Middeleeuwen eindigden rond 1500, waarna de Renaissance kwam

advertisement
Levensbeschouwing
Middeleeuwen eindigden rond 1500, waarna de Renaissance (en reformatie) kwam. Die ontstond in de
15e eeuw al in Italiaanse steden als Venetië, Milaan, Rome en Florence. Dit door de economische en
politieke ontwikkelingen in de middeleeuwen. Deze stadstaten maakten zich los van de Duitse keizer
en paus en economisch ging het ook goed. Men kreeg meer oog voor de mooie kanten van het leven
en zo veranderde het levensmotto van memento mori (gedenk te sterven) in carpe diem (pluk de dag).
Er kwam nieuwe belangstelling voor het klassiek erfgoed, wat niet langer als heidens werd beschouwd.
In de Renaissance stelde het geloofsleven zich vrijer op tegenover het verstand. Het begrip betekent
wedergeboorte (van de oudheid). Nu werd de natuur als goddelijk beschouwd, terwijl in de
middeleeuwen de kloof tussen god en de schepping onoverbrugbaar leek.
Humanisme = stroming van geleerden. Bestudeerden klassieke taal- en letterkunde en klassieke
filosofie. In de middeleeuwen waren teksten vooral vertaald en gekopieerd in dienst van het
christendom, de humanisten wilden die denkwereld echt begrijpen, los van het christendom. Ze
ontdekten veel fouten in de gekopieerde teksten en herstelden ze in originele staat, met commentaar.
Door de verovering van Constantinopel (1453) vluchtten veel geleerden naar Italië en namen veel
kennis en manuscripten mee. Dat gaf het humanisme een extra impuls.
Later ging het lezen van klassieke teksten bij de opleiding van de gegoede burgerij horen; het
opvoedingsideaal was een verstandig en mondig individu ontwikkelen. Ideale mens was de uomo
universalis, die zich op de meest uiteenlopende terreinen ontplooide. Zoals Leonardo Da Vinci.
Door boekdrukkunst en onderlinge contacten verspreidden het humanisme zich naar het noorden.
Erasmus van Rotterdam (1469-1536) propageerde een christelijk humanisme; studie van klassieke
teksten moest het christendom verdiepen en zuiveren. Hij had vooral kritiek op de geestelijkheid binnen
het katholiek geloof en hoopte op vernieuwing van het moraal. Leergierigheid en kritische instellingen
bevorderden het natuurwetenschappelijk denken > Copernicus: zon is het stilstaande middelpunt.
Newton beschreef de beweging van planeten, Galilei beschreef dynamiek en Kepler schreef de wet
van gravitatie (=voorwerpen trekken elkaar aan, hoe groter hoe meer).
In bouwkunst keerden klassieke Griekse en Romeinse vormen terug. Kerk bleef een belangrijke
opdrachtgever maar nu waren kunstenaars zelfbewust en signeerden hun werk.
Erasmus ontdekte als humanist veel fouten in het NT in het Latijn en kwam in 1516 met een nieuwe
vertaling. Bijbelstudie was een gevaarlijke vorm van kritiek op de kerk want zo ondergroef je het gezag
dat alleen paus en priesters geloofswaarheden konden bepalen. Erasmus was een inleiding tot de
reformatie/kerkhervorming die tot een breuk leidde. Zelf brak hij er niet mee en vond hervormers als
Luther te fanatiek en intolerant. Hoge kerkelijke ambten werden verkocht of weggegeven aan
personen zonder al te veel theologische kennis. Priesters lapten het celibaat aan hun laars (maîtresse)
en de kerk deed opstandelingen af als ketters. In 1517 begon de hervorming met het optreden van
Luther (1483-1546). Geloof werd opgesplitst in protestanten en katholieken. 31 oktober 1517 maakte
Luther zijn 95 stellingen bekend in Wittenberg. Belangrijkste punt van kritiek was de aflatenhandel
(aflaatbrief tegen betaling, financierde de bouw van de Sint-Pieter). Luther wilde slechts een discussie
maar de paus begon een proces en deed hem uiteindelijk in de ban (1520). Hij had aanhang in het
Duitse Rijk en vertaalde in Eisenach de Bijbel in het Duits nadat hij vogelvrij was verklaard. Boeren
en handwerkslieden stonden ook achter hem en kwamen in 1524 in opstand. Daar schrok hij van en
in 1525 verloor hij die aanhang nadat de opstand was neergeslagen. Op de tweede rijksdag in Spiers
(1529) dienen vorsten en steden een ‘protestacion’ in, bezwaarschrift tegen maatregelen van de
keizer. Nu heten aanhangers van de hervorming dus protestanten. Het Concilie van Trente zuiverde
in 1545-1563 veel misstanden van de katholieke kerk.
Luther (hervorming, 1517)
Calvijn (calvinisme, kerk genève 1541)
beeldenverering+relikwieën overbodig
geloof kan de mens verlossen uit de macht van de duivel
ook orgelspel, kaarsen en kerkklokken bedenkelijk
mens is van nature zondig en slecht en van tevoren is
bepaald wie naar de hemel/hel gaat. Predestinatieleer
1
Levensbeschouwing
wendde zich tot de duitse vorsten
erediensten in volkstaal
75 miljoen aanhangers
geen overheid mocht iets over het geloof zeggen; was
dienaresse gods (leven volgens de bijbel)
gewone gelovigen hadden macht en wezen
gemeentebestuurders aan en predikanten
wie weigerde te genieten wees gods goedheid af, niemand
had persoonlijk bezit (rentmeesterschap van god)
eerst geheime bijeenkomsten en geschriften, 1566
bovengronds. Slechts 2 sacramenten (doop+avondmaal)
50 miljoen aanhangers
soberheid, sobere kerken, preek is het belangrijkst
geen eenheid
Calvijn (1507-1564) moest na zijn studie samen met Nicolaas Cop vluchten. Nicolaas had in 1533 een
rede gehouden die daar de oorzaak van was. Hij ging naar Zwitserland, Bazel, en schreef daar
‘Onderricht in de Christelijke Godsdienst. In 1536 wordt hij leider van Genève en wil het hervormen
tot een theocratie (Gods woord). Hij is streng maar er zijn ook democratische principes.
Als reactie op de reformatie ontstond een beweging; de contrareformatie. Zij wilden een meer verfijnde
definiëring van de rooms-katholieke leer en verbetering van het kerkelijk functioneren. Dat leidde tot
het Concilie van Trente.
De scheuring van het geloofsleven zorgde voor grootse culturele bloei die begon in Noord-Italië. Dat
verbreidde zich snel naar het noorden vanaf de 15e+16e eeuw. De mens stelde nu niet langer alles in
een goddelijk licht maar begon zichzelf ook als uitgangspunt te zien. De mens was niet meer zondig
maar nu oneindig groots en waardevol.
Al deze nieuwe opvattingen werden door de kerk niet in dank afgenomen. Integendeel; mensen die dit
verspreidden werden afgedaan als ketters en kregen de brandstapel (Giordano Bruno).
De natuurwetenschappelijke methode die zich ontwikkelde berust op het principe dat de natuur door
middel van empirisme onderzocht kan worden (=door waarneming, experiment en ervaring).
Positieve gevolgen waren de komst van medicijnen, intensivering van de landbouw en de komst van
nieuwe praktische hulpmiddelen als wasmachine en koelkast. Negatief was dat er spinnerijen kwamen
en werkeloosheid, nieuwe ziekten, verarming van de natuur en veel milieuverontreiniging.
Het wereldbeeld dat in de middeleeuwen geocentrisch was werd nu heliocentrisch (zon als centrum)
en wetenschappers als Copernicus, Kepler en Galileo Galileï droegen bij aan dat wereldbeeld.
In de middeleeuwen waren latijnse liturgie en rituele kerkgebeden de ruggegraat van een godsdienstig
leven. Geestelijken en monniken konden de bijbel lezen. In de Renaissance was de persoonlijke
relatie van het individu tot God belangrijker dan iemands relatie tot een organisatie als de kerk.
De nieuwe relatie tot God in de Renaissance was belangrijk voor de reformatie. Dit is de Hervorming
waarbij de kerk werd opgedeeld in protestants en katholiek.
2
Download