HOOFDSTUK 1 – CENTRALISATIE EN REFORMATIE Intropagina`s

advertisement
HOOFDSTUK 1 – CENTRALISATIE EN REFORMATIE
Intropagina’s (pagina 8-9)
1 Wat stond centraal in het geloof van de wederdopers?
Het afwijzen van de kinderdoop: daarover stond niets in de Bijbel. Wederdopers lieten
zich als volwassenen opnieuw dopen, naar het voorbeeld van Jezus Christus.
2 Waarom verzamelden zoveel wederdopers zich in de stad Münster?
De wederdopers dachten dat in die stad Jezus binnenkort zijn eindoordeel zou vellen
(dat de ondergang van de wereld was aangebroken, behalve voor de gelovigen die zich
in Münster verzameld hadden).
3 Welke maatregelen nam Johan Beukelszoon nadat hij zich in Münster tot koning had
laten uitroepen?
Hij liet alle boeken verbranden, behalve de Bijbel; hij schafte geld en privébezit af – alles
werd gemeenschappelijk bezit, ook vrouwen (d.w.z. een man kon meerdere vrouwen
nemen); inwoners die zich niet lieten herdopen, werden vermoord.
4 Hoe eindigde de ‘opstand’ van de wederdopers?
Na een beleg van achttien maanden door het leger van de plaatselijke bisschop, viel de
stad door verraad. De wederdopers werden gruwelijk gestraft; wie niet terug wilde keren
tot de kerk, werd gedood (alle niet-gevluchte mannen werden hoe dan ook gedood). Jan
van Leiden werd doodgemarteld, zijn lijk werd in een kooi opgehangen als
afschrikwekkend voorbeeld.
Oriëntatiekennis (pagina 10-11)
1 Welk verband is er tussen de reformatie en de toenemende macht van de koningen in
Europa?
Koningen geloofden dat geloofsverdeeldheid zou leiden tot chaos en burgeroorlog. Zij
grepen de reformatie aan om meer macht naar zich toe te trekken: zij zouden de rust en
orde (ook in het geloof) herstellen.
2 Wie was in de 16e eeuw de machtigste vorst in Europa (en waardoor)?
Karel V. Hij was leider van het Habsburgse rijk, dat Spanje, Oostenrijk, Hongarije,
Tsjechië, grote delen van Italië en de Nederlanden omvatte. Als koning van Spanje
heerste hij ook over gebieden in Zuid- en Midden-Amerika.
3 De meeste Nederlandse gewesten waren vanouds min of meer zelfstandige staatjes.
Hoe en wanneer werden ze verenigd?
De hertog van Bourgondië slaagde er in het begin van de 15e eeuw in de meeste
Nederlandse gewesten in handen te krijgen; hij verenigde ze in een nieuw rijk, het
Bourgondische rijk; toen de Bourgondische monarchie uitstierf, kwamen de Nederlanden
in handen van de Habsburgers.
1.1 De koningen van Engeland en Frankrijk (pagina 12-13)
Centralisatie
1 Noem vier maatregelen die de nieuwe Engelse koning Hendrik VII nam om zijn positie
te verstevigen.
-
De privélegers van de hoge edelen werden ontbonden, voortaan was het verboden
om geüniformeerde troepen in dienst te hebben.
-
De invloed van de hoge adel op de rechtspraak werd beperkt: voor belangrijke
rechtszaken kwam er een speciale Koninklijke rechtbank.
-
De steden leverden een deel van hun zelfstandigheid in.
-
Op het platteland kregen lage edelen steeds meer richtlijnen en instructies voor de
taken die ze daar namens de koning uitvoerden.
2 Waaruit blijkt dat het Engelse parlement een sterke tegenkracht vormde voor de
macht van de vorst?
De koning vroeg voortdurend om toestemming van het parlement (Hogerhuis en
Lagerhuis). Bijvoorbeeld om belastingen te heffen.
3 Noem twee overeenkomsten en één verschil tussen de positie van de koning van
Engeland en de koning van Frankrijk.
Overeenkomsten:
-
Beiden maakten een einde aan de privélegers van de edelen.
-
Beiden stelden Koninklijke rechtbanken in.
Verschil:
In Engeland had het parlement veel macht (het vormde in elk geval een belangrijke
tegenkracht voor de macht van de koning), in Frankrijk had het parlement weinig te
vertellen.
Worstelen met de reformatie
4 Hoe reageerden koningen op de reformatie?
Zij onderdrukten andersdenkenden (zoals protestanten), omdat ze meenden dat
geloofsverdeeldheid alleen maar kon leiden tot chaos en burgeroorlog.
5 Waarom veranderde Hendrik VIII van trouwe katholiek tot stichter van een ‘eigen’
Anglicaanse kerk?
Hendrik VIII wilde zijn huwelijk ongeldig laten verklaren om te kunnen trouwen met een
hofdame. Toen de paus hem daarvoor geen toestemming gaf, dwong hij de Engelse
bisschoppen (en het parlement) om zelf hun goedkeuring te geven. Toen het parlement
hem daarna tot hoofd van de Engelse (‘Anglicaanse’) kerk uitriep, was de breuk met
Rome een feit.
6 Hendrik VIII nam maar een deel van de ideeën van de reformatie over. Welke twee
maatregelen die hij nam pasten bij de reformatie?
-
De kloosters werden opgeheven.
-
De Bijbel werd in het Engels vertaald, zodat deze gelezen kon worden door gewone
gelovigen (mits zij konden lezen uiteraard).
7 Welke ideeën van de reformatie werden overgenomen onder Hendriks zoon Eduard?
-
Kerk werden van hun beelden ontdaan.
-
Geestelijken mochten voortaan trouwen.
-
De katholieke mis werd vervangen door een protestantse kerkdienst met preek,
gebed, Bijbellezing en psalmgezang.
8 Waardoor veranderde de Franse koning Frans I van gematigd katholiek in een fel
vervolger van protestanten?
De protestanten werden steeds fanatieker; in 1534 werd een opruiend aanplakbiljet zelfs
op de deur van de Koninklijke slaapkamer aangetroffen. Frans I voelde zich bedreigd en
gaf opdracht ketters op te sporen en terecht te stellen.
1.2 De Nederlanden onder de Bourgondiërs en de Habsburgers (pagina 14-15)
Bourgondiërs en Habsburgers
1 Wat was in de Middeleeuwen de staatkundige toestand van de Nederlanden?
De gewesten waren aparte staatjes. Holland, Brabant en een paar andere gewesten
hoorden bij het Duitse rijk. Vlaanderen en een paar zuidelijke gewesten hoorden bij
Frankrijk – maar in praktijk hadden de Duitse keizer en Franse koning er weinig te
vertellen.
2 Leg uit hoe de Bourgondische vorsten een zekere mate van eenheid in de Nederlanden
probeerden te krijgen.
Zij voerden een politiek van centralisatie: in Brussel kwam een paleis dat als
regeringscentrum ging dienen; ze stelden een hoogste rechtbank en een centrale
rekenkamer in (voor geldzaken); en ze vormden de Staten-Generaal, waarin alle
gewesten vertegenwoordigd waren.
3 Hoe kwamen de Nederlanden onder het huis van Habsburg?
De laatste Bourgondische vorst sneuvelde op het slagveld. Zijn dochter trouwde met
Maximiliaan van Habsburg. Vanaf dat moment was de heer van de Nederlanden dus
afkomstig uit het Habsburgse huis.
Karel V
4 Welke ‘titels’ had Karel V? En aan welke daarvan ontleende hij weinig en welke
daarvan juist veel macht?
Karel V was keizer van het Habsburgse rijk, heer van de Nederlanden, en koning van
Spanje. Een groot deel van zijn macht dankte Karel aan Spanje, want dat koninkrijk
beheerste grote delen van Italië en nam grote delen van de pas ‘ontdekte’ Nieuwe
Wereld (Amerika) in bezit – de twee gebieden die de grootste rijkdommen opleverden.
5 Leg uit hoe Karel V de centralisatiepolitiek in de Nederlanden voortzette.
Hij vormde in 1531 drie nieuwe bestuursinstellingen, die boven de gewesten kwamen te
staan: de Raad van State, de Geheime Raad en de Raad van Financiën.
6 Wat was de oorsprong van de functies van landvoogd en stadhouder?
Een landvoogd was de vervanger van Karel in Brussel; deze functie werd door Karel V
zelf ingesteld, omdat hij zelf niet vaak in de Nederlanden was. Een stadhouder was de
door de landsheer benoemde plaatsvervanger van die landsheer in een gewest; deze
functie bestond al onder de Bourgondiërs.
7 Waarom voerde Karel V in de Nederlandse nieuwe belastingen (zoals de Tiende
Penning) in?
Karel V voerde voortdurend oorlogen (vooral tegen ‘de ongelovigen’: protestanten en
moslims) en zat daardoor voortdurend in geldnood. Om die oorlogen te kunnen betalen,
kwam hij met nieuwe belastingen.
8 Leg uit hoe Karel V de zeventien Nederlands gewesten tot één staatkundige eenheid
maakte.
In 1548 liet hij de Staten-Generaal en de Duitse rijksdag verklaren dat de Nederlanden
een afzonderlijk en onafhankelijk deel van het Duitse rijk waren.
1.3 Karel V en de reformatie (pagina 16-17)
Reformatie in Duitsland
1 Leg uit dat de reformatie van Luther niet ‘uit de lucht kwam vallen’.
Onvrede over de rooms-katholieke kerk bestond al voor Luther actief werd; veel
gelovigen ergerden zich aan de rijkdom en inhaligheid van de kerk. De elite werd al door
het humanisme tot kritisch denken over de kerk aangezet.
2 Wat was voor Luther aanleiding om de leer en praktijken van de kerk aan te vallen?
De verkoop van aflaten om de bouw van de Sint Pieter in Rome te bekostigen. Met die
aflaten konden gelovigen straf voor hun zonden afkopen. Luther vond dat oplichterij.
3 Over welke punten waren de (meeste) kerkhervormers het eens?
Het ware geloof is alleen in de Bijbel te vinden; priesters kunnen geen zonden vergeven.
Priesters mogen geen aparte stand vormen met allerlei voorrechten.
Het aanbidden van heiligen en heiligenbeelden is verkeerd (alleen God en Christus
mogen worden aanbeden).
4 Waarom namen in Duitsland Duitse vorsten de leiding bij de kerkhervorming?
Omdat Luther hen daartoe opriep, en omdat ze het aantrekkelijk vonden om de kerk in
hun macht te krijgen vanwege de vele bezittingen die ze zich zo konden toeëigenen
(zoals de kloosters, die allemaal werden opgeheven).
5 Hoe reageerde Karel V op de reformatie?
Hij probeerde het protestantisme te onderdrukken en voerde daar jarenlang oorlog voor.
In het Duitse rijk lukte het hem echter niet het protestantisme uit te roeien. In de Vrede
van Augsburg stond hij Duitse vorsten toe voortaan zelf te bepalen welk geloof hun
onderdanen moesten hebben.
Onderdrukking in de Nederlanden
6 Hoe reageerde Karel V op de reformatie in de Nederlanden?
Hij trad hard op tegen ‘ketters’ (protestanten), met het verbieden en verbranden van
‘verboden’ boeken en het instellen van een inquisitie om ketters op te sporen en terecht
te stellen.
7 Hoe is te verklaren dat het aantal terechtgestelde protestanten in de Nederlanden
relatief laag was?
Stadsbestuurders, edelen en gewestelijke besturen werkten niet erg mee met zijn
strenge vervolgingsbeleid; zij hadden een afkeer van bloedige onderdrukking, en eraan
meewerken zou ook hun eigen gezag ondermijnen.
8 Hoe stond de reformatie in de Nederlanden ervoor toen Karel V in 1555 aftrad?
Het protestantisme leek zo goed als verdwenen; het leek of de grote meerderheid zich
door de harde onderdrukking had neergelegd bij de bestaande toestand. Onder de
oppervlakte was de steun voor de protestantse ideeën alleen maar gegroeid, zoals al
spoedig zou blijken.
9 Noem vier kenmerken van de calvinistische leer.
-
De mens kan niets doen om zijn redding af te dwingen, God heeft al bepaald wie
verdoemd zijn tot de hel en wie zalig zullen voortleven in de hemel.
-
Een leven van hard werken en sober en vroom leven (vol Bijbelstudie en gebed) is
belangrijk.
-
De overheid moet toezien op het juiste gedrag en juiste geloof van haar onderdanen.
-
Als de overheid die plicht niet nakomt, mogen gelovigen (onder leiding van edelen)
zich verzetten en in opstand komen.
1.4
Economie en maatschappij in de Nederlanden (pagina 18-19)
Vlaanderen en Brabant
1 Leg uit dat Vlaanderen en Brabant rond 1500 de rijkste en economisch meest
ontwikkelde gewesten waren.
Deze gewesten behoorden tot de dichtstbevolkte van Europa; veertig procent van de
bevolking van de Nederlanden woonde hier. Vlaanderen en Brabant waren erg succesvol
in de internationale handel, onder meer dankzij de eigen textielnijverheid; de
handelscontacten strekten zich over heel Europa uit.
2 Waaraan dankte Antwerpen zijn positie als centrum van de wereldhandel?
Aan de groei van de Atlantische handel, die mede het gevolg was van de ontdekking van
een zeeroute naar Indië (Azië) door de Portugezen. De Portugezen kozen Antwerpen als
de plek om hun producten te verhandelen tegen andere waren. Daardoor werd
Antwerpen het handelscentrum en financiële hart van Europa.
Holland
3 Waardoor was Holland in de 14e en 15e eeuw zo verstedelijkt?
Door vervening was op het platteland de grond ongeschikt geworden voor de landbouw;
de Hollanders waren massaal weggetrokken om te leven van visserij, handel,
scheepvaart en nijverheid – activiteiten die vanuit stedelijke centra plaatsvinden.
4 Wat wordt bedoeld met ‘moedernegotie’ en hoe is het ontstaan van die moedernegotie
te verklaren?
De basis van alle handel; dat was de handel op de Oostzee (vooral in graan, maar ook in
grondstoffen als hout, teer en pek). Deze was ontstaan doordat Hollanders hun graan
moesten invoeren. Dat deden ze zo voortvarend dat ze al snel graan konden
doorverkopen aan de rest van Europa.
5 Hoe profiteerde Amsterdam van de groei van de Hollandse handel?
Het graan werd opgeslagen in Amsterdamse pakhuizen. (Zo kon ook de prijs van het
graan beïnvloed worden.) Amsterdam werd een soort tussenmarkt voor allerlei
producten en groeide door deze handel uit tot grootste stad van Holland.
6 Leg uit hoe het ontbreken van een sterke feodale traditie de commercialisering van de
landbouw in Holland mogelijk maakte.
Hollandse boeren waren niet afhankelijk van de adel of een landsheer (ze hoefden ook
geen deel van hun oogst aan hen af te staan); ze waren vrij om de zaken naar eigen
inzicht aan te pakken. Door de nabijheid van vele steden besloten zij zich te
specialiseren in tuinbouw, vlees, zuivel of nijverheidsgewassen.
7 Waardoor wist Holland een grote mate van autonomie af te dwingen?
De Hollandse bevolking was relatief rijk en bracht veel belastingen op; Holland had dus
een sterke positie om met Karel V en met de andere gewesten te onderhandelen; het
wist onder meer veel zelfstandigheid te bedingen voor zijn steden en voor het
gewestelijke bestuur zelf.
HOOFDSTUK 2 – DE NEDERLANDSE OPSTAND (1555-1588)
Intropagina’s (pagina 24-25)
1 Waarom kwamen de calvinisten in 1566 bijeen in de open lucht (in plaats van binnen
de stadsmuren)?
Omdat ze zelf geen kerken hadden; buiten de stadsmuren waren ze veiliger, vooral als
de hagenpreek op het landgoed van een (hen goedgezinde) edelman was, want daar
mochten de autoriteiten niet komen.
2 Welke rol speelde de prijs van brood in de hagenpreken?
De predikanten (die de hagenpreken hielden) gaven de schuld van de hoge broodprijzen
aan de katholieke kerk; de armoede zou een straf van God zijn voor het vereren van
beelden.
3 Wat hield ‘de Beeldenstorm’ in?
Het vernielen van beelden (en vaak veel meer) in plattelandskerken en kloosters, eerst
in Vlaanderen, daarna ook in andere gewesten en in de steden.
4 Wat was een direct gevolg van de Beeldenstorm?
Filips II was over de Beeldenstorm zo verontwaardigd dat hij de hertog van Alva naar de
Nederlanden stuurde om ze een lesje te leren.
Oriëntatiekennis (pagina 26-27)
1 Leg uit hoe Filips II reageerde op de reformatie.
Filips zag het als zijn taak het rooms-katholieke geloof te beschermen; hervormers
beschouwde hij als ketters, tegen wie genadeloos moest worden opgetreden.
2 Waardoor (mede) wist Filips II de Opstand niet neer te slaan?
Filips moest (wilde) op teveel fronten tegelijk voeren – tegen Frankrijk, het Turkse rijk,
Engeland, in Spanje zelf – waardoor zijn schatkist leeg raakte.
3 Waardoor werd Willem van Oranje de belangrijkste edelman in de Nederlanden?
Op elfjarige leeftijd erfde hij van een kinderloze oom een vorstendom in Zuid-Frankrijk
(Orange) en omvangrijke bezittingen in de Nederlanden zelf. Als belangrijkst (jonge)
edelman nam Karel V hem onder zijn hoede; dat versterkte zijn positie nog verder.
4 Welke rol speelde Willem van Oranje in de Nederlandse Opstand?
Willem van Oranje werd leider van de Opstand. Daarop liet Filips II hem vogelvrij
verklaren; hij werd in 1584 vermoord.
5 Welke oorzaken worden genoemd van de Gouden Eeuw in de Republiek?
De verdere groei van de Oostzeehandel (de ‘moedernegotie’) en de commerciële
landbouw, en de neergang van de zuidelijke Nederlanden die onder Habsburgs bewind
bleven.
2.1
Rust in Engeland, oorlog in Frankrijk (pagina 28-29)
Bloody Mary en de Virgin Queen
1 Welk beleid voerde ‘Bloody Mary’ op godsdienstig gebied?
Zij herstelde (nadat in 1547 de protestantse leer was ingevoerd) het roomskatholicisme, trouwde met de fanatieke katholiek Filips en liet protestanten vervolgen.
2 Welk beleid voerde Elizabeth I (de ‘Virgin Queen’) op godsdienstig gebied?
Zij voerde opnieuw de protestantse leer in, maar ze stelde zich tegenover katholieken
(en protestante dissidenten) relatief gematigd op – deze werden niet vervolgd, alleen
beboet wanneer ze uit de Anglicaanse kerk wegbleven.
3 Waarom was de toekomst van het protestantisme in Engeland onder Elizabeth I nog
jarenlang onzeker?
De meeste Engelsen waren katholiek. Elisabeth had geen kinderen, waardoor haar
katholieke halfzuster de volgende vorst zou zijn. De paus en de koning van Spanje
probeerden Elizabeth van de troon te verdrijven.
4 Waarom steunde Elisabeth I de Nederlandse opstandelingen?
Om te voorkomen dat Filips II vanuit Vlaanderen tienduizenden soldaten (aan boord van
de Armada) naar Engeland zou overzetten.
5 Waardoor ging de onoverwinnelijk geachte Armada ten onder?
Door ongelukken, misverstanden, tegenstand van de Engelse vloot en ongunstig weer.
Wat ook niet hielp was de blokkade van de Vlaamse havens door de opstandelingen in
de Republiek; daardoor kon het Spaanse leger niet aan boord (en moest de Armada lang
wachten op open water, wat haar kwetsbaar maakte).
De Bloedbruiloft
6 Hoe is te verklaren dat de meeste Franse protestanten volgers van Calvijn waren?
Calvijn sprak Frans, werkte in Genève (aan de Franse grens) en veel protestantse
vluchtelingen keerden vanuit Genève terug naar Frankrijk om er de nieuwe calvinistische
leer te verkondigen.
7 Wat was de positie van de protestanten in Frankrijk omstreeks 1570?
Zij hadden een groot deel van Zuid-Frankrijk in handen en veel steden. In het noorden
en in Parijs bleven de katholieken de baas.
8 Wat was de aanleiding voor de ‘Bloedbruiloft’?
Een belangrijke hugenotenleider raakte kort na de bruiloft gewond door een aanslag van
fanatieke katholieken. Uit angst voor wraak door het hugenotenleger dat buiten Parijs
lag, besloten de katholieke leiders (die de koning overhaalden) om de belangrijkste
hugenoten in de stad te laten ombrengen.
9 Vat in twee zinnen samen wat de Bloedbruiloft inhield.
De moord op tweeduizend hugenoten in Parijs in de dagen na de bruiloft tussen de leider
van de hugenoten en de zuster van de Franse koning. In de weken daarna werden in de
rest van Frankrijk nog eens duizenden hugenoten vermoord.
10 Leg uit hoe de troonwisseling van 1584 leidde tot verheviging van de burgeroorlog in
Frankrijk.
In 1584 kwam Hendrik III op de Franse troon. Doordat hij geen kinderen had, was de
hugenotenleider Hendrik van Navarra de troonopvolger. De fanatieke katholieken in
Frankrijk stelden alles in het werk om dat te voorkomen; ze werkten daarbij zelfs samen
met een buitenlandse vorst (Filips II) en trokken ten strijde tegen hun eigen (gematigd
katholieke) koning.
2.2
Opstand in de Nederlanden (pagina 30-31)
Beeldenstorm
1 Welke drie redenen worden genoemd voor de ontevredenheid in de Nederlanden vanaf
1559?
-
De hoge belastingdruk: Filips liet de Nederlanden flink meebetalen aan de vele
oorlogen die hij voerde.
-
De centralisatie: edelen en bestuurders in de steden ergerden zich aan het verlies
van hun zelfstandigheid, steeds vaker werden ze gecontroleerd door ambtenaren van
Filips of namen die hun taken over.
-
Geloofsvervolging: Filips gaf Nederlandse bestuurders de opdracht hard op te treden
tegen het calvinisme. Zij zagen dat niet zitten, harder optreden zou alleen maar
meer problemen geven.
2 Welk verband is er tussen het smeekschrift van de lage edelen en het uitbreken van de
Beeldenstorm?
In het smeekschrift vroegen (eisten) de lage edelen om minder hard op te treden tegen
‘ketters’. Het voorlopig inwilligen van deze eis door de landvoogdes (in afwachting van
een besluit door Filips zelf) moedigde protestanten aan om hun geloof min of meer
openlijk te belijden in de hagenpreken – en op die hagenpreken werd de stemming zo
opgehitst dat de vlam in de pan sloeg en de Beeldenstorm losbrak. Het smeekschrift kun
je dus zien als een indirecte oorzaak van de Beeldenstorm.
3 Waarom stuurde Filips II de hertog van Alva naar de Nederlanden?
Filips was woedend over de Beeldenstorm en gaf Alva opdracht het calvinisme in de
Nederlanden ‘met wortel en tak’ uit te roeien en het bestuur verder te centraliseren (de
gewestelijke en stedelijke bestuurders traden immers veel te slap op, zij hadden
gefaald).
4 Welke maatregelen nam ‘de ijzeren hertog’ (Alva) bij aankomst in de Nederlanden?
Hij stelde een speciale rechtbank in waar (zonder tussenkomst van de bestaande
rechtbanken) ketters veroordeeld konden worden. Hij zette de centralisatie voort. En hij
voerde nieuwe belastingen in, zoals de Tiende Penning.
Het begin van de Opstand
5 Wie worden bedoeld met ‘geuzen’?
Mensen uit de Nederlanden die naar Engeland en Duitsland waren gevlucht voor Alva
(veelal calvinisten) en die daar gewapende bendes vormden waarmee ze hoopten Alva te
kunnen verdrijven.
6 Leg uit hoe de inname van Den Briel de opstand ‘aan het rollen’ bracht.
Eerder dan gepland en bij toeval namen de geuzen Den Briel in. Zij hadden nu een
haven om te landen en andere steden te dwingen hun poorten voor hen te openen (dus
aan de Opstand mee te doen). Hoe meer steden meededen, hoe lager de drempel was
om óók de kant van de opstandelingen te kiezen (of: hoe gevaarlijker het was dat niet te
doen!).
7 Welke rol speelde de Bloedbruiloft in het strijdverloop van de Opstand?
In de plannen van de opstandelingen zou een hugenotenleger vanuit het zuiden
oprukken om het Spaanse leger aan te vallen. Door de moord op de hugenotenleiders in
de Bloedbruiloft kwam dat leger er niet; dat gaf Alva de kans de opstandige steden weer
terug te veroveren.
(Je kunt ook zeggen: doordat Alva bij het innemen van de opstandige steden geen
genade toonde, versterkte hij de angst / de vastberadenheid onder de opstandelingen.)
8 Wat hield de ‘Pacificatie van Gent’ in?
De Pacificatie van Gent was een afspraak tussen de gewesten om samen de Spaanse
soldaten (die door het uitblijven van hun soldij massaal aan het plunderen waren
geslagen) te verjagen, en om voorlopig in Holland en Zeeland alleen het calvinisme toe
te staan en in de andere gewesten alleen het katholicisme, maar zonder vervolgingen
van andere geloven.
2.3
Stichting van de calvinistische Republiek (pagina 32-33)
Los van de koning
1 Wat was het doel van de Unie van Atrecht en wat van de Unie van Utrecht?
De Unie van Atrecht was een bondgenootschap tussen drie zuidelijke gewesten en de
(nieuwe) landvoogd Parma, met als doel de calvinisten buiten de deur te houden. Die
calvinisten hielden zich niet aan de afspraken uit de Pacificatie van Gent en probeerden
overal in de Republiek de kerken over te nemen. De Unie van Utrecht was een reactie op
de Unie van Atrecht: de noordelijke gewesten voelden zich bedreigd en werkten samen
om zich te verdedigen.
2 Wat hield het ‘Plakkaat van Verlatinghe’ in?
Het opzeggen van hun trouw aan Filips door de (noordelijke) gewesten. Het Plakkaat
stelde dat onderdanen die door hun vorst onderdrukt werden (vooral op godsdienstig
gebied!) het recht hadden hem af te zetten en een nieuwe vorst te zoeken die hun
rechten wel eerbiedigde.
3 Wat was het doel van de benoemingen van de hertog van Anjou en de graaf van
Leicester tot landsheer van de Nederlanden?
Door een broer van de Franse koning en daarna een vertrouweling van de Engelse
koningin als lansheer te kiezen, hoopten de noordelijke gewesten op steun uit Frankrijk
en Engeland.
4 Leg uit waarom in 1588 de ondergang van de Armada (waarschijnlijk) het bestaan van
de jonge Republiek redde.
In 1588 had de landvoogd Parma Vlaanderen, Brabant en grote delen van de oostelijke
en noord-oostelijke gewesten veroverd; de Republiek was aan alle kanten omsingeld.
Maar voor de Armada waarmee Filips Engeland wilden binnenvallen, moest Parma
tienduizenden soldaten apart houden. Die konden niet meer worden ingezet in de strijd
tegen de opstandige gewesten en dat gaf de opstandelingen tijd om hun verdediging te
organiseren.
Gewetensvrijheid
5 Welke oplossing zag Willem van Oranje voor de geloofsverdeeldheid in de Republiek en
waardoor bleek die oplossing niet haalbaar?
Zijn oplossing was een soort godsdienstvrijheid: verschillende geloven moesten gewoon
naast elkaar kunnen bestaan. De calvinisten (of gereformeerden) in Nederland zagen
daar niets in, zij wilden het katholicisme uitbannen - en deden dat ook op alle plekken
waar zij het voor het zeggen kregen. Willem van Oranje moest zich daar wel bij
neerleggen, want de fanatieke calvinisten – hoe klein die groep ook was – waren een
onmisbare bondgenoot in de strijd tegen het Spaanse leger, en de meeste regenten
kozen de kant van de fanatieke calvinisten.
6 Het calvinisme werd in de Republiek niet de staatsgodsdienst; de Gereformeerde Kerk
werd er wel de publieke kerk. Leg uit wat het verschil is.
Bij een staatsgodsdienst moet iedereen lid zijn van de ‘ware’ kerk; de overheid moet
haar onderdanen er desnoods toe dwingen. Een publieke kerk gaat minder ver: je moet
lid zijn van die kerk om een publieke functie te krijgen, maar er is geen geloofsdwang en
de overheid bemoeit zich niet actief met geloofskwesties.
7 Hoe was de godsdienstige situatie in de Republiek in de praktijk?
Die verschilde van plaats tot plaats: op sommige plaatsen was alles anders dan
calvinisme streng verboden, op andere plaatsen werden andere geloven oogluikend
toegestaan, zolang het maar niet te veel opviel. De gereformeerden (strenge calvinisten)
vormden in 1588 maar tien procent van de bevolking van de Republiek.
2.4
Het begin van de Gouden Eeuw (pagina 34-35)
De val van Antwerpen
1 De term Gouden Eeuw blijkt van toepassing op slechts een deel van de Republiek. Leg
uit waarom.
De periode van grote economische bloei geldt vooral Holland, Zeeland en Friesland;
andere gewesten werden jarenlang verlamd door de oorlog, die zich na 1576 vooral op
hun grondgebied afspeelde. (Maar: Holland en Zeeland waren ook voor de Opstand al de
economisch meest succesvolle gewesten.)
2 In welke twee opzichten was de Gouden Eeuw een voortzetting van eerdere
ontwikkelingen?
-
De landbouw bleef profiteren van de Oostzeehandel (die de graanprijs laag hield) en
de bevolkingsgroei: dat waren gunstige voorwaarden voor de commerciële landbouw.
-
Nijverheidstakken als de scheepsbouw, houtzagerij en zeilmakerij bleven profiteren
van de almaar toenemende zeehandel.
3 Leg uit hoe het oorlogsverloop van de Opstand de noordelijke zeegewesten
economisch voordeel opleverde.
Brabant en Vlaanderen (vanouds economisch sterke gewesten) werden door het
oorlogsverloop zwaar getroffen: zij vormden het strijdtoneel, zij moesten geld lenen aan
Filips dat nooit werd terugbetaald, zij werden door muitende soldaten geplunderd, zij
verloren tienduizenden welgestelde en productieve inwoners die naar het noorden
vluchtten. Het oorlogsverloop legde met andere woorden de zuidelijke gewesten lam, en
gaf de noordelijke gewesten de kans hun positie als centrum van handel en nijverheid
over te nemen.
Een versnipperd land
4 Waaruit blijkt dat de Republiek economisch geen echte eenheid was?
Gewesten en steden hadden ieder een eigen munt, hieven invoer- en uitvoerrechten, en
beschermden hun eigen privileges en (door middel van gilden) ambachtslieden.
5 Welke vier verschillen worden genoemd tussen de kustprovincies en de landprovincies
van de Republiek?
-
In de landprovincies had de adel veel invloed, in de kunstprovincies weinig.
-
In de landprovincies was weinig commerciële landbouw, in de kustprovincies veel.
-
In de landprovincies was weinig stedelijke bedrijvigheid en handel, in de
kustprovincies veel.
-
De landprovincies werden lange tijd getroffen door oorlogsgeweld, de kustprovincies
bleven daar na 1576 van gespaard.
6 Welke factoren bevorderden het bestaan van een overlegcultuur in (vooral) de
Hollandse steden?
Tussen de burgers in het stadsbestuur en de economisch actieve (succesvolle) burgers
bestonden vaak persoonlijke en familierelaties, ook over de steden heen. In de
Hollandse steden moesten de achttien steden bovendien voortdurend compromissen
sluiten om iets voor elkaar te krijgen. Overleg voeren en zoeken naar
gemeenschappelijke belangen was daar vanzelfsprekend.
7 Waarin verschilde de economie van de zeegewesten van de Republiek met de
economie van Engeland en Frankrijk?
-
In Frankrijk was veel grootgrondbezit; grond werd verpacht aan kleine boeren, die
niet voor de markt werkten maar zelfvoorzienend waren. In de zeegewesten in de
Republiek was weinig grootgrondbezit en juist veel commerciële landbouw van
zelfstandige boeren.
-
Ook in Engeland was grootgrondbezit een belangrijke inkomstenbron, al ontstond
daar wel meer commerciële landbouw.
-
Engeland en Frankrijk waren wel actief in de internationale zeehandel, maar de
handel speelde er een veel minder belangrijke rol dan in de zeegewesten van de
Republiek.
HOOFDSTUK 3 – EEN GOUDEN EEUW VOOR DE REPUBLIEK
Intropagina’s (pagina 40-41)
1 Noem vier dingen die getuigen van de ‘koninklijke allure’ die Frederik Hendrik zich liet
aanmeten.
-
Frederik Hendrik en zijn vrouw Amalia lieten prachtige paleizen en buitenverblijven
bouwen.
-
Ze lieten beroemde kunstenaars voor zich werken en kochten een overvloed aan
andere luxe goederen.
-
Ze breidden hun hofhouding uit van 100 naar 250 bedienden en gaven steeds
grotere feesten en partijen.
-
Frederik Hendrik liet zich na 1637 niet meer aanspreken als ‘excellentie’ maar als
‘hoogheid’, zoals andere vorsten dat deden.
2 Waarom weerspiegelde het huwelijk van Willem II met Mary Stuart het succes van de
Republiek?
Kennelijk was een prins uit het Oranjehuis nu een voldoende aantrekkelijke
huwelijkspartner voor de dochter van de koning van Engeland. Het liet zien dat de
Republiek op voet van gelijkheid stond en omging met de grote landen om zich heen.
Oriëntatiekennis (pagina 42-43)
1 Leg uit dat de positie van Fredrik Hendrik heel anders was dan die van de koningen
van Engeland, Frankrijk en Spanje.
De koningen van Engeland, Spanje en Frankrijk probeerden te regeren zonder
inmenging van vertegenwoordigende organen zoals een parlement (in Engeland mislukte
dat: het parlement won de strijd met de koning). Frederik Hendrik was geen
alleenheerser, hij was in dienst van de Staten en moest voor van alles en nog wat met
de regenten overleggen.
2 In 1609 sloot Spanje een wapenstilstand met de Republiek. Noem een belangrijke
oorzaak voor dat besluit.
De Spaanse economie was (mede door de aanhoudende reeks oorlogen die de Spaanse
koning had gevoerd) te zwak om de strijd met de Republiek te blijven bekostigen. (Je
kunt ook zeggen: de Spaanse koning gaf voorrang aan behoud van andere gebieden.)
3 Beschrijf in drie zinnen het karakter van de Dertigjarige Oorlog.
De Dertigjarige Oorlog was een ingewikkeld mengsel van strijd tussen katholieken en
protestanten, tussen Duitse vorsten onderling en tussen de grote Europese
mogendheden, terwijl daar doorheen ook allerlei krijgsheren met eigen legers actief
waren. De strijd werd vooral op Duits grondgebied gevoerd en verwoestte grote delen
van het land en zijn bevolking door honger, ziekte en geweld.
4 Welk gevolg had de vrede van 1648 voor het Duitse rijk?
De Duitse staten waaruit dat rijk bestond, werden vrijwel zelfstandig, de Republiek en
Zwitserland werden volledig zelfstandig. Op papier bestond het Duitse rijk nog wel, maar
in werkelijkheid stelde het weinig meer voor.
3.1
Burgeroorlog in Engeland, godsdienstvrede in Frankrijk (pagina 44-45)
Burgeroorlog in Engeland
1 Wat hield het Drievoudig Verbond in (en wat was het doel ervan?)
Het Drievoudig Verbond was een bondgenootschap tussen Engeland, Frankrijk en de
Republiek, bedoeld om Spanje af te schrikken.
2 Welke twee oorzaken worden genoemd van de spanningen tussen koning Jacobus
enerzijds en parlement en puriteinen anderzijds?
Jacobus vond dat hij zijn macht van God had gekregen en dus geen goedkeuring door
het parlement nodig had, en hij weigerde de Anglicaanse kerk strenger protestants te
maken (zoals de puriteinen eisten).
3 Waarom liet koning Karel I in 1610, na elf jaar, het parlement weer bijeenroepen?
Karel I had geld nodig om een opstand in Schotland te onderdrukken en alleen het
parlement kon toestemming geven om nieuwe belastingen te heffen.
4 Wat was de aanleiding voor de Engelse burgeroorlog?
Karel I ging het parlement binnen om zijn tegenstanders te arresteren. Dat werd
opgevat als een ‘oorlogsverklaring’ aan het parlement: de koning dacht kennelijk te
kunnen doen wat hij wilde.
5 Beschrijf in twee zinnen de afloop van de Engelse burgeroorlog.
Karel werd verslagen door het leger van het parlement en de puriteinen. Eerst mocht hij
koning blijven, maar toen de spanningen opliepen besloot het parlement hem ter dood
te veroordelen.
Godsdienstvrede in Frankrijk
6 Wat bedoelde de protestantse koning Hendrik IV met de uitspraak ‘Parijs is wel een
mis waard’?
Als protestant was zijn positie als koning omstreden; door zich te bekeren tot het
katholieke geloof (een mis is een katholieke dienst) werd hij geaccepteerd en kon hij
Frankrijk besturen vanuit Parijs (dat in katholieke handen was). Eenvoudiger gezegd: Hij
bedoelde dat hij het koningschap belangrijker vond dan zijn geloof.
7 Wat hield het Edict van Nantes in?
Daarin werd vastgelegd dat Frankrijk een katholiek land was waar hugenoten
(protestanten) vrijheid van godsdienst hadden in de steden die zij in handen hadden; in
die steden mochten zij ook soldaten in dienst nemen om zich te verdedigen.
8 In 1610 verkeerde Frankrijk (na een periode van relatieve rust) in crisis. Hoe ontstond
die crisis en hoe werd zij bedwongen?
De crisis ontstond door de moord op koning Hendrik IV door een fanatieke katholiek.
Opstandige edelen gebruikten deze mogelijkheid om een bijeenkomst van de StatenGeneraal te eisen (iets wat eigenlijk alleen de koning zelf mocht doen).
De crisis werd bezworen doordat de nieuwe koning (Lodewijk XIII) de regering overliet
aan de gematigde kardinaal Richelieu, die de rust herstelde door een opstand van
hugenoten neer te slaan en door hoge edelen hun legers en forten af te nemen.
9 Waarom liet de katholiek Richelieu Frankrijk (in de Dertigjarige Oorlog) meevechten
aan protestantse zijde?
Hij was bang dat Frankrijk omsingeld werd door Spanje (dat ook in de Zuidelijke
Nederlanden en in Noord-Italië de baas was); Spanje vocht in de Dertigjarige oorlog
onder meer in Duitsland om de katholieken te helpen.
3.2
De eerste twintig jaar van de Republiek (pagina 46-47)
De Republiek gered
1 Waarom betekende de ondergang van de Spaanse Armada (1588) de redding van de
Republiek?
Door de ondergang van de Armada gaf Filips II zijn plan op om (vanuit Engeland) de
Noordelijke Nederlanden te veroveren; hij verlegde zijn aandacht naar de strijd tegen de
hugenoten in Frankrijk. Dat gaf de Republiek de tijd om zich te herstellen en versterken.
2 Wat was een belangrijke oorzaak van het militaire succes van de Republiek na 1588?
Door haar rijkdom kon de Republiek een groot leger op de been brengen (veel groter
dan je op basis van inwonertal of oppervlakte zou verwachten).
3 Leg uit waarom de Republiek en Spanje wel tot een wapenstilstand kwamen maar niet
tot een echte vrede.
Ze werden het niet eens over de godsdienst: Spanje eiste geloofsvrijheid voor de
katholieken die in de Republiek woonden, de Republiek eiste hetzelfde voor de
protestanten in de zuidelijke Nederlanden.
Maurits en Van Oldenbarnevelt
4 Wat was de boodschap van de ‘Deductie’ die de Goudse regent Francois Vrancken in
1587 schreef?
Het hoogste gezag ligt bij de Staten (het bestuur van een gewest). Deze soevereiniteit is
lange tijd aan de graaf gegeven, maar Holland heeft het recht om die soevereiniteit weer
terug te nemen (in andere gewesten was dat hetzelfde).
5 De Republiek was een statenbond. Wat hield dat in?
De gewesten waren zelfstandige staatjes, maar er waren ook centrale (federale – alle
gewesten omspannende) bestuursinstellingen. Deze namen besluiten over buitenlandse
politiek en de defensie (leger) van de republiek als geheel.
6 Waardoor was Holland met afstand het machtigste gewest in de Republiek?
Het was veruit het rijkste gewest, waar meer dan de helft van de inwoners van de
Republiek woonde; Holland betaalde meer dan de helt helft van de gemeenschappelijke
uitgaven van de Republiek (‘wie betaalt, bepaalt’).
7 Beschrijf de machtspositie van de stadhouder in de Republiek.
De stadhouder was enerzijds een ‘ambtenaar’, in dienst van de Staten van de gewesten,
maar tegelijk had hij in veel steden het recht om bestuurders te benoemen, en hij was
opperbevelhebber van leger en vloot van de Republiek.
8 Beschrijf de machtspositie van de raadpensionaris van Holland (vooral Van
Oldenbarnevelt) in de Republiek.
De raadpensionaris was een ambtenaar, in dienst van het gewest Holland, maar als
woordvoerder van Holland in de Staten-Generaal (dat met afstand het machtigste
gewest was) was hij tegelijk een soort regeringsleider van de Republiek.
9 Hoe stelde Van Oldenbarnevelt zich op tegenover de stadhouders Willem van Oranje
en Maurits?
Hij steunde hen en werkte goed met hen samen; Van Oldenbarnevelt regelde de
politieke zaken, de stadhouder(s) leidden het leger.
3.3
Van Twaalfjarig Bestand naar Vrede van Münster (pagina 48-49)
Onthoofding Van Oldenvarnevelt
1 Waarover verschilden Arminius en Gomarus van mening?
Over de (uitleg van de) leer van Calvijn: volgens Arminius had de mens invloed op het
terecht komen in hemel of hel, volgens Gomarus niet.
2 Het religieuze conflict tussen arminianen en gomaristen werd ook een politiek conflict.
Noem daar twee redenen voor.
-
Overal kozen de regenten partij voor één van de twee standpunten, waarbij in
Holland de arminianen in de meerderheid waren en in andere gewesten de
gomaristen. Ook de twee machtigste mannen in de Republiek, Maurits en Van
Oldenbarnevelt, kwamen op deze manier tegenover elkaar te staan.
-
Holland vond dat de Staten-Generaal zich niet met godsdienst moest bemoeien, de
andere gewesten vonden juist van wel en wilden een nationale synode.
3 Wat hield de ‘Scherpe Resolutie’ in die Holland in 1617 aannam?
Deze resolutie stelde dat besluiten over godsdienst onderdeel waren van de
soevereiniteit van de gewesten – dus een nationale synode was onwettig. Steden kregen
toestemming om zelf soldaten in dienst te nemen om de onrust te bezweren (deze
soldaten moesten de Staten van Holland gehoorzamen en niet Maurits).
4 Hoe reageerde Maurits op de ‘Scherpe Resolutie’?
Hij liet Van Oldenbarnevelt (de leider van Holland) arresteren en trok daarna met zijn
leger langs de steden om de arminianen uit de stadbesturen te zetten.
De laatste oorlogsjaren
5 Hoe verliepen de eerste oorlogsjaren na afloop van het Twaalfjarig Bestand?
Slecht: de Spanjaarden drongen de Republiek in de verdediging en veroverden onder
meer Breda.
6 Wat bracht de Spaanse koning tot het besluit om vrede te sluiten met de Republiek?
Spanje had, mede door de oorlog tegen Frankrijk die in 1635 hervat werd, geen geld
meer; het had de handen vol aan opstanden (in Catalonië en Portugal) die uitbraken
tegen de hoge belastingen om het oorlogvoeren te kunnen betalen.
7 Hoe reageerde de Republiek in eerste instantie op de Spaanse wens om vrede te
sluiten?
Verdeeld. Doordat de Republiek er internationaal goed voor stond, gingen er stemmen
op om door te gaan met de oorlog, vooral om zo de zuidelijke Nederlanden te veroveren.
(Anderen wilden liever vrede.)
8 Welke afspraken werden gemaakt in het vredesverdrag van Münster dat Spanje en de
Republiek in 1648 sloten?
De Republiek werd losgemaakt van het Duitse rijk en erkend als onafhankelijke staat;
het hield de veroverde gebieden in Brabant, Limburg en Vlaanderen, de rest van die
gewesten bleef onder Spaans gezag.
9 Waarom zou je kunnen stellen dat het tweede deel van de Tachtigjarige Oorlog ‘voor
niets’ was geweest?
Omdat de situatie in 1648 nauwelijks verschilde van die in 1621: de protestanten in de
Spaanse Nederlanden en de katholieken in de Republiek kregen geen godsdienstvrijheid
– terwijl dat voor beide partijen een belangrijk strijdpunt was geweest.
3.4
De Gouden Eeuw (pagina 50-51)
Centrum van handelskapitalisme
1 Noem drie dingen die ondersteunen dat de Republiek internationaal ‘aan de top stond’
als handelsnatie.
Drie van de volgende dingen:
-
De lonen in de republiek waren hoger dan waar ook.
-
De handelsvloot van de Republiek was veruit de grootste van de wereld.
-
De handel met Europa bleef groeien, terwijl ondertussen handel met andere
continenten werd begonnen.
-
Amsterdam werd het centrum van het handelskapitalisme, kooplieden uit heel
Europa kwamen daarheen om zaken te doen.
2 Wat was de functie van de nieuw opgerichte Wisselbank en Beurs in Amsterdam?
Bij de Wisselbank konden kooplieden hun geld in bewaring geven, verschillende
geldsoorten omwisselen en geld aan elkaar overboeken. Op de beurs werd gehandeld in
alles wat er maar te verhandelen viel; vraag en aanbod bepaalden de beursprijzen.
3 Waar kwamen in de Gouden Eeuw de meeste nieuwe Amsterdammers vandaan?
Uit de armere delen van de Republiek en uit Duitsland, de Zuidelijke Nederlanden en
Scandinavië.
4 Welke gevolgen had de Tachtigjarige Oorlog voor de economie van de Republiek?
Holland, Zeeland en Friesland hadden er weinig last van (handel, nijverheid en landbouw
bloeiden); de oostelijke en zuidelijke gewesten zakten als gevolg van het oorlogsgeweld
economisch ver weg.
5 Welke factoren worden onderscheiden in de verklaring voor het economische succes
van de Republiek?
-
In Engeland en Frankrijk groeide het volume van de handel minder sterk, omdat
handelaren daar zich bleven richten op traditionele, kostbare producten.
-
De Franse en Engelse economie werd gehinderd door oorlogen en burgeroorlogen.
-
In de relatief kleine Republiek waren er nauwe contacten tussen de regenten en
ondernemers. Dat maakte het mogelijk om slagvaardig te handelen.
VOC en WIC
6 Waarom lieten de Staten-Generaal alle bestaande compagnieën van verre opgaan in
één nieuwe organisatie?
De concurrentie tussen die losse compagnieën was zo sterk dat de prijzen en daarmee
de winsten sterk daalden. Door ze samen te voegen in één bedrijf werd dat probleem
omzeild; sterker nog, de VOC had een monopolie en kon zelf de prijs bepalen.
7 Waaruit blijkt dat de VOC een publiekprivate organisatie was?
De VOC mocht in Azië allerlei dingen doen die normaal alleen regeringen mochten doen:
forten bouwen, soldaten in dienst nemen, oorlog voeren, verdragen en
bondgenootschappen sluiten en gebieden besturen.
8 Hoe ging de VOC te werk?
Java en Ambon werden op de Portugezen veroverd en door de VOC bestuurd. Daarnaast
stichtte de VOC in heel Azië handelsnederzettingen van waaruit, in samenwerking met
de plaatselijke machthebbers, fijne specerijen en later ook koffie en katoen naar Europa
werd verscheept.
9 Hoe ging de WIC te werk?
Net als de VOC stichtte de WIC handelsnederzettingen en koloniën. De handel verliep in
een driehoek: vanuit Europa gingen wapens en andere koopwaar naar West-Afrika, van
West-Afrika gingen er mensen (als slaven) naar Amerika, en van Amerika ging de door
deze slaven verbouwde suiker, tabak en koffie naar Europa.
10 De WIC was minder succesvol dan de VOC. Welke twee oorzaken worden daarvoor
genoemd?
-
De WIC had in Amerika veel sterkere concurrentie dan de VOC in Azië had.
-
De WIC moest ook aan kaapvaart doen. Dat ging ten koste van de inspanningen om
een groot handelsbedrijf te worden.
HOOFDSTUK 4 – DE REPUBLIEK VERLIEST HAAR VOORSPRONG (1648-1702)
Intropagina’s (pagina 58-59)
1 Waarom zat Cornelis de Witt in de Gevangenpoort in Den Haag?
Hij werd beschuldigd van het beramen van een samenzwering tegen de prins van
Oranje.
2 Waarom werden de gebroeders De Witt door een woedende menigte vermoord?
Zij werden door (een groot deel van) het volk gehaat; zij kregen de schuld van de
Franse invasie van de Republiek.
3 Voor welk punt in de geschiedenis van Nederland staat de moord op de gebroeders De
Witt symbool?
Voor het Rampjaar 1672, dat gezien wordt als keerpunt van de voorspoed die de
Republiek bijna een eeuw lang had beleefd – meestal wordt het rampjaar gekozen als
‘eindpunt’ van de Gouden Eeuw.
Oriëntatiekennis (pagina 60-61)
1 Leg uit waarom de Republiek op het hoogtepunt van haar bloeitijd geen stadhouder
had en een verwaarloosd landleger.
De regenten, die het in de republiek voor het zeggen hadden, vonden in vredestijd een
stadhouder niet nodig. Na de dood van Willem II in 1650 besloten ze geen nieuwe
stadhouder te benoemen.
Een sterk landleger vonden de regenten te duur; ze gaven liever geld uit aan een sterke
vloot om daarmee de handel te kunnen beschermen.
2 Schets in twee zinnen de internationale verhoudingen in Europa in het laatste kwart
van de 17e eeuw.
Frankrijk, Engeland en de Republiek waren de machtigste landen. Frankrijk groeide uit
tot het sterkste land; de Republiek en Engeland probeerden (met oorlogen) te
voorkomen dat de Fransen te overheersen werden.
3 Leg uit hoe in de Vrede van Utrecht de strijd om de Spaanse troon werd opgelost.
Een Fransman (uit het huis van Bourbon) kwam op de troon, maar tegelijk werd
afgesproken dat Frankrijk en Spanje nooit dezelfde koning mochten hebben. Zo werd de
vrees voor een te machtig Frans-Spaans ‘blok’ enigszins weggenomen.
4.1
De opkomst van Engeland en Frankrijk (pagina 62-63)
De Zonnekoning
1 Leg uit in welke context Lodewijk XIV besloot het centrale bestuur (met absolute
macht voor hemzelf) te versterken.
Frankrijk verkeerde in chaos: edelen kwamen in opstand tegen het centrale bestuur en
soldaten die terugkeerden uit de Dertigjarige Oorlog trokken plunderend door het land.
De bevolking was het geweld zat. Dat waren gunstige omstandigheden om als koning de
regering zelf op zich te nemen.
2 Wat wordt bedoeld met mercantilisme?
Staatssteun voor de eigen handel en nijverheid door het geven van subsidies voor de
eigen nijverheid en het duurder maken van buitenlandse producten door het heffen van
invoerrechten.
3 Beschrijf telkens in één zin het beleid van Lodewijk XIV op deze vier gebieden: leger,
economie, godsdienst, adel.
- Leger: Het leger werd viermaal zo groot gemaakt en onder strakke controle van de
staat gebracht; hoge edelen haalden niet langer hun eigen legertjes bij elkaar.
- Economie: Een politiek van mercantilisme, d.w.z. het geven van steun aan de eigen
nijverheid en het belemmeren van de invoer van buitenlandse producten door
belastingen op invoer.
- Godsdienst: De rechten van de protestanten werden nietig verklaard: het Edict van
Nantes (waarin in 1589 die rechten waren vastgelegd) werd ingetrokken.
- Adel: Lodewijk dwong de edelen te leven aan zijn hof, zodat hij ze beter in de gaten
kon houden. (Wie zich niet aan het hof vertoonde, was bij voorbaat verdacht!)
Karel II en Lodewijk XIV
4 Vat in twee zinnen de gebeurtenissen in Groot-Brittannië samen na de onthoofding van
Karel I.
Er braken opstanden uit, onder meer van militairen die de standenmaatschappij volledig
wilden afschaffen. Cromwell herstelde de orde, stuurde het parlement naar huis en ging
regeren als een soort dictator.
5 Wat wordt bedoeld met de ‘Restauratie’ van 1660?
De ‘oude’ toestand werd hersteld: het parlement kwam weer bijeen en de monarchie
werd hersteld.
6 Welke twee factoren brachten de Engelse koning Karel II in ‘het Franse kamp’?
Karel II had familiebanden met Lodewijk XIV, en hij werd ‘kort gehouden’ door het
parlement zonder wiens toestemming hij geen nieuwe belastingen mocht heffen.
7 Wat hield het geheime verdrag in dat Lodewijk XIV en Karel II in 1670 sloten?
Lodewijk XIV zou aan Karel II jaarlijks een grote som geld betalen. In ruil daarvoor zou
Karel II meedoen in een oorlog tegen de Republiek, zonder om toestemming van het
Engelse parlement te vragen. (Doordat Lodewijk alles betaalde, was dat niet
noodzakelijk.)
4.2
Het Eerste Stadhouderloze Tijdperk (pagina 64-65)
Staatsgezinden en prinsgezinden
1 Waarom besloten de Hollandse regenten in de Grote Vergadering van 1651 geen
nieuwe stadhouder te benoemen?
De vorige stadhouder, de kort daarvoor overleden Willem II, wilde (net als zijn
voorgangers) meer macht en een sterker landleger. Nu er toch geen opvolger klaar
stond (de zoon van Willem II was net geboren), was voor de regenten een bestuur
zonder stadhouder wel aantrekkelijk.
2 Over welke zaken verschilden de staatsgezinden en de oranjegezinden van mening?
-
Staatsgezinden wilden geen stadhouder, prinsgezinden wel.
-
Staatsgezinden wilden geen erfelijke machthebbers, bij opvolging moest kunde de
doorslag geven. Prinsgezinden zeiden dat alleen de Oranjes de eenheid in (en
veiligheid van) de Republiek konden bewaren.
-
Staatsgezinden vonden dat gewesten soeverein moesten zijn, prinsgezinden wilden
minder soevereiniteit per gewest en meer macht voor de Staten-Generaal en de
stadhouder.
3 Waardoor kon de Republiek de bakermat (= oorsprong) van de Verlichting worden?
Er was relatief veel tolerantie. Dat kwam door de invloed van de regenten, die veel
onderwijs hadden genoten en voor gewetensvrijheid waren; en door het ontbreken van
een centraal gezag, waardoor dingen die op de ene plaats misschien verboden waren, op
een andere plaats wel werden toegestaan. Vooral in handelsstad Amsterdam was veel
vrijheid (dat was belangrijk voor de handel.).
De vrijheid trok veel schrijvers, filosofen en wetenschappers aan, omdat die hier hun
nieuwe ideeën konden laten publiceren zonder gevaar op vervolging.
De nieuwe ideeën tezamen ontwikkelden zich tot wat wij nu de Verlichting noemen.
Buitenlandse politiek
4 Hoe probeerde Johan de Witt oorlog met Engeland en Frankrijk te voorkomen?
Hij probeerde Engeland en Frankrijk tegen elkaar uit te spelen door met beide apart
bondgenootschappen te sluiten: eerst met de Fransen samen tegen de Engelsen, na
1667 met de Engelsen samen tegen de Fransen.
5 Waaruit blijkt dat de Acte van Navigatie op de eerste plaats tegen Holland was gericht?
Goederen mochten alleen Engeland in als ze werden vervoerd door het land dat ze had
geproduceerd. Dat was duidelijk gericht tegen de Hollanders (en Zeeuwen), die de
goederen van andere landen doorvervoerden. Dat bleek ook uit de overvallen van
Engelsen op Hollandse (en Zeeuwse) schepen nadat de wet in werking was gesteld.
6 Wat was de uitkomst van de tweede handelsoorlog tussen de Republiek en Engeland?
De Republiek won die oorlog overtuigend, maar stelde geen strenge eisen voor het
sluiten van vrede, want ze had de steun van Engeland nodig om een Franse inval in de
Zuidelijke Nederlanden af te slaan.
4.3
Stadhouder-koning Willem III (pagina 66-67)
Het Rampjaar 1672
1 Leg uit waarom het ‘rampjaar’ (1672) duidelijk maakte dat de buitenlandse politiek
van Johan de Witt was mislukt.
De politiek van De Witt was erop gericht de vrede met Engeland en Frankrijk te
bewaren, en om een sterke vloot te onderhouden, ten koste van de sterkte van het
landleger. In het rampjaar werd de Republiek door beide landen tegelijk aangevallen. Op
zee kon die aanval worden afgeslagen (dus dat deel van het beleid was succesvol), maar
het landleger was niet tegen deze aanval opgewassen.
2 Hoe verdedigde de Republiek zich tegen de militaire dreiging op zee en op het land?
De Nederlandse vloot hield onder leiding van Michiel de Ruyter stand tegen een FransEngelse overmacht. Het landleger was kansloos; de opmars van het Franse leger kon
alleen worden gestuit door een groot gebied rond Holland onder water te zetten
(Hollandse waterlinie).
3 Na de benoeming van Willem III tot stadhouder hield de Republiek stand. Welke
factoren droegen daar aan bij?
-
Willem III was een kundig legeraanvoerder.
-
De Republiek zocht en vond bondgenoten die tegen Frankrijk wilden vechten,
waardoor het Franse leger in de Republiek verkleind moest worden.
-
De Engelse koning werd in 1674 door het parlement gedwongen de oorlog te staken.
-
Keulen en Münster besloten de strijd op te geven.
4 Leg uit dat Willem III meer bevoegdheden kreeg dan zijn voorgangers, maar het
staatsbestel verder ongemoeid liet.
Hij kreeg in een aantal gewesten het recht om alle belangrijke regenten zelf te
benoemen. Dat recht oefende hij uit, maar hij eiste niet de soevereiniteit op; als
stadhouder was hij strikt genomen in dienst van de Staten.
Glorious Revolution
5 Hoe probeerde Willem III de dreiging van een (katholiek) Frans overwicht in Europa
tegen te gaan?
Hij voerde verschillende coalitieoorlogen (waarin met wisselende bondgenoten tegen
Frankrijk werd gevochten), en hij zocht toenadering tot Engeland door te trouwen met
de oudste dochter (dus troonopvolgster) van de Engelse koning.
6 In 1678 dwongen de regenten in de Republiek Willem III tot vrede met Frankrijk. Maar
in 1685 waren ook zij ‘gealarmeerd’ over een aantal ontwikkelingen. Welke
ontwikkelingen waren dat?
-
Frankrijk had Luxemburg, Straatsburg en het prinsdom Orange veroverd.
-
De Franse koning (Lodewijk XIV) had in 1685 het Edict van Nantes beëindigd: de
protestanten verloren hun rechten.
-
In Engeland kwam in 1685 Jacobus II op de troon. Hij was katholiek en wilde regeren
als een absoluut vorst. Daardoor leek hij bij uitstek een bondgenoot van Lodewijk
XIV.
7 Wat bracht Willem III (met invasievloot) naar Engeland en hoe verliep die invasie?
Vertegenwoordigers van de protestantse meerderheid in het Engelse parlement vroegen
hem Jacobus II te verjagen en boden hem het koningschap aan. De invasie van het
leger dat Willem III op de been had gebracht, ondervond nauwelijks tegenstand. Veel
Engelse officieren liepen over.
8 Leg uit waarom de machtsovername van ‘William and Mary’ in Engeland de ‘Glorious
Revolution’ wordt genoemd.
In de Bill of Rights die door Willem III werd ondertekend, werden de rechten van het
parlement vastgelegd en verstevigd. In Engeland had voortaan het parlement het laatste
woord. Deze omwenteling werd door het protestantse parlement gezien als een
roemrijke (glorious) overwinning.
9 Leg uit hoe de ‘persoonlijke unie’ van de Republiek en Engeland hielp om een Franse
hegemonie over Europa te voorkomen.
De Republiek en Engeland hadden nu dezelfde leider. Ze vormden een protestantse
coalitie die (met andere bondgenoten samen) oorlog voerden tegen Frankrijk, dat zijn
veroveringen moest prijsgeven.
4.4
Het einde van de Gouden Eeuw (pagina 68-69)
Economie in verval
1 Leg met voorbeelden uit dat de economie van de Republiek last had van de
mercantilistische maatregelen die in heel Europa werden genomen.
Frankrijk hief hoge invoerbelastingen op producten die de Republiek produceerde (zoals
Delfts aardewerk, Goudse pijpen, Leidse textiel) en op goederen die ze uit Indië en
andere verre oorden haalde om door te verkopen (zoals suiker). Schotse en
Scandinavische vissers kregen bescherming van hun overheid en konden zo concurreren
met de Nederlandse haringvissers.
2 Leg uit hoe de teruggang van de Hollandse handel tot een neerwaartse spiraal leidde.
Minder Oostzeehandel leidde tot minder scheepsbouw, minder scheepsbouw tot minder
houtzagerijen, zeilmakerijen en touwslagerijen, en dat leidde weer tot minder vraag naar
landbouwproducten als hennep en vlas of ingevoerde producten als hout en teer.
Achteruitgang in de ene sector leidde kortom al snel tot achteruitgang in een andere
sector.
3 De koloniale handel van de Republiek bleef nog enige tijd groeien. Waarom had dat
economisch gezien maar weinig (positief) effect?
De omvang van de handel bleef nog wel groeien (tot 1730), vooral door de vraag naar
nieuwe producten als koffie en thee, maar de winst groeide niet mee; na 1730 daalde
die zelfs. De koloniale handel bracht dus te weinig geld op om grote investeringen te
doen in andere sectoren van de economie.
Ondraagbare schuldenlast
4 In 1715 was de Republiek min of meer failliet. Hoe is dat te verklaren?
Om alle oorlogen tegen Frankrijk te kunnen betalen, hadden de Staten-Generaal enorme
sommen geld geleend. Daarover moest een hoge rente worden betaald. Uiteindelijk kon
zelfs die rente alleen niet meer worden opgebracht (laat staan dat de leningen zelf
konden worden terugbetaald), ook al doordat de inkomsten uit belasting terugliepen
door de teruglopende economie.
5 Het regentenbestuur wist de financiële problemen van de republiek niet op te lossen.
Welke twee oorzaken daarvoor worden genoemd?
-
Het decentrale bestuur was niet slagvaardig genoeg.
-
Een vaste kliek van regentenfamilies bezat zelf grote hoeveelheden obligaties. Zij
profiteerden dus van de hoge rente die de Republiek (aan hen!) moest betalen en
hadden er geen belang bij de schulden omlaag te brengen. Eigenbelang dus.
6 Welke gebeurtenissen toonden aan dat de Republiek in de 18e eeuw geen ‘grote
mogendheid’ meer was?
-
In 1747 viel Frankrijk de Republiek binnen en veroverde moeiteloos gebied in het
zuidwesten.
-
In 1780 was de Republiek kansloos in een zeeoorlog tegen Engeland.
-
In 1795 werd de Republiek bezet door het Franse leger.
EXTRA PARAGRAAF
De Republiek door Britse ogen
1 Welke argumenten kun je aanvoeren voor de bewering dat de titel van het boek De
Republiek, 1477-1806, niet helemaal terecht is?
Een groot deel van het boek gaat over Holland, één van de zeven gewesten van de
Republiek, en dan nog alleen in de Gouden Eeuw (1588-1672).
2 Bedenk een argument dat wel voor deze titel pleit.
Een flink deel van het boek gaat wél over andere gewesten dan Holland en bestrijkt wél
de periode voor en na de Gouden Eeuw. Een titel als ‘Holland in de Gouden Eeuw’ zou
daarom geen beter passende titel zijn.
3 Welke voorbeelden worden genoemd van de ‘partijdigheid’ van Jonathan Israel?
-
Hij toont zijn afkeer van dominees.
-
Hij beschrijft staatsgezinde regenten als onbekwame en oneerlijke lieden.
-
Hij geeft veel aandacht aan zijn ‘held’ Spinoza, en beweert dat deze meer invloed had
dan iedereen altijd heeft gedacht.
4 Geef een onderbouwd oordeel over de bewering: ‘Een historicus die zijn beweringen
met bewijsmateriaal en argumenten onderbouwt, mag best stelling nemen.’
Je eigen oordeel. Bijvoorbeeld: Deels mee eens, want iemand die stelling neemt is
misschien minder ‘voorzichtig’ in zijn uitspraken en dat is spannender / aantrekkelijker
om te lezen dan iemand die alles met ‘misschien’, ‘enerzijds-anderzijds’ (enz.) omkleedt;
maar (dus) deel ook oneens, omdat een historicus die zijn punt wil maken in de bronnen
altijd wel bewijzen en argumenten vindt om dat te onderbouwen, en wie zo werkt
ondermijnt misschien zijn geloofwaardigheid (‘zo kun je alles bewijzen’).
[kader] De burgemeester van Delft en zijn dochter
5 Wat was de ‘boodschap’ van het boek Overvloed en onbehagen van de Britse historicus
Simon Schama?
Dat de Nederlandse calvinisten (streng in de leer en sober als zij waren) zich
ongemakkelijk voelden bij de rijkdom die zij in de Gouden Eeuw wisten te verzamelen:
ze leefden in overvloed, maar voelden zich daar schuldig over.
[kader] Hoe Engeland Hollands glorie plunderde
6 Volgens de historica Lisa Jardine had Engeland veel te danken aan de Republiek. Voer
een argument aan uit dit katern dat voor die bewering pleit, en een argument (ook uit
dit katern) dat tegen die bewering pleit.
- Voorbeeld van een argument voor: Door de invasie van stadhouder Willem III kon in
Engeland de macht van het parlement worden hersteld en verstevigd.
- Voorbeeld van een argument tegen: Dat is een eenzijdige kijk, want de Republiek had
omgekeerd ook veel te danken aan Engeland; dat als eerste een protestantse kerkleer
invoerde; dat de ondergang van de Armada forceerde en daarmee de Nederlandse
opstand redde; dat zijn koning onthoofdde nog voor in de Republiek besloten werd geen
nieuwe stadhouder te benoemen.
7 Engelse studies als Overvloed en onbehagen (door Schama) en De Republiek 14771806 (door Israel) behoren tot de meest gezaghebbende boeken over de Nederlandse
geschiedenis.
Bedenk welke meerwaarde een buitenlandse studie over de Nederlandse geschiedenis
zou kunnen hebben.
Buitenlandse onderzoekers (zoals Schama en Israel) kijken met een onbevangen blik
naar de Nederlandse cultuur en de Nederlandse geschiedenis. Zij hebben van huis uit (of
van school uit) niet al een bepaald verhaal meegekregen dat bewust of onbewust een rol
speelt in hoe ze zoeken en kijken naar dingen.
Download