GEHOORZAAMHEID ALS NAVOLGING - voorbereidingspreek over Zondag 49 – Aanwijzingen voor de liturgie: Orde van Dienst A, morgendienst Votum en vrede-/zegengroet Zingen: Psalm 121:1,2,3 en 4 Lezing van de wet Zingen: Psalm 142:4,5 en 6 Lezen: Psalm 40:5-11 Zingen: Psalm 40:3 en 4 Lezen: Marcus 14:32-42 Gebed Collecte Zingen: Lied 177:1,4,5,6 en 7 (Liedboek voor de Kerken) Tekst: Zondag 49 Preek Zingen: Gezang 36:4 (Gereformeerd Kerkboek) Lezing eerste deel avondmaalsformulier Dankgebed Zingen: Psalm 23:1,2 en 3 Zegen GEHOORZAAMHEID ALS NAVOLGING - voorbereidingspreek over Zondag 49 – Gemeente van onze Here Jezus Christus! Het zijn niet de makkelijkste Schriftgedeelten, die ik vanmorgen met u gelezen heb. En zeker dat tweede gedeelte niet, uit Marcus 14. Dat ons sprak, van wat er gebeurd is in de hof van Getsemane. Want zeker, het is geen gedeelte dat moeilijk te begrijpen is. Wat dat betreft, was het glashelder. Maar misschien, dat het juist daarom ook wel zo aangrijpend was. Omdat het volstrekt duidelijk maakte, hoe moeilijk de Here Jezus het in die hof gehad heeft. Ik bedoel: toen is Hem heel helder voor ogen komen te staan, wat de wil van zijn Vader was. En: hoe zwaar, de straf op onze zonde. Want dát is, wat de Vader van Hem vroeg: om de straf, die wij verdiend hebben. Om onze zonde. Op zich te nemen. En ja, dat maakt het lezen van dat Schriftgedeelte uit Marcus 14. Voor ons, ook een wat pijnlijk gebeuren. Want het was om ons, en: onze zonde. Dat de Heiland het in die hof zo moeilijk kreeg! Want ja, daar laat Marcus geen onduidelijkheid over bestaan. De straf, die komen ging. En die de Heiland, moest gaan dragen. Daar heeft Hij het in de hof van Getsemane, vreselijk moeilijk mee gekregen. Hij, die ‘voor de duvel nog niet bang was’. Letterlijk, niet. Is wél bang geworden, toen Hij op Witte Donderdag. Alle verschrikkingen van Goede Vrijdag, op zich af heeft zien komen. Hij heeft zijn Vader gesmeekt, of het niet anders kon. En ja, dat alles bij elkaar. De angst van de Heiland, voor de last van Gods toorn tegen onze zonde. Maakt van het lezen van dat stukje uit Marcus 14, een moeilijk gebeuren. Maar, dat óók: zorgt ervoor, dat als we het lezen. Al onze aandacht, al gauw uit gaat naar de Here Jezus. Hij, in het middelpunt van de belangstelling komt te staan. En terecht! Maar in de schaduw van de hof, om zo maar te zeggen. Houden zich ook nog andere mensen op. Marcus zegt ons, met zoveel woorden. Dat als de Zoon zijn Vader gaat bidden, in de hof van Getsemane. Hij drie van zijn leerlingen met zich mee neemt: Petrus, Jakobus en Johannes. Die Hij de opdracht geeft, om te waken terwijl Hij bidt. En dan komt daar maar weinig van terecht. Omdat die leerlingen, telkens in slaap vallen. En zo de Heiland meer tot last, dan tot steun zijn. Maar dat neemt nog niet weg, dat ze er wel degelijk een plék hebben! En gemeente, dan is het mijn bedoeling. Om, naast de Heiland. Ook die drie leerlingen te gebruiken. Om u vanmorgen duidelijk te maken, wat de Here Jezus ons heeft leren bidden. Toen Hij ons de derde bede gaf. ‘Uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde’. Wat de betekenis van die bede is, wat we er precies mee vragen, en wat daarvoor nodig is. Ik verkondig u de derde bede, en wil de preek daarover als volgt voor u samenvatten: GOD GEHOORZAMEN IS JEZUS VOLGEN! 1. de wil 2. de angst 3. de troost 1. De wil. Gemeente, je zou de indruk kunnen krijgen. Als je dat aangrijpende gedeelte uit Marcus 14 leest, over de hof van Getsemane. Dat daar pas goed tot de Heiland is doorgedrongen, wat Hem precies te wachten stond. Aan lijden, en aan pijn. Maar, weet u: dat betekent niet, dat dat Hem toen pas duidelijk is geworden. En Hij vóór Getsemane, om zo te zeggen nog onwetend was over wat er komen ging. Nee, want Hij heeft zijn lijden Zelf immers aangekondigd! Ja, het is nog sterker zelfs: de Zoon wist al, waar Hij aan begon. Toen Hij naar de aarde kwam. Wist met Kerst al, om zo te zeggen. Dat het ook Goede Vrijdag zou gaan worden. Want we hebben met elkaar, immers ook dat stukje uit Psalm 40 gelezen. Die verzen, waar de Zoon Zich bereid verklaart. Om de wil van de Vader te doen. En Hij tot de Vader zegt: ‘hier ben ik, / over mij is in de boekrol geschreven. / Uw wil te doen, mijn God, verlang ik.’ En als we daar het Nieuwe Testament dan op naslaan, het tiende hoofdstuk van de brief aan de Hebreeën. Dan leert dat ons, dat Christus die woorden gesproken heeft ‘bij zijn komst in de wereld’. Toen heeft de Zoon, tegen de Vader gezegd. Dat Hij wist, dat die geen offers verlangt. En: geen gaven. En heeft Hij zich bereid verklaart, om in plaats van die oudtestamentische offers. Naar de aarde te gaan, om daar de wil van zijn Vader te doen. Oftewel, kort en goed. De Zoon wist, wat Hem te wachten stond! En dat het de wil van zijn Vader was, dat Hij. In plaats van de offers, die de wet van Mozes voorschreef. Het volmaakte offer zou brengen, van zijn lijden en sterven. En toch, hoewel Hij dat wist. Is Hij gegaan! Uit liefde, voor een wereld verloren in schuld. En uit liefde, zo ook. Voor ons. Voor u, voor jou, en voor mij. Want dat is nu juist, wat zijn komst op aarde zo bijzonder maakt. Maar gemeente, hoe zit dat dan met ons? Want de Vader, heeft de Zóón gevraagd om ‘zijn wil’ te doen. Maar de Vader, Hij vraagt dat ook aan óns. Om ‘zijn wil’ te doen. Maar zeg ‘ns: bent u daar ook toe bereid? Bereid, om ook wat dat betreft. Jezus na te volgen, en de wil van de Vader te doen? En zo ja, áls u daartoe bereid bent. Weet u dan ook, wat dat precies inhoudt? Wat de Vader, daarmee eigenlijk van u vraagt? Hebt u daar ook enig idee van? Want denk er goed om, dat is bepaald niet vanzelfsprekend! Let maar ‘ns even, op die drie mannen. Die drie leerlingen, die zich ophouden in de schaduw van de hof. Petrus, Jakobus en Johannes. Want ook van hen, had de Heiland het nodige gevraagd. O zeker, niet zoveel als de Vader van Hem vroeg. Ze hoefden niet mee, de hof in. Niet mee ook, straks. Naar Golgotha. Het enige wat Hij van hen vroeg, was om wakker te blijven. Met Hem, te waken. Maar die discipelen, hebben geen idee van wat hun overkomt. Geen flauw benul, zou je ook kunnen zeggen. Van wat er aan de hand is, en de Heiland van hen vraagt. Met als gevolg, dat als de Heiland gaat bidden in de hof. En: het daar moeilijk heeft. Ze gewoon in slaap sukkelen! Zo moeilijk blijkt het voor hen, om het weinige te doen. Dat de Heiland van hen vraagt. En daarom, nogmaals: hoe zit dat met u eigenlijk precies, broeders en zusters? Want het is makkelijk, om te roepen dat je ‘natuurlijk’ de wil van de Vader wilt doen. Omdat Hij het is, die het van je vraagt! En de Heiland, immers ook zoveel voor jou heeft gedaan. Toen Hij leed en stierf, aan het kruis. En dat is ook helemaal waar, hoor. Het kleine beetje dat de Vader van ons vraagt, valt volkomen in het niet. Bij het onnoemelijk vele, wat Hij van de Zoon heeft gevraagd. Niet meer, dan dat we wat ‘nuchter en waakzaam’ zijn. En toch, hoe weinig het ook voorstelt. In vergelijking, met wat van de Heiland gevraagd werd. De discipelen, in de schaduw van de hof van Getsemane. Schudden ons wakker, en leren ons telkens weer. Hoe makkelijk, je je zelfs aan dat ‘kleine beetje’ als zondig mens vertilt. Doordat je in slaap valt, waar je wakker had moeten blijven. En, daarom: weet u het zéker? Dat u bereid bent, om de wil van de Vader te doen? En ook, wat dat dan inhoudt? 2. De angst. Gemeente, we hebben al gehoord. In het eerste punt, van de preek van vanmorgen. Dat de Here Jezus wíst, waar Hij aan begon. Met Kerst al wist, dat het eens ook Goede Vrijdag zou gaan worden. En toch: als het dan wérkelijk, zover is. De mannen, die Hem gevangen gaan nemen. Al onderweg zijn. Krijgt Hij het er in de hof van Getsemane, vreselijk moeilijk mee. Ja, het voert zelfs niet te ver. Om te zeggen, dat Hij er daar dan toch wat voor terugschrikt. Want lees maar, wat Marcus ervan zegt. In het veertiende hoofdstuk van zijn evangelie. ‘Hij voelde zich onrustig en angstig worden en zei tegen hen: “Ik voel me dodelijk bedroefd; blijf hier waken.”’ Ja, het gaat zelfs nog vérder! Want toen Hij de leerlingen achter had gelaten, liet hij zich op de grond vallen. En bad Hij ‘dat dit uur zo mogelijk aan hem voorbij mocht gaan’. ‘Abba, Vader, voor u is alles mogelijk, neem deze beker van mij weg.’ En gemeente, het is al méér gezegd vanmorgen: dat is een heel aangrijpend gebeuren, daar in die hof van Getsemane. Maar tegelijk, zit er ook een grote bemoediging in. Want de Heiland, Hij is behalve echt mens. Ook, echt God. Hij beschikt over goddelijke kracht. Maar zelfs Hem, is het ‘zwaar’ gevallen. Om ‘de wil van de Vader’ te doen. Dat is een last geweest, waar Hij in de hof van Getsemane onder gebukt is gegaan. En ja, wat zouden wij dan nog? Want natuurlijk, we hebben al gehoord: wat de Vader van ons vraagt, haalt het niet. Bij lange na niet, zelfs. Bij wat Hij toen van de Here Jezus gevraagd heeft. De last, die de Heiland kreeg opgelegd. Was oneindig veel zwaarder, dan de last die wij krijgen opgelegd. Hè, daarom heeft Hij het ook gedaan! Hij, in onze plaats. Omdat wij, om de woorden van het eerste avondmaalsformulier te gebruiken, ‘daaronder eeuwig hadden moeten wegzinken’. Maar gemeente, dat wil nog niet zeggen. Dat de last, die de HERE ons oplegt. Helemaal ‘niets voorstelt’. O zeker, het valt in het niet. Bij hetgeen van de Heiland gevraagd werd. Maar is daarmee voor ons, die zondige en sterfelijke mensen zijn. Nog best, veel gevraagd. En geen wonder, daarom. Dat ook wij, zodra we ons realiseren wat de HERE wérkelijk van ons vraagt. Net als de Here Jezus, in de hof van Getsemane. Daarvoor terug kunnen schrikken. O zeker, en het is al even genoemd. Op de hoogtepunten, van je leven met de HERE. Als je vol geloof, en goede moed bent. Kun je uitroepen, dat je ‘natuurlijk’ de wil van de HERE zult doen. Omdat Hij het is, die het van je vraagt. En de Here Jezus, ook zoveel voor jou heeft gedaan. En dat is ook mooi, niks mis mee! Maar het neemt tegelijk nog niet weg, dat er ook ándere momenten in je leven kunnen zijn. Waarop je, als Jezus. Aangevochten wordt. Dat kan bijvoorbeeld zomaar gebeuren, als je op Gods geboden ziet. Want zeker, als die op zondagmorgen in de kerk worden voorgelezen. Kan het negen van de tien keer zo zijn, dat ze volstrekt langs je heen gaan. Ze niet, tot je doordringen. Maar de tiende keer, kan als in een flits tot je doordringen. Wat de HERE daarmee eigenlijk van je vraagt. En, dat ook: hoe véél Hij daarmee vraagt. Met als gevolg, dat het je zomaar aan het twijfelen kan brengen. Neem nu bijvoorbeeld, het zesde gebod. ‘Pleeg geen moord’. Straks zal het avondmaalsformulier ons weer voorhouden. Dat we bij de voorbereiding hebben na te gaan, of we alle vijandschap, haat en nijd van harte afleggen en ons ernstig voornemen voortaan in liefde en vrede met onze naaste te leven. En ook dat, zijn van die bekende woorden. Die zomaar langs je heen gaan. Maar gemeente, wat vraagt de HERE daar eigenlijk een hoop mee! Want u hoorde het goed: we hebben alle vijandschap, haat en nijd. Van harte af te leggen, in ons leven. Nu, ga d’r maar aan staan! Als je daar even over nadenkt, kom je erachter. Hoeveel de HERE daarmee van je vraagt. Van een hart, waarin van nature de liefde niet woont. En in een wereld, die vaak vergeven is van de haat. En, daarom: wie is tot deze dingen in staat? En: wie schrikt niet terug, als hij er even wat langer. En beter. Over nadenkt? Nu, en zo kan het niet alleen gaat. Als plotseling, Gods geboden in al hun omvang en diepte je voor ogen komen te staan. Maar ook, als je je plotseling realiseert. Welke weg de HERE met jou wil gaan in je leven. Hè, want die weg is verborgen. Die kennen we van tevoren niet. Maar stukje bij beetje, brengt de HERE die natuurlijk wel aan het licht. En maakt Hij je zo duidelijk, wat de weg is. Die Hij van jou, in jouw leven. Concreet vraagt, om te gaan. En ja, ook daarvoor kun je dan terug schrikken. Als je ziet, wat Hij op je weg brengt. Aan moeite, en aan zorgen. En wat de last is, die Hij je vraagt te dragen. Dan kan de schrik je om het hart slaan, het zweet je uitbreken. En je, net als de Heiland in de hof van Getsemane. De HERE bidden, of dit uur zo mogelijk aan je voorbij mag gaan. Maar, hoe moeilijk ook: je bent dan wel in goed gezelschap. En mag weten, dat ook niet vreemd is. Wat je overkomt. 3. De troost. Gemeente, in de hof van Getsemane. Is de Here Jezus onrustig en angstig geworden. Terug geschrokken ook, voor wat de Vader van Hem vroeg. ‘Abba, Vader, voor u is alles mogelijk, neem deze beker van mij weg.’ Maar toch eindigde zijn gebed, daarmee niet. Het ging nog verder: de Heiland bad daar ook nog de bede, die Hij eerder zijn discipelen geleerd had. ‘Maar laat niet gebeuren wat ik wil, maar wat u wilt’. En gemeente, dat ís ook gebeurd. Want de beker, die Jezus moest drinken. Ja, waarvoor Hij naar de aarde gekomen was. Die heeft de Vader, op het beslissende moment. Niet van Hem weggenomen. Hè, toen Hij uitgebeden was. Kwam Judas de hof binnen, en de mannen die Hem gevangen moesten nemen. En de Heiland, Hij heeft zich toen ook gevangen laten nemen. En, de volgende dag. Ook onschuldig ter dood laten veroordelen, laten bespotten, kruisigen. En, ook: de dood in jagen. En ergens, gemeente. Is dat best heel wonderlijk. Omdat de Heiland, in de hof immers zo bang was geweest. En: teruggeschrokken was, voor wat ‘de wil van de Vader’ was. Maar hoe is het dan mogelijk, dat Hij het tóch heeft kunnen doen? Nu, weet u: het antwoord op die vraag, is gelegen in het gebed dat de Heiland in de hof gebeden heeft. Of Gods wil, mocht geschieden. Want dat is misschien een moeilijk, maar tegelijk ook een bevrijdend gebed. Ik bedoel: wij kunnen momenten hebben, in ons leven met de HERE. Waarop we de derde bede, misschien maar nauwelijks over de lippen kunnen krijgen. Omdat ‘uw wil geschiede’ wel het laatste is, wat we bidden willen. Omdat die wil van de HERE, ons nu juist zo bang maakt! En we, diep in ons hart. Het veel liever zouden laten, bij de bede of de HERE de beker aan ons voorbij wil laten gaan. Maar, weet u: daarom is die derde bede, ook een béde! Want daarmee heeft de Heiland ons geleerd, om als het ons bang te moede wordt. En het ons ten enenmale, aan de kracht. Maar, misschien ook wel: aan de wil en de bereidheid ontbreekt. Om te doen wat de HERE van ons vraagt. Of de weg te gaan, die Hij ons vraagt te gaan. Naar de HERE toe te gaan, het uit handen te geven. En aan Hem over te laten. Je legt het in zijn hand, om zo te zeggen. En vraagt Hem, de HERE God. Of Hij het ook doen wil. Hè, zo heeft de Here Jezus het ook gedaan. In de hof van Getsemane, toen het Hem bang te moede werd. En het evangelie laat er bepaald geen onduidelijkheid over bestaan, wat of daar precies het gevolg van is geweest. En wat dat gebed van de Heiland heeft uitgewerkt. Want God heeft dat gebed verhoord, en inderdaad gezorgd. Dat zijn wil geschied is. Met als gevolg, dat de Heiland. Door zijn lijden, en sterven aan het kruis. Verlossing heeft verdiend. Nu, en dat mag ons dan aansporen. Om het ook, zo te doen. Om, als we moeilijk vinden wat de HERE van ons vraagt. Er geen kans voor zien, of er de kracht voor missen. Jezus na te volgen, de handen te vouwen. En de HERE te vragen, met de woorden van de derde bede. Of Hij het wil doen, Hij zijn wil wil doen geschieden. In het vertrouwen, dat Hij ook dan een God is die hoort. En: het gebed, dat ons geleerd is. Ook met zékerheid, zal verhoren. En ja, dan ligt de weg naar de toekomst. Weer open. Zelfs, als wij gestruikeld zijn. Dingen hebben gedaan, die niet de wil van de HERE zijn. Want dankzij de trouw en de volharding van onze Heiland. Mogen we de HERE dan bidden, om vergeving. Hem vragen, of Hij dat genadig wil bedekken met het bloed dat vergoten is. En vervolgens, ons ook de kracht wil geven. Om weer op te staan, en verder te gaan. Zijn toekomst tegemoet! Amen.