Standpunt KNMvD alternatieve geneeswijzen De KNMvD is van mening dat dierenartsen hun patiënten in eerste instantie zo veel mogelijk moeten behandelen volgens de principes van “evidence based veterinary medicine”. Dat wil zeggen dat therapieën worden toegepast die gebaseerd zijn op resultaten van wetenschappelijk onderzoek. Voor sommige reguliere behandelmethoden is echter onvoldoende bewijs voorhanden. In die gevallen zal een dierenarts de keuze voor een behandelwijze moeten baseren op de beschikbare wetenschappelijke literatuur en de opinie van experts in het vakgebied. De KNMvD bevordert dit proces door het opstellen van behandelrichtlijnen. Voor dierenartsen die willen deelnemen aan het Centraal Kwaliteitsregister Dierenartsen van de KNMvD zijn deze richtlijnen bindend. Er is per definitie geen wetenschappelijk bewijs voorhanden voor de toepassing van alternatieve geneeswijzen binnen de diergeneeskunde. Dat houdt in dat voor aandoeningen waarvoor wetenschappelijk onderbouwde therapieën dan wel KNMvD-richtlijnen beschikbaar zijn, alternatieve behandelmethoden niet toegepast kunnen worden. Als op wetenschappelijke basis opererende beroepsorganisatie kan de KNMvD de toepassing van alternatieve geneeswijzen niet accepteren. Dit geldt zeker wanneer er goede reguliere behandelingen beschikbaar zijn. Er kunnen echter gevallen zijn waarin de reguliere diergeneeskunde geen uitkomst (meer) biedt. Maatschappelijk gezien is de toepassing van alternatieve geneeswijzen dan ook meer geaccepteerd. Voor patiënten die regulier uitbehandeld zijn vragen cliënten dierenartsen regelmatig om alternatieve geneeswijzen toe te passen. De KNMvD vindt het van groot belang dat in situaties waarin geen wetenschappelijk onderbouwde behandeling beschikbaar is de dierenarts de regie houdt op het behandeltraject van de patiënt. De KNMvD is van mening dat alternatieve geneeswijzen bij dieren alleen door dierenartsen mogen worden toegepast, omdat slechts dierenartsen vanwege hun opleiding in staat zijn om op verantwoorde wijze een diagnose te stellen en een mogelijke therapie te bepalen zonder de gezondheid en het welzijn van het dier te schaden. Van belang is daarbij dat de dierenarts de eigenaar van het dier er op wijst dat de voorgestelde behandeling niet wetenschappelijk bewezen is. Bovendien zou een dierenarts alleen gebruik moeten maken van alternatieve geneeswijzen wanneer er geen contra-indicaties zijn en het welzijn van het dier niet geschaad wordt. De KNMvD verenigt als beroepsorganisatie dierenartsen werkzaam in alle disciplines binnen de diergeneeskunde. Uit onderzoek is gebleken dat een aanzienlijk deel van de practiserende dierenartsen regelmatig alternatieve geneeswijzen toepassen. Voor het onvoorwaardelijk afwijzen of verbieden van de toepassing van alternatieve geneeswijzen door de KNMvD is naar verwachting van het bestuur dan ook geen draagvlak bij de leden. Het bestuur kiest er daarom voor om via overleg en overtuiging te werken aan het terugdringen van dit maatschappelijk wel, maar wetenschappelijk niet, geaccepteerde fenomeen.