Renaissance =wedergeboorte= herleving van kunst en denken uit de klassieke oudheid Humanisme = de literaire stroming van de Renaissance -bestuderen van de klassieke geschriften (weer correct Grieks/Latijn schrijven) -overnemen van het denken (de mens in het middelpunt) De Renaissance begint in Italië (vanaf 1350) -land van de klassieke Oudheid -verdeeldheid zorgt voor kunstoorlog tussen de steden -in Italië komt de handel het eerst weer op - geld voor kunst - mensen onafhankelijk -na de val van Constantinopel geleerden met klassieke geschriften naar Italië (vooral Griekse geschriften) MIDDELEEUWEN -Verticaal (relatie tot God centraal) -groep voorop (collectief) -Memento mori RENAISSANCE -Horizontaal (relatie tot de medemens centraal) -Individu belangrijk (individueel) -Carpe diem -Homo universalis = alleskunner bv Leonardo da Vinci en Michelangelo MIDDELEEUWEN -onnatuurlijke houding -vooral goudkleur -alles op één lijn -anoniem -kerk opdrachtgever -vooral Bijbelse voorstellingen (madonna’s en piëta) -alleen geklede mensen RENAISSANCE -natuurlijke houding -natuurlijke kleuren -perspectief (wiskunde) -naam eronder -rijke burgers en vorsten opdrachtgevers -portretten, landschappen,klassieke onderwerpen -menselijk naakt(anatomie) MIDDELEEUWEN Gothiek -spitse bogen -verticale lijnen overheersen RENAISSANCE Renaissancestijl -ronde bogen -horizontale lijnen overheersen -na 1500 wordt het Humanisme verspreid naar het noorden van Europa -het heeft daar een ander karakter (christelijk humanisme ) terugkeer naar het zuivere geloof van de kerkvaders en dus kritiek op de wantoestanden in de kerk -Erasmus (Lof der zotheid) -Thomas Moore (Utopia) Bijbel oorspronkelijk in het Hebreeuws/ Aramees en later vertaald in het Grieks In +/- 400 wordt de Bijbel in het Latijn vertaald (de Vulgaat) Deze vertaling stond vol fouten Erasmus zorgt voor een juiste vertaling Dat wordt de basis voor de Statenbijbel (1637) De Renaissance heeft een aantal belangrijke gevolgen -de wetenschappelijke revolutie (§ 2) -de ontdekkingstochten (§ 1) -de Reformatie (§ 4)