HOOFDSTUK 1 – CENTRALISATIE EN REFORMATIE Intropagina’s (pagina 8-9) 1 Wat stond centraal in het geloof van de wederdopers? Het afwijzen van de kinderdoop: daarover stond niets in de Bijbel. Wederdopers lieten zich als volwassenen opnieuw dopen, naar het voorbeeld van Jezus Christus. 2 Waarom verzamelden zoveel wederdopers zich in de stad Münster? De wederdopers dachten dat in die stad Jezus binnenkort zijn eindoordeel zou vellen (dat de ondergang van de wereld was aangebroken, behalve voor de gelovigen die zich in Münster verzameld hadden). 3 Welke maatregelen nam Johan Beukelszoon nadat hij zich in Münster tot koning had laten uitroepen? Hij liet alle boeken verbranden, behalve de Bijbel; hij schafte geld en privébezit af – alles werd gemeenschappelijk bezit, ook vrouwen (d.w.z. een man kon meerdere vrouwen nemen); inwoners die zich niet lieten herdopen, werden vermoord. 4 Hoe eindigde de ‘opstand’ van de wederdopers? Na een beleg van achttien maanden door het leger van de plaatselijke bisschop, viel de stad door verraad. De wederdopers werden gruwelijk gestraft; wie niet terug wilde keren tot de kerk, werd gedood (alle niet-gevluchte mannen werden hoe dan ook gedood). Jan van Leiden werd doodgemarteld, zijn lijk werd in een kooi opgehangen als afschrikwekkend voorbeeld. Oriëntatiekennis (pagina 10-11) 1 Welk verband is er tussen de reformatie en de toenemende macht van de koningen in Europa? Koningen geloofden dat geloofsverdeeldheid zou leiden tot chaos en burgeroorlog. Zij grepen de reformatie aan om meer macht naar zich toe te trekken: zij zouden de rust en orde (ook in het geloof) herstellen. 2 Wie was in de 16e eeuw de machtigste vorst in Europa (en waardoor)? Karel V. Hij was leider van het Habsburgse rijk, dat Spanje, Oostenrijk, Hongarije, Tsjechië, grote delen van Italië en de Nederlanden omvatte. Als koning van Spanje heerste hij ook over gebieden in Zuid- en Midden-Amerika. 3 De meeste Nederlandse gewesten waren vanouds min of meer zelfstandige staatjes. Hoe en wanneer werden ze verenigd? De hertog van Bourgondië slaagde er in het begin van de 15e eeuw in de meeste Nederlandse gewesten in handen te krijgen; hij verenigde ze in een nieuw rijk, het Bourgondische rijk; toen de Bourgondische monarchie uitstierf, kwamen de Nederlanden in handen van de Habsburgers. 1.1 De koningen van Engeland en Frankrijk (pagina 12-13) Centralisatie 1 Noem vier maatregelen die de nieuwe Engelse koning Hendrik VII nam om zijn positie te verstevigen. - De privélegers van de hoge edelen werden ontbonden, voortaan was het verboden om geüniformeerde troepen in dienst te hebben. - De invloed van de hoge adel op de rechtspraak werd beperkt: voor belangrijke rechtszaken kwam er een speciale Koninklijke rechtbank. - De steden leverden een deel van hun zelfstandigheid in. - Op het platteland kregen lage edelen steeds meer richtlijnen en instructies voor de taken die ze daar namens de koning uitvoerden. 2 Waaruit blijkt dat het Engelse parlement een sterke tegenkracht vormde voor de macht van de vorst? De koning vroeg voortdurend om toestemming van het parlement (Hogerhuis en Lagerhuis). Bijvoorbeeld om belastingen te heffen. 3 Noem twee overeenkomsten en één verschil tussen de positie van de koning van Engeland en de koning van Frankrijk. Overeenkomsten: - Beiden maakten een einde aan de privélegers van de edelen. - Beiden stelden Koninklijke rechtbanken in. Verschil: In Engeland had het parlement veel macht (het vormde in elk geval een belangrijke tegenkracht voor de macht van de koning), in Frankrijk had het parlement weinig te vertellen. Worstelen met de reformatie 4 Hoe reageerden koningen op de reformatie? Zij onderdrukten andersdenkenden (zoals protestanten), omdat ze meenden dat geloofsverdeeldheid alleen maar kon leiden tot chaos en burgeroorlog. 5 Waarom veranderde Hendrik VIII van trouwe katholiek tot stichter van een ‘eigen’ Anglicaanse kerk? Hendrik VIII wilde zijn huwelijk ongeldig laten verklaren om te kunnen trouwen met een hofdame. Toen de paus hem daarvoor geen toestemming gaf, dwong hij de Engelse bisschoppen (en het parlement) om zelf hun goedkeuring te geven. Toen het parlement hem daarna tot hoofd van de Engelse (‘Anglicaanse’) kerk uitriep, was de breuk met Rome een feit. 6 Hendrik VIII nam maar een deel van de ideeën van de reformatie over. Welke twee maatregelen die hij nam pasten bij de reformatie? - De kloosters werden opgeheven. - De Bijbel werd in het Engels vertaald, zodat deze gelezen kon worden door gewone gelovigen (mits zij konden lezen uiteraard). 7 Welke ideeën van de reformatie werden overgenomen onder Hendriks zoon Eduard? - Kerk werden van hun beelden ontdaan. - Geestelijken mochten voortaan trouwen. - De katholieke mis werd vervangen door een protestantse kerkdienst met preek, gebed, Bijbellezing en psalmgezang. 8 Waardoor veranderde de Franse koning Frans I van gematigd katholiek in een fel vervolger van protestanten? De protestanten werden steeds fanatieker; in 1534 werd een opruiend aanplakbiljet zelfs op de deur van de Koninklijke slaapkamer aangetroffen. Frans I voelde zich bedreigd en gaf opdracht ketters op te sporen en terecht te stellen. 1.2 De Nederlanden onder de Bourgondiërs en de Habsburgers (pagina 14-15) Bourgondiërs en Habsburgers 1 Wat was in de Middeleeuwen de staatkundige toestand van de Nederlanden? De gewesten waren aparte staatjes. Holland, Brabant en een paar andere gewesten hoorden bij het Duitse rijk. Vlaanderen en een paar zuidelijke gewesten hoorden bij Frankrijk – maar in praktijk hadden de Duitse keizer en Franse koning er weinig te vertellen. 2 Leg uit hoe de Bourgondische vorsten een zekere mate van eenheid in de Nederlanden probeerden te krijgen. Zij voerden een politiek van centralisatie: in Brussel kwam een paleis dat als regeringscentrum ging dienen; ze stelden een hoogste rechtbank en een centrale rekenkamer in (voor geldzaken); en ze vormden de Staten-Generaal, waarin alle gewesten vertegenwoordigd waren. 3 Hoe kwamen de Nederlanden onder het huis van Habsburg? De laatste Bourgondische vorst sneuvelde op het slagveld. Zijn dochter trouwde met Maximiliaan van Habsburg. Vanaf dat moment was de heer van de Nederlanden dus afkomstig uit het Habsburgse huis. Karel V 4 Welke ‘titels’ had Karel V? En aan welke daarvan ontleende hij weinig en welke daarvan juist veel macht? Karel V was keizer van het Habsburgse rijk, heer van de Nederlanden, en koning van Spanje. Een groot deel van zijn macht dankte Karel aan Spanje, want dat koninkrijk beheerste grote delen van Italië en nam grote delen van de pas ‘ontdekte’ Nieuwe Wereld (Amerika) in bezit – de twee gebieden die de grootste rijkdommen opleverden. 5 Leg uit hoe Karel V de centralisatiepolitiek in de Nederlanden voortzette. Hij vormde in 1531 drie nieuwe bestuursinstellingen, die boven de gewesten kwamen te staan: de Raad van State, de Geheime Raad en de Raad van Financiën. 6 Wat was de oorsprong van de functies van landvoogd en stadhouder? Een landvoogd was de vervanger van Karel in Brussel; deze functie werd door Karel V zelf ingesteld, omdat hij zelf niet vaak in de Nederlanden was. Een stadhouder was de door de landsheer benoemde plaatsvervanger van die landsheer in een gewest; deze functie bestond al onder de Bourgondiërs. 7 Waarom voerde Karel V in de Nederlandse nieuwe belastingen (zoals de Tiende Penning) in? Karel V voerde voortdurend oorlogen (vooral tegen ‘de ongelovigen’: protestanten en moslims) en zat daardoor voortdurend in geldnood. Om die oorlogen te kunnen betalen, kwam hij met nieuwe belastingen. 8 Leg uit hoe Karel V de zeventien Nederlands gewesten tot één staatkundige eenheid maakte. In 1548 liet hij de Staten-Generaal en de Duitse rijksdag verklaren dat de Nederlanden een afzonderlijk en onafhankelijk deel van het Duitse rijk waren. 1.3 Karel V en de reformatie (pagina 16-17) Reformatie in Duitsland 1 Leg uit dat de reformatie van Luther niet ‘uit de lucht kwam vallen’. Onvrede over de rooms-katholieke kerk bestond al voor Luther actief werd; veel gelovigen ergerden zich aan de rijkdom en inhaligheid van de kerk. De elite werd al door het humanisme tot kritisch denken over de kerk aangezet. 2 Wat was voor Luther aanleiding om de leer en praktijken van de kerk aan te vallen? De verkoop van aflaten om de bouw van de Sint Pieter in Rome te bekostigen. Met die aflaten konden gelovigen straf voor hun zonden afkopen. Luther vond dat oplichterij. 3 Over welke punten waren de (meeste) kerkhervormers het eens? Het ware geloof is alleen in de Bijbel te vinden; priesters kunnen geen zonden vergeven. Priesters mogen geen aparte stand vormen met allerlei voorrechten. Het aanbidden van heiligen en heiligenbeelden is verkeerd (alleen God en Christus mogen worden aanbeden). 4 Waarom namen in Duitsland Duitse vorsten de leiding bij de kerkhervorming? Omdat Luther hen daartoe opriep, en omdat ze het aantrekkelijk vonden om de kerk in hun macht te krijgen vanwege de vele bezittingen die ze zich zo konden toeëigenen (zoals de kloosters, die allemaal werden opgeheven). 5 Hoe reageerde Karel V op de reformatie? Hij probeerde het protestantisme te onderdrukken en voerde daar jarenlang oorlog voor. In het Duitse rijk lukte het hem echter niet het protestantisme uit te roeien. In de Vrede van Augsburg stond hij Duitse vorsten toe voortaan zelf te bepalen welk geloof hun onderdanen moesten hebben. Onderdrukking in de Nederlanden 6 Hoe reageerde Karel V op de reformatie in de Nederlanden? Hij trad hard op tegen ‘ketters’ (protestanten), met het verbieden en verbranden van ‘verboden’ boeken en het instellen van een inquisitie om ketters op te sporen en terecht te stellen. 7 Hoe is te verklaren dat het aantal terechtgestelde protestanten in de Nederlanden relatief laag was? Stadsbestuurders, edelen en gewestelijke besturen werkten niet erg mee met zijn strenge vervolgingsbeleid; zij hadden een afkeer van bloedige onderdrukking, en eraan meewerken zou ook hun eigen gezag ondermijnen. 8 Hoe stond de reformatie in de Nederlanden ervoor toen Karel V in 1555 aftrad? Het protestantisme leek zo goed als verdwenen; het leek of de grote meerderheid zich door de harde onderdrukking had neergelegd bij de bestaande toestand. Onder de oppervlakte was de steun voor de protestantse ideeën alleen maar gegroeid, zoals al spoedig zou blijken. 9 Noem vier kenmerken van de calvinistische leer. - De mens kan niets doen om zijn redding af te dwingen, God heeft al bepaald wie verdoemd zijn tot de hel en wie zalig zullen voortleven in de hemel. - Een leven van hard werken en sober en vroom leven (vol Bijbelstudie en gebed) is belangrijk. - De overheid moet toezien op het juiste gedrag en juiste geloof van haar onderdanen. - Als de overheid die plicht niet nakomt, mogen gelovigen (onder leiding van edelen) zich verzetten en in opstand komen. 1.4 Economie en maatschappij in de Nederlanden (pagina 18-19) Vlaanderen en Brabant 1 Leg uit dat Vlaanderen en Brabant rond 1500 de rijkste en economisch meest ontwikkelde gewesten waren. Deze gewesten behoorden tot de dichtstbevolkte van Europa; veertig procent van de bevolking van de Nederlanden woonde hier. Vlaanderen en Brabant waren erg succesvol in de internationale handel, onder meer dankzij de eigen textielnijverheid; de handelscontacten strekten zich over heel Europa uit. 2 Waaraan dankte Antwerpen zijn positie als centrum van de wereldhandel? Aan de groei van de Atlantische handel, die mede het gevolg was van de ontdekking van een zeeroute naar Indië (Azië) door de Portugezen. De Portugezen kozen Antwerpen als de plek om hun producten te verhandelen tegen andere waren. Daardoor werd Antwerpen het handelscentrum en financiële hart van Europa. Holland 3 Waardoor was Holland in de 14e en 15e eeuw zo verstedelijkt? Door vervening was op het platteland de grond ongeschikt geworden voor de landbouw; de Hollanders waren massaal weggetrokken om te leven van visserij, handel, scheepvaart en nijverheid – activiteiten die vanuit stedelijke centra plaatsvinden. 4 Wat wordt bedoeld met ‘moedernegotie’ en hoe is het ontstaan van die moedernegotie te verklaren? De basis van alle handel; dat was de handel op de Oostzee (vooral in graan, maar ook in grondstoffen als hout, teer en pek). Deze was ontstaan doordat Hollanders hun graan moesten invoeren. Dat deden ze zo voortvarend dat ze al snel graan konden doorverkopen aan de rest van Europa. 5 Hoe profiteerde Amsterdam van de groei van de Hollandse handel? Het graan werd opgeslagen in Amsterdamse pakhuizen. (Zo kon ook de prijs van het graan beïnvloed worden.) Amsterdam werd een soort tussenmarkt voor allerlei producten en groeide door deze handel uit tot grootste stad van Holland. 6 Leg uit hoe het ontbreken van een sterke feodale traditie de commercialisering van de landbouw in Holland mogelijk maakte. Hollandse boeren waren niet afhankelijk van de adel of een landsheer (ze hoefden ook geen deel van hun oogst aan hen af te staan); ze waren vrij om de zaken naar eigen inzicht aan te pakken. Door de nabijheid van vele steden besloten zij zich te specialiseren in tuinbouw, vlees, zuivel of nijverheidsgewassen. 7 Waardoor wist Holland een grote mate van autonomie af te dwingen? De Hollandse bevolking was relatief rijk en bracht veel belastingen op; Holland had dus een sterke positie om met Karel V en met de andere gewesten te onderhandelen; het wist onder meer veel zelfstandigheid te bedingen voor zijn steden en voor het gewestelijke bestuur zelf. HOOFDSTUK 2 – DE NEDERLANDSE OPSTAND (1555-1588) Intropagina’s (pagina 24-25) 1 Waarom kwamen de calvinisten in 1566 bijeen in de open lucht (in plaats van binnen de stadsmuren)? Omdat ze zelf geen kerken hadden; buiten de stadsmuren waren ze veiliger, vooral als de hagenpreek op het landgoed van een (hen goedgezinde) edelman was, want daar mochten de autoriteiten niet komen. 2 Welke rol speelde de prijs van brood in de hagenpreken? De predikanten (die de hagenpreken hielden) gaven de schuld van de hoge broodprijzen aan de katholieke kerk; de armoede zou een straf van God zijn voor het vereren van beelden. 3 Wat hield ‘de Beeldenstorm’ in? Het vernielen van beelden (en vaak veel meer) in plattelandskerken en kloosters, eerst in Vlaanderen, daarna ook in andere gewesten en in de steden. 4 Wat was een direct gevolg van de Beeldenstorm? Filips II was over de Beeldenstorm zo verontwaardigd dat hij de hertog van Alva naar de Nederlanden stuurde om ze een lesje te leren. Oriëntatiekennis (pagina 26-27) 1 Leg uit hoe Filips II reageerde op de reformatie. Filips zag het als zijn taak het rooms-katholieke geloof te beschermen; hervormers beschouwde hij als ketters, tegen wie genadeloos moest worden opgetreden. 2 Waardoor (mede) wist Filips II de Opstand niet neer te slaan? Filips moest (wilde) op teveel fronten tegelijk voeren – tegen Frankrijk, het Turkse rijk, Engeland, in Spanje zelf – waardoor zijn schatkist leeg raakte. 3 Waardoor werd Willem van Oranje de belangrijkste edelman in de Nederlanden? Op elfjarige leeftijd erfde hij van een kinderloze oom een vorstendom in Zuid-Frankrijk (Orange) en omvangrijke bezittingen in de Nederlanden zelf. Als belangrijkst (jonge) edelman nam Karel V hem onder zijn hoede; dat versterkte zijn positie nog verder. 4 Welke rol speelde Willem van Oranje in de Nederlandse Opstand? Willem van Oranje werd leider van de Opstand. Daarop liet Filips II hem vogelvrij verklaren; hij werd in 1584 vermoord. 5 Welke oorzaken worden genoemd van de Gouden Eeuw in de Republiek? De verdere groei van de Oostzeehandel (de ‘moedernegotie’) en de commerciële landbouw, en de neergang van de zuidelijke Nederlanden die onder Habsburgs bewind bleven. 2.1 Rust in Engeland, oorlog in Frankrijk (pagina 28-29) Bloody Mary en de Virgin Queen 1 Welk beleid voerde ‘Bloody Mary’ op godsdienstig gebied? Zij herstelde (nadat in 1547 de protestantse leer was ingevoerd) het roomskatholicisme, trouwde met de fanatieke katholiek Filips en liet protestanten vervolgen. 2 Welk beleid voerde Elizabeth I (de ‘Virgin Queen’) op godsdienstig gebied? Zij voerde opnieuw de protestantse leer in, maar ze stelde zich tegenover katholieken (en protestante dissidenten) relatief gematigd op – deze werden niet vervolgd, alleen beboet wanneer ze uit de Anglicaanse kerk wegbleven. 3 Waarom was de toekomst van het protestantisme in Engeland onder Elizabeth I nog jarenlang onzeker? De meeste Engelsen waren katholiek. Elisabeth had geen kinderen, waardoor haar katholieke halfzuster de volgende vorst zou zijn. De paus en de koning van Spanje probeerden Elizabeth van de troon te verdrijven. 4 Waarom steunde Elisabeth I de Nederlandse opstandelingen? Om te voorkomen dat Filips II vanuit Vlaanderen tienduizenden soldaten (aan boord van de Armada) naar Engeland zou overzetten. 5 Waardoor ging de onoverwinnelijk geachte Armada ten onder? Door ongelukken, misverstanden, tegenstand van de Engelse vloot en ongunstig weer. Wat ook niet hielp was de blokkade van de Vlaamse havens door de opstandelingen in de Republiek; daardoor kon het Spaanse leger niet aan boord (en moest de Armada lang wachten op open water, wat haar kwetsbaar maakte). De Bloedbruiloft 6 Hoe is te verklaren dat de meeste Franse protestanten volgers van Calvijn waren? Calvijn sprak Frans, werkte in Genève (aan de Franse grens) en veel protestantse vluchtelingen keerden vanuit Genève terug naar Frankrijk om er de nieuwe calvinistische leer te verkondigen. 7 Wat was de positie van de protestanten in Frankrijk omstreeks 1570? Zij hadden een groot deel van Zuid-Frankrijk in handen en veel steden. In het noorden en in Parijs bleven de katholieken de baas. 8 Wat was de aanleiding voor de ‘Bloedbruiloft’? Een belangrijke hugenotenleider raakte kort na de bruiloft gewond door een aanslag van fanatieke katholieken. Uit angst voor wraak door het hugenotenleger dat buiten Parijs lag, besloten de katholieke leiders (die de koning overhaalden) om de belangrijkste hugenoten in de stad te laten ombrengen. 9 Vat in twee zinnen samen wat de Bloedbruiloft inhield. De moord op tweeduizend hugenoten in Parijs in de dagen na de bruiloft tussen de leider van de hugenoten en de zuster van de Franse koning. In de weken daarna werden in de rest van Frankrijk nog eens duizenden hugenoten vermoord. 10 Leg uit hoe de troonwisseling van 1584 leidde tot verheviging van de burgeroorlog in Frankrijk. In 1584 kwam Hendrik III op de Franse troon. Doordat hij geen kinderen had, was de hugenotenleider Hendrik van Navarra de troonopvolger. De fanatieke katholieken in Frankrijk stelden alles in het werk om dat te voorkomen; ze werkten daarbij zelfs samen met een buitenlandse vorst (Filips II) en trokken ten strijde tegen hun eigen (gematigd katholieke) koning. 2.2 Opstand in de Nederlanden (pagina 30-31) Beeldenstorm 1 Welke drie redenen worden genoemd voor de ontevredenheid in de Nederlanden vanaf 1559? - De hoge belastingdruk: Filips liet de Nederlanden flink meebetalen aan de vele oorlogen die hij voerde. - De centralisatie: edelen en bestuurders in de steden ergerden zich aan het verlies van hun zelfstandigheid, steeds vaker werden ze gecontroleerd door ambtenaren van Filips of namen die hun taken over. - Geloofsvervolging: Filips gaf Nederlandse bestuurders de opdracht hard op te treden tegen het calvinisme. Zij zagen dat niet zitten, harder optreden zou alleen maar meer problemen geven. 2 Welk verband is er tussen het smeekschrift van de lage edelen en het uitbreken van de Beeldenstorm? In het smeekschrift vroegen (eisten) de lage edelen om minder hard op te treden tegen ‘ketters’. Het voorlopig inwilligen van deze eis door de landvoogdes (in afwachting van een besluit door Filips zelf) moedigde protestanten aan om hun geloof min of meer openlijk te belijden in de hagenpreken – en op die hagenpreken werd de stemming zo opgehitst dat de vlam in de pan sloeg en de Beeldenstorm losbrak. Het smeekschrift kun je dus zien als een indirecte oorzaak van de Beeldenstorm. 3 Waarom stuurde Filips II de hertog van Alva naar de Nederlanden? Filips was woedend over de Beeldenstorm en gaf Alva opdracht het calvinisme in de Nederlanden ‘met wortel en tak’ uit te roeien en het bestuur verder te centraliseren (de gewestelijke en stedelijke bestuurders traden immers veel te slap op, zij hadden gefaald). 4 Welke maatregelen nam ‘de ijzeren hertog’ (Alva) bij aankomst in de Nederlanden? Hij stelde een speciale rechtbank in waar (zonder tussenkomst van de bestaande rechtbanken) ketters veroordeeld konden worden. Hij zette de centralisatie voort. En hij voerde nieuwe belastingen in, zoals de Tiende Penning. Het begin van de Opstand 5 Wie worden bedoeld met ‘geuzen’? Mensen uit de Nederlanden die naar Engeland en Duitsland waren gevlucht voor Alva (veelal calvinisten) en die daar gewapende bendes vormden waarmee ze hoopten Alva te kunnen verdrijven. 6 Leg uit hoe de inname van Den Briel de opstand ‘aan het rollen’ bracht. Eerder dan gepland en bij toeval namen de geuzen Den Briel in. Zij hadden nu een haven om te landen en andere steden te dwingen hun poorten voor hen te openen (dus aan de Opstand mee te doen). Hoe meer steden meededen, hoe lager de drempel was om óók de kant van de opstandelingen te kiezen (of: hoe gevaarlijker het was dat niet te doen!). 7 Welke rol speelde de Bloedbruiloft in het strijdverloop van de Opstand? In de plannen van de opstandelingen zou een hugenotenleger vanuit het zuiden oprukken om het Spaanse leger aan te vallen. Door de moord op de hugenotenleiders in de Bloedbruiloft kwam dat leger er niet; dat gaf Alva de kans de opstandige steden weer terug te veroveren. (Je kunt ook zeggen: doordat Alva bij het innemen van de opstandige steden geen genade toonde, versterkte hij de angst / de vastberadenheid onder de opstandelingen.) 8 Wat hield de ‘Pacificatie van Gent’ in? De Pacificatie van Gent was een afspraak tussen de gewesten om samen de Spaanse soldaten (die door het uitblijven van hun soldij massaal aan het plunderen waren geslagen) te verjagen, en om voorlopig in Holland en Zeeland alleen het calvinisme toe te staan en in de andere gewesten alleen het katholicisme, maar zonder vervolgingen van andere geloven. 2.3 Stichting van de calvinistische Republiek (pagina 32-33) Los van de koning 1 Wat was het doel van de Unie van Atrecht en wat van de Unie van Utrecht? De Unie van Atrecht was een bondgenootschap tussen drie zuidelijke gewesten en de (nieuwe) landvoogd Parma, met als doel de calvinisten buiten de deur te houden. Die calvinisten hielden zich niet aan de afspraken uit de Pacificatie van Gent en probeerden overal in de Republiek de kerken over te nemen. De Unie van Utrecht was een reactie op de Unie van Atrecht: de noordelijke gewesten voelden zich bedreigd en werkten samen om zich te verdedigen. 2 Wat hield het ‘Plakkaat van Verlatinghe’ in? Het opzeggen van hun trouw aan Filips door de (noordelijke) gewesten. Het Plakkaat stelde dat onderdanen die door hun vorst onderdrukt werden (vooral op godsdienstig gebied!) het recht hadden hem af te zetten en een nieuwe vorst te zoeken die hun rechten wel eerbiedigde. 3 Wat was het doel van de benoemingen van de hertog van Anjou en de graaf van Leicester tot landsheer van de Nederlanden? Door een broer van de Franse koning en daarna een vertrouweling van de Engelse koningin als lansheer te kiezen, hoopten de noordelijke gewesten op steun uit Frankrijk en Engeland. 4 Leg uit waarom in 1588 de ondergang van de Armada (waarschijnlijk) het bestaan van de jonge Republiek redde. In 1588 had de landvoogd Parma Vlaanderen, Brabant en grote delen van de oostelijke en noord-oostelijke gewesten veroverd; de Republiek was aan alle kanten omsingeld. Maar voor de Armada waarmee Filips Engeland wilden binnenvallen, moest Parma tienduizenden soldaten apart houden. Die konden niet meer worden ingezet in de strijd tegen de opstandige gewesten en dat gaf de opstandelingen tijd om hun verdediging te organiseren. Gewetensvrijheid 5 Welke oplossing zag Willem van Oranje voor de geloofsverdeeldheid in de Republiek en waardoor bleek die oplossing niet haalbaar? Zijn oplossing was een soort godsdienstvrijheid: verschillende geloven moesten gewoon naast elkaar kunnen bestaan. De calvinisten (of gereformeerden) in Nederland zagen daar niets in, zij wilden het katholicisme uitbannen - en deden dat ook op alle plekken waar zij het voor het zeggen kregen. Willem van Oranje moest zich daar wel bij neerleggen, want de fanatieke calvinisten – hoe klein die groep ook was – waren een onmisbare bondgenoot in de strijd tegen het Spaanse leger, en de meeste regenten kozen de kant van de fanatieke calvinisten. 6 Het calvinisme werd in de Republiek niet de staatsgodsdienst; de Gereformeerde Kerk werd er wel de publieke kerk. Leg uit wat het verschil is. Bij een staatsgodsdienst moet iedereen lid zijn van de ‘ware’ kerk; de overheid moet haar onderdanen er desnoods toe dwingen. Een publieke kerk gaat minder ver: je moet lid zijn van die kerk om een publieke functie te krijgen, maar er is geen geloofsdwang en de overheid bemoeit zich niet actief met geloofskwesties. 7 Hoe was de godsdienstige situatie in de Republiek in de praktijk? Die verschilde van plaats tot plaats: op sommige plaatsen was alles anders dan calvinisme streng verboden, op andere plaatsen werden andere geloven oogluikend toegestaan, zolang het maar niet te veel opviel. De gereformeerden (strenge calvinisten) vormden in 1588 maar tien procent van de bevolking van de Republiek. 2.4 Het begin van de Gouden Eeuw (pagina 34-35) De val van Antwerpen 1 De term Gouden Eeuw blijkt van toepassing op slechts een deel van de Republiek. Leg uit waarom. De periode van grote economische bloei geldt vooral Holland, Zeeland en Friesland; andere gewesten werden jarenlang verlamd door de oorlog, die zich na 1576 vooral op hun grondgebied afspeelde. (Maar: Holland en Zeeland waren ook voor de Opstand al de economisch meest succesvolle gewesten.) 2 In welke twee opzichten was de Gouden Eeuw een voortzetting van eerdere ontwikkelingen? - De landbouw bleef profiteren van de Oostzeehandel (die de graanprijs laag hield) en de bevolkingsgroei: dat waren gunstige voorwaarden voor de commerciële landbouw. - Nijverheidstakken als de scheepsbouw, houtzagerij en zeilmakerij bleven profiteren van de almaar toenemende zeehandel. 3 Leg uit hoe het oorlogsverloop van de Opstand de noordelijke zeegewesten economisch voordeel opleverde. Brabant en Vlaanderen (vanouds economisch sterke gewesten) werden door het oorlogsverloop zwaar getroffen: zij vormden het strijdtoneel, zij moesten geld lenen aan Filips dat nooit werd terugbetaald, zij werden door muitende soldaten geplunderd, zij verloren tienduizenden welgestelde en productieve inwoners die naar het noorden vluchtten. Het oorlogsverloop legde met andere woorden de zuidelijke gewesten lam, en gaf de noordelijke gewesten de kans hun positie als centrum van handel en nijverheid over te nemen. Een versnipperd land 4 Waaruit blijkt dat de Republiek economisch geen echte eenheid was? Gewesten en steden hadden ieder een eigen munt, hieven invoer- en uitvoerrechten, en beschermden hun eigen privileges en (door middel van gilden) ambachtslieden. 5 Welke vier verschillen worden genoemd tussen de kustprovincies en de landprovincies van de Republiek? - In de landprovincies had de adel veel invloed, in de kunstprovincies weinig. - In de landprovincies was weinig commerciële landbouw, in de kustprovincies veel. - In de landprovincies was weinig stedelijke bedrijvigheid en handel, in de kustprovincies veel. - De landprovincies werden lange tijd getroffen door oorlogsgeweld, de kustprovincies bleven daar na 1576 van gespaard. 6 Welke factoren bevorderden het bestaan van een overlegcultuur in (vooral) de Hollandse steden? Tussen de burgers in het stadsbestuur en de economisch actieve (succesvolle) burgers bestonden vaak persoonlijke en familierelaties, ook over de steden heen. In de Hollandse steden moesten de achttien steden bovendien voortdurend compromissen sluiten om iets voor elkaar te krijgen. Overleg voeren en zoeken naar gemeenschappelijke belangen was daar vanzelfsprekend. 7 Waarin verschilde de economie van de zeegewesten van de Republiek met de economie van Engeland en Frankrijk? - In Frankrijk was veel grootgrondbezit; grond werd verpacht aan kleine boeren, die niet voor de markt werkten maar zelfvoorzienend waren. In de zeegewesten in de Republiek was weinig grootgrondbezit en juist veel commerciële landbouw van zelfstandige boeren. - Ook in Engeland was grootgrondbezit een belangrijke inkomstenbron, al ontstond daar wel meer commerciële landbouw. - Engeland en Frankrijk waren wel actief in de internationale zeehandel, maar de handel speelde er een veel minder belangrijke rol dan in de zeegewesten van de Republiek. HOOFDSTUK 3 – EEN GOUDEN EEUW VOOR DE REPUBLIEK Intropagina’s (pagina 40-41) 1 Noem vier dingen die getuigen van de ‘koninklijke allure’ die Frederik Hendrik zich liet aanmeten. - Frederik Hendrik en zijn vrouw Amalia lieten prachtige paleizen en buitenverblijven bouwen. - Ze lieten beroemde kunstenaars voor zich werken en kochten een overvloed aan andere luxe goederen. - Ze breidden hun hofhouding uit van 100 naar 250 bedienden en gaven steeds grotere feesten en partijen. - Frederik Hendrik liet zich na 1637 niet meer aanspreken als ‘excellentie’ maar als ‘hoogheid’, zoals andere vorsten dat deden. 2 Waarom weerspiegelde het huwelijk van Willem II met Mary Stuart het succes van de Republiek? Kennelijk was een prins uit het Oranjehuis nu een voldoende aantrekkelijke huwelijkspartner voor de dochter van de koning van Engeland. Het liet zien dat de Republiek op voet van gelijkheid stond en omging met de grote landen om zich heen. Oriëntatiekennis (pagina 42-43) 1 Leg uit dat de positie van Fredrik Hendrik heel anders was dan die van de koningen van Engeland, Frankrijk en Spanje. De koningen van Engeland, Spanje en Frankrijk probeerden te regeren zonder inmenging van vertegenwoordigende organen zoals een parlement (in Engeland mislukte dat: het parlement won de strijd met de koning). Frederik Hendrik was geen alleenheerser, hij was in dienst van de Staten en moest voor van alles en nog wat met de regenten overleggen. 2 In 1609 sloot Spanje een wapenstilstand met de Republiek. Noem een belangrijke oorzaak voor dat besluit. De Spaanse economie was (mede door de aanhoudende reeks oorlogen die de Spaanse koning had gevoerd) te zwak om de strijd met de Republiek te blijven bekostigen. (Je kunt ook zeggen: de Spaanse koning gaf voorrang aan behoud van andere gebieden.) 3 Beschrijf in drie zinnen het karakter van de Dertigjarige Oorlog. De Dertigjarige Oorlog was een ingewikkeld mengsel van strijd tussen katholieken en protestanten, tussen Duitse vorsten onderling en tussen de grote Europese mogendheden, terwijl daar doorheen ook allerlei krijgsheren met eigen legers actief waren. De strijd werd vooral op Duits grondgebied gevoerd en verwoestte grote delen van het land en zijn bevolking door honger, ziekte en geweld. 4 Welk gevolg had de vrede van 1648 voor het Duitse rijk? De Duitse staten waaruit dat rijk bestond, werden vrijwel zelfstandig, de Republiek en Zwitserland werden volledig zelfstandig. Op papier bestond het Duitse rijk nog wel, maar in werkelijkheid stelde het weinig meer voor. 3.1 Burgeroorlog in Engeland, godsdienstvrede in Frankrijk (pagina 44-45) Burgeroorlog in Engeland 1 Wat hield het Drievoudig Verbond in (en wat was het doel ervan?) Het Drievoudig Verbond was een bondgenootschap tussen Engeland, Frankrijk en de Republiek, bedoeld om Spanje af te schrikken. 2 Welke twee oorzaken worden genoemd van de spanningen tussen koning Jacobus enerzijds en parlement en puriteinen anderzijds? Jacobus vond dat hij zijn macht van God had gekregen en dus geen goedkeuring door het parlement nodig had, en hij weigerde de Anglicaanse kerk strenger protestants te maken (zoals de puriteinen eisten). 3 Waarom liet koning Karel I in 1610, na elf jaar, het parlement weer bijeenroepen? Karel I had geld nodig om een opstand in Schotland te onderdrukken en alleen het parlement kon toestemming geven om nieuwe belastingen te heffen. 4 Wat was de aanleiding voor de Engelse burgeroorlog? Karel I ging het parlement binnen om zijn tegenstanders te arresteren. Dat werd opgevat als een ‘oorlogsverklaring’ aan het parlement: de koning dacht kennelijk te kunnen doen wat hij wilde. 5 Beschrijf in twee zinnen de afloop van de Engelse burgeroorlog. Karel werd verslagen door het leger van het parlement en de puriteinen. Eerst mocht hij koning blijven, maar toen de spanningen opliepen besloot het parlement hem ter dood te veroordelen. Godsdienstvrede in Frankrijk 6 Wat bedoelde de protestantse koning Hendrik IV met de uitspraak ‘Parijs is wel een mis waard’? Als protestant was zijn positie als koning omstreden; door zich te bekeren tot het katholieke geloof (een mis is een katholieke dienst) werd hij geaccepteerd en kon hij Frankrijk besturen vanuit Parijs (dat in katholieke handen was). Eenvoudiger gezegd: Hij bedoelde dat hij het koningschap belangrijker vond dan zijn geloof. 7 Wat hield het Edict van Nantes in? Daarin werd vastgelegd dat Frankrijk een katholiek land was waar hugenoten (protestanten) vrijheid van godsdienst hadden in de steden die zij in handen hadden; in die steden mochten zij ook soldaten in dienst nemen om zich te verdedigen. 8 In 1610 verkeerde Frankrijk (na een periode van relatieve rust) in crisis. Hoe ontstond die crisis en hoe werd zij bedwongen? De crisis ontstond door de moord op koning Hendrik IV door een fanatieke katholiek. Opstandige edelen gebruikten deze mogelijkheid om een bijeenkomst van de StatenGeneraal te eisen (iets wat eigenlijk alleen de koning zelf mocht doen). De crisis werd bezworen doordat de nieuwe koning (Lodewijk XIII) de regering overliet aan de gematigde kardinaal Richelieu, die de rust herstelde door een opstand van hugenoten neer te slaan en door hoge edelen hun legers en forten af te nemen. 9 Waarom liet de katholiek Richelieu Frankrijk (in de Dertigjarige Oorlog) meevechten aan protestantse zijde? Hij was bang dat Frankrijk omsingeld werd door Spanje (dat ook in de Zuidelijke Nederlanden en in Noord-Italië de baas was); Spanje vocht in de Dertigjarige oorlog onder meer in Duitsland om de katholieken te helpen. 3.2 De eerste twintig jaar van de Republiek (pagina 46-47) De Republiek gered 1 Waarom betekende de ondergang van de Spaanse Armada (1588) de redding van de Republiek? Door de ondergang van de Armada gaf Filips II zijn plan op om (vanuit Engeland) de Noordelijke Nederlanden te veroveren; hij verlegde zijn aandacht naar de strijd tegen de hugenoten in Frankrijk. Dat gaf de Republiek de tijd om zich te herstellen en versterken. 2 Wat was een belangrijke oorzaak van het militaire succes van de Republiek na 1588? Door haar rijkdom kon de Republiek een groot leger op de been brengen (veel groter dan je op basis van inwonertal of oppervlakte zou verwachten). 3 Leg uit waarom de Republiek en Spanje wel tot een wapenstilstand kwamen maar niet tot een echte vrede. Ze werden het niet eens over de godsdienst: Spanje eiste geloofsvrijheid voor de katholieken die in de Republiek woonden, de Republiek eiste hetzelfde voor de protestanten in de zuidelijke Nederlanden. Maurits en Van Oldenbarnevelt 4 Wat was de boodschap van de ‘Deductie’ die de Goudse regent Francois Vrancken in 1587 schreef? Het hoogste gezag ligt bij de Staten (het bestuur van een gewest). Deze soevereiniteit is lange tijd aan de graaf gegeven, maar Holland heeft het recht om die soevereiniteit weer terug te nemen (in andere gewesten was dat hetzelfde). 5 De Republiek was een statenbond. Wat hield dat in? De gewesten waren zelfstandige staatjes, maar er waren ook centrale (federale – alle gewesten omspannende) bestuursinstellingen. Deze namen besluiten over buitenlandse politiek en de defensie (leger) van de republiek als geheel. 6 Waardoor was Holland met afstand het machtigste gewest in de Republiek? Het was veruit het rijkste gewest, waar meer dan de helft van de inwoners van de Republiek woonde; Holland betaalde meer dan de helt helft van de gemeenschappelijke uitgaven van de Republiek (‘wie betaalt, bepaalt’). 7 Beschrijf de machtspositie van de stadhouder in de Republiek. De stadhouder was enerzijds een ‘ambtenaar’, in dienst van de Staten van de gewesten, maar tegelijk had hij in veel steden het recht om bestuurders te benoemen, en hij was opperbevelhebber van leger en vloot van de Republiek. 8 Beschrijf de machtspositie van de raadpensionaris van Holland (vooral Van Oldenbarnevelt) in de Republiek. De raadpensionaris was een ambtenaar, in dienst van het gewest Holland, maar als woordvoerder van Holland in de Staten-Generaal (dat met afstand het machtigste gewest was) was hij tegelijk een soort regeringsleider van de Republiek. 9 Hoe stelde Van Oldenbarnevelt zich op tegenover de stadhouders Willem van Oranje en Maurits? Hij steunde hen en werkte goed met hen samen; Van Oldenbarnevelt regelde de politieke zaken, de stadhouder(s) leidden het leger. 3.3 Van Twaalfjarig Bestand naar Vrede van Münster (pagina 48-49) Onthoofding Van Oldenvarnevelt 1 Waarover verschilden Arminius en Gomarus van mening? Over de (uitleg van de) leer van Calvijn: volgens Arminius had de mens invloed op het terecht komen in hemel of hel, volgens Gomarus niet. 2 Het religieuze conflict tussen arminianen en gomaristen werd ook een politiek conflict. Noem daar twee redenen voor. - Overal kozen de regenten partij voor één van de twee standpunten, waarbij in Holland de arminianen in de meerderheid waren en in andere gewesten de gomaristen. Ook de twee machtigste mannen in de Republiek, Maurits en Van Oldenbarnevelt, kwamen op deze manier tegenover elkaar te staan. - Holland vond dat de Staten-Generaal zich niet met godsdienst moest bemoeien, de andere gewesten vonden juist van wel en wilden een nationale synode. 3 Wat hield de ‘Scherpe Resolutie’ in die Holland in 1617 aannam? Deze resolutie stelde dat besluiten over godsdienst onderdeel waren van de soevereiniteit van de gewesten – dus een nationale synode was onwettig. Steden kregen toestemming om zelf soldaten in dienst te nemen om de onrust te bezweren (deze soldaten moesten de Staten van Holland gehoorzamen en niet Maurits). 4 Hoe reageerde Maurits op de ‘Scherpe Resolutie’? Hij liet Van Oldenbarnevelt (de leider van Holland) arresteren en trok daarna met zijn leger langs de steden om de arminianen uit de stadbesturen te zetten. De laatste oorlogsjaren 5 Hoe verliepen de eerste oorlogsjaren na afloop van het Twaalfjarig Bestand? Slecht: de Spanjaarden drongen de Republiek in de verdediging en veroverden onder meer Breda. 6 Wat bracht de Spaanse koning tot het besluit om vrede te sluiten met de Republiek? Spanje had, mede door de oorlog tegen Frankrijk die in 1635 hervat werd, geen geld meer; het had de handen vol aan opstanden (in Catalonië en Portugal) die uitbraken tegen de hoge belastingen om het oorlogvoeren te kunnen betalen. 7 Hoe reageerde de Republiek in eerste instantie op de Spaanse wens om vrede te sluiten? Verdeeld. Doordat de Republiek er internationaal goed voor stond, gingen er stemmen op om door te gaan met de oorlog, vooral om zo de zuidelijke Nederlanden te veroveren. (Anderen wilden liever vrede.) 8 Welke afspraken werden gemaakt in het vredesverdrag van Münster dat Spanje en de Republiek in 1648 sloten? De Republiek werd losgemaakt van het Duitse rijk en erkend als onafhankelijke staat; het hield de veroverde gebieden in Brabant, Limburg en Vlaanderen, de rest van die gewesten bleef onder Spaans gezag. 9 Waarom zou je kunnen stellen dat het tweede deel van de Tachtigjarige Oorlog ‘voor niets’ was geweest? Omdat de situatie in 1648 nauwelijks verschilde van die in 1621: de protestanten in de Spaanse Nederlanden en de katholieken in de Republiek kregen geen godsdienstvrijheid – terwijl dat voor beide partijen een belangrijk strijdpunt was geweest. 3.4 De Gouden Eeuw (pagina 50-51) Centrum van handelskapitalisme 1 Noem drie dingen die ondersteunen dat de Republiek internationaal ‘aan de top stond’ als handelsnatie. Drie van de volgende dingen: - De lonen in de republiek waren hoger dan waar ook. - De handelsvloot van de Republiek was veruit de grootste van de wereld. - De handel met Europa bleef groeien, terwijl ondertussen handel met andere continenten werd begonnen. - Amsterdam werd het centrum van het handelskapitalisme, kooplieden uit heel Europa kwamen daarheen om zaken te doen. 2 Wat was de functie van de nieuw opgerichte Wisselbank en Beurs in Amsterdam? Bij de Wisselbank konden kooplieden hun geld in bewaring geven, verschillende geldsoorten omwisselen en geld aan elkaar overboeken. Op de beurs werd gehandeld in alles wat er maar te verhandelen viel; vraag en aanbod bepaalden de beursprijzen. 3 Waar kwamen in de Gouden Eeuw de meeste nieuwe Amsterdammers vandaan? Uit de armere delen van de Republiek en uit Duitsland, de Zuidelijke Nederlanden en Scandinavië. 4 Welke gevolgen had de Tachtigjarige Oorlog voor de economie van de Republiek? Holland, Zeeland en Friesland hadden er weinig last van (handel, nijverheid en landbouw bloeiden); de oostelijke en zuidelijke gewesten zakten als gevolg van het oorlogsgeweld economisch ver weg. 5 Welke factoren worden onderscheiden in de verklaring voor het economische succes van de Republiek? - In Engeland en Frankrijk groeide het volume van de handel minder sterk, omdat handelaren daar zich bleven richten op traditionele, kostbare producten. - De Franse en Engelse economie werd gehinderd door oorlogen en burgeroorlogen. - In de relatief kleine Republiek waren er nauwe contacten tussen de regenten en ondernemers. Dat maakte het mogelijk om slagvaardig te handelen. VOC en WIC 6 Waarom lieten de Staten-Generaal alle bestaande compagnieën van verre opgaan in één nieuwe organisatie? De concurrentie tussen die losse compagnieën was zo sterk dat de prijzen en daarmee de winsten sterk daalden. Door ze samen te voegen in één bedrijf werd dat probleem omzeild; sterker nog, de VOC had een monopolie en kon zelf de prijs bepalen. 7 Waaruit blijkt dat de VOC een publiekprivate organisatie was? De VOC mocht in Azië allerlei dingen doen die normaal alleen regeringen mochten doen: forten bouwen, soldaten in dienst nemen, oorlog voeren, verdragen en bondgenootschappen sluiten en gebieden besturen. 8 Hoe ging de VOC te werk? Java en Ambon werden op de Portugezen veroverd en door de VOC bestuurd. Daarnaast stichtte de VOC in heel Azië handelsnederzettingen van waaruit, in samenwerking met de plaatselijke machthebbers, fijne specerijen en later ook koffie en katoen naar Europa werd verscheept. 9 Hoe ging de WIC te werk? Net als de VOC stichtte de WIC handelsnederzettingen en koloniën. De handel verliep in een driehoek: vanuit Europa gingen wapens en andere koopwaar naar West-Afrika, van West-Afrika gingen er mensen (als slaven) naar Amerika, en van Amerika ging de door deze slaven verbouwde suiker, tabak en koffie naar Europa. 10 De WIC was minder succesvol dan de VOC. Welke twee oorzaken worden daarvoor genoemd? - De WIC had in Amerika veel sterkere concurrentie dan de VOC in Azië had. - De WIC moest ook aan kaapvaart doen. Dat ging ten koste van de inspanningen om een groot handelsbedrijf te worden. HOOFDSTUK 4 – DE REPUBLIEK VERLIEST HAAR VOORSPRONG (1648-1702) Intropagina’s (pagina 58-59) 1 Waarom zat Cornelis de Witt in de Gevangenpoort in Den Haag? Hij werd beschuldigd van het beramen van een samenzwering tegen de prins van Oranje. 2 Waarom werden de gebroeders De Witt door een woedende menigte vermoord? Zij werden door (een groot deel van) het volk gehaat; zij kregen de schuld van de Franse invasie van de Republiek. 3 Voor welk punt in de geschiedenis van Nederland staat de moord op de gebroeders De Witt symbool? Voor het Rampjaar 1672, dat gezien wordt als keerpunt van de voorspoed die de Republiek bijna een eeuw lang had beleefd – meestal wordt het rampjaar gekozen als ‘eindpunt’ van de Gouden Eeuw. Oriëntatiekennis (pagina 60-61) 1 Leg uit waarom de Republiek op het hoogtepunt van haar bloeitijd geen stadhouder had en een verwaarloosd landleger. De regenten, die het in de republiek voor het zeggen hadden, vonden in vredestijd een stadhouder niet nodig. Na de dood van Willem II in 1650 besloten ze geen nieuwe stadhouder te benoemen. Een sterk landleger vonden de regenten te duur; ze gaven liever geld uit aan een sterke vloot om daarmee de handel te kunnen beschermen. 2 Schets in twee zinnen de internationale verhoudingen in Europa in het laatste kwart van de 17e eeuw. Frankrijk, Engeland en de Republiek waren de machtigste landen. Frankrijk groeide uit tot het sterkste land; de Republiek en Engeland probeerden (met oorlogen) te voorkomen dat de Fransen te overheersen werden. 3 Leg uit hoe in de Vrede van Utrecht de strijd om de Spaanse troon werd opgelost. Een Fransman (uit het huis van Bourbon) kwam op de troon, maar tegelijk werd afgesproken dat Frankrijk en Spanje nooit dezelfde koning mochten hebben. Zo werd de vrees voor een te machtig Frans-Spaans ‘blok’ enigszins weggenomen. 4.1 De opkomst van Engeland en Frankrijk (pagina 62-63) De Zonnekoning 1 Leg uit in welke context Lodewijk XIV besloot het centrale bestuur (met absolute macht voor hemzelf) te versterken. Frankrijk verkeerde in chaos: edelen kwamen in opstand tegen het centrale bestuur en soldaten die terugkeerden uit de Dertigjarige Oorlog trokken plunderend door het land. De bevolking was het geweld zat. Dat waren gunstige omstandigheden om als koning de regering zelf op zich te nemen. 2 Wat wordt bedoeld met mercantilisme? Staatssteun voor de eigen handel en nijverheid door het geven van subsidies voor de eigen nijverheid en het duurder maken van buitenlandse producten door het heffen van invoerrechten. 3 Beschrijf telkens in één zin het beleid van Lodewijk XIV op deze vier gebieden: leger, economie, godsdienst, adel. - Leger: Het leger werd viermaal zo groot gemaakt en onder strakke controle van de staat gebracht; hoge edelen haalden niet langer hun eigen legertjes bij elkaar. - Economie: Een politiek van mercantilisme, d.w.z. het geven van steun aan de eigen nijverheid en het belemmeren van de invoer van buitenlandse producten door belastingen op invoer. - Godsdienst: De rechten van de protestanten werden nietig verklaard: het Edict van Nantes (waarin in 1589 die rechten waren vastgelegd) werd ingetrokken. - Adel: Lodewijk dwong de edelen te leven aan zijn hof, zodat hij ze beter in de gaten kon houden. (Wie zich niet aan het hof vertoonde, was bij voorbaat verdacht!) Karel II en Lodewijk XIV 4 Vat in twee zinnen de gebeurtenissen in Groot-Brittannië samen na de onthoofding van Karel I. Er braken opstanden uit, onder meer van militairen die de standenmaatschappij volledig wilden afschaffen. Cromwell herstelde de orde, stuurde het parlement naar huis en ging regeren als een soort dictator. 5 Wat wordt bedoeld met de ‘Restauratie’ van 1660? De ‘oude’ toestand werd hersteld: het parlement kwam weer bijeen en de monarchie werd hersteld. 6 Welke twee factoren brachten de Engelse koning Karel II in ‘het Franse kamp’? Karel II had familiebanden met Lodewijk XIV, en hij werd ‘kort gehouden’ door het parlement zonder wiens toestemming hij geen nieuwe belastingen mocht heffen. 7 Wat hield het geheime verdrag in dat Lodewijk XIV en Karel II in 1670 sloten? Lodewijk XIV zou aan Karel II jaarlijks een grote som geld betalen. In ruil daarvoor zou Karel II meedoen in een oorlog tegen de Republiek, zonder om toestemming van het Engelse parlement te vragen. (Doordat Lodewijk alles betaalde, was dat niet noodzakelijk.) 4.2 Het Eerste Stadhouderloze Tijdperk (pagina 64-65) Staatsgezinden en prinsgezinden 1 Waarom besloten de Hollandse regenten in de Grote Vergadering van 1651 geen nieuwe stadhouder te benoemen? De vorige stadhouder, de kort daarvoor overleden Willem II, wilde (net als zijn voorgangers) meer macht en een sterker landleger. Nu er toch geen opvolger klaar stond (de zoon van Willem II was net geboren), was voor de regenten een bestuur zonder stadhouder wel aantrekkelijk. 2 Over welke zaken verschilden de staatsgezinden en de oranjegezinden van mening? - Staatsgezinden wilden geen stadhouder, prinsgezinden wel. - Staatsgezinden wilden geen erfelijke machthebbers, bij opvolging moest kunde de doorslag geven. Prinsgezinden zeiden dat alleen de Oranjes de eenheid in (en veiligheid van) de Republiek konden bewaren. - Staatsgezinden vonden dat gewesten soeverein moesten zijn, prinsgezinden wilden minder soevereiniteit per gewest en meer macht voor de Staten-Generaal en de stadhouder. 3 Waardoor kon de Republiek de bakermat (= oorsprong) van de Verlichting worden? Er was relatief veel tolerantie. Dat kwam door de invloed van de regenten, die veel onderwijs hadden genoten en voor gewetensvrijheid waren; en door het ontbreken van een centraal gezag, waardoor dingen die op de ene plaats misschien verboden waren, op een andere plaats wel werden toegestaan. Vooral in handelsstad Amsterdam was veel vrijheid (dat was belangrijk voor de handel.). De vrijheid trok veel schrijvers, filosofen en wetenschappers aan, omdat die hier hun nieuwe ideeën konden laten publiceren zonder gevaar op vervolging. De nieuwe ideeën tezamen ontwikkelden zich tot wat wij nu de Verlichting noemen. Buitenlandse politiek 4 Hoe probeerde Johan de Witt oorlog met Engeland en Frankrijk te voorkomen? Hij probeerde Engeland en Frankrijk tegen elkaar uit te spelen door met beide apart bondgenootschappen te sluiten: eerst met de Fransen samen tegen de Engelsen, na 1667 met de Engelsen samen tegen de Fransen. 5 Waaruit blijkt dat de Acte van Navigatie op de eerste plaats tegen Holland was gericht? Goederen mochten alleen Engeland in als ze werden vervoerd door het land dat ze had geproduceerd. Dat was duidelijk gericht tegen de Hollanders (en Zeeuwen), die de goederen van andere landen doorvervoerden. Dat bleek ook uit de overvallen van Engelsen op Hollandse (en Zeeuwse) schepen nadat de wet in werking was gesteld. 6 Wat was de uitkomst van de tweede handelsoorlog tussen de Republiek en Engeland? De Republiek won die oorlog overtuigend, maar stelde geen strenge eisen voor het sluiten van vrede, want ze had de steun van Engeland nodig om een Franse inval in de Zuidelijke Nederlanden af te slaan. 4.3 Stadhouder-koning Willem III (pagina 66-67) Het Rampjaar 1672 1 Leg uit waarom het ‘rampjaar’ (1672) duidelijk maakte dat de buitenlandse politiek van Johan de Witt was mislukt. De politiek van De Witt was erop gericht de vrede met Engeland en Frankrijk te bewaren, en om een sterke vloot te onderhouden, ten koste van de sterkte van het landleger. In het rampjaar werd de Republiek door beide landen tegelijk aangevallen. Op zee kon die aanval worden afgeslagen (dus dat deel van het beleid was succesvol), maar het landleger was niet tegen deze aanval opgewassen. 2 Hoe verdedigde de Republiek zich tegen de militaire dreiging op zee en op het land? De Nederlandse vloot hield onder leiding van Michiel de Ruyter stand tegen een FransEngelse overmacht. Het landleger was kansloos; de opmars van het Franse leger kon alleen worden gestuit door een groot gebied rond Holland onder water te zetten (Hollandse waterlinie). 3 Na de benoeming van Willem III tot stadhouder hield de Republiek stand. Welke factoren droegen daar aan bij? - Willem III was een kundig legeraanvoerder. - De Republiek zocht en vond bondgenoten die tegen Frankrijk wilden vechten, waardoor het Franse leger in de Republiek verkleind moest worden. - De Engelse koning werd in 1674 door het parlement gedwongen de oorlog te staken. - Keulen en Münster besloten de strijd op te geven. 4 Leg uit dat Willem III meer bevoegdheden kreeg dan zijn voorgangers, maar het staatsbestel verder ongemoeid liet. Hij kreeg in een aantal gewesten het recht om alle belangrijke regenten zelf te benoemen. Dat recht oefende hij uit, maar hij eiste niet de soevereiniteit op; als stadhouder was hij strikt genomen in dienst van de Staten. Glorious Revolution 5 Hoe probeerde Willem III de dreiging van een (katholiek) Frans overwicht in Europa tegen te gaan? Hij voerde verschillende coalitieoorlogen (waarin met wisselende bondgenoten tegen Frankrijk werd gevochten), en hij zocht toenadering tot Engeland door te trouwen met de oudste dochter (dus troonopvolgster) van de Engelse koning. 6 In 1678 dwongen de regenten in de Republiek Willem III tot vrede met Frankrijk. Maar in 1685 waren ook zij ‘gealarmeerd’ over een aantal ontwikkelingen. Welke ontwikkelingen waren dat? - Frankrijk had Luxemburg, Straatsburg en het prinsdom Orange veroverd. - De Franse koning (Lodewijk XIV) had in 1685 het Edict van Nantes beëindigd: de protestanten verloren hun rechten. - In Engeland kwam in 1685 Jacobus II op de troon. Hij was katholiek en wilde regeren als een absoluut vorst. Daardoor leek hij bij uitstek een bondgenoot van Lodewijk XIV. 7 Wat bracht Willem III (met invasievloot) naar Engeland en hoe verliep die invasie? Vertegenwoordigers van de protestantse meerderheid in het Engelse parlement vroegen hem Jacobus II te verjagen en boden hem het koningschap aan. De invasie van het leger dat Willem III op de been had gebracht, ondervond nauwelijks tegenstand. Veel Engelse officieren liepen over. 8 Leg uit waarom de machtsovername van ‘William and Mary’ in Engeland de ‘Glorious Revolution’ wordt genoemd. In de Bill of Rights die door Willem III werd ondertekend, werden de rechten van het parlement vastgelegd en verstevigd. In Engeland had voortaan het parlement het laatste woord. Deze omwenteling werd door het protestantse parlement gezien als een roemrijke (glorious) overwinning. 9 Leg uit hoe de ‘persoonlijke unie’ van de Republiek en Engeland hielp om een Franse hegemonie over Europa te voorkomen. De Republiek en Engeland hadden nu dezelfde leider. Ze vormden een protestantse coalitie die (met andere bondgenoten samen) oorlog voerden tegen Frankrijk, dat zijn veroveringen moest prijsgeven. 4.4 Het einde van de Gouden Eeuw (pagina 68-69) Economie in verval 1 Leg met voorbeelden uit dat de economie van de Republiek last had van de mercantilistische maatregelen die in heel Europa werden genomen. Frankrijk hief hoge invoerbelastingen op producten die de Republiek produceerde (zoals Delfts aardewerk, Goudse pijpen, Leidse textiel) en op goederen die ze uit Indië en andere verre oorden haalde om door te verkopen (zoals suiker). Schotse en Scandinavische vissers kregen bescherming van hun overheid en konden zo concurreren met de Nederlandse haringvissers. 2 Leg uit hoe de teruggang van de Hollandse handel tot een neerwaartse spiraal leidde. Minder Oostzeehandel leidde tot minder scheepsbouw, minder scheepsbouw tot minder houtzagerijen, zeilmakerijen en touwslagerijen, en dat leidde weer tot minder vraag naar landbouwproducten als hennep en vlas of ingevoerde producten als hout en teer. Achteruitgang in de ene sector leidde kortom al snel tot achteruitgang in een andere sector. 3 De koloniale handel van de Republiek bleef nog enige tijd groeien. Waarom had dat economisch gezien maar weinig (positief) effect? De omvang van de handel bleef nog wel groeien (tot 1730), vooral door de vraag naar nieuwe producten als koffie en thee, maar de winst groeide niet mee; na 1730 daalde die zelfs. De koloniale handel bracht dus te weinig geld op om grote investeringen te doen in andere sectoren van de economie. Ondraagbare schuldenlast 4 In 1715 was de Republiek min of meer failliet. Hoe is dat te verklaren? Om alle oorlogen tegen Frankrijk te kunnen betalen, hadden de Staten-Generaal enorme sommen geld geleend. Daarover moest een hoge rente worden betaald. Uiteindelijk kon zelfs die rente alleen niet meer worden opgebracht (laat staan dat de leningen zelf konden worden terugbetaald), ook al doordat de inkomsten uit belasting terugliepen door de teruglopende economie. 5 Het regentenbestuur wist de financiële problemen van de republiek niet op te lossen. Welke twee oorzaken daarvoor worden genoemd? - Het decentrale bestuur was niet slagvaardig genoeg. - Een vaste kliek van regentenfamilies bezat zelf grote hoeveelheden obligaties. Zij profiteerden dus van de hoge rente die de Republiek (aan hen!) moest betalen en hadden er geen belang bij de schulden omlaag te brengen. Eigenbelang dus. 6 Welke gebeurtenissen toonden aan dat de Republiek in de 18e eeuw geen ‘grote mogendheid’ meer was? - In 1747 viel Frankrijk de Republiek binnen en veroverde moeiteloos gebied in het zuidwesten. - In 1780 was de Republiek kansloos in een zeeoorlog tegen Engeland. - In 1795 werd de Republiek bezet door het Franse leger. EXTRA PARAGRAAF De Republiek door Britse ogen 1 Welke argumenten kun je aanvoeren voor de bewering dat de titel van het boek De Republiek, 1477-1806, niet helemaal terecht is? Een groot deel van het boek gaat over Holland, één van de zeven gewesten van de Republiek, en dan nog alleen in de Gouden Eeuw (1588-1672). 2 Bedenk een argument dat wel voor deze titel pleit. Een flink deel van het boek gaat wél over andere gewesten dan Holland en bestrijkt wél de periode voor en na de Gouden Eeuw. Een titel als ‘Holland in de Gouden Eeuw’ zou daarom geen beter passende titel zijn. 3 Welke voorbeelden worden genoemd van de ‘partijdigheid’ van Jonathan Israel? - Hij toont zijn afkeer van dominees. - Hij beschrijft staatsgezinde regenten als onbekwame en oneerlijke lieden. - Hij geeft veel aandacht aan zijn ‘held’ Spinoza, en beweert dat deze meer invloed had dan iedereen altijd heeft gedacht. 4 Geef een onderbouwd oordeel over de bewering: ‘Een historicus die zijn beweringen met bewijsmateriaal en argumenten onderbouwt, mag best stelling nemen.’ Je eigen oordeel. Bijvoorbeeld: Deels mee eens, want iemand die stelling neemt is misschien minder ‘voorzichtig’ in zijn uitspraken en dat is spannender / aantrekkelijker om te lezen dan iemand die alles met ‘misschien’, ‘enerzijds-anderzijds’ (enz.) omkleedt; maar (dus) deel ook oneens, omdat een historicus die zijn punt wil maken in de bronnen altijd wel bewijzen en argumenten vindt om dat te onderbouwen, en wie zo werkt ondermijnt misschien zijn geloofwaardigheid (‘zo kun je alles bewijzen’). [kader] De burgemeester van Delft en zijn dochter 5 Wat was de ‘boodschap’ van het boek Overvloed en onbehagen van de Britse historicus Simon Schama? Dat de Nederlandse calvinisten (streng in de leer en sober als zij waren) zich ongemakkelijk voelden bij de rijkdom die zij in de Gouden Eeuw wisten te verzamelen: ze leefden in overvloed, maar voelden zich daar schuldig over. [kader] Hoe Engeland Hollands glorie plunderde 6 Volgens de historica Lisa Jardine had Engeland veel te danken aan de Republiek. Voer een argument aan uit dit katern dat voor die bewering pleit, en een argument (ook uit dit katern) dat tegen die bewering pleit. - Voorbeeld van een argument voor: Door de invasie van stadhouder Willem III kon in Engeland de macht van het parlement worden hersteld en verstevigd. - Voorbeeld van een argument tegen: Dat is een eenzijdige kijk, want de Republiek had omgekeerd ook veel te danken aan Engeland; dat als eerste een protestantse kerkleer invoerde; dat de ondergang van de Armada forceerde en daarmee de Nederlandse opstand redde; dat zijn koning onthoofdde nog voor in de Republiek besloten werd geen nieuwe stadhouder te benoemen. 7 Engelse studies als Overvloed en onbehagen (door Schama) en De Republiek 14771806 (door Israel) behoren tot de meest gezaghebbende boeken over de Nederlandse geschiedenis. Bedenk welke meerwaarde een buitenlandse studie over de Nederlandse geschiedenis zou kunnen hebben. Buitenlandse onderzoekers (zoals Schama en Israel) kijken met een onbevangen blik naar de Nederlandse cultuur en de Nederlandse geschiedenis. Zij hebben van huis uit (of van school uit) niet al een bepaald verhaal meegekregen dat bewust of onbewust een rol speelt in hoe ze zoeken en kijken naar dingen.