DOMEIN MUZIEK: LIEDEREN BEGELEIDEN III-25 Leerlijn : Liederen begeleiden Een lied vlot en mooi kunnen zingen is een plezier op zich. Samen zingen schept een hechte vreugdevolle sfeer. Het zou dan ook jammer zijn mocht, na de zangfase, niets meer met dat lied gebeuren. Vele creatieve wegen liggen open: uitbeelden van de inhoud in een toneelstukje, beeldend verwerken van tekst of melodie, danspasjes verzinnen ... Op de melodie kunnen andere woorden gezet worden, die passen bij een projectje. De mogelijkheden zijn schier onuitputtelijk. Maar ook muzikaal kan er met dat lied nog heel wat gebeuren. Het opbouwen van een eenvoudige begeleiding bij het lied kan al van in de allerkleinste klassen. Rondstappen en het liedje zingen, ziedaar een liedbegeleiding in de allereenvoudigste vorm. Gaandeweg breiden we doorheen onze basisschool de begeleidingsvormen uit. De vreugde die daardoor kan beleefd worden aan een lied neemt gevoelig toe en zelfs na vele keren zingen, blijft een lied zijn spankracht behouden. De leerlijn liederen begeleiden wordt dan ook gezien als een uitbreiding en verdieping van de verwerkingsfase bij het aanleren van een lied. Omdat hier een welbepaald didactisch stappenplan kan aangehouden worden, werd een afzonderlijke leerlijn uitgeschreven. Enkele basisregels verhogen de kans op succesvol werken met liedbegeleiding: Grondige kennis van het lied is vereist, voor men met een begeleidingsvorm start. De zanggroep heeft steeds de overhand op de begeleidingsgroep. Juist en muzikaal zingen blijft hoofdzaak. De begeleiding dient om dat muzikaal zingen te ondersteunen en te verrijken. Vermijd het gebruik van te veel verschillende instrumenten tegelijk. Kies instrumentjes uit die passen bij het karakter van het lied. (bv. sterk ritmisch lied met kortklinkende instrumenten: houtblok, trommeltje, ...) Gebruik zuiver klinkende instrumenten als liedbegeleiding om het juist zingen te bevorderen (bv. klankstaven, klokkenspel, ...) Opbouwen van een ritmische begeleiding Ritmische begeleiding start heel logisch vanuit het lichaam waarbij de grove motoriek van de kinderen (stampvoeten, handen klappen, ...) wordt aangesproken. Woordjes uit de liedtekst dienen om de ritmepatronen op te bouwen. Aanvankelijk gebruiken we uitsluitend grote notenwaarden (1/2, 1/4, 1/8); dat is makkelijker. De woordjes worden gezegd en geklapt als ostinaat (steeds weer herhalen). Gaandeweg wordt overgeschakeld van lichaamsinstrumenten (handklap, vingerknip ...) naar klein slagwerk (staafjes, triangel, handtrom ...). De ondersteuning met woorden kan nu misschien al inwendig worden meegezegd en niet meer luidop. Nog later wordt overgegaan naar fijne motoriek (1/8, 1/16) en samengestelde bewegingen (bv.: 1 voet (stamp) / 2 hand (klap) / 3 vinger (knip)). Uiteindelijk kan een meerstemmige ritmische begeleiding opgebouwd worden. Om het maataccent III-26 OVSG-LEERPLAN MUZISCHE VORMING te respecteren kiezen we voor de eerste tel een zwaarklinkend instrument (bv. handtrom), voor de andere tellen lichter klinkende instrumenten (zie voorbeeld hierna) Meerstemmige ritmische begeleiding lukt als de leerlingen vooraf grondig en klassikaal met lichaamsinstrumenten ? hebben geoefend en als ze woordjes uit het lied als steuntekst gebruiken om de ritmische patronen juist te vertolken. Opbouwen van een melodische begeleiding Een eenvoudige melodische begeleiding hoeft niet af te schrikken, vooropgesteld dat de spelregels van de ritmische begeleiding ook hier gelden: Het lied moet grondig gekend zijn. De melodische begeleiding beperkt zich tot enkele steeds weerkerende patronen (ostinaten) die ondersteund worden door woordjes uit het lied. De zanggroep houdt de overhand op de begeleiding. De opbouw gebeurt zeer geleidelijk. De meest elementaire begeleidingsvorm is de bourdon?. De bourdon bestaat uit 2 tonen, die het hele lied kunnen meeklinken. Opgelet niet alle liederen kunnen in hun geheel met deze bourdon begeleid worden omdat de grondnoot binnen het lied kan veranderen. Hoe vinden we deze 2 tonen? Een voorbeeld kan ons helpen. We bouwen de toonladder van dit lied op vanuit de grondnoot (re). Zet alle verschillende noten die in het lied voorkomen op de notenbalk, te beginnen met de grondnoot. Tel ook de noten mee die niet in het lied voorkomen (hier: de mi). Zo bouwen we de toonladder van dit lied op. DOMEIN MUZIEK: LIEDEREN BEGELEIDEN III-27 De grondnoot is de eerst toon van de bourdon . De tweede toon van de bourdon wordt gevonden door vijf noten verder te tellen op de toonladder. Dit is de dominant. Met deze twee tonen kunnen eenvoudige begeleidingsvormen samengesteld worden met een steeds weerkerend patroon (zie enkele voorbeelden hieronder). Er moet nu veel zorg besteed worden aan het juist inzetten van het lied (hier op re) om het geheel mooi te laten klinken. (Gebruik klankstaaf of instrument om begintoon aan te geven.) Enkele mogelijke voorbeelden: Op de volgende pagina worden vele begeleidingsmogelijkheden samen afgedrukt. Het lied is nu een boeiend muziekstuk geworden, dat kan uitgevoerd worden als de leerlingen het aankunnen. Pentatonische? liederen lenen zich uitstekend, zonder veel (harmonische?) regels, tot uitvoering met begeleiding. Ook éénstemmige uitgevoerde canons? zijn zeer geschikt om met een bourdonbegeleiding uitgevoerd te worden. Vocale begeleiding In de hogere leerjaren is het ook mogelijk de melodische begeleiding te laten zingen door een groep leerlingen. Ze zingen dan de bourdontonen die ze anders op zuiver klinkende instrumenten zouden spelen. Dit vereist een grondige voorbereidingen, stemvaste zangstemmen, maar is in wezen niet moeilijker dan een melodische begeleiding. Zolang we de begeleiding weer ondersteunen met éénvoudige woordjes uit het liedje. LIEDEREN BEGELEIDEN STAPPEN OMSCHRIJVING Voorwaarden: Het lied moet grondig gekend zijn. De zanggroep zal steeds de bovenhand op de begeleidingsgroep houden. Juist en muzikaal zingen blijft de hoofdzaak. Stap 1: Ritmepatronen bouwen Woordjes uit de tekst dienen om ritmepatronen op te bouwen. Die worden in ostinato herhaald, door de begeleidingsgroep, terwijl de anderen zingen. Stap 2: Lichaamsinstrumenten Gaandeweg wordt overgeschakeld op lichaamsinstrumenten (stampen, klappen, vingerknippen). De ondersteuning met woorden gebeurt nog luidop. Stap 3: Klein slagwerk De begeleiding van de lichaamsinstrumenten wordt overgezet op klein slagwerk en passende ritmische instrumenten. De ondersteuning met woorden gebeurt innerlijk. Stap 4: Melodische begeleiding Zelfde opbouw als de ritmische begeleiding. De melodische begeleiding blijft beperkt tot enkele steeds weerkerende ostinato’s, ook innerlijk ondersteund door woorden. III-28 OVSG-LEERPLAN MUZISCHE VORMING DOMEIN MUZIEK: LIEDEREN BEGELEIDEN DOELSTELLINGEN/LEERLIJN OD/ET III-29 DIDACTISCHE SUGGESTIES LIEDEREN BEGELEIDEN 1 Ritmische begeleiding 1.1 Ritmische spelletjes De kinderen ontdekken het ritme van woorden. De kinderen kunnen het ritme van woorden gebruiken als begeleidingsvorm bij het liedzingen. OD 2.2 OD 2.5 OD 6.2 OD 6.3 ET 2.2 ET *6.4 De kinderen kunnen van woordgroepen of korte zinnetjes het ritme ontdekken en gebruiken als begeleidingsvorm bij het liedzingen. De kinderen kunnen een tekst ritmisch vertolken en hierbij ook varianten bedenken. Uitwerken met begeleiding, in canon ... met toepassing van dynamiek (snel, langzaam, luid, zacht, ...). De kinderen kunnen een langere tekst verwerken tot een spreektekst of -koor. 1.2 Ritme in het lied De kinderen kunnen in het lied voorkomende ritmische patronen ontdekken en meespelen. OD 2.2 OD 2.5 OD 6.2 OD 6.3 ET 2.2 ET *6.4 De kinderen kunnen de maateenheden (tellen of tijden) van een lied meespelen met lichaamsinstrumenten (eigen slagwerk) en Orffinstrumenten. In stapliederen kunnen we tellen of tijden goed laten aanvoelen door het lied te laten meestappen. De kinderen kunnen het maataccent van een lied meespelen. Bij marsen en liederen in 3/4-maat (wals) wordt het maataccent duidelijk aangevoeld. De kinderen kunnen een lied begeleiden met een ritmisch ostinato. Kies als ostinato in het lied voorkomende ritmische figuren en teksten (of aanverwante teksten). Laat in de beginfase de tekst meezeggen ter ondersteuning van het ritme . In een later stadium kan deze steuntekst weggelaten worden. De kinderen kunnen een lied begeleiden met een volledig zelfstandige ritmische structuur. Een begeleiding samengesteld uit verschillende ostinato’s. Maak in de beginfase gebruik van een steuntekst. De kinderen kunnen een lied begeleiden met meerstemmige ritmische structuur. Beperk het aantal (verschillende) instrumenten. Bv.2.(p. 28) III-30 DOELSTELLINGEN/LEERLIJN 2 Melodische begeleiding 2.1 Instrumentale begeleiding De kinderen kunnen een bourdonbegeleiding bij een lied spelen op Orff-instrumenten. De kinderen kunnen een eenvoudige ostinatobegeleiding bij een lied spelen op Orff-instrumenten. OVSG-LEERPLAN MUZISCHE VORMING OD/ET OD 2.3 OD 2.5 OD 6.3 ET 2.2 ET *2.4 ET 2.5 ET *6.3 ET *6.5 De kinderen kunnen een volledig zelfstandige begeleiding bij een lied spelen op Orffinstrumenten. 2.1 Vocale begeleiding De kinderen kunnen een lied begeleiden met een vocale bourdon . DIDACTISCHE SUGGESTIES bv. 3 - 4 (p. 28) Hiertoe zijn losse klankstaven zeer geschikt. bv. 5 - 6 (p. 28) Als uitbreiding: in groepen (mogelijk voor leerlingen met meer ontwikkelde muzikale vaardigheden). ET 2.2 ET *2.4 ET 2.5 ET *6.3 ET *6.5 Grondnoot (1ste noot) + dominant (5de noot). Wordt ook wel eens dominantbegeleiding genoemd. Bv. 3 - 4 (p. 28). De kinderen kunnen een lied begeleiden met een vocaal ostinato . Gebaseerd op de bourdon (grondnoot-dominant). Begin met ostinato’s van één maat (en 1 toon) bv. 5 (p. 28) en breid uit naar met verschillende maten en verschillende tonen (zwevende bourdon ) bv. 6 (p. 28). - De kinderen kunnen eenvoudige meerstemmige liederen zingen. Een tweede stem uitvoeren bij het lied. In de beginfase met een eenvoudig verloop (in tertsen , kwarten en kwinten) en zonder dissonanten .