MINISTERIE VAN ONDERWIJS EN VOLKSONTWIKKELING EXAMENBUREAU UNIFORM EINDEXAMEN VWO 2010 VAK : GESCHIEDENIS DATUM : MAANDAG 28 JUNI 2010 TIJD : 10.45 – 12.45 UUR Aantal pagina’s : 5 Aantal opgaven : 6 Correctie model Modelantwoorden zijn richtinggevend. Andere antwoorden van gelijke strekking zijn ook goed te rekenen. In geval van twijfel(bij grote afwijkingen van het correctiemodel) kan een bespreking met minstens één lid van de opstellingscommissie plaatsvinden. Soms kan een bepaalde formulering een heel ander antwoord mogelijk maken dan de opstellers hadden voorzien. 1. De neiging tot het stichten van imperia is een heel oud verschijnsel. Omstreeks 1600 kreeg het imperialisme een steeds duidelijker koloniaal karakter. Voor het verwerven van afzet- en investeringsgebieden, werden deze veroverd en bij het eigen grondgebied toegevoegd. (2) 1. Welke imperialisme theorie gaat uit van vergroting van het nationale grondgebied tot ver over de eigen grenzen? De klassieke politiek imperialisme theorie 2. Noem een verschil tussen imperia die gesticht werden in de oudheid en imperia met een duidelijk koloniaal karakter. Bij imperia in de oudheid betrof het aangrenzende gebieden, terwijl bij imperialisme met een duidelijk koloniaal karakter het gebieden betrof die overzee waren. 3. Noem twee landen op die imperia hebben gesticht met een duidelijk koloniaal karakter. Turkije, Spanje, Engeland, Frankrijk, Rusland, Duitsland, Portugal. 4. Wanneer is er sprake van demografisch imperialisme? Wanneer gebieden worden veroverd om een uitkomst te zoeken voor de bevolkingsgroei. (4) (4) (4) ll. Een veel gehoorde verklaring met betrekking tot onderwerping is dat de Europese mogendheden verantwoordelijk zijn voor de onderontwikkeling van gebieden waarover zij hebben geheerst. Hoewel de methode soms verschilde, was het resultaat steeds hetzelfde. Als gevolg van de overheersing raakten LatijnsAmerika, Azië en Afrika in een positie van afhankelijkheid. (4) 1. Op welke imperialisme theorie is het bovenstaande gebaseerd? Motiveer je antwoord. De dependencia-theorie. Het beroven van gebieden van hun rijkdommen en andere productiemiddelen om zo het eigen land op te bouwen. De rijkdom van Europa komt voornamelijk uit de koloniale gebieden. Pagina 1 van 5 (4) (4) (4) 2. Verklaar de achteruitgang van de Indiase nijverheid in de 19e eeuw aan de hand van twee factoren. De dominante positie van de East India Company/ de industriële revolutie in Europa/ de druk om cultuurgewassen voor de Europese markt te produceren. 3. Noem twee gevolgen van de Europese overheersing voor Latijns-Amerika. Decimering van de bevolking/ monopolisering van de grond/ vernietiging van de sociale structuur. 4. Stelling: “Onderontwikkelde landen zijn gecreëerd”. Toon de juistheid van deze stelling met betrekking tot de relatie Nederland - Indonesië in de 19e eeuw aan. Het cultuurstelsel ruïneerde de agrarische sector in Indonesië/ de inheemse handel en nijverheid werden volledig vernietigd/ grote armoede voor de bevolking. De invloed van het imperialisme op Afrika Het zoeken naar grondstoffen en afzetmarkten voor de Europese industrie hebben de interpretatie van het kolonialisme en de deling van Afrika vanaf de 16e eeuw beheerst. Andere factoren zoals strategische belangen en nationalistische ambities, electorale overwegingen en ideologische drijfveren(the white man’s burden), waren ook bepalend voor het imperialisme. Dat Afrika in het Europese wereldsysteem betrokken zou worden, was onvermijdelijk. In de eerste fase van het imperialisme had Afrika voor de Europeanen als vestigingsplaats weinig te bieden. Men stierf er snel, en wat men wilde halen kon met medewerking van locale leiders verkregen worden. In de loop van de 19e eeuw begon dat te veranderen. De buit werd belangrijker, want de rest van de wereld was grotendeels verdeeld en de prijs die voor de verovering betaald moest worden, werd lager. Het technische overwicht van Europa was zo groot geworden dat de kosten voor verovering aanvaardbaar werden. Verbeterde medische en farmaceutische inzichten en producten, maakten het voor de Europeanen mogelijk in Afrika te leven. De militaire superioriteit verzekerde eenvoudige overwinningen. Om antwoord te vinden op de vraag waarom de deling plaatsvond, moet ook gelet worden op de oorzaken en gevolgen. De deling van Afrika was het resultaat van een serie zelfstandige beslissingen die een zeker patroon vertoonden. Daardoor was er sprake van een nieuwe fase in de relatie tussen Afrika en Europa. Deze overgang kwam voort uit specifieke veranderingen die maakten dat de periode 1880-1914 verschilde met de periode daarvoor. In de vroege 19e eeuw bestonden Duitsland en Italië nog niet, was Frankrijk als maritieme en koloniale staat door Engeland uitgeschakeld en hadden Spanje, Portugal en Nederland als oude, koloniale machten afgedaan. Zo kon Engeland, mede door zijn industriële voorsprong een informele wereldhegemonie uitoefenen. Deze samenstelling stortte na 1870 in elkaar. In de tweede fase van het imperialisme ging het niet alleen om handelsbelangen, maar om de voedselvoorziening voor de massa in Europa. Daarvoor waren plantages nodig en die vereisten rust, orde en daadwerkelijk gezag. De machtsmiddelen die de Europese volkeren ter beschikking stonden, bereikten ongekende hoogte. De invloed van ´perifere´, dat wil zeggen niet Europese factoren, was ingrijpend op Afrika. De deling had tot gevolg toenemende buitenlandse bemoeienis, opkomst nationalisme, interne politieke crises en verandering in de machtsverhoudingen in dit deel van de wereld. Een verschuiving in de vraag van producten zoals goud, ivoor en slaven, naar producten zoals palmolie en rubber, verzwakten de positie van de traditionele heersers in grote delen van Afrika. Pagina 2 van 5 Uit economisch oogpunt was het kolonialisme in Afrika pas na de Eerste Wereldoorlog van belang. In de tijd tussen de beide wereldoorlogen nam de economische betekenis van Afrika voor Europa aanzienlijk toe. Handel en investeringen groeiden en enkele miljoenen Europeanen vonden er tijdelijk en blijvend hun bestaan in Afrika. Volgens het Afrikaans standpunt was de deling niet meer dan het voorspel tot een periode van onderwerping aan het koloniaal gezag. In de koloniale periode slaagden de Europeanen in zeer beperkte mate erin de Afrikaanse economie, maatschappij en politiek naar hun hand te zetten. Ze bedachten verschillende systemen en gaven daaraan fraaie namen als ´associatiepolitiek´ en ´indirect rule´. Dit waren in feite echter slechts bewoordingen om te verbergen dat ze tot echt besturen niet in staat waren. Net als bij de deling en de verovering speelden bij het koloniale stelsel de Afrikanen een belangrijke rol. Zonder hun medewerking was koloniaal bestuur niet mogelijk geweest. De Europeanen waren en bleven afhankelijk van Afrikaanse ´collaborateurs´ en deze bepaalden voor een belangrijk deel de realiteit van het koloniale gezag. Ook onder het kolonialisme bleven de Afrikanen voor een deel meester over hun eigen lot. Het kolonialisme in Afrika duurde maar kort. Het heeft echter een aantal processen op gang gebracht of versneld die ook nu nog effecten hebben op economisch en sociaal gebied. Het echte nieuwe verschijnsel lag op het terrein van de politiek. De deling van Afrika betekende het verlies van hun soevereiniteit. Die werd bij de dekolonisatie herwonnen, maar in een andere vorm. De deling had immers geleid tot de vorming van nieuwe koloniale staten of federaties van staten. De huidige staatkundige kaart van Afrika is in hoofdlijnen door de deling geschapen en is daardoor van grote historische betekenis geweest. Het koloniale tijdvak is iets waaraan de meeste Afrikanen met afkeer terugdenken en waarover zij met afschuw schrijven. Koloniale historici zagen dat vroeger anders en prezen het kolonialisme als de brenger van beschaving. Ook nu nog wordt gewezen op positieve zaken om balans in het imperialisme te brengen. Vrij bewerkt naar: H.L. Wesseling: Verdeel- en Heers. De deling van Afrika, 1880 – 1914. (Amsterdam, 1991) lll. Tekstinhoudelijke vragen (2) 1. Noem twee economische motieven van het imperialisme in Afrika op. Het zoeken naar grondstoffen/ het zoeken naar afzetmarkten. 2. Geef twee redenen voor de late kolonisatie van Afrika. In de eerste fase van het imperialisme had Afrika de Europeanen als vestigingsplaats weinig te bieden/ men stierf er snel, en wat men wilde kon met medewerking van locale leiders verkregen worden. 3. Welke twee zaken hebben bijgedragen tot de toegenomen belangstelling van Europa voor Afrika in de 19e eeuw? Het technische overwicht van Europa was zo groot geworden dat de kosten voor verovering aanvaardbaar werden/ verbeterde medische en farmaceutische inzichten en producten, maakten het voor de Europeanen mogelijk in Afrika te leven/ de militaire superioriteit van Europa verzekerde eenvoudige overwinningen. 4. Toon middels twee voorbeelden de hegemonie van Engeland in de 19e eeuw aan. In de vroege 19e eeuw bestonden Duitsland en Italië nog niet/ Frankrijk was als maritieme en koloniale staat door Engeland uitgeschakeld/ Spanje, Portugal en Nederland hadden als oude koloniale machten afgedaan. (2) (2) (2) Pagina 3 van 5 (2) (2) (2) (2) (2) lV. 5. Waardoor nam de macht van de traditionele heersers in Afrika mede af? De verschuiving in de vraag van producten zoals goud, ivoor en slaven, naar producten als palmolie en rubber. 6. Wat was de voornaamste oorzaak van de kolonisatie van Afrika? Voedselvoorziening voor de massa vereisten rust, orde en daadwerkelijk gezag. 7. Noem volgens de tekst twee gevolgen op van de kolonisatie van Afrika door Europa. Toenemende buitenlandse bemoeienis/ opkomst nationalisme/ interne politieke crises die geleid hebben tot verandering in de machtsverhoudingen/ de verschuiving in de vraag van producten zoals goud, ivoor en slaven, naar andere producten. 8. Waaruit valt af te leiden dat in Afrika indirect bestuur werd toegepast? Zonder medewerking van de Afrikanen was koloniaal bestuur niet mogelijk geweest/ ook onder het kolonialisme bleven de Afrikanen voor een deel meester over hun eigen lot. 9. Wanneer hebben de Afrikaanse landen volgens de tekst hun soevereiniteit herwonnen? Bij de dekolonisatie/ na de onafhankelijkheid. Tekstgerelateerde vragen 1. Op welke wijze heeft de ideologie van white man’s burden de onderwerping van Afrika beïnvloed? De blanken zagen het als hun plicht de “primitieve” volkeren in de periferie beschaving bij te brengen. Om dat te doen werden deze gebieden in bezit genomen en onderworpen. (4) 2. Maak met behulp van de tekst een periodisering van het imperialisme. Benoem daarna de verschillende fasen van het imperialisme. Periode 16e – 19e eeuw: vroeg imperialisme (vestigingsplaatsen) Periode 1880 – 1914: het moderne imperialisme De periode tussen de beide wereldoorlog: imperialisme tijdens het Interbellum De periode na het koloniale tijdvak: neo-kolonialisme (4) 3. In de tekst komen zowel formeel als informeel imperialisme voor. Geef van zowel het formeel als het informeel imperialisme een kenmerk. Formeel imperialisme: ingrijpende veranderingen in het bestuur van het land doorvoeren. Informeel imperialisme: het vestigen van handelsposten langs de kust van Afrika: de traditionele structuren bleven in tact. (4) 4. De kolonisatie van Afrika had gevolgen op economisch, sociaal, cultureel en politiek gebied. Welk gevolg was het ingrijpendst op de Afrikaanse samenlevingen? Beargumenteer je antwoord. De politieke gevolgen. Die waren verantwoordelijk voor de deling en verlies van soevereiniteit van de Afrikaanse landen en de vorming van nieuwe staatjes of federatie van staatjes. (2) 5. Tijdens welke fase van het kapitalisme werd Afrika gekoloniseerd? Tijdens het industrieel en monopolie kapitalisme (2) 6. Noem twee positieve gevolgen van het imperialisme voor Afrika op. Infrastructuur/ onderwijs/ gezondheidszorg (2) Pagina 4 van 5 V. De Latijns Amerikaanse landen verkregen hun onafhankelijkheid aan het begin van de 19e eeuw, terwijl de Europese koloniën in Azië en Afrika na 1945 onafhankelijk werden. In de strijd om de onafhankelijkheid, hebben nationalistische leiders een belangrijke rol vervuld. De versterking van de positie van de nationalisten en de verzwakking van Europa, hebben bijgedragen tot de ondergang van deze koloniale rijken. (4) 1. Leg een verband tussen nationalisme en onafhankelijkheid. Uit liefde voor het vaderland willen landen die gekoloniseerd zijn de uitbuiting en onderdrukking beëindigen/ koloniale gebieden verzetten zich tegen de uitbuiting en overheersing. Dit heeft geleid tot nationalisme. 2. Geef een economische en een politieke oorzaak voor de onafhankelijkheidsstrijd in Latijns-Amerika. Economisch: mercantilistische economie Politiek: de machtspositie van de Peninsulares ten opzichte van de Creolen. 3. Verklaar de vreedzame dekolonisatie van Brazilië. Vader – zoon relatie. (4) (2) Vl. De Derde Wereldstaten zijn ontstaan in de strijd tegen het imperialisme. Kolonialisme en kapitalisme werden afgewezen, omdat de Derde Wereldstaten deze fenomenen associeerden met Europa. (4) 1. Beargumenteer waarom de revolutie in India gerekend wordt tot een nationalistische revolutie. Leiders voerden geen fundamentele economische hervormingen door/ veranderingen werden tot stand gebracht buiten de bestaande orde. 2. Geef een verklaring waarom het apartheidsregime in Zuid-Afrika zo lang stand heeft gehouden. Het werd gesteund door het Westen. 3. Toon aan dat een sociaal economische revolutie veel verder gaat dan een revolutie tegen een blanke minderheidsregime. Bij een sociaal economische revolutie verandert de sociaal economische orde, terwijl bij een blanke minderheidsregime de machthebbers worden afgezet. 4. Op welke twee gebieden heeft de Cubaanse revolutie onder leiding van Fidel Castro haar verdiensten gehad? Onderwijs en gezondheidszorg. (2) (4) (4) CIJFER = SCORE + 10/10 Pagina 5 van 5