Introductie cultuursensitief werken: een kwestie van kennis én houding © Cor Hoffer cultureel antropoloog en socioloog Info: www.corhoffer.nl 1 Onderwerpen: • kennismaking en inventarisatie ervaringen • migratie • cultuursensitief werken: begrippen • Culturele Interview / Cultureel Venster Jeugdhulpverlening • identiteitsvorming bij migrantenjeugd • cultuur en opvoeding • conclusies 2 Doelen: • cultuursensitieve benadering • inzicht in leefwereld kinderen en ouders met een andere culturele achtergrond: met name ziekteopvattingen en hulpzoekgedrag • culturele zelfreflectie • vaardigheden 3 Migratie: • gedurende langere tijd veranderen van woonlocatie • lokaal • nationaal • internationaal 4 Migratiemotieven: • • • • • • • economisch onderwijs sociaal politiek onderdrukking geweld rampspoed 5 6 Recente geschiedenis immigratie: • Chinezen (begin 20e eeuw en in latere perioden) • Indische Nederlanders, Molukkers (jaren ‘50) • Spanjaarden, Italianen, Grieken, Joegoslaven, Portugezen (jaren ‘60) • Marokkanen en Turken (jaren ‘60 en ‘70) • Kaapverdianen (jaren ‘60 en ‘70) • Surinamers (jaren ‘70) • Antillianen en Arubanen (jaren ‘90) • Oost-Europeanen (laatste jaren) 7 • Vluchtelingen en asielzoekers: Syriërs, Eritreeërs, Afghanen, Irakezen Mogelijke gevolgen migratie: • taal- en communicatieproblemen • discriminatie, achterstelling, marginalisering • aanpassingsproblemen • psychische en fysieke problemen • integratie • identiteitsproblemen 8 9 10 11 Cultuursensitief werken: begrippen • cultuur • levensbeschouwing • religie 12 Cultuur: • cultuur = manier van leven • cultuur geeft aan wat mensen waardevol vinden en hoe zij zich behoren te gedragen • kortom, cultuur heeft betrekking op de waarden en normen van een bepaalde groep of samenleving 13 Levensbeschouwing: • een min of meer samenhangend geheel van overtuigingen, waarden en normen, waarmee mensen zin en richting geven aan hun handelen; • overtuiging: ‘waar’ en ‘onwaar’ • waarde: ‘goed’ en ‘kwaad’ • norm: concretisering waarde 14 Religie: • betrokkenheid op het transcendente: d.w.z. aanname van een niveau dat verder reikt dan de empirische werkelijkheid • religieuze systemen: ‘God’ (godsdienst) 15 Levensbeschouwingen: • • • • • humanisme atheïsme agnosticisme confucianisme taoïsme 16 Religies: • christendom: protestantisme, roomskatholicisme • islam: soennisme, sj’isme • hindoeïsme: sanatan dharm, arya samaj • jodendom: orthodox, liberaal • boeddhisme 17 Betekenis cultuur en levensbeschouwing voor de zorg: • • • • beleving van ziekte en problemen uiting geven aan ziekte en problemen omgang met ziekte en problemen hulpzoekgedrag 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 Formele leer / volksgeloof en religieuze geneeswijzen: • • • • • • islamitische geneeswijzen winti- en brua-geneeswijzen hindoeïstische geneeswijzen rooms-katholieke geneeswijzen protestantse geneeswijzen joodse geneeswijzen 34 Bovennatuurlijke ziekteoorzaken: • boze oog (l`ain, nazar, najar, ogri-ay, oyada) • geesten (djinns, jnûn, cinler, winti) • • • • • • magie (suhur, büyü,wisi,brua) vloek (sjraap) niet nakomen plichten (dharma) Satan duivels demonen 35 Visies op gezondheid en ziekte / medische paradigma’s: • reguliere (biomedische) geneeskunde • alternatieve geneeswijzen: homeopathie, healing/religieuze geneeswijzen 36 Verklaringsmodellen (VM’s): • disease (visie arts / hulpverlener) • illness (visie, belevingswereld cliënt) 37 Effectiviteit psychotherapeutische interventies (Goosens 2010): • specifieke factoren • non-specifieke factoren: - gemeenschappelijke elementen (vertrouwen, werkrelatie etc.) - placebo - externe factoren totaal 15 % 30 % 15 % 40 % ------100 % 38 Opgetekende ervaringen: (rapporten, boeken met levensverhalen, krantenartikelen, dvd’s) • aanbod sluit niet aan op vraag • taal- en cultuurproblemen • taboes • schaamte- en schuldgevoelens • gebrek aan kennis over ziekten en voorzieningen • alternatieve / religieuze geneeswijzen • fatalisme versus activisme • cultuur versus religie 39 40 41 Geef een beschrijving van: • de Chinese cultuur • de Surinaamse cultuur • de Antilliaanse cultuur • de Marokkaanse cultuur • de Turkse cultuur • de Nederlandse cultuur 42 Leefwereld cliënten: • • • • • • • individu / persoon sekse leeftijd opleiding sociaaleconomische positie (sub)cultuur levensbeschouwing / religie 43 Twee benaderingen concept cultuur: • statische benadering • dynamische benadering 44 ‘Cultuur’ als begrip in de zorg: ‘culturaliseren’: • stereotypering • verengen cultuur tot religie • negeren subculturele verschillen • negeren veranderingen onder allochtone Nederlanders • negeren invloed veranderingen in land van herkomst • benadrukken verschillen en negeren overeenkomsten 45 46 47 Diversiteit en dynamiek: • Surinaamse Nederlanders: Afrosurinamers, Hindostanen (hindoes, moslims, christenen), Javanen etc. • Turkse Nederlanders: soennieten, alevieten, Arabieren, Turken, Koerden, Armeense christenen • Marokkaanse Nederlanders: Berbers, Arabieren 48 49 ‘De’ Nederlandse cultuur: • • • • Friezen, Limburgers, Randstedelingen stedelingen en plattelanders Rotterdammers, Amsterdammers rooms-katholieken, protestanten, humanisten, atheïsten, agnosten • werkenden en niet-werkenden • welgestelden en lagere inkomensgroepen 50 Wat te doen? kennis alleen volstaat niet: het gaat om inzicht in de dynamiek van de alledaagse leefwereld van cliënten 51 GGZ en Cultural Formulation of Diagnosis (CFD): • Aanvulling op DSM IV en DSM-5 • Doel: systematisch achterhalen van de betekenis van cultuur in: a. belevingswereld patiënt / cliënt b. hulpzoekgedrag patiënt / cliënt 52 Culturele interview en Cultureel Venster Jeugdhulpverlening: • aanvulling op gangbare werkwijze • doel: systematisch achterhalen van de betekenis van cultuur in: a. belevingswereld kind en ouders b. hulpzoekgedrag kind en ouders • vergt korte training en flexibele inzet 53 Flexibele inzet Cultureel Interview: • • • • • primair doel: gesprek vraagstelling vrij formulering vrij volgorde vrij niet alle vragen moeten (niet alle vragen altijd relevant) • mogelijkheid om te spreiden over meerdere sessies 54 Identiteitsvorming: • identiteitsvorming en psychische problemen • acculturatiestrategieën 55 Psychische en sociale problemen onder migrantenkinderen en -jongeren: • gedragsproblemen • angstklachten, depressiviteit • zelfbeschadiging, parasuïcide (Surinaams-hindoestaans- en Turks-Nederlandse jonge vrouwen) • psychose/schizofrenie (Marokkaans-, Surinaams- en AntilliaansNederlandse mannen van de 2e generatie) • huiselijk geweld 56 Identiteit: • persoon (geslacht, leeftijd, naam etc.) • persoonlijkheid en ideeën van anderen • individuele bewustzijn (Ketner, 2008) 57 Drie aspecten identiteitsvorming: 1. herinneringen aan land van herkomst 2. sociale interactie: leven tussen 2 culturen (‘culturele hybriden’) 3. betekenis taal en veranderingen daarin 58 Citaten identiteitsvorming en culturele dynamiek: • ‘Mijn broertje spreekt bijna geen Marokkaans. Maar mijn ouders spreken bijna geen Nederlands. Als ik bij hen kom eten, vraagt mijn broertje na afloop: “Wat zeggen ze allemaal tegen mij?”’ (Marokkaans-Nederlandse vrouw, Elsevier 19 juli 2014) • ‘De tweede en derde generatie Marokkanen zijn anders dan hun ouders. Ze beheersen de taal beter en zijn vertrouwd met de Nederlandse normen en waarden. Mijn moeder ging nooit met mijn broertjes mee naar het voetbalveld. Ik doe dat wel met m’n kinderen. Ik ben dol op voetbal. En ik ga met ze naar zwemles.’ (Marokkaans-Nederlandse vrouw, Elsevier 19 juli 2014) 59 Acculturatie: ‘Een interactief veranderingsproces van cultuurpatronen door langdurig contact tussen nieuwkomers en autochtone bevolking.’ (Berry 1997; Vink 2009) 60 Twee dimensies acculturatie: • cultuurbehoud • aanpassing 61 Behoud van de oude cultuur sterk zwak sterk integratie assimilatie zwak separatie marginalisatie Aanpassing aan de nieuwe cultuur Acculturatie: cultuurbehoud en aanpassing volgens Berry (1997) 62 Kanttekeningen bij model Berry: realiteit complexer • individu verschillende acculturatiestrategieën • verschillen tussen generaties • rol internet en sociale media • ontstaan nieuwe (sub)culturen 63 64 65 Opvoeding in een multiculturele context (Pels 2010, 2012): • continuïteit (cultuurbehoud) versus vernieuwing (aanpassing) • komst 1e generatie Marokkaanse en Turkse migranten in veranderend Nederland (jaren ’60 en ’70): - van collectivisme naar individualisme - van religieus naar seculier - van autoritaire naar autoritatieve opvoedingsstijl 66 Vervolg: • diversiteit en dynamiek opvoedingsstijlen onder allochtone- én autochtone ouders: - verschillen tussen bevolkingsgroepen - verschillen tussen generaties • verandering: van autoritair naar autoritatief • belang cultuurbehoud 67 68 69 Werkhouding: 3 posities 1. cultuurrelativisme 2. pluralisme 3. cultuurabsolutisme (Procee, 1993) 70 Conclusies: • visies op gezondheid, ziekte en problemen zijn cultureel bepaald • verschillende verklaringsmodellen • noch ‘de’ Nederlander, noch ‘de’ Limburger, noch ‘de’ Rotterdammer, noch ‘de’ Surinamer, noch ‘de’ Turk bestaat • devies: open houding 71