Veelgestelde vragen over goodwill

advertisement
Veelgestelde vragen over goodwill
Vragen over de goodwillmethode
Hoe luiden de normen van de KNMvD inzake goodwill?
De KNMvD hanteert geen normen, maar een berekenwijze. Iedere praktijk wordt als een unieke eenheid gezien
en krijgt dus ook een op maat gesneden advies. Er wordt wel een bepaalde berekenmethode gehanteerd. Op
basis van de accountantsrapporten en het vragenformulier wordt de feitelijke (financiële) situatie van de praktijk
zo goed mogelijk in kaart gebracht. Daarnaast is de goodwill voor een deel gebaseerd op de uitgangspunten die
door de maatschap zelf zijn aangegeven in het vragenformulier. Gezien het grote aantal individueel afwijkende
factoren dat de hoogte van het goodwilladvies bepaalt, is het dus niet mogelijk een algemene indicatie te geven
over de hoogte van de goodwill.
Welke uitgangspunten spelen zoal een rol bij het goodwilladvies?
Er spelen verschillende uitgangspunten een rol. U kunt bijvoorbeeld besluiten om het aantal maatschapsleden
structureel te veranderen. Daarnaast kunt u bijvoorbeeld aangeven dat over bepaalde onderdelen van de omzet
geen goodwill hoeft te worden betaald. Ook houden wij rekening met de arbeidsinzet per maat (aantal uren werk
per week). De toekomstverwachting is uiteraard ook zeer belangrijk. Dit is echter maar een kleine greep uit het
aantal uitgangspunten, wat van invloed kan zijn op de goodwill. Het vragenformulier geeft u houvast bij het
opstellen van de uitgangspunten. De gehanteerde uitgangspunten kunt u allemaal teruglezen in het
goodwilladvies. Het goodwilladvies geeft duidelijk aan hoe het bedrag tot stand is gekomen. Dit maakt het voor
alle partijen inzichtelijk.
Houdt de KNMvD wel rekening met de toekomstverwachting?
Jazeker. Betaalde goodwill zal immers in de toekomst moeten worden terugverdiend. De vooruitzichten kunt u
aangeven op het vragenformulier. Indien u een meerjarenplan of prognoses heeft, kunt u deze meesturen. Soms
is de toekomst echter zeer onzeker. Een enkele keer adviseren wij daarom om na een bepaalde periode (meestal
een jaar) te kijken of de toekomstverwachting uitgekomen is. Ook hier geldt: voorkom financiële verrassingen en
leg alle afspraken goed schriftelijk vast.
Houdt de KNMvD ook rekening met de belangen van de koper?
Ja, de KNMvD is een onafhankelijke adviseur die zowel de belangen van de verkoper(s) als die van de koper(s)
in het oog houdt. De berekende overwinst geeft de ruimte aan die er is voor goodwill. Een koper kan in het
goodwilladvies nalezen op welke uitgangspunten deze gebaseerd is.
In ons maatschapscontract staat dat het KNMvD-advies bindend is. Houdt u daar rekening mee?
Nee, daar houden wij geen rekening mee. De KNMvD is van mening dat haar advies nooit bindend is. De KNMvD
adviseert over de goodwill. De praktijk stelt uiteindelijk zelf het goodwillbedrag vast door middel van
onderhandelen tussen de kopende en verkopende partijen. Als in het maatschapscontract wordt opgenomen dat
het advies van de KNMvD bindend is, is dat een zaak van de praktijk en niet van de KNMvD.
Onze praktijk bezit grote stille reserves. Houdt u hier rekening mee bij het bepalen van de goodwill?
Nee, de goodwill is in de eerste plaats gebaseerd op de winstgevendheid van de praktijk. De stille reserves
spelen een rol bij de bepaling van de waarde van de bezittingen. De stille reserves verhogen de omvang van het
eigen vermogen bij de overname van (een deel van) de onderneming. De overname van de bezittingen en/of de
hoeveelheid kapitaal, wat ingebracht moet worden in de maatschap, is een apart gedeelte bij de overdracht van
de praktijk. De goodwill is met een andere woorden een onderdeel van de overnameprijs.
Hoe komt de factor, waarmee u de overwinst vermenigvuldigt, tot stand?
De factor ligt in de meeste gevallen tussen de 1 en de 5. De uitgangsfactor is 3. Deze factor kan naar boven en
naar beneden bijgesteld worden. De grootte van de stappen is hierbij 0,5. Van invloed op de hoogte van de factor
zijn de historische trendcijfers en de toekomstverwachting. Daarnaast worden positieve en negatieve aspecten
meegenomen, die van invloed (kunnen) zijn op de toekomstige winstgevendheid. Bepaalde risico’s kunnen
bijvoorbeeld een negatieve invloed hebben op de hoogte van de factor. Indien u beschikt over een
ondernemingsplan, dan nemen wij dit plan ook mee in de analyse. Etc.
Is de factor voor een landbouwhuisdierenpraktijk lager dan de factor voor een
gezelschapsdierenpraktijk?
De hoogte van de factor hangt af van de specifieke situatie van een individuele praktijk. Een
landbouwhuisdierenpraktijk kan dus een hogere factor hebben dan een gezelschapsdierenpraktijk. De
beoordeling vindt plaats op basis van de individuele omstandigheden en uitgangspunten. Indien uw praktijk een
goede trend van de winstgevendheid heeft laten zien en de verwachting is dat de winstgevendheid in de toekomst
nog meer zal verbeteren, dan krijgt uw praktijk een hoge factor. De terugverdientijd is hierbij van belang.
Wij hebben besloten om onze maatschap in omvang te verkleinen. We gaan hierbij terug van 6 naar 5
maten. Heeft dit invloed op de hoogte van de goodwill?
Ja, meestal wel. Bij een normale arbeidsinzet zal de uittredende maat vervangen worden door een dierenarts in
loondienst. De netto winst zal hierdoor (in de toekomst) afnemen. Echter het toekomstige winstaandeel zal niet
door zes maten, maar door vijf maten worden verdeeld. De overwinst zal hierdoor juist gaan toenemen. In de
meeste gevallen zal het negatieve effect van de extra loonkosten minimaal worden gecompenseerd door het
positieve effect van de vermindering van het aantal maten. In dat geval zal de goodwill van de praktijk dus
toenemen. Omdat er nog steeds 1/6 deel van de praktijk verkocht wordt, moet de goodwill per maat gedeeld
worden door 6. Op die manier krijgen de achterblijvers in de maatschap elk 1/5 deel van de praktijkgoodwill in
handen (bij gelijkwaardige overname). Alleen als de fictieve kosten (arbeidsbeloning + premies pensioen en AOV)
van de uittredende maat gelijk zijn aan de totale personeelskosten van de nieuw aan te trekken dierenarts in
loondienst, heeft een krimp van de maatschap geen invloed op de praktijkgoodwill. Andersom voor een
uitbreiding van de maatschap geldt hetzelfde verhaal. De hier gegeven uitleg is echter een sterk vereenvoudigde
weergave van de werkelijkheid. Het houdt bijvoorbeeld geen rekening met het feit de arbeidsinzet tussen de
maten onderling kan verschillen.
Hoe moeten we omgaan met de inkomsten uit de Blauwtong-enting?
In principe laten we dit aan de praktijken over. Voor wat betreft het wel of niet meenemen van de omzet
Blauwtong (BT) in de goodwillberekening is het van belang in hoeverre deze inkomsten als structureel zijn te
beschouwen. Dit hangt voor een groot deel af van de vaccinatiebereidheid van de veehouders. Het antwoord op
deze vraag kan per praktijk en regio verschillen. Hierbij kan met twee variabelen rekening worden gehouden: de
verwachtte terugval van de omzet en daarnaast de periode dat u verwacht dat er nog geënt zal gaan worden.
Wanneer u bijvoorbeeld verwacht dat de omzet BT met de helft terug zal vallen, kunt u de helft van het bedrag in
voorgaande jaar of jaren als incidenteel beschouwen. Ten slotte kan op het (resterende) bedrag nog een correctie
worden toegepast voor het aantal jaren dat u verwacht dat er nog gevaccineerd gaat worden. Hierbij gaan we er
vanuit dat u normaal gesproken (minimaal) 5 jaren nog profijt zou moeten hebben van de omzet BT. Wanneer u
bijvoorbeeld inschat dat er nog 3 jaren geënt gaat worden, kunt u het bedrag corrigeren door het te
vermenigvuldigen met 3/5 (x 0,6).
Binnen onze praktijk werken er enkele dierenartsen als practitioner bij de NVWA. Moeten we deze
inkomsten meerekenen?
Dit is aan de maatschap om zelf te bepalen. Indien deze inkomsten als structurele praktijkinkomsten gezien
kunnen worden, kunnen ze worden meegenomen in de goodwillberekening. Indien deze inkomsten echter
persoonsgebonden zijn of indien een grote kans bestaat dat deze inkomsten binnenkort komen te vervallen,
kunnen ze beter als incidenteel buiten beschouwing worden gelaten. Houdt er wel rekening mee, dat wanneer
deze inkomsten niet mee worden genomen, dit van invloed kan zijn op de personeelskosten en/of de arbeidsinzet
van de maten. Daarnaast is het mogelijk dat de NVWA-werkzaamheden in het verleden werden meegerekend, en
dat een uittredende maat deze werkzaamheden (toch) wil meenemen. De hieraan verbonden goodwill zou met de
overige praktijkeigenaren verrekend kunnen worden. Er wordt in dat geval alleen gekeken naar de omzet die de
praktijk in de toekomst ten opzichte van het verleden misloopt.
Download