrueerd voor verschillende typegezinnen in
verschillende socio-economische leefsituaties (al/niet beroepsactief, gepensioneerd, studerend,
gezond/niet gezond, huurder in een sociale/private woning, eigenaar, gehuisvest in Vlaanderen,
Brussel, Wallonië).
Deze referentiebudgetten kunnen niet alleen goed worden gebruikt door organisaties als OCMW’s,
schuldbemiddelaars of arbeidsrechtbanken bij het beoordelen van leefsituaties in functie van de
menselijke waardigheid, ze kunnen ook hun nut bewijzen voor consumenten die het moeilijk hebben
om hun (beperkt) inkomen efficiënt te beheren. Referentiebudgetten kunnen consumenten helpen
een beter zicht te krijgen op de eigen uitgavenpatronen en, indien gewenst, mee richting geven aan
mogelijke aanpassingen. Zij zijn ook een geschikt instrument om de doeltreffendheid van het beleid
op het vlak van minimuminkomensbescherming te beoordelen. Onderzoek op dit vlak leert dat de
Belgische minimuminkomens onvoldoende adequaat zijn om alle burgers een menswaardig inkomen
te garanderen. Vooral de hoge huisvestingskosten zorgen ervoor dat heel wat minimuminkomens,
zowel uit sociale zekerheid als uit arbeid, niet volstaan om alle noodzakelijke uitgaven te kunnen
bekostigen. De situatie is gunstiger voor gezinnen met beperkte huisvestingskosten. Hiermee
bedoelen we gezinnen die een woning huren op de sociale huisvestingsmarkt aan de daar geldende
minimumhuurprijzen of gezinnen die eigenaar zijn van een woning waarvan de hypotheek reeds is
afbetaald. De laagste inkomens (leefloon en minimumwerkloosheidsuitkeringen) daarentegen
volstaan evenmin voor gezinnen met kinderen in deze relatief gunstige woonsituaties. Meer in het
bijzonder nemen de tekorten toe met de leeftijd van de kinderen en met het aantal kinderen in het
gezin omdat de kinderbijslagen de minimumkosten van kinderen niet dekken.15
Ten slotte reiken de referentiebudgetten politici concrete handvatten aan bij het voeren van een
inclusief, participatief en integraal beleid waarin basisinstituties toegankelijk (lees: betaalbaar,
bruikbaar, bereikbaar) zijn voor iedereen en in het bijzonder voor de meest kwetsbare burgers. Ze
Bradshaw, J. (1993). Budget standards for the United Kingdom. Aldershot: Avebury
Dit wil zeggen dat het risico op armoede en sociale uitsluiting voor iedere burger bijzonder groot wordt indien het gezinsinkomen zich
situeert beneden deze grens. Anderzijds zijn er ook heel wat mensen voor wie een inkomen boven deze grens niet volstaat omdat ze niet
volledig zelfredzaam zijn, een chronische ziekte of handicap hebben, …
14Doyal, L., & Gough, I. (1991). A theory of human need. Houndmills: Macmillan Education Ltd.
15Storms, B., & Bogaerts, K. (2012). De doeltreffendheid van de minimuminkomensbescherming in België. Wat leren de referentiebudgetten? In
D. Dierckx, J. Coene & A. Van Haarlem (Eds.), Jaarboek armoede en sociale uitsluiting 2012 (pp. 89-106). Leuven: Acco.
Storms, B., & Bogaerts, K. (2012). Kind van de rekening. Onderzoek naar de doeltreffendheid van de tegemoetkomingen voor kinderen ten
laste (te verschijnen). Belgisch Tijdschrift voor Sociale Zekerheid, 54(4), 593-639.
Storms, B., Peeters, N., Cornelis, I., Reynaert, J.-F., Thijs, P., & Nisen, L. (2013).Ook getest op mensen. Referentiebudgetten als maatstaf
voor de doeltreffendheid van de sociale bescherming. In L. Willy, P. Isabelle, J. Vranken & R. Van Rossem (Eds.), Armoede in België. Jaarboek
2013 (pp. 267-287). Leuven: Acco.
Cornelis, I., Peeters, N., Storrms, B. 2013. OCMW-steun en menselijke waardigheid. Onderzoek naar de effectiviteit van het implementeren
van REMI voor het berekenen van de aanvullende steun door Vlaamse OCMW’s. Geel: Cebud
12
13
Pagina 3 van 6
laten immers zeer duidelijk zien wat de impact is van de kosten die gezinnen moeten maken voor
huisvesting, gezondheidszorg, onderwijs of mobiliteit op hun bestedingsmogelijkheden. Indien de
overheid erin slaagt deze kosten betaalbaar te houden voor lage inkomensgezinnen voert ze een op
preventie gericht armoedebestrijdingsbeleid. Zulk beleid is niet alleen effectief omdat het
‘doelbewust en systematisch’16 armoede helpt voorkomen, het is wellicht ook efficiënt want
kosteneffectief op lange termijn. Het recht op maatschappelijke dienstverlening kan als dusdanig
worden gezien als een hefboom tot verandering van sociale verhoudingen 17: datgene doen wat in een
concrete situatie, in overleg en samen met de cliënten, mogelijk is met het oog op volwaardige
maatschappelijke deelname.
REMI: een gebruiksvriendelijke webapplicatie voor OCMW’s die wensen in te
zetten op een rechtvaardige en meer uniforme uitvoering van het recht op
maatschappelijke dienstverlening
De referentiebudgetten voor een menswaardig inkomen werden ontwikkeld om voor verschillende
gezinstypes, in zeer diverse omstandigheden, een minimaal budget voor volwaardige
maatschappelijke participatie te berekenen. Omdat de veelheid aan typegezinnen en individuele
situaties in de bestaande praktijk niet altijd zo gemakkelijk hanteerbaar is, werd in nauw overleg met
een gebruikersgroep een instrument ontwikkeld, REMI, dat maatschappelijk werkers toelaat om,
aangepast aan de individuele cliëntsituatie, te komen tot een voorstel van een richtbudget dat een
menswaardig leven kan garanderen.
Voor REMI werden de producten en diensten uit deze verschillende korven gehergroepeerd in de drie
bestedingscategorieën: vaste uitgaven, leefgeld (variabele uitgaven) en reserveringsuitgaven
(spaargeld bedoeld voor het vervangen van duurzame consumptiegoederen). Deze brede categorieën
zijn verder onderverdeeld in meer concrete bestedingscategorieën. Zo wordt bij de vaste kosten
aangegeven hoeveel per maand naar huisvesting, telefonie en dergelijk zal gaan. Bij het leefgeld
wordt per categorie (bv. voeding, klein onderhoud woning, …) het minimumbedrag opgenomen, zoals
berekend volgens de referentiebudgetten, maar is er tevens ruimte om dit aan te passen aan een voor
de cliënt aangepast streefbedrag. Op die manier wordt de autonomie van de cliënt mee ingebouwd
in REMI. Daarnaast geeft de gedetailleerde output van REMI ook veel autonomie aan de OCMW’s om
verschillende invullingen te geven aan het garanderen van een menswaardig bestaan voor hun
cliënten. Men kan zowel proberen om de besteedbare inkomens te verhogen (uitputten van rechten,
arbeidsmarkttrajectbegeleiding, aanvullende financiële steun), alsook trachten de uitgaven te
verlagen (verminderingen op gemeentelijke retributies, sociale huisvesting, energiebesparende
maatregelen, vrije tijdscheques, …). REMI is dus duidelijk geen rekenmachine, dat één bedrag
berekent per cliëntsituatie, maar wel een instrument dat op maat van iedere cliëntsituatie,
referentiebudgetten berekent waaraan, in nauwe samenspraak met de cliënt, individuele situaties
kunnen worden getoetst en waaruit duidelijk wordt welke inspanningen door het OCMW en de cliënt
kunnen worden geleverd in functie van het garanderen van een menswaardig inkomen. De output is
een voor iedere cliënt haalbaar budgetoverzicht van vaste kosten, leefkosten en reserveringsuitgaven
die noodzakelijk zijn om een leven te kunnen leiden in menselijke waardigheid.
Het project dat we in opdracht van de Vlaamse overheid opzetten met het oog op een mogelijke
implementatie van het instrument in de Vlaamse OCMW’s, brengt een aantal duidelijke troeven van
REMI in kaart.18 Vooreerst reikt het instrument uniforme criteria aan om een menswaardig inkomen
te berekenen, op maat van elke cliëntsituatie. Gezien uit dit onderzoek, net als uit eerdere studies,
een grote variabiliteit in toekenningen blijkt, zowel tussen als binnen OCMW’s, zou het hanteren van
REMI kunnen bijdragen aan een sensibilisering van de maatschappelijk werkers en raadsleden rond
deze thematiek (cfr. initiatief nr. 76 uit het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding).
16 Goris,
P., Burssens, D., Melis, B., & Vettenburg, N. (2007). Wenselijke preventie stap voor stap. Antwerpen-Apeldoorn: Garant.
HUBEAU, B. (1995). De doorwerking van de sociale grondrechten in de Belgische grondwet: over de maximalisten en de minimalisten, in:
VRANKEN, J., GELDOF, D.,VAN MENXEL, G. 5(eds). Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek 1995 pp. 157-166).Leuven: Acco
18 Cornelis, I., Peeters, N., Storrms, B. 2013. OCMW-steun en menselijke waardigheid. Onderzoek naar de effectiviteit van het implementeren
van REMI voor het berekenen van de aanvullende steun door Vlaamse OCMW’s. Geel: Cebud
17
Pagina 4 van 6
Bovendien leidt de kennismaking met referentiebudgetten en het instrument REMI tot een iets
accuratere inschatting door de maatschappelijk werkers van welk budget een gezin minimaal nodig
heeft om menswaardig te kunnen leven. Daarnaast geven maatschappelijk werkers ook aan dat REMI
toelaat om een duidelijk zicht te krijgen op de financiële situatie van de cliënten. REMI kan met
andere woorden niet alleen worden gebruikt om referentiebedragen aan te reiken, maar kan ook een
leidraad zijn voor de hulpverlener om op gestructureerde wijze informatie te verzamelen en een
dossier aan te leggen over de financiële situatie van een cliënt. Pas na een zorgvuldige afweging van
alle inkomsten en uitgaven van een cliënt, kan een correcte inschatting worden gemaakt van diens
behoeften. REMI zou met andere woorden ook een bijdrage kunnen leveren tot het voeren van een
degelijk inkomensonderzoek, of kan daar tenminste de aanleiding toe vormen.
Ten slotte levert de output van REMI ook een duidelijk overzicht op van de financiële situatie van
cliënten, waarbij op een enkele pagina een duidelijk overzicht wordt gemaakt van de huidige
inkomsten en noodzakelijke uitgaven van de cliënt. Uit de feedback van OCMW-raadsleden blijkt dat
deze output toelaat om, zelfs voor grotere aantallen dossiers, beter gefundeerde beslissingen te
kunnen nemen omdat alle informatie overzichtelijk en eenvormig wordt gepresenteerd. De output
van REMI kan op deze manier dus versterkend werken voor zowel maatschappelijk werkers als OCMWraadsleden. Daarenboven kan deze output van REMI ook een leidraad vormen om in de begeleiding
het gesprek aan te gaan met de cliënten inzake zijn of haar financiële situatie en om samen met de
cliënt te zoeken naar mogelijke alternatieven of maatregelen om inkomsten te vergroten of uitgaven
te verlagen. Uit onze resultaten blijkt dat, vooral in begeleiding van cliënten met schulden, door de
maatschappelijk werkers vaak wordt gewerkt met budgetoverzichten, maar dat referentiebedragen
relatief weinig worden gebruikt. REMI en de output van deze applicatie kunnen hier dus een zinvolle
aanvulling betekenen in de praktijk van de dagelijkse begeleiding van cliënten door maatschappelijk
werkers.
Om referentiebudgetten en REMI in de praktijk van OCMW’s optimaal aan te wenden is het nodig om
rekening te houden met een aantal richtlijnen en aandachtspunten. Ten eerste is het zo dat het
gebruik van REMI binnen de financiële dienstverlening door een OCMW zowel raadsleden als
maatschappelijk werkers aanzet tot nadenken over de wijze waarop het begrip menselijke
waardigheid (art. 1 OCMW Wet) concreet kan worden geoperationaliseerd en geëxpliciteerd. Heel wat
beslissingen die voordien eerder ad hoc werden genomen of praktijken die sinds lange tijd impliciet
het handelen van maatschappelijk werkers en raadsleden stuurden, dienen nu te worden
geëxpliciteerd om eenvormig te kunnen worden toegepast in gelijkaardige cliëntsituaties.
Daarnaast creëert het toekennen van aanvullende financiële steun op het niveau van de
referentiebudgetten ademruimte en mogelijkheden voor cliënten om hun leven op orde te krijgen.
Tegelijk stellen maatschappelijk werkers vast dat niet alle cliënten over de nodige competenties
en/of inschattingsvermogen beschikken om daar op een oordeelkundige wijze mee om te springen.
Idealiter worden, indien nodig, maatregelen om financiële steun toe te kennen dan ook gekoppeld
aan bijkomende interventies die tot doel hebben om cliënten te versterken op het vlak van het
autonoom en duurzaam beheren van het eigen budget.
Deze interventies zijn tijdsintensief, terwijl maatschappelijk werkers al vaak onder zware
werkbelasting functioneren. Een mogelijke oplossing hiervoor ligt in het aanbieden van (preventieve)
groepsgerichte budgethulpverlening waarbij cliënten gecoacht worden in het versterken van hun
financiële competenties. Dit resulteert in een tijdsbesparing voor de hulpverlener en het creëert een
situatie waarbij cliënten ervaringen met elkaar kunnen delen en elkaar kunnen versterken. Uit de
resultaten van het huidige onderzoek blijkt in elk geval dat deze groepshulpverlening door de
deelnemers zeer positief werd geëvalueerd én dat er vooruitgang werd geboekt op bepaalde vlakken
van algemeen welzijn en spaargedrag.
Webapplicatie REMI gratis in 2014 voor OCMW’s die in streven naar een
rechtvaardige en meer uniforme uitvoering van het recht op
maatschappelijke dienstverlening
Pagina 5 van 6
OCMW’s die in 2014 gebruik wensen te maken van de webapplicatie REMI voor het beoordelen van
leefsituaties in functie van de menselijke waardigheid kunnen een e-mail sturen naar [email protected].
Hun maatschappelijk werkers krijgen dan een unieke login samen met een gebruikersgids en een lijst
met regelmatig gestelde vragen en hun antwoorden. Indien gewenst kunnen deze maatschappelijk
werkers in 2014 een demosessie bijwonen waarin de webapplicatie concreet wordt toegelicht.
Wat gaat dit kosten voor OCMW’s?
Een eenduidig antwoord geven op de vraag hoeveel het een OCMW meer of minder zal kosten wanneer
de aanvullende financiële steun (AFS) wordt toegekend op basis van REMI, kunnen we niet. De
financiële implicaties van het gebruik van REMI zijn namelijk afhankelijk van hoeveel AFS het OCMW
nu al toekent, van het profiel van de cliënten (gezinssamenstelling, woonsituatie en inkomenssituatie)
en van de mate waarin het OCMW schulden in aanmerking neemt bij het beoordelen van leefsituaties
in functie van de menselijke waardigheid. We kunnen wel de impact van REMI proberen in te schatten
op basis van simulatie.
De maximale financiële impact van het gebruik van de referentiebudgetten bij de toekenning van
aanvullende financiële steun berekenden we aan de hand van een simulatie die steunt op volgende
premissen. We veronderstellen dat alle cliënten leefloongerechtigd zijn en, bij kinderlast, ook recht
hebben op gewaarborgde kinderbijslag, belastingkrediet en studietoelage. Verder gaan we ervan uit
dat momenteel in het OCMW geen enkele vorm van AFS wordt toegekend. De samenstelling van de
cliëntenpopulatie naar gezinstype is als volgt: 40,3% van de leefloondossiers betreft alleenstaanden,
31,5% samenwonenden en 28,2% over alleenstaanden of koppels met kinderen.
Omdat huisvestingskosten een grote hap uit het huishoudbudget nemen en de huurprijzen van sociale
woningen veel lager dan liggen die op de private markt, berekenen we de maximale meerkost van
REMI apart voor cliënten die op de private markt huren en cliënten die een sociale woning huren.
Cliënten met leefloon die huren op de private markt en hiervoor een mediane huurprijs betalen,
zouden volgens de referentiebudgetten gemiddeld € 310 AFS per maand nodig hebben om volwaardig
aan de samenleving te kunnen deelnemen. Omdat deze simulatie uitgaat van cliënten die nog geen
AFS ontvangen, is dit bedrag integraal een ‘meerkost’ voor het OCMW. Voor alleenstaanden zonder
kinderen bedraagt de AFS volgens REMI € 274, voor koppels zonder kinderen € 371, voor
alleenstaanden met kinderen € 234, voor koppels met kinderen € 516.
Cliënten met leefloon die een sociale woning betrekken en hier de minimum huurprijs betalen hebben
gemiddeld € 86 AFS nodig om menswaardig te kunnen leven. Een alleenstaande zonder kinderen krijgt
met REMI gemiddeld € 46 steun meer, een koppel zonder kinderen € 205 meer, een alleenstaande
met kinderen € 53 minder en een koppel met kinderen € 229 meer.
Pagina 6 van 6
Download